Driekoningen

Driekoningen, Epifanie of Openbaring van de Heer (Solemnitas Epiphaniae Domini in het Latijn) is een christelijke feestdag die elk jaar op 6 januari wordt gevierd en waarop men de Bijbelse gebeurtenis (Matt. 2:1-18) herdenkt van de wijzen uit het oosten die een opgaande ster zagen en daarop de koning der Joden gingen zoeken. Ze kwamen in Bethlehem en vonden daar Jezus, de pasgeboren koning der Joden. Waarschijnlijk wordt hier gezinspeeld op het visioen van Bileam, de ziener in Moab die een ster uit Jacob zag opkomen (Numeri 24:17).

De drie wijzen kregen namen. In het Grieks waren dat Apellius, Amerius en Damascus, in het Hebreeuws Galgalat, Malgalat en Sarathin, maar ze zijn bekend geworden onder hun gelatiniseerde Perzische namen Caspar, Melchior en Balthasar. Ze zouden respectievelijk 20, 40 en 60 jaar oud zijn geweest; getallen die de levenstijdperken van de volwassene symboliseren.

In de katholieke liturgie in België en Nederland wordt het hoogfeest van de Openbaring van de Heer op de eerste zondag na 1 januari gevierd. In veel Zuid-Europese landen is Driekoningen een vrije dag en wordt Driekoningen op de dag zelf gevierd. De Openbaring van de Heer is het eerste van drie feesten, samen met de doop van de Heer en de opdracht van de Heer in de tempel (2 februari), die thuishoren in de kerstcyclus, de tijd van Jezus' kindertijd en jonge jaren.


Driekoningen

Aan het begin van de twintigste eeuw was, aldus de folklorist D.J. van der Ven, de viering van Driekoningen in 's-Hertogenbosch 'gedegenereerd tot een zeurig bedelen van drenzende arme kinderen uit de sloppen en de steegjes'. Enkele plaatselijke notabelen ondernamen in 1924 een poging aan deze 'vodderige schooipartijen van bedenkelijk allooi' een einde te maken. En met succes. Op of omstreeks 6 januari trekt sindsdien jaarlijks vanaf het stadhuis een optocht met honderden 'koninkjes', begeleid door echte schapen, naar de Sint-Jans kathedraal. Voor de mooiste koninkjes is er een prijs.

Ook in Tilburg, vanwege de vele kloosters ter plaatse wel het Rome van Nederland genoemd, is zo'n ingreep gepleegd. Ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard op 7 januari 1937 nodigde de lokale Oranjevereniging de jeugd uit om daags tevoren verkleed en wel voor een jury te verschijnen en Driekoningenliedjes ten gehore te brengen. Tilburg en omstreken kennen hierdoor zelfs nog het fenomeen van zangertjes die langs de deuren trekken. De Tilburgse agglomeratie is nu met 's-Hertogenbosch dé plek in Nederland voor Driekoningen, al hebben Weert en Maastricht inmiddels weer een Driekoningen stoet op het programma gezet. Maar dit zijn de resten van wat ooit een groots landelijk feest is geweest. 

Zuiver christelijk

Driekoningen was in Europa gedurende de Middeleeuwen belangrijker dan Sinterklaas, die immers uitsluitend voor de jeugd reed. Sterker nog, in sommige landen is het sinterklaasfeest opgegaan in Driekoningen. In Spanje zijn de dag ervoor overal optochten met Los Reyes Magos te paard en een groot gevolg van prinsen en prinsessen. Zij werpen snoepgoed naar de kinderen, waarvoor zij mandarijnen, cognac, walnoten en water terugkrijgen. Een postwagen aan het eind van de stoet haalt brieven van de kinderen op met hun cadeauwensen, die zij de volgende dag al dan niet vervuld zien in een schoen onder de kerstboom. 

In Italië zetten kinderen dan eveneens hun schoen, maar hier is het een lelijke heks die de geschenken rondbrengt, La Befana, van wie wordt gezegd dat zij geen tijd had gehad om de drie koningen te ontvangen en als straf zelf naar het kindje Jezus op zoek moest gaan, - wat ieder kind kan zijn, vandaar de cadeautjes.

