Genealogische woorden beginnend met O
O
o = afk. obiit, is gestorven
o = afk. overlijdensregister
Ö = afk. geboren en gedoopt
Oa = afk. huw. akte, oude akte
oath of purgation = zuiveringseed
ob = afk. obiit, is gestorven
ob defectum rationis et loquelae= vanwege het verlies van verstand en spraak
ob periculum mortis = vanwege het stervensgevaar
ob.s.p. = afk obiit sine prole, stierf zonder nageslacht
obdormivit = is ontslapen
obedieeren = gehoorzamen
obedient = onderdanig
obedientie = onderdanigheid, gehoorzaamheid
obentürer = edelsteenhandelaar
obeo = sterven
oberichteit = overheid
obierunt = zijn overleden
obii = zie obire
obiit = in afkorting o, is gestorven
obiit sine prole = stierf zonder nageslacht
obiit subito = plotseling overleden
obire = sterven
obita = dood, overleden (vrouw)
obiter = ter loop(s), in het voorbij gaan
obitorium = dodenboek
obitum = sterven
obitus = dood, overleden (man)
object = voorwerp, grond
objecteren = voorwerpen, tegenspreken
objiciëren = voorwerpen, tegenwerpen
oblatie = offer, aanbieding, opdracht, offerande
oblatio Mariae ad temlum -het offer van Maria in de tempel, 21 november
oblectatie = verlustiging, vermaak, verheuging
oblecteren = verlusten
obligatie = schuldbekentenis
obligatie = verband, verbinding, ook: schuldkennis, schuldbrief, verbintenis, handschrift, bondschrift (bindend), verplichtschrift
obligatiebrief = zie obligatie
obligatio = verplichting, verbinden
oblige(e)ren = zie obligatio
oblique = scheef
obool = medicinaal gewicht, 1 obool = 1/576 med. pond, 2 scrupel, 10 grein, ook: betaalmiddel, z.g. halve denier
obreptie = insluiping
obreptijf = ter sluip, insluiping, onderkropen
obruta = begraven (vrouw)
obrutus = begraven (man)
obs = afk. obsèques, teraardebestelling, begrafenis
obsceen = slordig, onkuis, ongeschikt
obscuir = duister, donker
obscureren = verdonkeren
obsecr(e)ereren = smeken, bidden
obsecratie = smeking
obsequa = meid, dienstmeid
obseques = plechtige uitvaartdienst
observandis = met inachtneming van de voorschriften
observantie = waarneming, gebruik, gewoonte, gadeslaan, opmerking, eerbiedigheid
observatis = zie observandis
observe(e)ren = waarnemen, gadeslaan, aanmerken
obstacule = verhindering, hinderpaal, hinder
obstantie = halsstarrigheid, hardnekkigheid, kriegelheid
obste(e)eren = in de weg staan, verhinderen, tegenstaan
obsteren = in de weg staan, verhinderen, tegen staan
obstetricator = vroedmeester, (vroedvrouw)
obstetrix = vroedvrouw
obstinaat = hardnekkig, halsstarrig
obstinatie = halsstarrigheid
obtenda prius super proclamatio nobus dispensatione S.Matrimonii Sacramentum contraxerunt... = na verkregen eerder dispensatie van afkondiging, is voltrokken het sacrament van het huwelijk van...
