Kerstmis

'

Kerstmis


Miljoenen kerstballen, kerstkaarten (plus e-cards), kerstkaarsen, kerstpakketten, kerstbomen en kerststallen. Wanneer is Kerstmis in Nederland eigenlijk zo'n gigantisch feest geworden?

De geboorte van Jezus Christus is in nevelen gehuld. De bijbel geeft geen uitsluitsel over de datum ervan en historici hebben berekend dat die ergens in de herfst of in de lente zal hebben gelegen, maar zeker niet op 25 december. Zelfs zijn geboortejaar, waarmee nota bene onze jaartelling aanvangt, is aan twijfel onderhevig. Pas in de zesde eeuw is de chistelijke jaartelling geconstrueerd, door de monnik Dionysius Exiguus, maar de huidige wetenschap gaat ervan uit dat hij de 'vleeswording' van Jezus iets te laat heeft gesitueerd. Waarschijnlijker zijn de jaren 2 tot 14... vóór Christus! Deze onduidelijkheid geeft overigens wel aan dat Jezus' geboorte niet van meet af aan is gevierd.

Wel gold die geboorte al vanaf de tweede eeuw als maagdelijk, in de zin dat Maria door de Heilige Geest was bevrucht in plaats van door haar man Jozef van Nazareth. Dit algemeen christelijke leerstuk mag niet verward worden met Maria's onbevlekte ontvangenis, want die houdt in dat Maria net als Eva zonder erfzonde ('onbevlekt') ter wereld is gekomen, ook al was zij een biologisch kind van moeder Anna en vader Joachim. Katholieken hechten al sinds de late oudheid aan dit leerstuk en in 1854 kreeg het de status van een dogma. Protestanten daarentegen wijzen de onbevlekte ontvangenis af, hoewel zij op die manier toegeven dat Jezus met onheilig bloed in aanraking is geweest. Kennelijk is dat voor hen geen bezwaar, maar zij vereren Maria dan ook niet.

 

Volgens de overlevering heeft paus Julius I het besluit genomen Kerstmis alsnog te gaan vieren. Dat zal dan tijdens de Romeinse synode in de jaren 340 - 341 zijn gebeurd, hoewel ook het jaar 336 wordt genoemd. Totdien gaven christenen de voorrang aan Jezus' herrijzenis met Pasen, waarmee als het ware hun eigen geloof boven de bekering - 'verlossing' - van andersdenkenden werd gesteld. Dit missionaire facet kwam met Kerstmis centraal te staan. Opmerkelijk genoeg betogen de Katholieke Encyclopedie en www.heiligennet.nl  dat Jezus' geboortedag met opzet op 25 december is geplaatst om de bestaande eredienst voor de Romeinse zonnegod Mithras te kerstenen. Die dienst viel in een periode dat de dagen weer lengen, de midwinterzonnewende, een gebeuren dat de Germanen in Noord-Europa eveneens vierden, zodat hun feest in één moeite door een christelijk stempel kreeg opgedrukt. 

De Romeinen konden op deze zienswijze uiteraard niet meer reageren, de nazi's hebben dat namens de Germanen wel gedaan. Zij waren het er volkomen mee eens. Volgens hen was Christus bij Kerstmis zelfs artfremd (Hitler daarentegen niet, getuige bewaard gebleven kerstballen met 's mans tronie). In hun beleving ging het om een lichtfeest, waarbij mensen de wederkomst van de zon stimuleerden door vuren te stoken en brood offerden aan boomgeesten die het op hun leven hadden voorzien. Het kerstblok - een groot stuk hout dat in veel haarden tijdens de kerstdagen brandde - herinnerde aan zulke vuren en de kerstboom aan de verering van de kale eik, die met dennetakken en appels werd opgetuigd om zijn bladeren weer te laten ontbotten. 

Twee andere attributen gunden aanhangers van deze theorie aan de Kelten, ofwel de Galliërs: de hulst, die volgens christenen verwijst naar de doornenkroon van Jezus, en de mistletoe of maretak, waaronder een jongen en een meisje elkaar mogen zoenen, mits er besjes aanhangen en het dus om de vrouwelijke plant gaat. Van de maretak - haamsjeut, zegt men in Zuid-Limburg - brouwde Panoramix een toverdrank die Asterix steeds van nieuwe krachten voorzag. 

 

Het kan best zijn dat 25 december bewust is uitgekozen, want in de vierde eeuw pleitte ook kerkvader Augustinus ervoor op die dag niet zoals de heidenen de zon te eren maar juist degene die de zon had geschapen. Of de Germanen enige invloed hebben gehad, staat nog steeds te bezien. De noordelijke midwinterzonnewende verloopt zo onmerkbaar dat het een non-event lijkt. Niet voor niets zouden de Germanen de zonnewende gedurende twaalf dagen gevierd hebben, de zogenaamde joeltijd, die begon op de kortste dag van het jaar, 21 december. Maar wat bestaat daarvan nog?  En heeft boreaal Europa ooit iets voorgesteld? Van de oude Perzen is in Iran op die korste dag het feest Yalda bewaard gebleven, ondanks de indringende islamisering nadien; van de Germanen daarentegen resteert niets. 'Christus-mis', waarvan het woord Kerstmis afstamt, bevat au fond weinig heidense elementen, en die er wel zijn, daarvan heeft onderzoek aangetoond dat ze niet uit de oertijd stammen. Dit geldt uiteraard voor de boodschap achter het feest: een koning die niet in rijkdom maar in armoede werd geboren en vrede op aarde wilde brengen, in de mensen een welbehagen.


Middeleeuwse dikkevretsaovond


Zeker vormde 'Kersmis', zoals de schrijfwijze van oudsher luidde, gedurende de Middeleeuwen een hoogtepunt in de jaarcylcus. Allerlei liedjes als Nu sijt wellecome en Een kindelien so lovelic dateren uit die periode. De wereldlijke viering bestond, aldus de onderzoeker J.J. Mak, uit eten, drinken en spelen, en kerstavond heette 'dikkevretsaovond'. Jongeren zongen op straat en brachten geschenken rond, hoewel dat al vroeg als onchristelijk werd aangemerkt. In de zeeprovincies was de kerstgans een gewild gerecht. Met het oog hierop schuifelden in de dagen voor Kerst hele batterijen van 'vette en niet vette ganzen' over paden en wegen. Germaanse offers vonden hiermee niet echt plaats, of het moest aan de eigen maag zijn. Aan het begin van de winter, die met schaarste en bittere kou gepaard kon gaan, deed men zich nog eenmaal te goed, in afwachting van betere tijden.