Ook elders in Europa wordt Driekoningen nog volop gevierd. Aan de vooravond ervan komen in Griekenland en op de Balkan de Kallikantzaros, aardmannetjes, nog eenmaal in het geniep samen, nadat ze vanaf Kerstmis actief zijn geweest. In het Alpengebied houden verklede Perchten en Glöcker optochten; beiden refereren aan voorchristelijke griezels, die overigens pas in christelijke tijden voor het eerst zijn geboekstaafd. Geen wonder dat op Driekoningen veel inwoners van dat gebied hun huis opnieuw laten wijden, waarbij als geluk geldt dat wijwater dan krachtiger dan ooit is. Op de deurpost wordt die wijding genoteerd met krijt: links en rechts komt het samengestelde jaartal en tussen verbindende kruisjes de letters CMB - Christus Mansionem Benedicat ('Christus zegene dit huis'). 

Hoe merkwaardig is het intussen dat de drie koningen nooit hebben bestaan! De evangelist Mattheus sprak van een onbepaald aantal 'wijzen' dat vanuit het Oosten naar Bethlehem kwam om Jezus te aanbidden. In de jongste bijbel vertaling is dat zelfs afgezwakt tot 'magiërs'. Als geschenk hadden zij volgens Mattheus goud, mirre (geneeskrachtige zalf) en wierook bij zich, en daaruit is later afgeleid dat zij met z'n drieën waren. In de derde eeuw werd dit drietal tot heuse koningen gepromoveerd, alhoewel Engelstaligen hardnekkig van 'wise man' blijven spreken. Ook zouden zij per kameel naar Bethlehem zijn gereisd. 

Weer een eeuw later, in 325, vond de moeder van Constantijn de Grote hun veronderstelde resten in Palestina en nam die mee naar Italië. In dezelfde eeuw werd Kerstmis op 25 december geplaatst en kwam Driekoningen op 6 januari te staan, dertien dagen later; vandaar de benaming 'dertiendag' die nog in Vlaanderen wordt gebruikt. Aanvankelijk stond op die datum de doop van Jezus centraal, of meer in het algemeen zijn openbaring als Godheid (Epiphanie) - want als volwassene verzorgde Jezus eveneens op 6 januari zijn eerste wonder: de broodvermenigvuldiging op de bruiloft van Kana.

De onderwerping van de drie koningen aan Jezus Christus verzinnebeeldde in feite de geboorte van de Kerk, want zij waren van oorsprong heidenen. Tijdens de kerstening werd hun gang naar Bethlehem veelvuldig uitgedragen. In de achtste eeuw kregen de schenkers een naam, een leeftijd en een herkomst: de zestiger Melchior (goud) was koning van Nubië en Arabië, de veertiger Balthasar (mirre) was koning van Gondolië en Seba, de twintiger Caspar (wierook) was koning van Tharsis en Egryscilla. Hoe dit beredeneerd werd blijft onduidelijk, maar respectievelijk  stonden zij symbool voor de drie destijds bekende werelddelen: Europa, Azië en Afrika. Hiermee kon de mondiale missionering aanvangen. Hun verering werd in Europa een rage toen Frederik Barbarossa in 1164 hun relieken als oorlogsbuit van Milaan naar de Dom van Keulen overbracht.

Niet van belang ontbloot is dat Driekoningen in onze contreien als datum goed viel. De dagen worden dan weer langer en het voorjaar lonkt zelfs, zoals tot uitdrukking komt in de volksspreuk: Met Driekoningen lengt de dag zoveel een geitje springen mag. Niet dat het seizoen al omslaat, want: Als driekoningen is in 't land, komt de vorst in 't vaderland. En zelfs: Als het op Dertiendag vriest, vriest het dertien weken lang. Maar: Zet met Driekoningen ramen en deuren open, want wind met Driekoningen brengt zegen.

In de jaarkalender kreeg het feest extra nadruk doordat de maandag erna als een soort nieuwjaar dienst deed, een dag voor samenkomsten. Tot aan het begin van de twintigste eeuw begon dan in Eemland voor jongeren de Koppeltjestied, tijd om koppeltjes te vormen, en voor ouderen de Klitstied, van klits = restjes, die tot aan de vastenperiode tijdens onderlinge bezoekjes werden versnaperd. 