obtenta dispensatione = na het verkrijgen van dispensatie
obtentus = verkregen
obtine(e)ren = verwerven, behouden, verkrijgen
obtinere = vonnis verkrijgen, verwerven, bekomen
obtinueert = gekregen
obtrectatie = lastring
obtrudeeren = opwerpen, opdringen
obveniëren = te gemoed komen, verhoeden
occasie = gelegenheid, voorval
occident = west, ondergang
occidentaal = westwaarts, westers
occisus = gedood, vermoord
occon = afk. occasion, (gunstige) gelegenheid kans, mogelijkheid
occubuit = hij rust (in het graf)
occulte = verborgen
occulteren = verbergen
occupatie = inneming, voorkoming, ontledigen, bezigheid, bekommering, bevrijden, in bezit neming, bezetting
occuperen = innemen, ontledigen, bezig zijn
occurentie = ontmoeting
octavus = achtste
octel = het achtste deel van iets
octennis = acht jaar oud
octigenti = achthonderd
octigenties = achthonderd maal
octingentesimus = 800e
octo = acht
october = 10e maand, ook: 8 ber, 8bri, 8bre, wijnmaand
octobre = zie october
octobris = zie october
octogenarius = tachtigjarige
octogesimus = 80e
octogies = tachtigmaal
octoginta = tachtig
octrooi = vergunning van de landsregering m.n. van de Staten van Holland
octroy = verlening, vergunning, gunst, verlof, gunstbrief
octroye(e)ren = verlenen, vergunnen
oculair = ogenschijnlijk, schijnbaarlijk, zichtbaar
oculaire = inspectie met eigen ogen, onderzoek ter plaatse
oculi (mei semper ad deum) = 4e zondag voor Pasen
oder = of
odertrouwe = onderlinge trouwbelofte
odieux = hatelijk
oeconomie = huishouding, huishoudkunde
oelebord = uilenbord
oen = hem
oenopola = wijnschenker
oer = hun, haar
oercondelijc = door bewijzen gestaafd
oerconden = een verklaring afleggen, getuigen, getuigschrift
oerdt = betaalmiddel, zilveren munt 1 oert = 3 stuiver
oere = zie oer
oeren = zie oer
oeren mundighen (tot) = (tot) hun meerderjarigheid
oervede = zie: oorvede
oes. = afk. omnes, allen
oestal = hoefstal, noodstal
of indien of iet rechten = executie doen wegens een zaak
ofdeylen = kwijtschelden, ook: gerechtelijk iets afnemen
ofentürer = edelsteenhandelaar
offenceren = beledigen, leeddoen, kwetsen, beschadigen, verongelijken
offensie = leed, belediging, kwetsing
offensif = beschadigende
offer = aanbieding
offerbert = offerschaal
offereren = aanbieden, toedienen
offerkiste = offerblok
offerman = koster
offert = zie offer
officael = kerkelijk functionaris
official = beambte
officialis = bisschoppenlijk rechter, kerkelijk rechter
officie = officie, ambtman, ambtenaar, ambt, plicht
officinator = muntenmaker in muntenmakerij
officine = werkplaats
offies = afk. Offices, diensten
OFM = afk. Ordre des freres Mineures, Orde van de Fransiscanen
ofropen = afroepen, afkondig, bekendmaken
oft = zie ofte
ofte = of
ogemeester = oogarts
ohm = vroeger
oir = erfgenaam
oirboirhout = zie oorboorhout
oirconden = een verklaring uitgeven, vaak van een zegel
voorzien als extra bewijskracht als echt
oirdelen = vonnissen
oirgat = landweg, weg uitsluitend bestemd voor toegang tot het bouwland
oirsaecke = reden, waarom
okerij, okery = boomkwekerij
okshoofd = vat, inhoudsmaat wijn, 1 okshoofd = 1/2 vat of voeder = ca. 230-240 ltr.
old = oud
oldbuter = schoenlapper
olderlieden = wijze (in leeftijd) oude mannen
oldts totten = zoals gewoonlijk
olearius = olieslager
olen = laatste oliesel aan een stervende toedienen
oliebedde = sterfbed, bed waarin een stervende zieke
olim = voorheen, overleden, vroeger
olipodrigo = mengelmoes
olm = vermolmd
olt = oud
om = afk. oncle maternel, oom van moeders zijde
ombieden = mededelen, aanzeggen, gebieden, ontbieden
ombrage = schaduw, achterdenken (bedenkingen hebben), argwaan
ombrageren = beschaduwen, overschaduwen
ombrageux = schaduwen, achterdochtig
ombre = zie ombrage
ombreken = ontbreken
omdoeck,ommedouc = boezemdoek, nonnen -borstsluier
omel = neef
omenträger = lastdrager
omgekeerd = heraldiek teken, als teken omgekeerd wordt weergegeven
omgewend = heraldiek teken, als afbeelding in andere richting wordt weergegeven
omgeworgd = omgeslagen
omhalven = om wille van
omhout = schors, bast
omineus = rampzalig
omißie = overslaan, nalaten
omissus = weggelaten, vergeten
omitte(e)ren = zie omißie
omklinker = stadsomroeper
omloop = galerij in een klooster
omlooper = kadastraalboek, erfregister
ommebegraven = omgracht, gegraven gracht om een gebouw
ommecomen = verschijnen
ommelant = omliggende landerijen
ommeloper = bode, gerechtsdienaar, ook: zwerver, landloper
ommeslaan = naar een bepaalde maatstaf het aandeel bepalen in een belasting, omslaan
ommestellingen = omslaan, gelijkmatig over
belastingschuldigen verdelen
ommevragen = hoofdelijk stemmen
omnes = allen
omnes gentes = 6e zondag na Drievuldigheid
Omnes Sancti = Allerheiligen, 1 november
omnia qaue fecisti = 19e zondag na Drievuldigheid
omnibus = allen
omnibus ecclesiae Romanae sacramentis = met alle sacramenten van de Roomse kerk
omnibus exeuntium sacramentis = met alle sacramenten der stervenden
omnibus extremis sacramentis = met alle laatste sacramenten
omnibus hoc precens scriptum visuris ... = aan allen die dit schrift zullen zien ...