Een laatmiddeleeuwse bijdrage aan het feest waren de kerstspelen, bedoeld om de volksdevotie te bevorderen. Tijdens een kerstspel werd in de open lucht het kerstverhaal nagespeeld, zoals dat in de loop der jaren was geconstrueerd. Over de kribbe - 'voederbak' in de jongste bijbelvertaling - spreekt het evangelie van Lukas al, net als over de ster van Bethlehem en de herdertjes bij nachte. Rond het jaar 150 wees Justinus de Martelaar, een bekeerling die toen al rondleidingen langs heilige plaatsen verzorgde, als onderkomen van de kribbe een grot in Bethlehem aan, aldaar nog steeds te bezoeken. In de derde eeuw werd het verhaal uitgebreid met de os en de ezel, waarbij de reine os stond voor het volk van Israel en de onreine ezel voor alle heidenen. Niet lang hierna verschenen de eerste afbeeldingen van Jezus' geboorte, met Jezus in een doek gewikkeld - als een kleine mummie, stelt www.heiligen.net, hoewel kinderen tot in de moderne tijd aldus werden gebakerd. Maria voegde zich als Moeder van God bij dit tafereel in de vijfde eeuw, doorgaans liggend op een bakermat. Jozef was een eeuw later present en in de achtste eeuw doemden tenslotte de koningen Caspar, Melchoir en Balthasar op.

Van deze kerstspelen ontstond ook een gestolde versie, de kerststal. Het schijnt de Franse monnik Bernard van Clairvaux te zijn geweest die in de twaalfde eeuw als eerste sprak van een stal in plaats van een grot, teneinde de herkenbaarheid bij zijn landgenoten te vergroten. Toch wordt Franciscus van Assisi algemeen als bedenker ervan aangemerkt. Hij wilde het kerstverhaal zo dicht mogelijk bij de mensen brengen en vervaardigde op kerstavond van het jaar 1223 in de bossen bij zijn woonplaats Greccio een stal met daarin een kribbe, een levende os en ezel en diverse uitgesneden figuren, maar niet de H. Familie. Tijdens zijn preek riep hij de aanwezigen op zich voor te stellen dat Jezus in zijn armen verscheen, en velen zagen dit daadwerkelijk gebeuren. Uit dezelfde eeuw (1291) stamt overigens de oudst bewaard gebleven kerstgroep, te vinden in een zijbeuk van de St. Maria Maggiore in Rome. 

De volgelingen van Franciscus zouden de kerststal in het Westen verder verspreiden. Naar verluidt kreeg Roermond er een in 1370, Utrecht in 1489. 'Kerststal' werd bij ons ook de gebruikelijke benaming voor de geboorteplek van Jezus; alleen Limburgers spreken van een kribbe, net als de Duitsers trouwens. Intussen bezit Bethlehem nog steeds een Geboortegrot. Die grot is in de oosters-orthodoxe kerken de heersende voorstelling gebleven, maar ook in menig westerse kerk wordt zij nog voor Kerstmis nagebouwd. Het behoort tot de onopgeloste raadsels van het katholicisme waarom de ene pastoor voor zo'n grot kiest en de andere voor een stal.

 

Protestantse actie, katholieke reactie

 

De Synode van Dordrecht probeerde in 1574 Kerstmis volledig af te schaffen. Inspirator Calvijn verwierp het feest immers als onbijbels en wilde de geboorte van Jezus alleen herdenken op de zondag die het dichtst bij 25 december lag. Onder druk van de bevolking kwam de Synode hier vier jaar later op terug. Maar de gang naar een eenvoudiger opzet was begonnen. De gereformeerde ouderling Walich Syvertsz. meldde in 1604 dat in Amsterdamse kerken priesters op 'Kersdach' een 'beeldeken' van een 'cleyn kindeken' tijdens de mis in de armen namen, onder het zingen van een wiegeliedje, wat hijzelf schandalig vond. Hij zou geleidelijk zijn zin krijgen. In de zeventiende eeuw noemde de katholieke schrijver Joost van den Vondel Kerstmis nog 'de hoogste feest van 't jaer', een tijd voor 'te danssen en te bancketeeren', maar alleen de kerstgans overleefde het rituele bewind van de dominees.

Het is veelzeggend dat oude edities van de Enkhuizer en Deventer Almanak Sint-Maarten, Sinterklaas, nieuwjaar, vastenavond, Driekoningen, Pasen en Pinksteren uitvoerig melden, maar Kerstmis niet of nauwelijks. Het feest ging dus in stilte voorbij. Uit protestantse kerken verdween alle uitwendigheid: de kerststal moest weg, evenals de kerstspelen, waarvan niet één Nederlands voorbeeld bewaard is gebleven. Zelfs de benaming Kerstmis kon niet door de beugel. Dat werd kortaf Kerst, want protestanten vieren geen mis. En voor de Kerstdagen kwam de combinatie Kerstfeest in zwang. Hiermee werd het Nederlands de enige taal ter wereld zonder uniforme aanduiding voor Kerstmis.  

 

Hoezeer verschilde de ontwikkeling in katholiek Europa! Als antwoord op de protestantse kaalslag ontstond de Barok. Jezuïeten, speciaal in touw om de Hervorming te bestrijden, zagen in de kerststal een ideale drager voor katholieke propaganda. Zij zorgden dat alle kloosters, kerken en paleizen een stal kregen, zo ook menige stad. De absolute bloeitijd van de kerststal was echter de achttiende eeuw, toen onder de Verlichting de secularisatie voet aan de kreeg en bijvoorbeeld in Beieren publieke kerstallen werden verboden. Van de weeromstuit stortten particulieren zich op dit cultuurgoed. Beroemd werd de Napolitaanse editie, met zestig tot zeventig, merendeels wereldse figuren, die door een 'regisseur' een plek kregen toegewezen. Een mega-stal ontstond in Brixen, gelegen in het Italiaanse gedeelte van Tirol, met maar liefst vijfduizend figuren. Dit was tevens de tijd dat gewone gelovigen kleine stalletjes in huis begonnen te halen. De ingrediënten hiervoor leverden Tiroler houtsnijders, wier ensembles alle werelddelen zouden bereiken.

