Genealogische woorden beginnend met L
L
L = afk. 50
L = afk. lidmaatregister
L = afk. livre, boek
l. = afk. legitimus legitiem
l.c. = afk. leur compte, voor hun rekening
L.S. = afk. Lectori Salutem, de(s) lezer heil
l’ autre = de andere
l’ Eglise réformée évangélique = Christelijk Gereformeerde kerk
laaber = kaasmaker
laadvlieg = slee bestemd voor vervoeren van vracht
laathof = een door de leenheer geschonken hoeve, inruil voor beschreven diensten en betalingen
lab = afk. laboureur, landbouwer, ploeger
labay = meelsoort voor beste soort brood
labaybroot = wittebrood van het beste meel
labaye = betaalmiddel, zilveren munt
labberdaan = gezouten kabeljauw
labefacteren = verzwakken
labeur = arbeid
labeuren = ploegen
laborans = lijden aan (een ziekte)
laborator = dagloner
labore suo vivens = die zijn brood verdient door zijn werk
laboreren = arbeiden, werkers voornamelijk in de landbouw
laborierder = landbouwer, boer
laborieus = arbeidzaam
laboriosis = vlijtig, werkzaam
laboureur = ploeger, landbouwer, boer
labyrint = doolhof
laceratie = verscheuring
lacere(e)ren = verscheuren
lachrim(e)eren = huilen, schreien wenen
lachter = schande
lachteren = brandmerken, onteren, zich te schande maken
lacticinator = melker
lacticinatrix = melkster
lad = afk. ladite, ledite, (boven)genoemd
ladic = klein kistje, ook: ladae
ladte = zie lad
laengout = bladgoud
laer = openveld, broekland
laeste ende uitterste wille =testament
laesus = gewond
laet = pachter, land gebruiker
laetbanc = rechtbank voor laet (pacht) zaken
laetcop = glazen of metalen kop om te aderlaten
laete = zie laet
laeten = cijnshouders
laetgoet = aan het laetrecht onderworpen goed
laetpanne = pan of bekken waarin het bloed wordt opgevangen bij het aderlaten
laetschepen = rechter in een laetbank
laeye = terrein waar men het recht van houtkap heeft, ook: bosweg
laganator = blikslager
lage heerlijkheid = ambachtsheerlijkheid, als de heer alleen de lage jurisdictie heeft, de civiele en kleine strafzaken
lägelner = kuiper
lainier = wolmaker, -fabrikant
lake = waterloop, sloot
laken = doek welk van linnen stof gemaakt, ook: het verwijderen van vuil uit sloten, baggeren
laken (iet) = afkeuren, aanmerkingen op iets maken
lakenblekere = lakenbleker
lakey = navolger, loopjongen
lakre = lakzegel aanbrengen
lamb = lam, jong schaap
lamentatie = gekerm, jammerklacht, weeklagen
lamenteren = kermen, jammeren, weeklagen
laminarius = bliksmid
lammertijnsteen = rode edelsteen
lamminwerker = kledingmaker van lamsvacht
lampart = geldwisselaar
lampensmeer = lampenvet, soort kaarsvet
lampet = vuurpot
lanck = lang
lanckmes = dolk, groot mes
landekijn = klein lapje grond
landjuweel = groot rederijkersfeest
landmeeterspas = lengtemaat, 1 pas = 5 voet van 11 duim
landmeeterstap = zie landmeterspas
landouwe = weilanden, beemd
landpoort = stadspoort aan de landzijde
landschapsobligatie = obligatie uitgegeven door het gewest, ook: een waarde papier voor een gekocht stuk grond
landwaterganc = waterloop door akkerland
languore = door ziekte / door ziekten
languoribus = zie languore
lanifilator = wolspinner
lanifilitor = zie lanifilator
lanifilitrix = wolspinster
laniflex = lakenwever
lanio = vleeshouwer, slager
lanitextor = lakenwever
lanitonsor = wolscheerder
lanitus = zie lanio
lans = land
lant strate = weg breder dan een landweg
lantbreef = zie: lantbrief
lantbrief = privilegie, door den heer (landsheer) aan de bewoners van een gebied gegeven, waarbij hun rechten en verplichtingen tegenover hem worden omschreven, het zelfbestuur van de landgenoten geregeld en het als geldend erkende recht geformuleerd wordt