In stedelijk verband sprak men van Koppertjesmaandag. Kopperen staat voor feestvieren en smullen. Vooral de gilden lieten zich daarbij niet onbetuigd, maar met hun verdwijnen aan het eind van de achttiende eeuw bleef die dag een feest voor drukkers, die dan hun koperdruk kunsten op prenten vertoonden, - totdat zij werden ingehaald door het nieuwjaarsdrukwerk dat rond 1900 opkwam. In Vlaanderen leeft de maandag na Driekoningen echter nog voort als Verloren Maandag, traditioneel de dag waarop ambtenaren slechts hun eed moesten afleggen en verder vrij kregen.    

Driekoningen als spel

De schilder Jan Steen heeft het driekoningenfeest maar liefst vijftien maal verbeeld; hoewel hij katholiek was mag dit als een extra aanwijzing gelden voor het gewicht van dat feest. Werelds plezier heeft bij hem de overhand, zoals het vermaarde koningsspel. Dit behelsde een parodie op bestaande maatschappelijke verhoudingen, net als de Saturnalia uit de Romeinse tijd, waaraan de regels waarschijnlijk ook zijn ontleend. De koning werd aangewezen middels lootjes met personages erop, die te zamen een hele hofhouding vormden: van secretaris tot zottin, van voorproever tot speelman. Al vanaf de zestiende eeuw waren hiervoor voorbedrukte exemplaren in de handel, zo ook van papieren kronen. Een zang-, eet- en drinkgelag vormde het voornaamste bestanddeel van het spel. De kreet 'De koning drinkt', een rechtstreekse verwijzing naar de rex bibendi (drankenkoning) van de Saturnalia, was steeds de aanleiding voor een gezamenlijke toast. Verder had iedereen zijn rol naar behoren te vervullen, zo niet dan kreeg hij een veeg roet over zijn gezicht of verbeurde hij een pand.  

Het koningsspel was bestemd voor volwassenen en werd bedreven in kloosters, gilden en in huiselijke kring. Een eenvoudige variant leverde louter een koning op en was tevens voor kinderen geschikt. Als gangmaker voor het spel gebruikte men een driekoningenbrood, waarin een boon verborgen zat die de vinder tot koning van de dag verklaarde. In Nederland behelsde dat brood slechts een tulbandcake of een koek; elders werd er meer werk van gemaakt. In Frankrijk vormen les galettes des Rois het hoogtepunt van banketbakkerskunst; vooral de frangipane, gemaakt van bladerdeeg en amandelcréme, is beroemd. Als bijzonderheid stoppen Franse bakkers sinds de achttiende eeuw in plaats van bonen porseleinen figuurtjes van twee centimeter hoog in de taarten, fèves geheten, een gezocht verzamelaarsobject, mede omdat zelfs modeman Yves Saint Laurent er enkele heeft ontworpen.

Louter voor kinderen was er het kaarsjesspringen. Dit hield precies in wat het woord aangeeft: drie brandende kaarsjes op de vloer, één kon ook, en dan eroverheen huppelen zonder dat ze uitgingen of omvielen. Onschuldige tijden. Bij het huppelen kon een versje worden opgezegd als: Kaarsje, kaarsje, drie aaneen, Springen wij er overheen, Al wie daar niet over kan, Over dat kaarsje, over dat kaarsje, Die weet er niemandal van.

Volwassenen en kinderen gezamenlijk waren weer betrokken bij het sterrezingen. Uitgedost als Caspar, Melchior en Balthasar trokken zij met een ster van Bethlehem op een geheven stok zingend langs de huizen om een aalmoes te verwerven. Oorspronkelijk zou dit gebruik door koorknapen beoefend zijn, die een algemeen doel dienden, want Driekoningen was tevens een liefdadigheidsfeest voor armen en bedienden. Vanaf de zeventiende eeuw begon, aldus Ter Gouw, het 'gemene' volk echter de ster ten eigen bate te hanteren. De liedjes die daarbij werden gezongen lieten aan duidelijkheid niets te wensen over: Wij komen je dertienavond bezoeken, Heb je geen wafels of pannenkoeken? Een, twee, drie in 't boterpateel, Mensen, geeft ons ons aandeel.' Of: Wij zijn driekoningen, wij zoeken geen kind, Maar een teugsken Lovens, dat ons beter dient, Kaves of Lovens bier, En daarom komen wij hier.