Protestants Nederland stond uiteraard buiten deze ontwikkeling. Omdat hier niet zoals in Duitsland en Engeland pakjesavond naar Kerstmis verschoof, kreeg ook de huiselijke viering geen extra accent. Dit is honderden jaren zo gebleven; op het platteland tot in de twintigste eeuw. De volkskundige S. J. van der Molen beschrijft althans uit het begin daarvan enkele boerse kerstfeesten: voor de gelegenheid droeg men wel schoenen in plaats van klompen, maar de sfeer was plechtig en karig: buurpraatjes gaven geen pas en de kinderen mochten niet op de brink spelen. Van 'dikkevretsaovond' was geen sprake.

 

Niettemin wensen protestanten elkaar sinds pakweg de negentiende eeuw een vrolijk kerstfeest; voordien was het deftige 'gezegend' gebruikelijk, wat sommige dominees nog steeds zeggen, evenals koning Willem-Alexander. Hierin onderscheiden zij zich duidelijk van katholieken, die immers van zalig kerstmis reppen. Me dunkt dat dit te maken heeft met het maximaal haalbare voor beiden. Katholieken geloven dat het heilig doopsel de erfzonde wegneemt en dat begane doodzonden tijdens een biecht kunnen worden weggenomen; zaligheid op aarde is met andere woorden bereikbaar. Protestanten geloven dit allemaal niet en kunnen daarom slechts op een vrolijk kerstfeest hopen, wat voor de zwaarste groeperingen onder hen al niet gering is. Als indirect bewijs voor mijn stelling mag gelden dat doopsgezinden de hele idee van een erfzonde verwerpen en de verrassende combinatie 'gelukzalig kerstfeest' hanteren. Overigens lijkt het erop dat Nederlandse katholieken hun landgenoten dit leerstellige verschil wel hebben willen inpeperen, want katholieken elders spreken net als protestanten over een fröhliches, merry of joyeux kerstfeest.      

Dat Kerstmis in Nederland vooral een gelegenheid tot bezinning was blijkt tevens uit het feit dat er nauwelijks uithuizige tradities omheen zijn ontstaan, hoewel dat met een twee dagen durend feest makkelijk had gekund. Op het platteland zijn slechts twee kerstgebruiken overgebleven, die ook nog niet óp Kerstmis maar ervoor en erna plaatsgrijpen.

Tussen 21 december en nieuwjaar speelt zich in het Friese Oudehorne en Katlijk het Sint-Thomasluiden af. Op klokkenstoelen proberen vooral jongeren van 's ochtends zeven tot 's avonds tien uur met een grote en een kleine klok de zogenaamde vierkante slag te bewerkstelligen (bam, bim) - lastig, want een kleine klok loopt sneller. De hardnekkige mare wil dat zulk gelui boze geesten moeten verdrijven die de midwinterzonnewende willen voorkomen, reden waarom aan het begin van onze jaartelling de germanen in dezelfde periode al lawaai maakten. Toch dateren de eerste klokkenstoelen pas uit de veertiende eeuw. Christelijker en aannemelijker klinkt het verhaal dat de klokken de strijd tussen goed en kwaad verbeelden en christelijk is in ieder geval de benaming - naar de 'ongelovige' apostel Thomas, die blijkens www.heiligennet.nl tot 1969 op 21 december in de katholieke Kerk werd herdacht. Trouwens, de vroegste meldingen van het Sint-Thomasluiden zijn van nog weer later, de achttiende eeuw. Het vond destijds in de hele Friese Wouden plaats, maar raakte bijna overal uitgestorven, mede doordat het gebeier dag en nacht doorging en bestuurders niet dol waren op de begeleidende wanordelijkheden. In Oudehorne en Katlijk moest het gebruik ook enkele malen van de ondergang worden gered. Oudehorne riep in 1967 de wedstrijdvorm in leven, met een wisselbeker voor de beste 'klokkenstuurders'. En Katlijk kent sinds de jaren tachtig een gilde van twaalf luiders.

Het midwinterhoornblazen in het oosten van Twente zou eveneens met boze geesten en germanen van doen hebben, al wordt dat verband minder nadrukkelijk gebracht. Van origine, zo beweren sommigen, gebruikten katholieke streekbewoners de hoorns om elkaar te waarschuwen voor naderende protestantse overheidsdienaren. Dit strookt echter niet met het gegeven dat zulke hoorns tot in de Alpen opklinken. In de negentiende eeuw schijnt er nog wel eens spontaan boven een put (vanwege de nagalm) te zijn geblazen, maar het animo hiervoor nam rap af. Volgens de volkskundige Han Voskuil werd de midwinterhoorn tussen de beide wereldoorlogen bewust gepropageerd om het platteland te folkloriseren. Nadien ging het toch weer bergafwaarts, totdat vanaf 1953 een 'Kemmisie veur 't Mirreweenterbloazen' jaarlijks een concours begon te organiseren. Op Sint Steffen, tweede Kerstdag, staan daartoe enige tientallen blazers aan de ene kant van de Dinkel, en de juryleden aan de andere kant. Geblazen wordt er echter tussen Allerheiligen op 1 november en Driekoningen; en wie wil kan er een cursus in volgen.


Als familiaal feest dat ten lange leste ook Nederland in zijn greep kreeg, is Kerstmis een vinding van de negentiende-eeuwse burgerij. De ingrediënten hiervoor kwamen van heinde en verre. In Engeland verscheen in 1843 A Christmas Carol van Charles Dickens, over de gierige zakenman Ebenezer Scrooge, die het hele kerstfeest verspilling en nonsens vond. Hij kwam tot inkeer toen geesten hem tijdens kerstnacht zijn jeugdige verdriet, zijn huidige gemis en zijn sombere toekomst lieten zien. De volgende morgen liep hij zingend door de straten van Londen en deelde hij geld en geschenken uit - de geboorte van de 'op één na beroemdste kerstvertelling ter wereld' aldus Godfried Bomans. Inderdaad, ook lezers die nog twijfelden begrepen dat Kerstmis een feest van liefdadigheid en gezelligheid hoorde te zijn. En omdat Scrooge's bekering plaatsvond terwijl de sneeuw van de daken geschraapt moest worden, nestelde zich in ieders hoofd meteen het verlangen naar een witte kerst, hoe zeldzaam die in onze contreien ook is.