lantcecht = gerechtsdienaar, gendarme, veldwachter
lantcense = grondbelasting
lantcosten = gemeentelasten
lantdijc = dijk met voorland
lantdwinger = straatrover
lanterntag = laatste dag, zaterdag
lanterntag unserer lieber frauen = laatste dag van onze lieve vrouwe, 8 november
lantganc = strooptocht, plundering
lantgebod = gerechtelijke aanmaning
lantgescheit = grens tussen twee landeigenaren
lanthof = boerderij, boerenwoning, hofstede
lanthond = kettinghond
lanthuijere = pacht van land(erijen)
lanthuus = rechthuis, gemeentehuis
lantloper = kwakzalver
lantman = bewoner van het platteland
lantneringe = boerenbedrijf
lantrecht = het recht van de bewoners van het platteland
lantrechter = de gewone rechter, hij kon geen halszaken behandelen
lantsate = bewoner van het land, maar geen eigenaar, pachter
lantsceydincksbrieff = akte van grensscheiding
lantschap = burgerschap, poorterschap
lantschepen = schepen in een dorp
lantscoof = recht van korentiende, schoofrecht
lantsegel = zegel van een ambacht
lantspesaet = rang onder korporaal, soldaat met hogere functie en soldij
lantstege = landweg
lantvettinge = mest, voor op het land
lantvluchtich = voortvluchtig
lantvolc = bewoners van het platteland
lantwijf = boerin
lantwinne = boer, landbouwer
lapicida = steenhouwer
lapidarius = steenbreker
lapis = steen, grafsteen, grafzerk
laps = verloop van tijd
lapsator = slijper van wapens
lapsus = gevallen
lardeeren = doorspekken
lascif = geil, wulps, brooddronken, dartel
lasciviteit = geilheid, brooddronkenheid
laserijhuys = gasthuis voor lepralijders en melaatsen
laserus = melaats, lepralijder
lasiterer = steenzout-, salpeterdelver
last = inhoudsmaat voor graan, 1 last = ca. 3010 ltr. Na 1820 is 3000 ltr. aangehouden, inhoudsmaat voor haring, 1 (zee) last = ca. 1694 ltr. 1 (gepakte) last = ca. 1452 ltr., ook: de verplichtingen, die op de burger drukken
lastkohier = bestek
late = wijd en breed
laten = horigen, halfvrije personen die onroerende goederen hadden van hun heer. Zij waren gebonden aan het gebied waar zij woonden en werkten
lateralis = tot een zijlinie behorend
laterator = steen-, pannenbakker
latiteren = wegschuilen, zich uit de voeten maken, schuilen
latitude = wijdte, breedte
latonius = steenkapper
latus = zijde
lauderen = loven
laumaent = januari
lavadarius = wasser, kletskous
lavoren = wasbak wasbekken
laxatie = lozing, lossing
laxatijf = laxerend
laxe(e)ren = lozen, lossen, openen
lazuur = heraldiek teken, kleur blauw, aangeduid met horizontale arcering
læderen = kwetsen
læsæ = majesteit hoogste machtschending
læsie = kwetsing
lb = afk. van libra(s), pond (en), betaalmiddel, 20 schelling = 1 pond
lecgen = zie: leggen
lectae in senatu = gelezen in de senaat of stadsraad
lecteur = lezer, voorlezer
lectie = lezing, les, tekst
lectio = het voorlezen
lectori salutem = afk. L.S., de(s) lezers heil
lecture = lezing
lectus bed
led = afk. ledit, (boven)genoemd
ledersnider = leersnijder
ledertouwere = leerlooier, leerbewerker
ledighen wiven = prostituées, oneerlijke vrouwen
ledt = zie led
leedbrieven = kennisgeving van meestal overlijden
leedere = schandpaal
leederen = zie læderen
leempitte = kleigroeve, leemkuil
leemplackere = stucadoor met klei op gevels
leemplekker = zie leemplackere
leemputte = zie leempitte
leen = het leen kon bestaan uit bezit, (te leen) van een onroerend goed, een bevoegdheid, aandeel in de opbrengst, een stuk grond van uiteenlopende uitgestrektheid, ambten,