omnibus sacrae romanae ecclesiae sacramentis (prae-) munitus = voorzien van alle sacramenten van de H. Roomse kerk
omnibus sacramentis = met alle sacramenten
omnibus sensibus destitutus = beroofd van zijn zinnen
omnipotent = almogende
omnipotentie = almogendheid, almachtigheid
omnis terra (adoret) = 2e zondag na Driekoningen
omniscientie = alwetendheid
omnium animarum = aller zielen, 2 november
omnium sanctorum = aller heiligen, 1 november
omroden = ontginnen, omspitten van de heide
on = zonder
On. = afk. huw. akte, oude naam
onaft = onwettig, onrechtmatig
onbeclaget = zonder dat men in iets in rechte kan worden aangeklaagd
onbedegen = kinderloos
onbedreven = niet bebouwd land
onbegeven = nog niet uitgeboedeld (erfenis verdeeld)
onbegeven kint = een kind, aan wie zijn hem van een van zijn ouders toekomende erf-portie nog niet uitgekeerd is, dat dus met zijn ouders of een van hen in een meenboedel (onverdeelde boedel)zit
onbejaert = minderjarig
onbelastet = zonder schuld, of met andere geldelijke lasten bezwaard
onbeloken = niet omheind
onbeluut = niet bij het klokluiden afgelezen. (bepaaldelijk van gerechtelijke eigendomsoverdrachten, die jaar en dag na zulk een aflezing onherroepelijk werden
onbemannet = ongehuwd
onbeschat = niet door geldelijke lasten bezwaar
onbesegelt = zonder zegel
onbesocht = niet geëxamineerd, niet onderzocht
onbestaet = ongehuwd
onbesticht = onbebouwd
onbestorven = de ouders zijn nog in leven
onbevrievet = zonder schriftelijk bewijs
onbezet leen = leen waar de leenman nog niet de eed van getrouwheid heeft afgelegd
onc = afk. onces, ons
onc = afk. oncle, oom
oncer = zie unster
ondaft = onbetamelijkheid, straatschenderij
onder de geboden overlijden = in de periode van de huwelijks afkondiging overlijden
onder de geboden staan = in ondertrouw zijn, de tijd gelegen tussen de 3 huwelijks afkondigen
onder iemants inductie = zonder dwang
onderbasen = onderkousen
onderbehouden (iet) = onder zich houden, bewaren
ondercleet = onderkleed
ondergaand = heraldiek teken, zon op schild in linkerbenedenhoek
ondergeszeyt = ondergetekende
onderhoosen = lange onderbroek
onderjarig = minderjarig (meestal onder de 25 jaar)
onderlaet = schuur, stal klein gebouw
onderleenman = iemand die land te leen kreeg van een leenman, die dat van een leenheer in bezit (ter
leen, niet in eigendom) had gekregen
ondermeester = meester die de dagelijkse leiding had op de bouwplaats (nu uitvoerder)
onderpanden = door een onderpand verzekerd
onderroeren = onderzoeken zodat de onderste steen boven komt
onderschreven = ondergetekende
onderscot = afscheiding, tussenschot
onderseggen = aanzeggen
ondersoeken = de waarheid van een zaak trachten te vinden door het opsporen van bewijzen
ondersprec = overeenkomst onderstonden
ondertrout = aangifte bij de burgerlijke stand van het voornemen om te trouwen, bevestiging ten overstaan van de parochiepriester van voorgenomen huwelijk
ondertrouwen = voornemen om te trouwen
ondervallich = die een rechtsgeding verliest
ondervloeyen = onderlopen
ondervoet = de dijkvoet aan de buitenzijde van de dijk
onderwet = lager recht
onderwilen = beurtelings, na elkaar ondertekend
onderwisen = terechtwijzen
ondiep = zeer diep, peilloze diepte
onduechdelycke hantieringe = onbehoorlijk gedrag
onechtelijke = buiten het huwelijk
onegt kint = buitenechtelijk kind
onereren = belasten, laden, overlasten, overladen, pak op leggen
onergeschreven = ondergetekende
onewelijc = onwettig
ongeavijst = zonder beraad
ongecalangeert = zonder door iemand aangeklaagd te kunnen worden, onaangevochten, onbestreden