 

Engeland, minder geraakt door de Reformatie, kende van oudsher een uitbundig Kerstfeest. Versieringen met mistletoe en hulst ('holly') behoorden daartoe, evenals de middeleeuwse plumpudding, die zes weken van tevoren op Stir-up Sunday moet worden bereid. In de zestiende eeuw kwam daar de gevulde kalkoen bij, en in de zeventiende eeuw Boxing Day op Tweede Kerstdag, om de inhoud van de armenbus (box') in de kerk te verdelen. De puriteinse heerser Oliver Cromwell probeerde in het midden van die eeuw al te heidense uitingen te beteugelen: hij verbood overvloedige maaltijden en decoraties met hulst. Gedurende dertig jaar was er zelfs sprake van een 'ban on Christmas', ook vanwege het katholiek klinkende 'mas'. Maar dankzij Dickens -'the man who invented Christmas' - zou het feest in Engeland weer uitgroeien tot dé sociale gebeurtenis van het jaar, met veel community singing op straat en intensief theaterbezoek. Het huiselijk kerstdiner hoort daar eveneens bij, liefst met zoveel mogelijk gasten, die daarbij niet zelden een papieren kroon op het hoofd dragen, want het Driekoningenspel heeft zich in Engeland naar Kerstmis verplaatst. Van oudsher nodigden rijkaards daarbij arme sloebers uit, een gebruik dat nog niet helemaal is uitgestorven.

Als om deze hernieuwde idylle te bevestigen bedacht de Londense uitvinder en kunstliefhebber Henry Cole in hetzelfde jaar als A Christmas Carol verscheen de kerstkaart. In Engeland kende men al in de achttiende eeuw Christmas Pieces, versierde wensen die schoolkinderen voor hun ouders ontwierpen. Ook plachten verwanten en goede vrienden elkaar rond Kerstmis lange brieven te schrijven, Round-Robin Letters, waarin zij over het aflopende jaar berichtten en de beste wensen voor het komende overbrachten. Cole was met dit karwei te laat begonnen en liet kunstenaar John Callcot Horsley een soort Christmas Piece vervaardigen: een tekening van een gezin dat, geflankeerd door liefdadigheidstaferelen, een toast uitbrengt richting kijker: 'A merry Christmas and a happy new year to you'. Dat uitgerekend Cole deze oplossing koos, is begrijpelijk want hij was secretaris van een regeringscommisie geweest die drie jaar eerder zulke post veel goedkoper maakte: van vier naar één pence. Dat zo'n kaart andere mensen eveneens kon dienen, begreep Cole onmiddellijk: hij bestelde er maar liefst duizend exemplaren van, die voor één schilling te koop waren. Gaandeweg bleek een ander voordeel. Met behulp van een kerstkaart konden niet alleen intimi bereikt worden, ook kennissen, buren en zakenrelaties. Vanwege dit aspect zou zij internationaal aanslaan.

In Nederland lag de klemtoon voor wensen niet op Kerstmis maar op Nieuwjaar. De traditie van gedrukte nieuwjaarswensen, die aan de deur werden verkocht, leefde nog volop, zo ook de verzending van visitekaartjes binnen de hogere kringen. De verandering begon toen de PTT in 1871 de briefkaart uitbracht en tegelijk het versturen van visitekaartjes duurder maakte. De Amsterdamse firma Gebrs. Koster kocht exemplaren daarvan en lanceerde voor de jaarwisselling 1873/'74 de eerste 'nieuwjaarsbriefkaart' met een rijmpje op de achterkant; tien jaar later werd dat een illustratie. Ook andere firma's gingen zulke kaarten brengen, vaak met religieuze voorstellingen en teksten.

De zuivere kerstkaart liet nog op zich wachten, wat wellicht te maken had met het feit dat de PTT tot 1892 het monopolie op de uitgifte van prentbriefkaarten behield. Rond 1895 kwam de Goudse boekhandelaar T.J. Kousbroek met een eerste gecombineerde kerst- en nieuwjaarskaart. Kort daarop werden in kranten echte kerstkaarten te koop aangeboden, zij het onder de benaming X-mas Cards, zo exotisch waren ze dus nog. Uiteindelijk zou de combinatiekaart het in Nederland net als in Engeland winnen. De late opkomst van dit gebruik zou overigens nog lang doorwerken. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het echt populair kaarten te versturen; het verhaal wil dat Engelse soldaten, hier gelegerd, Nederlanders op het idee ertoe brachten.

Inmiddels is die achterstand meer dan goedgemaakt. Volgens PostNL prijken Nederlanders zelfs op de eerste plaats in Europa als het gaat om kerst- en nieuwjaarskaarten: in 2010 verstuurde hier negentig procent van de huishoudens gemiddeld veertig exemplaren; in nabuurlanden verstuurde zeventig procent van de huishoudens gemiddeld dertig exemplaren. Dat is wel een blijk van een relatief grote gemeenschapszin in Nederland, - of van een grotere gemeenzaamheid, voor wie het democratisch verlangen achter deze traditie proeft. Overigens is sinds de komst van internet het aantal kaarten rap aan het dalen: rond de eeuwwisseling waren dat er nog tweehonderd miljoen, in 2015 honderdvijftien miljoen en in 2017 vijfentachtig miljoen.

Duitstalige landen brachten andere nieuwigheden. Stille Nacht, Heilige Nacht, in 1816 geschreven door de Oostenrijkse priester Joseph Mohr en op muziek gezet door Franz Gruber, werd in honderden talen vertaald. In het Nederlands gebeurde dat zelfs tweemaal: een katholieke versie, minstens zo mooi en simpel als het origineel, en een  bombastische protestantse versie van de hand van Johannes Yserinkhuysen die de strofe 'Sluimert in hemelse rust' wist te wijzigen in 'Hij, der schepselen heer'. Opnieuw een beeldenstorm maar dan in omgekeerde richting! Over de vertaling van die andere Duitse kerstklassieker, O Tannenbaum, o Tannenbaum, van de hand van Lutherse organist Ernst Anschütz uit 1824, werd men het wel eens.