cijnzen, tolrechten, een jaarlijks geldelijk inkomen
leendag = dag waarop leenzaken worden behandeld, leenboek van de mannen van Vlaanderen
leenheer = hij die aan een lagere een "leen" in bezit (te leen) geeft, zoals beschreven in een leenverhouding
leenhulde = eed van getrouwheid aan de leenheer
leenman = die in het bezit was van een "leen" en zorg draagt voor de uitvoering van de beschreven
leenroerig = een leen bleef in het bezit van een leenheer, maar de rechten op het leen van de leenman konden vaak overgedragen worden bij vererving door het leen te "verheffen"
leenstoel = leunstoel
leenverhouding = beschrijving van het leen van omvang, rechten en plichten
leepen (muer) = scheids (muur)
leerstal = leertijd als leerling doorgebracht bij een meester
leetsdiep = een vingerlid diep
leetsijn = leedwezen
leetwesinge = zie leetsijn
leeuken = stuk land, grond, ook: een drank (Mede)
leeuw = betaalmiddel, gouden munt ca. 1400
leeuwendaalder = muntsoort, waarde gelijk aan 38 stuivers
leg. = afk. legitimus, legitiem
legaal = wettig, wettelijk
legaale = stil zwijgende onderbouwing
legaat = afgezand, erfmaking, making (erfstelling en legaat), heeren bode
legaliteit = wettelijkheid, wettig
legataris = erfdeler, makingbeurder (die de erfenis ontvangt)
legate(e)ren = bespreken, maken
legatie = afzending, bezending, erfmaking, gezantschap
legende = historisch verhaal, dat vaak niet op historische werkelijkheid berustte, maar meer op de volks overlevering
leger = een soort van rekenboek, ligger, manuaal
legewerck = tapijtwerk
leggen = iemand gevangen zetten
leggewercker = tapijtwerker
leghere = legger, inventarisstuk
legia = Luik
legiflateur = wetgever
legio = regiment
legioen = legioen, krijgsafdeling
legislateur = legitiem maker, wetgever
legitariën = legate ontvangen
legitima(-us) = wettig, bepalingen
legitimare = wettigen
legitimatie = wettigen
legitimation = gerechtelijke gelijkstelling van onwettige geboren met wettig geboren
legitimatus = gewettigd, wettig verklaard
legitimatus est per subsecutum mtromonium =is gewettigd door het daarop gevolgd huwelijk
legitimaverunt = zij hebben wettig gemaakt
legitimavi = ik heb wettig gemaakt
legitime = wettig
legitime et hereditarie supportaverunt =zij hebben wettelijk en erfelijk overgedragen
legitime portie = wettig gedeelte, kindsgedeelte, dat is, in vijf, of meer, de helft, bij minder dan vijf, het derde part, van ’t geen zij anderszins zouden hebben geërfd
legitime(e)ren = wettigen
legitimus = wettig, rechtmatig, wettig echtgenoot
leibeeck = afvoerbeek voor ontlasting etc.
leichenbitter = doodaanzegger, doodbidder
leidebeke = afwateringsbeek
leidegrave = hoofdsloot
leigracht = zie leibeeck
leigronden = grond naast de gegraven leije
leije = waterloop gegraven in een stuk land
leimenführur = leemrijder
leinreiter = sleeppaard voerman
leisten = bieden
leiterer = voorman
leliarts = betaalmiddel, een zilveren munt ca. 1400
lelie = heraldiek teken, bloem, vaak goudkleurig
lemer = werkman voor het met leem besmeren van gevels
lena = koppelaarster / koppelaar
leno = zie lena
lenta tabe = door een langdurige tering
lentintijt = voorjaar, lente
leoffenisse = zie looffenis
lepel = schepdeel van een watermolenrad
lepele = lepels
lepelsticken = zeer zwaar en grof geschut
lepper = schoenlapper
leql = afk. lequel, die, dat, welke, hetwelk
lequel nous á presente = die hier vertegenwoordigd
lerpen = geselen
lersner = laarzenmaker
lesquels nous ont déclaré que = die ons hebben verklaart dat..
letatis, lethalis = dodelijke..