ongecanceleert = zonder uitschrappingen, uitkrassen of insnijdingen, een akte niet door insnijdingen enz., ongeldig gemaakt
ongecancelleert = niet door insnijdingen als ongeldig gewaarmerkt
ongecanseliert = zie: ongecancelleert
ongejaert = minderjarig
ongelden = lasten, belasting
ongelder = ontvanger van het ongelt (belasting)
ongelooft = niet goedgekeurd
ongelt assisia = belasting vooral op levensmiddelen, vertering- en gebruiksbelasting, onkosten te betalen bij openbare verkopingen
ongemiddelt = rechtstreeks, onmiddellijk
ongeraetsiert = zie: ongeraseert
ongeraseert = niet door doorhalingen als ongeldig gewaarmerkt
ongescift =- onverdeeld
ongeveerlick = ongeveer
ongeweer = onweer
ongeweerte = zie ongeweer
ongewesen = niet door een vonnis beslist
ongewonnen = niet door den eigenaar zelf verdiend, niet op andere wijze dan door erfrecht verkregen
onghewedde = nog niet aanhangig zijnde, buiten de wet
ongoed = slecht
onhoesch = zie: onbehovesch
onhovesch = onfatsoenlijk, onbehoorlijk
onkerstenlic = onchristelijk
onklaar = heraldiek teken, anker op schild met touw om de stang gewonden
onledigheid = drukte, druk bezig zijn
onlichamelijk leen leen zonder leenman, bestond uitsluitend uit rechten op cijns, renten en andere echten
onmegaen = het rondgaan van de vinders om overtredingen der keuren te constateren, ook: het rondgaan van den schout om te panden (beslagleggen op een goed)
onmondig = zie onmondige
onmondige = minderjarige
onmondigheid = onbevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen, bijvoorbeeld gehuwde vrouwen,
onder curatele gestelde, ongehuwde kinderen onder de 25 jaar
onmundige = kinderen minderjarige kinderen
onraet = moeite, arbeid, ook: accijns
onrechte bevallen (in den) = in een proces veroordeeld worden
onredelijc = onbillijk
onreynnicheit = vuil, (huis)vuil
onscout bieden (voer iet) = aanbieden van de zuiveringseed te doen, ten bewijzen van zijn onschuld
onsculdich siin = van iet iets niet gedaan hebben, niet bij iets betrokken zijn
onscult op iet nemen (zijn) = zich verontschuldigen
onseker(e) = onzeker (e)
onsen = onze
onslakinge = ontslag van gerechtsvervolging
ontblooten = in gebruik nemen van bv land, in cultuur brengen
ontborgeren (enen) = iemand zijn burgerrecht ontnemen
ontcrachten = met geweld ontsnappen, ontvluchten
ontdreven = verloren gegaan
onterven = iemand van zijn erfdeel beroven
onterven (enen bij testamentaire beschikking) = een beschikking ten nadeel zijner natuurlijke erfgenamen maken
ontfaen = ontvangen
ontfaen (iet) = de overdracht van iets
ontfange = geaccepteerde
ontferren (enen iet) = bedrieglijk ontnemen. ook:; iemand benadelen
ontgeven (enen) = een beslissing nemen, waarbij iemand het eigendom van een onroerend goed ontnomen wordt
onthelen = bederven
onthengen (iet) = gedogen, toelaten
ontheten = bevelen
onthiet = zie ontheten
onthoefden = zie onthoveden
onthoveden = onthoofden
ontjaghen = wegjagen
ontlorst = ontstolen
ontmensen = sterven
ontpoerteren = ontnemen van zijn poorterschap, ontnemen van zijn burgerrechten
ontramponeert = beschadigen
ontrumen = in ballingschap gaan, vluchten
ontruymt = verlaat
ontschadelijck = vrijwaren
ontschieten = uit de handlopen
ontscriven (enen iet) = door een schriftelijke akte iemand zijn recht ontnemen
ontsegelen (iet) = iets van het zegel ontdoen
ontslapen = overleden
ontsliten (iet) = een vonnis vernietigen
onttugen (ontughen) (enen ontwaringe) = het ontnemen van de "were", het bezit van een vastgoed
ontwijsen = bij vonnis ontnemen
ontwisen = zie ontwijsen
onus = last
onvercoft = onvervreemd