Lutherse oosterburen zouden ook de periode vóór kerst exploreren, de advent, die vier zondagen voor 25 december aanvangt. De advent - letterlijk: 'komst' - was al sinds de vijfde eeuw  onderdeel van het liturgisch jaar maar veel aandacht werd er niet aan geschonken. Dominee Johann Heinrich Wichern bracht hierin verandering. In zijn Rauhes Haus net buiten Hamburg verzorgde hij arme kinderen en van hen kreeg hij in de aanloop naar kerstmis geregeld de vraag voorgelegd wanneer het Kindeke Jezus kwam. In 1839 hing hij een versierd karrewiel op met vier grote kaarsen voor de zondagen en negentien kleine voor de dagen ertussen, die hij een voor een aanstak: de geboorte van de adventskrans.

Uit hetzelfde tijdperk en eveneens van lutherse origine stammen de eerste papieren adventskalenders, al duurde het tot 1920 voordat een Hamburgse drukkerij de bekende exemplaren in omloop bracht met evenveel luikjes als er adventsdagen zijn. De adventskalender en de adventskrans zouden in de hele christelijke wereld ingang vinden. De kalender is in Nederland inmiddels wat weggezakt, zoniet de adventskrans, al verschijnt die tegenwoordig veelal in de vorm van een simpele kerstkrans op de voordeur.

En dan was er de kerstboom. De geschiedenis van die boom is als een bos waarvan men de bomen niet meer ziet; dus vice versa aan het spreekwoord. Een denneboom, waarvan het lied rept, is al nooit aan de orde geweest, doch een spar, die gelijkmatigere takken bezit. Dat in Nederland toch van een denneboom wordt gesproken, zal het gevolg zijn van een ongelukkige vertaling: Tannenbaum betekent letterlijk spar; een denneboom is in het Duits een Föhre of Kiefer.

De vroegste meldingen van iets als een kerstboom dateren uit de vijftiende eeuw, uit Estland en Duitsland. In de Middeleeuwen daarentegen bestond al wel de kerkelijke paradijsboom, de Boom der Kennis van Goed en Kwaad. Dat was een loofboom die in het voorportaal werd opgesteld tijdens het feest voor Adam en Eva op 24 december. Naast bloemen van papier, vergulde noten, gebak en suikergoed hingen er appels in, de verboden vrucht waarin Eva had gebeten voordat Adam en zij uit het paradijs werden verjaagd. Een hardnekkig verhaal wil dat Maarten Luther, op zoek naar een tegenhanger voor de katholieke kerststal, zo'n paradijsboom in huis heeft gehaald en er geschenken voor zijn kinderen onderlegde, teneinde van Kerstmis een geeffeest te maken. Dat laatste is hem zoals iedereen weet gelukt, maar dat van die boom is volledig verzonnen. Een zekere Carl Schwerdgeburth vervaardigde in 1856 zelfs een prent van Luther en zijn gezin rond een kerstboom in 1536, die tot in Amerika werd verpreid.  

Het eerste concrete bericht over een kerstboom dateert uit 1605, toen een inwoner van Straatsburg meldde dat aldaar met Kerstmis sparren in salons werden neergezet, met daarin papieren rozen, goudkleurige figuurtjes, appels, wafels en suikerkransjes. Vermoedelijk vanwege de vermeende lutheraanse oorsprong duurde het lang voordat het versierde boompje zich vanuit de Elzas verspreidde. In 1774 beschreef Wolfgang Goethe in Die Leiden des jungen Werthers  er een met geschenken eronder. Goethe zou hierdoor een beroemd propagandist van de kerstboom worden, al had hij hem niet eens in de glorieuze staat gezien waarmee hij uiteindelijk de wereld zou veroveren. Na 1830 kwamen goedkope stearine-kaarsen in productie, die hoewel dun niet meteen krom smolten en daardoor als boomverlichting konden dienen. Voor mensen die nog geen elektrisch licht bezaten, moet een boom met brandende kaarsjes een hemelse aanblik hebben geboden.

Engeland was een van de eerste landen die dit gebruik omarmden, begrijpelijk vanwege de vele Duitse royals aan het Britse hof. Al in 1800 stond op Buckingham Palace een kerstboom, maar de traditie van 'dat aardige Duitse speeltje' (Dickens) verbreidde zich pas over het land nadat in 1841 prins Albert von Saksen-Coburg, echtgenoot van queen Victoria, er een liet oprichten. Het Nederlandse debuut van de kerstboom vond volgens de volkskundige Ton Dekker in 1835 plaats, in het Betuwse Hemmen, waar dominee Otto Heldring hem aantrof in het huis van baron van Lynden. Heldring, die zich bekommerde om daklozen, alcoholisten en gevallen vrouwen, zag er meteen een middel in om hen ontvankelijker voor het evangelie te maken en zette het jaar daarop een boom neer in het lokale kerkje.

Vermoedelijk hebben Duitse immigranten, waarvan er toen velen waren, de boom naar Amsterdam meegenomen, waar in 1844 een Duitse banketbakker adverteerde met een 'luisterrijk Geillumineerde Kersboom', die duizenden kijkers trok. Halverwege de negentiende eeuw haakten de pas opgerichte orthodox-protestantse zondagsscholen in, die in navolging van Luther Jezus als kindervriend naar voren wilden schuiven en daartoe met Kerstmis voor hun veelal arme leerlingen presentjes onder een boom legden.

De sterk Duitse Oranjes bedachten een variant op deze beginnende traditie. Willem III plaatste in 1871 een boom met presentjes in paleis Het Loo. Uit krantenverslagen kon het publiek leren dat die presentjes niet louter bij arme kinderen hoefden te belanden, want ten paleize verschenen slechts kinderen van 'de notabelste ingezetenen van Apeldoorn'. Het hoeft niet te verbazen dat de Oranjes, in tegenstelling tot het Engelse koningshuis, weinig invloed op onze kerstviering hebben uitgeoefend. Maar dat geldt eigenlijk voor onze hele cultuur, al betogen monarchisten immer het tegendeel.    

Via een vertaald kinderboek als Notenkraker-Muizenkoning van E.T.A. Hoffmann (1855) maakte Nederland nader kennis met de kerstboom. Opvallend is dat de boom daarin nog geen gekleurde kerstballen van glas draagt, wat kan kloppen. De vroegste glazen Weihnachtskugel stamt uit 1830 en volgens een ongeloofwaardige legende zou een glasblazer uit Lauscha in Thüringen twintig jaar later de glazen kerstbal hebben uitgevonden, omdat hij zich zogenaamd geen dure appels en noten kon veroorloven. De massaproductie ervan startte echter pas in 1867 dankzij de ingebruikneming van een gasfabriek. En drie jaar later volgde de ontdekking van zilvernitraat: voor de binnenwand aanmerkelijk geschikter en goedkoper dan het totdan gebruikelijke lood. 