lethargo = door slaapzucht
lethargus = slaapziekte
letitie = blijdschap
lettenisse = verhindering
letteren requisitoir = zie lettre requisitoire
lettergelt = betaling voor het schrijven van een brief
lettre = brief
lettre d’ achat = erf brief
lettre requisitoire = verzoekschrift, vordering aan een in een bepaald rechtsgebied bevoegde rechter tot ten uitvoerlegging van een in een ander rechtsgebied gewezen vonnis
leugentaligh = leugenachtig
leugenwerk = een soort tijdelijke loods
levans = doopheffer
levantes = doopheffers
levarunt de fonte = zij verhieven (het kind) van de doopvont
levator = doopheffer / doophefster
levator = zie levans
levatrix = doophefster
leven = bevonden, (in...) welke in leven zijnde
levi morbo = na een lichte ziekte
levir = zwager
levir(us) = zwager, broer van de echtgenoot
leviratsehe = huwelijk van een man met de weduwe van zijn broer
leviteit = lichtvaardigheid
lewe = leeuw
lex = wet
lex falcidia = een wet waarbij is toegestaan dat een erfgenaam wiens erfenis met zoveel "makingen" is bezwaart dat er nauwelijks iets voor hem overblijft, mag deze voor zich behouden het ¼ deel van erfenis, vrij en onbezwaard en de "making beurdens" voor het zelfde korten
LG = afk. livre de gros, levering in het groot, los?
lias = een aantal bescheiden, door een koord of veter bijeengehouden, ook: snoer om brieven en kwitanties aaneen te rijgen
liass(e)eren = snoeren, aanrijgen
liaste = zie snoer
libbe = stremsel
libel = geschrift, aanschrijvend, pleitgeschrift, pamflet, schotschrift, smaadschrift, ook: klein geschrift, aanhangsel
libel(le)meester = raadslid, aangewezen tot het uitbrengen van rapport over een rechtszaak, die door remissio libelli van het geestelijke gerecht bij de raad aanhangig gemaakt is
libelleren = op schrift stellen van een processtuk
liber = vrijgezel, vrij, ongehuwd , los, vrij
liber baro = vrijheer
liber rationum = huishoudboek, waarin tevens de familiegebeurtenissen werden opgetekend, familiekroniek
liber rusticus = vrije of scholtenboer, in tegenstelling met de pachtboer, of meier
libera = ongehuwde vrouw
libera baronia = vrije rijksheerlijkheid
liberaal = mild, gulhartig, vrijmoedig, gulhartigheid, openhartig
liberaliteit = mildheid, milddadigheid, van ruime opvatting getuigende denk en handelwijze
liberarius = boekbinder
libereren = verlossen, vrijdag maken
liberi = kind
liberi comitatu = uit de vrije rijksheerlijkheid (graafschap)
liberteit = vrijheid
liberti = de vrijen, de heren
libertijn = vrijgeest, vrijgemaakte knecht
libertus = soldaat eerste klasse
liberye = boekkamer, bibliotheek, boekenkast
libra = latijn voor ponden
librarius = boekhandelaar
libre feudorum = 12de eeuws Lombardische leenrecht
libripens = waagmeester
licenciatus = licentiaat in beide rechten
licent = verlofgeld, geoorloofd
licentia = vergunning
licentiaat = toegelatene, bevoogde
licentiaat in de rechten = toegelaten in de rechten
licentiatus medicinae = doktor
licentie = verlof, toelating, vrijgeven, vrijspraak
licentiëren = toelaten, vrijgeven, vergunning of bevoegdheid geven, ontslaan afdanken uit dienst zenden
lichaamsleen = leen waarbij de bezitter in eigen persoon krijgsdienst moest verrichten
lichamstag = sacramentsdag
lichtbroot = witbrood
lichtelijck = meer of
lichtelijck = min. om en nabij, ongeveer
lichterman = arbeider die schepen lost in de haven, havenwerker
lichtmeß(-weihe) = Maria lichtmis, 2 februari
lichtwaerdere = klepperman, torenwachter
lichtwijf = lichtekooi, hoer
lictor = beulsknecht, rakker (helper van de baljuw), stokbewaarder, deurwaarder
lidmaat = lid van een kerkgenootschap
liebaert = leeuw
liefcoeckbacker = peperkoekbakker
lieffgelt = lijfrente
liefkind maeken = bij een erfenis een kind bevoordelen op de anderen
lieght = verschilt
lien (van iet) = erkennen. een geldschuld in rechte erkennen, ook: een handschrift als echt erkennen, een eis toestemmen, zijn schuld bekennen
lier = houten bank voor de woning
Lieuten = afk. lieutenant, luitenant
lieutenant = plaatsvervanger, stedehouder
liff (het) = het lijfstuk
ligata = echtgenote
ligator = kuiper
ligatus = echtgenoot, getrouwd, gehuwd
ligitimare = wettigen