onverjaert =- minderjarig
onverlaet = restanten
onvernoecht = niet voldaan, onbetaald
onvernuecht = zie onvernoecht
onversleten = niet door een vonnis beslist
onwedderroeplicken = niet te herroepen
onwillig decreet = een verkoping van de goederen van schuldenaars, nadat een vonnis daartoe bekomen is
oocke = ook: ooclant = klein stuk land door een weg gescheiden van een groot stuk land
ooftboomgaert = fruitboomgaard
oorbaar = nut, voordeel
oorboorhout = goed timmerhout
oorconde = getuige
oorconscap = de emolumenten der schepenen, hun bij het passeren van een akte in het gerecht betaald als loon voor hen later af te leggen getuigenis daarover
oorcussen = oorkussen, hoofdkussen
oorcusteect = kussensloop
oord = inhoudsmaat voor natte waren, 1 oord = 2 kan, = 2 mengel = 0,6 ltr.
oordaeghen = herdagen
oorfluwijn = kussensloop
oorijzer = sierraad aan de muts bij vrouwen
oorkonde = in plechtige vorm opgestelde akte
oorlinc = erfgenamen, nakomelingen
oorname = geslachtsnaam
oorschult = erfschuld
oortje = munt 17e-18e eeuw , gelijk aan 4 penningen
oortken = betaalmiddel, zilveren munt 1 oortken = 18 mijten
oorvede = belofte, afgelegd aan het gerecht, dat men wegens een of ander feit geen wraak zal nemen
oospot = waterketel
oost = augustus
ooverseyde (van de) = transport van getallen bij een optelling over meer bladzijden
ooy = weiland grenzend aan een rivier
op = afk. oncle paternel, oom van vaderszijde
OP = afk. Ordo Predicatorum, Orde van de les Frères Prêcheurs, de Predikheren, de Dominicanen
op poene = op straffe van
op te gaderen = in te zamelen
opantworden = uitleveren, afgeven
opbacken = waarmerk er op bakken
opbannen = op een plechtige wijze sluiten
opbliven = niet willen ontruimen
opboeren = zie: opboren
opboren = in ontvangst nemen
opbrandinge = verbranden (van bijvoorbeeld de heide begroeiing)
opbueren = zie: opboren
opcomste = inkomsten uit iets verkrijgen, inkomsten, opbrengst
opcomsten = zie opcomste
opdracht = overdracht van een vast goed
opdrucken (iet) = iets met zijn zegel voorzien
opeischende = opeisen
open rechtdach = de openbare terechtzitting in de schepenbank
openbair = openbaar
openebrief een acte = met uithangend zegel, in tegenoverstelling van een door een zegel gesloten brief
openen breve = verklaring aan alle die dit lezen
operarius = loonwerker, werkman, handwerker
operateur = werkmeester
operatie = werking
operatio caesarea = keizersnede
operatius caesarea = zie operatio caesarea
operatius scriniarius = schrijnwerker
operator = zie operarius
operer = opperen voor de metselaar
opereren = werken
opereux(s) = arbeidzaam, werkelijk, groot, zwaar opgedrukt zegel papierstrook:je met was door een warm gemaakt stempel er aan bevestigd
opgenoomen = in het (huwelijks)register ingeschreven
opgeregt = heeft opgemaakt (testament)
opgevaeren = opgestaan
ophoudingen = gevangennemen, beslaglegging
ophuus = bovenwoning
opidani = burgers, inwoners
opidanus = poorter, burger
opidum = stad, plaats
opifex = handwerkman, arbeider
opificie = ambacht, handwerk
opificis = van de arbeider, van de handwerksman
opificium = beroep
opilio = schaapherder
opinatie waning = opinie, waan
opiniatre = stijfzinnig, kriegel
opiniatre(e)ren = onverzettelijk, brieven
opinie = waan, mening, drift
opiniëren = wanen, menen
opinieux = verwaand
opleiden = gevangen zetten
oploopen = aanranden, aantasten
oplooper = aanrander, aantaster ook: jong matroos
oplopinge = overstroming
oportuin = gelegen, bekwaam
opperclager = hoofdaanklager
oppergrootvader = overgrootvader
oppidanus = burger van de stad
oppidum = stad
oppignoratie = verpanding
