Genealogische woorden beginnend met Z
Z
zaaieling = nakomeling
zaakweldige = aansprakelijk persoon, crediteur
zachten = afbetalen
zainer = zie zener
zakken = inhoudsmaat voor graan = ca. 243 ltr.
zal = afk. zaliger
zaliger = gedachtenis wijlen, overleden persoon, (afk. s.g)
zamt = fluweel
zante = graan resten op het land, achtergebleven aren welke men mocht oprapen
zark = wollenstof benaming
zatblauw = donkerblauw
zate = zie zathe
zatertag = zaterdag
zathe = met opstallen landgoed met gebouwen er op, herenboerderij met opstallen
zauer = doekenmaker
zayland = akkerland, te bewerken grond
zeedland = zaailand
zeemtouwersknecht = knecht van de zeemleerbereider
zegelaar = merkmeester
zegge = moerasplant, rietgras
zeggewaart = laaggelegen land voornamelijk met zegge begroeid
zehn nonen = vastendagen vanaf Aswoensdag tot voor
Reminiszere = uitgezonderd de vastenvrije zondagen
zeichenmeister = ijkmeester
zeidler = imker
zeighelkiste = kist waarin de zegels werden bewaard
zeilsteen = magneet
zelateur = ijveraar
zele = ijver
zelger = zaliger
zeliger gedechtenisse =wijlen, overleden persoon
zener = korvenmaker
zengener = tangensmid
zerener = ijzersmid
zetschipper = een schipper die vaart voor rekening van de eigenaar van het schip
zeugung = ongehuwd "vleeschelijke conversatie" hebbende gehad, voorhuwelijks geslachtsverkeer
zeze = belasting, vaste heffing op onroerend goed
zielental = het aantal inwoners
zijde = zijlijn, bijvoorbeeld van (moeders) zijde
zijde = houdende aan de familie blijven waarvan het afkomstig is
zijde houdenheit = zie zijde houdende
zijdewinder = haspel op poot om zijdedraad op te rollen
zijl = afwateringssluis
zijlinie = zijdelings
zijlschot = belasting op waterlozing
zijpen = slootje, waterloop
zilver = heraldiek teken, kleur, zilver, weergave in ongekleurde wapens door het wit te laten of niet gearceerd
zilveren dukaat = muntsoort, waarde gelijk aan 50 stuivers
zilveren rijder = muntsoort, waarde gelijk aan 63 stuivers
zinstag = dinsdag
zitzweber = katoenwever
zoen = zoon
zoetekoek = ontbijtkoek
zonarius = gordelzadelmaker
zondagskind = gelukskind, kind dat op zondag geboren is en volgens het bijgeloof geesten kon zien
zul(d)aks = timmermanswerktuig, bijl aan tweezijden scherp om gaten in balken te maken
zullingen = funderingen van een muur
zusterkinderen = neef en nicht die willen trouwen, hiervoor was (meestal) dispensatie nodig
zwanzigste = 13 januari, 20e dag na Kerstmis
zwark = wolken
zwart = heraldiek teken, kleur ook: sabel genoemd, weergave met horizontale en verticale arcering of effen zwart
zweefstarre = planeet
zweetrok = jak, overhemd
zwei(haak) = timmermansgereedschap, ook: zwaaihaak
zweites neujahr = 6 januari
zwemen = gelijken
zweng = trekgedeelte van een wagen, ook: evenaar genoemd
zwengelhout = zie: zweng
zwenk = zie: zweng
zwet = grenssloot
zweve = binnendijk
zwijmelvlaag = epilepsie
zwillinge = tweeling
zwirner = draadmaker
zwischen den jahren = de tijd tussen kerstmis en nieuwjaar. (bedoeld wordt tot 6 januari)
zwölf nächte = zie zwischen den jahren
zwölfter abend = 5 januari
zwölfter tag = 6 januari