Ondanks deze recente opkomst zijn er claims dat de kerstbal teruggaat op de middeleeuwse heksenbal, die groter was en eveneens spiegelde. Zelfs de tegenstrijdige theorieën rond die heksenbal doen nog steeds de ronde. Eén theorie wil dat heksen geen spiegelbeeld bezaten en dus dankzij zo'n bal makkelijk op te sporen waren. Een andere theorie wil dat heksen hun lelijke tronies niet ook nog in vervormde staat verdroegen en daarom vanzelf uit de buurt bleven. Maar het is van tweeën één...


De glasindustrie in Thüringen zou ook voor andere opsmuk zorgdragen. Het zogenoemde Engelenhaar, gesponnen uit glasvlezel, dateert van omstreeks 1900, idem dito de kunstige boompieken - eerder werden daarvoor beplakte papieren sterren gebruikt die naar Bethlehem verwezen. De zilverkleurige lametta-slierten, gemaakt van ijzerdraad, stammen daarentegen uit Sebnitz in Saksen en hebben als geboortejaar 1870. 

De zegetocht van de kerstboom in Nederland kon beginnen, maar verliep niet zonder strubbelingen. Veel protestanten veroordeelden de boom aanvankelijk niet alleen als onbijbels, ook als veruitwendiging van het geloof; de tweehonderdduizend lidmaten van orthodoxe kerken doen dat nog steeds. Veel katholieken ervoeren de boom juist als protestants - hun Duitse geloofsgenoten betitelden het protestantisme zelfs als 'Weihnachtsbaumreligion'. Zij beschikten over een eigen icoon, de kerststal. Het is niet waarschijnlijk dat zij in de achttiende eeuw reeds stalletjes in huizen hadden, want dan zouden er exemplaren uit die tijd moeten zijn overgebleven en dat is niet zo. Maar de Tiroler ensembles veroverden Nederland wel toen een eeuw later het katholiek reveil begon, vaak in de vorm van een bouwpakket. Toch kreeg niet elk gezin er onmiddellijk een, wat al hieruit blijkt: op www.delpher.nl zijn diverse vooroorlogse advertenties te vinden waarin een exemplaar te koop werd gevraagd; er bestond dus een tekort aan. In elk geval bezaten katholieken doorgaans eerder een stalletje dan een boom. Toen vanaf 1900 de eerste kerstbomen in katholieke scholen verrezen, was dat steeds náást een kerststal.

Net als protestanten en katholieken zaten ook sommige folkloristen met de kerstboom in hun maag. Omdat hij makkelijk met Germaanse mystiek in verband kon worden gebracht, had hij voor hen iets aantrekkelijks; anderzijds was het evident dat het om klinkklare import ging, die weleens afbreuk kon doen aan Sinterklaas. De protestantse neerlandicus Eelco Verwijs verzuchtte daarom in 1863: 'Laat Duitschland zijn kerstboom en zijn kerstkindeken' (met welk laatste hij de kerststal bedoelde).

Ondanks dit alles was de kerstboom in de jaren dertig van de twintigste eeuw in Nederland al wijdverbreid. Toen ook kwam de eerste elektrische kerstboomverlichting in de handel, nadat die al in 1882 was uitgevonden door de Amerikaan Edward Hibberd Johnson, een collega van Thomas Edison, de uitvinder van de gloeilamp. Toch zou het tot de jaren vijftig duren voordat kaarsjes in de bomen tot het verleden gingen behoren, tegelijk met ontelbare huiskamerbrandjes. 

Ten lange leste zwichtte ook de katholieke Kerk. Zij begon in de kerstboom een relatie te zien met de kerkelijke paradijsboom uit de Middeleeuwen en beschouwt zichzelf nu als medebedenker van de hedendaagse kerstboom. Als om hieraan uiting te geven staan sinds 1982 jaarlijks op het Pietersplein in Rome een kerstboom en een meer dan levensgrote kerststal broederlijk naast elkaar. Het idee hiertoe kwam niet toevallig van de Poosle paus Johannes Paulus II. De opstelling blijft zelfs intact tot 2 februari, zijnde veertig dagen na Kerstmis, als Maria Lichtmis wordt gevierd, ter herinnering aan haar gang naar de tempel om Jezus aan de Heer op te dragen en haar fase van onreinheid te beëindigen. Kerkelijk gezien is het geboortefeest van Christus dan pas echt voorbij.

In Nederland haalt de kerstboom vaak Oudjaar niet, al is het officiële moment om hem af te tuigen na Driekoningen, dus op 7 januari. Ook wordt hij zelden geplaatst op de eerste adventsdag, de vierde zondag vóór Kerstmis, die kan vallen tussen 27 november en 3 december. Weliswaar kennen zowel protestanten als katholieken de advent, een periode die tevens het kerkelijk jaar inluidt, maar de meeste Nederlanders willen Sinterklaas niet in een kerstsfeer vieren. Desondanks verrijst de boom in bijna driekwart van de huizen, ook bij vrijgezellen. Dit succes is wel bespoedigd door de komst van kunstmatige exemplaren: bij hun entree in de jaren zeventig nog weggehoond als een doldriest exempel van Amerikaanse onechtheid, was in 2012 volgens de Telegraaf 57 procent van alle kerstbomen van plastic. 

Een laatste Kerstcadeau uit Duitsland, uit Saksen om precies te zijn, vormt de Weihnachtsstol oftewel Kerststol. Twee tegenstrijdige claims horen hierbij: de stol is een oud-Germaans vruchtbaarheidssymbool, gelet op de aangebrachte kerf bovenop, én verbeeldt het in een doek gewikkelde kerstkind. De eerste vermelding ervan dateert uit de late Middeleeuwen uit Dresden. In Nederland bestond van oudsher als gelegenheidsgebak de duivekater, de kerststoet, de kerstwig en wat dies meer zij, maar in de twintigste eeuw zou de met amandelspijs gevulde Duitse kerststol triomferen. Gek genoeg is dat alleen in Nederland gebeurd, wat doet vermoeden dat er hier al een vergelijkbaar product op de markt was met een minder pakkende naam. Ook de paasstol, die identiek smaakt, heeft hier bestaande producten verdrongen.