oppignoreeren = verpanden
opponent = zie opposant
opponeren = zie oppose(e)ren
opposant = verweerder, tegenstrever
oppose(e)ren = tegenstellen, tegenzetten, weerstaan
oppositie = tegenstelling, weerstand, tegenweer
oppress(e)eren = verdrukken, onderdrukken
oppreßie = verdrukking
opprimeeren = verdrukken, onderdrukken
oppugneren = bevechten, bestrijden
oprel = naar de kruin van de dijk toelopende weg
oproepinghe = geboden
oproepingscedel biljet = dagvaarding
oprorisschen = persoon die oproerteksten verkondigd
opruimer = soevereinboor, kegelvormige boor
oprukking = bij boedelscheiding het voorkeursrecht van de oudste zoon, het hoger plaatsen op de voorkeurslijst van de oudste zoon
opseggen (enen iet) = iemand aanzeggen, dat men iets wil doen eindigen (meenboedel, huurcontract)
opsetene = noemde men de bedrijver die zijn land op de parochie bewerkte gevestigde, inwoner
opsetten (iet) = te koop aanbieden
opsicht te hebben = toezicht te houden
opslaende venxteren = vensters, die niet als de tegenwoordige vensterluiken zijwaarts naar buiten geopend werden, doch van boven naar beneden opengeslagen werden
opsteecker = steekwapen, lang mes, bajonet
opstellige gedaan (is) = is openlijk aangekondigd
opstriken (iet) = opduwen, naar boven stuwen (bijvoorbeeld in Utrecht: de goederen van de "werven" onder aan de gracht, waar ze aangevoerd worden, langs de opgaande "wedden" tot
boven op de straat brengen.)
opswere = onder ede verklaren
opte aengevinge = volgens aangeven van
optie = keur, kiezen
optoch = hijskraan
opulent = rijk
opulentie = rijkheid, rijkdom, overvloed
opzicht = toezicht
opzittende = inwoner
or = goud
ora et labora = bid en werk
ora pro nobis = bid voor ons
oracul = hemelspraak, hoedspraak, godspraak, vraagbaak
orateur = redenaar
oratie = vertoog, redenering, reden, gebed
orator = aanvrager
oratrix = aanvraagster
orba = weeskind (meisje)
orbatum = beroofd
orbatus = beroofd van
orbitas = kinderloosheid
orbus = wees, ouderloos
orconde = getuigenis, getuigenverklaring
orconder = getuige
orconscap = zie: heuge
ordce = afk. ordonnance, regeling, bepaling, voorschrift, verordening
ordeelgelt = onkosten voor een uitspraak of vonnis
ordinaire = het gewone
ordinantie = geschiktheid, schikking
ordinariis ecclesiae sacramentis = met de gebruikelijke sacramenten van de kerk
ordinariis morturientium sacramentis = met de gebruikelijke sacramenten van de stervenden
ordinaris = gewoonlijk
ordinarius = gewone
ordinarus = zie ordinarius
ordineren = beschikken
ordo = orde
ordonnantie = inzetting, keur, schikking, bevel, ontwerp, kerkorde, reglement
ordonnantie (ter) = in opdracht van, op last van
ordonneren = schikken, instellen, willekeur, tot priester wijden, ook: bevelen
ordonneren (’t) = te verordenen, te beschikken
ordonneren (ende willekeuren) = verordenen, een verordening of keur uitgeven
ordonnieren = uitvaardigen, verordenen
ordre = afk. ordinaire, gewoon(lijk), normaal, gebruikelijk, in de regel ook: schikking, orde, stel, bestel, dagorder
oreillet = oorbel, oorhanger, oorversiersel
oreillettes = oor kompressen, oorkleppen, oorijzers
orenveger = de pink
oreren = redevoeren
orfèvre = goudsmid
organista = organist
orgelhuisje = gebouw boven de poort waarin het valhek (orgel) is opgehangen
oriential = van oosten, oostwaarts, oprecht van ’t beste
originali = afschrift stemt, nadat het is gecollationeerd woordelijk overeen met het origineel
origineel = oorspronkelijk, het principale en eerste schrift
origo = oorsprong, afkomst
oriljet = zie oreillet
oriundus = komend van, afstammend van, kind van ...
