Zompen

De zomp is een oud scheepstype, dat vooral werd gebruikt ten oosten van de IJssel. Op de rivieren en beken, Overijsselse Vecht, Regge, Schipbeek en Berkel werden deze scheepjes gebruikt tussen 1670 en 1925. De zomp is als type een praam. Ze heeft echter breed uitwaaierende zijden, en daardoor een zeer diepe zeeg. Daarop werden verticale afneembare zijboorden geplaatst (opboeisels). Hierdoor ontstond een groot laadruim bij geringe diepgang.

 

In de tweede helft van de zeventiende eeuw groeide in het oosten van Nederland de behoefte aan een vervoermiddel dat een grotere capaciteit had dan paard en wagen en bovendien minder gehinderd werd door de vaak slecht begaanbare zandpaden. Zodoende ontwikkelde men de zomp, een platboomd scheepje dat kon worden gezeild, geboomd of getrokken. Er waren verschillende typen zompen. Zo was de Berkelzomp wat kleiner en de Vriezenveense turfzomp aanmerkelijk kleiner dan andere typen.

Wat grotere zompen bevoeren ook de Zuiderzee richting Friesland en Holland. Vanuit Deventer vertrok in de achttiende eeuw wekelijks de boterzomp met boter voor de markt in Amsterdam. Na 1850 verminderde het gebruik van de zomp. In de Franse tijd was begonnen met de verbetering van de wegen. Er werden ook kanalen gegraven voor grotere schepen en wat later legde men de spoorwegen aan.