Tijdens de twintigste eeuw ontwikkelde Kerstmis zich tot een feest van vrede en solidariteit. Al in 1907 zette het Leger des Heils op diverse plekken in Amsterdam de bekende driepoot met hangende collectebus neer. Andere kerkgenootschappen collecteerden intern maar met hetzelfde oogmerk: bestrijding van stille armoede. NRC Handelsblad begon in 1928 een eigen Kerstactie, en daarmee was de teneur voor de decembermaand wel gezet. Alleen communisten wensten zich hieraan te ontrekken. Bij Gerard Reve thuis (zie Moeder en zoon) was er niets van een aparte sfeer te merken, omdat het feest zogezegd door de heersende klasse was ingesteld om het proletariaat dom te houden en schaamteloos te kunnen uitbuiten. De Tribune, het dagblad waarvan Gerard's vader redacteur was, kopte in 1930 zelfs: 'Weg met het kerstfeest'. Twee jaar later kwam daarop het antwoord: de Wet inzake Smadelijke Godslastering, die tot 2014 van kracht is gebleven. Het grote publiek omarmde juist de vredesboodschap. Eerst via de radio en later ook via de televisie zouden tientallen BN'ers zich gaan inzetten voor specifieke behoeftigen tijdens het Feest van het Licht. 

De kerstboom op de Dam in Amsterdam schijnt in 1933 zijn debuut te hebben gehad, ook weer vanuit het Leger des Heils. De traditie van publieksbomen begon eerst goed toen Noorse steden vanaf 1950 als vriendschapsgebaar steden in de westerse wereld gratis een exemplaar bezorgden; voor Amsterdam trad een halve eeuw lang Trondheim als weldoener op. Naar het voorbeeld van beroemde evenknieën op het Rockefeller Centre in New York en Trafalger Square in Londen is het aansteken van de lichtjes in menige stad een plechtig moment geworden, meestal Lichtjesavond geheten. Gouda heeft daarvan het grootste evenement gemaakt. Sinds 1955, toen het bedrijf Gouda Kaarsen honderd jaar bestond, kent men daar Kaarsjesavond, met massale zang en flikkerende kaarsvlammetjes in de vorm van mini-boompje achter de ramen van het middeleeuwse stadhuis.

Middenstandsverenigingen verhoogden op hun beurt de feestvreugde door in de decembermaand hele stadscentra met verlichtingsbogen op te tuigen, waarbij overvloedig groen wordt toegepast, eveneens een Scandinavische inbreng. Dit zijn nog bescheiden versieringen vergeleken met de dertig officiële kerstmarkten die Nederland inmiddels telt, ontwikkeld in navolging van de Duitse Weihnachtsmarkten. Het Nationaal Bureau voor Toerisme spreekt van ruim negen miljoen Nederlanders die zulke markten bezoeken, van wie er anderhalf miljoen naar Duitsland trekken. De markten zijn voor kooplustigen interessant, omdat ze niet louter op luxe zijn gericht en net als de beroemde markt in Düsseldorf uit peperkoekhuisjes en houten stalletjes bestaan. Men kan er ontdekken dat heel veel kitsch bij elkaar iets onburgelijks krijgt, ja, zelfs niet langer kitsch is maar moderne volkskunst wordt.

 

Ook elders in het publieke leven drong Kerstmis door. Koningin Wilhelmina begon in 1931 met een kerstgroet, koningin Juliana maakte daar een kersttoespraak van en koningin Beatrix een kerstboodschap - men ziet de toenemende graad van indringendheid. Koning Willem-Alexander heeft er weer een kersttoespraak van gemaakt.

Gelijktijdig kwam in bedrijven en instellingen de kerstborrel op, samen met het kerstpakket. Als voorganger van het kerstpakket mag gelden de mand of zak met voedsel waarmee boerenknechten al sinds mensenheugenis op Tweede Kerstdag hun moeder thuis mochten verblijden, een traditie die vooral in Engeland leefde (een Christmas Hamper op Boxing Day). Voor de Tweede Wereldoorlog verzond de Nederlandse regering reeds echte pakketten naar militairen in Nederlands-Indië. En in 1949 richtte de huidige marktleider, Groothandel Makro, er ten behoeve van het bedrijfsleven een aparte afdeling voor op. Momenteel verzorgt de branche elk jaar 4,5 miljoen pakketten.

Alsof Nederland op het gebied van Kerstmis nog een inhaalslag moest maken, werd het feest tevens omringd met eindejaarsnostalgie. Deventer keert sinds 1990 terug naar de dagen van Scrooge, middels een Dickens Festijn, waarbij maar liefst achthonderd karakters uit diens romans op straat verschijnen. Andere plaatsen organiseren soortgelijke festijnen.    

De commercie drong zich bij dit alles sluipenderwijs op. Popmusici, ooit strijders tegen de consumptiemaatschappij maar sinds lang de fakkeldragers ervan, roken reeds vroeg hun kans. Het eerste wereldse kerstlied Jingle bells van James Piermont dateert uit 1857, het tweede, White Christmas van Irving Berlin, uit 1940, en sinds de jaren zestig dient zich elk jaar een opvolger aan. Terwijl de binnensteden in kerstgroen zijn gehuld, klinken uit radio's kerstklokken en arresleebellen. Een kersthit is ook een revolverende hit: op de playlist van iedere zender staan in december nummers als Driving home for Christmas van Chris Rea, Last Christmas van Wham, All I want for Christmas is you van Mariah Carey, Do they know it's Christmas van Band Aid en So this is Christmas van John Lennon. 

Alsof alle andere hits intussen afschuwelijk tekort zijn gekomen, presenteert sinds 1999 de NPO op radio en tv de Top 2000 tussen Tweede Kerstdag en Oudjaar, waarin kersthits nauwelijks meetellen. Hoewel er bij lange na geen tweeduizend meesterwerkjes in de popmuziek te vinden zijn, komt de lijst vol doordat miljoenen landgenoten op hun favoriete nummer stemmen. Het evenement heeft inmiddels zo'n impact dat kranten twee weken tevoren al de uitslag bekend maken. Het valt ook moeilijk te loochenen dat religie en popmuziek verwantschap bezitten: ex-gelovigen kunnen nergens beter dan bij popmuziek terecht voor gezamenlijke verering en exaltatie.  