ornament = versiering, gesmede
orneren = versieren, optooien
orphanus = wees, weeskind
orphelin = zie orphanus
ortelijk = in het kort
orthodox = rechtgelovig, rechtzinnig
ortus = geboorte, afstamming, afkomstig, ook: tuin
ortus = zie ourtum
OSB = afk. ordre de Saint Benoit, Orde van de Benediktijnen
osepot = waterketel
osiedrop = ruimte naast een huis tussen de lijn waar de afdruipende regen neervalt en de muur
ostage = pand, gijzeling
ostagier = gijzelaar
ostenderen = brallen, pochen, beroemen, stoffen ook: vertonen
ostentatie = beroemd vinden, pochen, snorken (snoeven), pralerij, grootspraak
ostiarius = torenwachter, poortwachter
osyendroppe = zie osiedrop
Ot = afk. ondertrouw
otieux = ijdel, ledig
otium = verdiende rust na eervolle ambtvervulling
otium et pax = rust in vrede
oubliant = vergeetachtig
oud bewind = de periode die met de Franse revolutie eindigde in België (omstreeks 1796)
oude heircomen ende hoevenaersrecht = gewoonterecht
oudegrotevrouwe = overgrootmoeder
oudemoeder = grootmoeder
oudemoeye = oudtante
ouderdach = verjaardag
ouderdoem = eerstgeboorterecht
ouderman = bestuurder van een gilde, ook vaak deken genoemd
oudermanne kiste = een meubel als "de stat kiste," die in de vergaderkamer der oudermannen stond, ook:een gewone, gesloten kist
oudevader = grootvader
oudnederlands = de "Nederlandse" taal tot 1150
ouest = oost (richting)
ourtum = tuin
outeigen = een perceel grond, waarvan men het onbezwaard eigendom heeft, dat dus niet met een rente belast is. ook:; waarvan iemand het onbezwaarde eigendom heeft
outerve = een onroerend goed, dat iemand krachtens zijn recht als naaste erfgenaam heeft verkregen (en dat daarom niet zonder toestemming der bloedverwanten vervreemd mocht worden, en bij kinderloos overlijden terugviel aan de zijde, van waar het gekomen was: (gewonnen goed en roerend goed is dus geen outerve)
outichsasy = autorisatie
outmoeder = grootmoeder
outrage = spijt, leed. overlast
outrageeren = leed veroorzaken, overlast veroorzaken
outvader = grootvader
ouvrier = arbeider
Ov = afk. overzicht
Ov. = afk. huw. akte, overleden
ovaal eitrek = eirond
ovaal = heraldiek, vorm van schild door gehuwde vrouwen en geestelijken gevoerd
over den bloede sitten = een doodvonnis vellen
overalde = voorvader
overbreken = buiten zijn oever treden van de rivier
overcleet = overkleed
overcomen = overeenkomen
overcomen (ende verdragen) = overeenkomen
overcomen te wesen overeengekomen te zijn
overdenckende = over na nadenken
overdragen = overgaan, toevallen, versterven op, devolveren
overgangsrecht devolutierecht, overdracht van goederen van een familie die in de rechte lijn is uitgestorven toewijzing van goederen uit het tweede huwelijk aan kinderen uit het eerste
overgesondene = voorgelezen
overgeven (enen iet) = gerechtelijk overdragen
overgichten (enen iet) = een gerechtelijke verklaring ten iemands laste afleggen
overgifte = gerechtelijke opdracht van een onroerend goed
overhebben (iet) = door verdracht, in zijn macht krijgen
overhoer = overspel
overjaar = vorig jaar
overjaard = oud
overlant = ver weg gelegen land
overleefd = gestorven, overleden
overleyt = overlegd
overman = zie: ouderman
overmeester = bovenmeester, hoofd van de school
overmeister = zie overmeester
overmits = door middel van
overoom = oudoom
overposen = klokluiden voor een dode
overrechters = de ’hoge’ rechters in Friesland
overseggen (enen iet) = een arbitrale uitspraak doen ten laste van iemand
oversliten (enen iet) = een vonnis ten laste van iemand vellen
overspeelsterse =- overspelige vrouw
overste = ouderman hoofdbestuurder van een gilde
overtoom = plaats waar een schuit over land werd getrokken
oves = schapen
oxhoofden = wijnvaten