ligitisme = getrouwd
lignarius = timmerman, houthakker
ligue = verbinding, verbond
liinge = het erkennen van een zaak in rechte
lijckgangch = teraardebestelling, begrafenis
lijcop ende godtshelder = handgeld bij verkoop van roerende en onroerende goederen
lijde = zie lijt
lijffgewyn goederen = dit zijn voormalige laatgoederen die in een vrijere rechtsverhouding zijn omgezet
lijffsnootdruft = levensbehoeften
lijfgewinsgoedere = zie lijffgewyn goederen
lijfpacht = levenslange pacht
lijfpensie = lijfrente
lijfrenten = renten, die met de dood van de gene op wiens naam ze stonden vervielen
lijftocht = het levenslange gebruik, dat de overlevende echtgenoot heeft op een deel der nalatenschap van de overleden echtgenoot, ook: vruchtgebruik
lijftochten = kapitaal voor lijfrente voor ene vrouw vastzetten
lijftrouwant = lijfwacht
lijkgehucht = graf
lijkhout = brandstapel
lijkschouwing = schouwing gedaan door wetsdokter
lijn = lengtemaat, 1 lijn heeft verschillende lengten o.a. 1/8, 1/10 1/12 duim
lijndraeyer = touwslager
lijndtreckinge = zie: lijntreckinge
lijntreckinge = erf scheiding
lijnwaet = linnengoed, ondergoed
lijspond = gewicht van lood uit Lijfland, 1 lijspond = 15 pond, ook:= 1/20 schippond
lijt = doorgang, ook: overnachten
lijveloos = levenloos, dood
limbolarius = passementwerker
limitatie = bepaling
limite = afpaling
limiten = landpalen, landscheidingen
limiteren = bepalen
linarius = vlas en hennephandelaar
linde = linnen ook: lengte
lindene = linnen
line = zie lijn
linea = lijn, afkomst, regel
linens libertatis pastoris = met de vrijbrief van de pastoor
lingene = vuilnis, modder
linie = oppervlakte maat = ca. 0,15 ha.
linie-regt = regelrecht
linieeren = lijnen, afstrepen
linifex = linnenwever
linijndoec = linnenstof
linitextor = linnenwever
link = opvolging in graden van bloedverwantschap
links in heraldiek = de rechterzijde
lintearius = zie linarius
liquidatie = afrekening, effening
liquide = week, effen, klaar, bloed, plat-uit (rond uit, onomwonden)
liquideren = week maken, afrekenen, effenen
lisecleet = tapijt, bankbekleding
lit à baldaquin = hemelbed
lit á lánge = zie lit à baldaquin
lit du camp = zie lit à baldaquin
litania minor = de 3 dagen voor hemelvaart
litera = schepenbrief
lith = lid
liticen = klaroenblazer
litige(e)ren = krakelen, pleiten, twisten
litigieus = krakelig, dingtalig, krachtige taal, de door de partijen aan de rechter voorgelegde conclusies
litis finitie = als een zaak bij een andere rechter door een vonnis is afgedaan een verzet van een gewezen zaak aanbrengen
litiscontestatie = rechtspleging
litiscontesteren = zie litiscontestatie
litispendentie = het aanhangig zijn van een geding, tijd gedurende welke een proces aanhangig is
littarum = zie littere
litterae dimissoriales = geloofsbrieven
littere = brief, akte, brieven, oorkonde
litteris libertatis pastoris = met de vrijbrief van de pastoor
liuetenantschap = functie van de luitenant
live vercopen (iet tot enen) = het levenslang vruchtgebruik van iets tegen betaling afstaan
LKA. = afk Landeskirchenarchiv
lobeel = de onderste rand bij het laken weven, locaal plaatselijk
locatie = verhuring
lochenine = ontkenning
loco = in de plaats van
locquet = lood loketten
locumtenens = stadhouder, plaatsvervanger
locuplete(e)ren = verrijken
locus = plaats, stede
locus sigili = plaats van het zegel
lodder = landloper
loderrein = reukwater
lodex = mantelmaker
loeremier = slotenmaker
loetghietere = loodgieter
loetken = loden waarmerk, loodje, merkteken
lofte = belofte om iets te geven of te doen, verbintenis. in het bijzonder verstaat men onder lofte : betalingsbelofte, schulderkenning
loge = zie logeren
logement = huisvesting, herberg
logeren = huisvesten, herbergen, thuisleggen
logierden = logeerden
logijs = huisvesting, herberg
loke = omheining, hek
loken = sluiten
lombaerde = bank van lening
lombaert = geldhandellaar, wissellaar
lombard = leentafel houder, tafelhouder, pandbelener, bank van lening
lombart = geldschieter, geldhandelaar, woekeraar
lomproer = geweer, werd met een lont afgeschoten
longitude = lengte
lood = gewicht, 1 lood = 1/32 pond = ca. 14 gram, in het metriek stelsel 10 gr.