Een protestants land

De Reformatie opende de aanval op het feest. De Dordtse synode van 1574 besloot slechts Kerstmis, Pasen, Pinksteren en Hemelvaart als feestdagen te handhaven, Driekoningen niet meer. Calvinistische dominees bestreden sindsdien vanaf de kansel de 'dertelheyt', de 'clapperijen' en de 'overwillicheyt' die daarbij plaatsvonden. Deze preken sorteerden niet direct effect, want nog in de achttiende eeuw legden diverse schilders een uitbundig en zeer werelds Driekoningenfeest vast.

Een grotere bedreiging vormden de keuren die steden begonnen uit te vaardigen tegen de sterrezangers, de koningsprenten, de koningskaarsjes en zelfs het huiselijke koningsspel. In 1745 trad het protestantse stadsbestuur van 's-Hertogenbosch op tegen de 'verligte machines' en 'representeerdende starren' van lokale driekoningenlopers, met als doel de katholieke meerderheid in te tomen. Volgens de journalisten Willem Spapens en Piet Horsten danken wij aan deze gebeurtenis een variant op het beroemde lied: Driekoningen, Driekoningen, Geef mij een nieuwe hoed, Mijn oude is versleten, Mijn moeder mag het niet weten, Mijn vader heeft 't geld, op de rooster neergeteld (oftewel verbrast). Bij wijze van protest en spot werden de laatste twee strofen nu veranderd in: Mijn vader is niet thuis, Piep, zei de muis in het voorhuis. De genoemde hoed refereerde aan het aloude gebruik dat lagere bedienden een nieuwe hoed plachten te ontvangen van de stedelijke overheid, en Piper was de naam van de schepen die de anti-katholieke maatregel had bedacht.

Door al deze tegenkanting werd Driekoningen geleidelijk toch een aangelegenheid voor katholieken, die ook de enigen waren die thuis een kerststalletje hadden, waar de drie koningen langzaam naderbij werden gezet. Protestanten beperkten zich tot een kerstboom. Als herinnering aan het oude belang van het feest ruimden zij daags erna wel die kerstboom op, zoals katholieken dat deden met hun kerstspullen. Een gezamenlijke etiquetteregel was bovendien dat nieuwjaarswensen slechts tot en met Driekoningen hoefden te worden uitgesproken.

In Amsterdam verdwenen de sterrezangers aan het begin van de negentiende eeuw. Prenten voor het koningsspel bleven in die stad tot in de twintigste eeuw in omloop, maar het spel zelf zal er eerder zijn uitgestorven. In Brabant, Gelderland, Limburg en op het platteland van Noord-Holland hield, althans onder kinderen, het animo voor het driekoningenbrood en het sterrezingen langer stand, al werden bij dat laatste wel de brandgevaarlijke sterren vervangen door Japanse lampionnen. In de oostelijke grensstreek, vooral in de Achterhoek, bleef het onder katholieken ook nog gebruikelijk op deze dag het huis te laten zegenen, met de krijtnotering 'CMB' op de deurpost als bewijs. In 1923 bracht nota bene de curie in Rome het feest een zware klap toe door de viering niet langer verplicht te stellen, omdat de bijbel er te weinig grond voor gaf. Precies een jaar later begon in 's-Hertogenbosch het bescheiden reveil...

Landelijke spreiding buiten de kerk kent Driekoningen nu alleen nog in de antroposofische Vrije Scholen, die de ster van hun kerststal zelfs langer laten hangen: tot Maria Lichtmis op 2 februari, als Maria volgens voorschrift na veertig dagen Jezus Christus in de tempel komt opdragen aan de Heer en zelf door een licht celebratie gereinigd wordt van de bevalling.