looffenis = belofte
loop = inhoudsmaat voor graan en zout, 1 loop = (kleine) graanmaat = 1/4 zak/viertel, ook: 1/16 mud, 1 loop = (grootte) graanmaat = 1/36 last ook: gezien 1/48 last (Texel), ook: in zuid Nederland een oppervlakte maat, 1 loop = 50 vierkante roede = 1/8 bunder
loopensel = oppervlaktemaat in Zuid Nederland, 1 lopenstal is ca. 1615 m2 (Breda) ca. 1655 (den Bosch)
looper = kadastraalboek, erfregister
loopzaad = zie loop
loorturf = slechte kwaliteit turf
loove = afdak, luifel, maar ook: balkon uitsteeksel
lopens(e) = (klein) in zuid Nederland ook: een oppervlakte maat, 1 kleine lopens = 33 1/3 vierkante roede
lorarius = zadelmaker, riemensnijder
lorgnet = knijpbril
losbäcker = witbroodbakker
löscher = zeemleerbereider
loseninge = renten, die ter loseninge staen, renten die losbaar zijn
losrenten = aflosbare renten, zijn van jongere dagtekening; oorspronkelijk kon de aflossing van de rente niet door de crediteur gevorderd worden: het contract bestond in een rentekoop, het lenen van geld op rente was als woeker verboden. van daar is "oude renten" synoniem
met "oude onlosbaer renten."
losrenten losrente = aflossing van het geleende
loumaent = zie laumaent
louwer = leerlooier
loven = beloven, zich verbinden. in het bijzonder verstaat men onder loven, beloven om iets te betalen
Lovene = Leuven
loy = wet
loyaal = wettelijk
Lres = afk. Lettres, letteren, letterkunde
Lt = afk. livres tournois, toernooiboek
luberti = zuster van ..
lubertus = boer van..
lubriq = glibberig, glad
luchtenmacher = lantaarnmaker
lucteren = worstelen
Ludeke = Luik
ludi magister = schoolmeester
Ludike = zie Ludeke
ludimoderator = zie ludi magister
ludslacht = volgens de waarde van de munt uit Luik
luecmuer = muur om een terrein af te sluiten
luickinge = afsluiting
luif = loopruimte onder afdak
luistol = tol op de verkoop van oude kleren
luna III = de 3e dag van de maan-maand
luna quarta decima = volle maan, de 14e dag
lunae dies = maandag
lunation = maan-maand
lunius = juni
lusen = betalen, afgeven
lustratio = de doop
lustrum = 5-jarig tijdvak
lutheranus = luthers
lutorissa = wasvrouw
luttel = klein, weinig
lutter = zuiver
luuch = riet
luxurie = geilheid, onkuisheid
luxurieus = geil, weelderig
luyden van buyten = lieden van buiten de stad
luytenant = stedehouder, die in iemands plaats gestelds
lychnopoeus = kaarsenmaker
lycoop = percentage van de koopsom dat aan drinkgeld moest worden betaald door de koper
lyden (van iet) = zie: lien
lyfcoecbacker = zie liefcoeckbacker
lyndegewaet = onderhemd