Ook rondom particuliere huizen kreeg Kerst nog een impuls doordat menigeen na zijn interieur tevens zijn tuin ging versieren. Hollywood diende hierbij als inspiratiebron, maar ontleende zelf het voorbeeld ertoe aan de rijke Engelse traditie. Vooral in egalitaire gebieden, zoals Noord-Holland, lijken bewoners elkaar de loef af te steken met lichtshows en kersttaferelen bedekt met nepsneeuw. Het is volkscultuur en massacultuur ineen.

De jongste loot binnen dit genre: foute kersttruien. Speciale kersttruien bestonden al in de negentiende eeuw in Amerika als Jingle Bell Sweaters, maar een mode werden die niet. De acteur Bill Cosby is in zijn gelijknamige show uit de jaren tachtig een promotor van drukbewerkte truien geweest, speciaal ontworpen door de Nederlander Koos van den Akker. Nadien was de stap naar een opzettelijk Ugly Christmas Sweater klein. Acteur Colin Firth maakte er in de eerste Bridget Jonesfilm (uit 2001) een onuitwisbare indruk mee, het begin van een wereldwijde trend. In Nederland duurde het even voordat men een duur kledingstuk aan Kerstmis wilde wijden. Ook begreep niet iedereen dat wansmaak grappig kan zijn - Engelstaligen kennen voor dat verschijnsel het begrip camp. De vertaling van ugly naar 'fout' in plaats van 'lelijk' bracht uiteindelijk de ironie naar boven, en sinds 2015 zijn zulke truien ook hier overal te koop. 

In huis herkreeg Kerstmis dankzij de diverse loonrondes het karakter van een middeleeuwse 'dikkevretsaovond', hoewel de aanleiding daartoe eigenlijk ontbreekt, want voedsel is tegenwoordig het hele jaar door volop voorradig. Wel heeft de traditionele kerstgans allang plaats gemaakt voor wild of een Angelsaksische kalkoen, en die soms op hun beurt voor 'bewerkbare' gemaksvoeding, zoals gourmettableaus. Maar het eetfestijn blijft niet langer beperkt tot de maaltijden. Brabanders kennen hun worstenbroodjes, Zaankanters hun zoete duivekater, en in iedere huiskamer liggen door de dag kerststollen en chocolade kerstkransjes grijpklaar; of zelfs oliebollen, die traditioneel bij Oud en Nieuw horen.  

Niet alleen vanwege deze eendaagse obesitas is Kerstmis voor een aanzienlijk aantal mensen ook een benauwende aangelegenheid geworden. Simon Carmiggelt lanceerde ooit de term 'Kerstkneut'. Een bepaald aspect roerde Harriët Freezer aan met haar boek Wat doen we met moeder tijdens de feestdagen? Niet voor niets biedt internet tegenwoordig survivaltips voor de kerstdagen. En het voormalige Postbus 51 probeerde iedereen gerust te stellen met de boodschap: 'Kerstmis hoeft niet'. Als alternatief kwamen etentjes in restaurants en korte vakanties in huurbungalows in zwang, maar niemand kan zich aan het feest onttrekken. Het vreemde doet zich voor dat terwijl nog slechts een op de vier Nederlanders als kerkganger kan worden aangemerkt, het feest steeds dominanter wordt. Het heeft er tegen heug en meug zelfs een nieuwe heilige bijgekregen....

Santa Claus stamt niet uit een grijs verleden: hij is een adaptatie van onze Sinterklaas, zoals die begin zeventiende eeuw werd ingevoerd in Nieuw Amsterdam, het huidige New York. In 1733, toen de Nederlanders er al driekwart eeuw weg waren, meldde een lokale krant dat een groep mensen het feest van St. Nicholas, 'otherwise called Santa Claus', had gevierd. Santa Claus zou zijn definitieve benaming worden, al hield Canada het lang op Saint Nick. Dat de sint ook een bisschoppelijke tabbaard en een mijter zou dragen, was in het overwegend protestantse New York natuurlijk uit den boze. De schrijver Washington Irving, die Santa Claus behoedde voor Amerika, voerde hem in zijn History of New York uit 1809 al op als een sprookjesachtige Hollander met een pijp in de mond. Twaalf jaar nadien bezorgde Clement Moore hem in het gedicht A visit from St. Nicholas (Twas the night before christmas) zijn typische vervoermiddel: een arreslee met acht rendieren die snel als een adelaar waren, een opstapje naar de latere vliegfantasie. De heilige was hiermee katholiek af. 

Als profaan wezen kon hij vervolgens door de commercie makkelijk omgebouwd worden tot een guitige (en dikke!) uitvoering van sombere Europese collega's als Weihnachtsmann, Father Christmas en Père Noël. Al aan het eind van de negentiende eeuw wekte hij met een rinkelende bel en schuddebuikend ('hohoho') het Amerikaanse publiek in winkels op om behoorlijk in te slaan. Coca Cola, op zoek naar mogelijkheden om haar frisdrank ook in de winter te promoten, gaf in 1930 de Zweedse tekenaar Haddon Sundblom de opdracht een kerstman in de eigen bedrijfskleuren te tekenen. Het bekende rood en wit deed zijn intrede; voorheen was Santa Claus groen, net als de Engelse Father Christmas. In 1939 tenslotte verzon Robert May Rudolph, the Red-Nosed Reindeer, het negende rendier dat met zijn rode neus de weg in het donker kon wijzen; het gelijknamige lied werd wereldberoemd dankzij Bing Cosby.

Het lijkt erop dat Nederland met de kerstman kennismaakte middenin de Eerste Wereldoorlog. Op 12 december 1915 liet het inmiddels verdwenen hotel De l' Europe in Rotterdam per advertentie in de Rotterdamsche Courant weten dat vanwege het eenjarig bestaan een kerstman aan alle bezoekende kinderen een cadeau zou uitreiken. Halverwege de jaren twintig verrasten De Bijenkorf in Den Haag en de lunchroomketen Heck's hun klanten met dit personage, veelal vergezeld door kabouters. Dagbladen drukten intussen tekeningen van hem af, ter opwekking van advertenties. Er moet al vroeg sprake van enige adaptie zijn geweest, want de kerstman werd consequent kerstman genoemd en niet Santa Claus - voor Nederlanders geen makkelijk uitspreekbaar geluid. Vanwege de krachtige sinterklaastraditie vergaarde hij echter weinig goodwill. Bovendien werd zijn Duitse broer tijdens de bezetting het symbool van de gehate Winterhulp Nederland, die op nationaal-socialistische grondslag aan liefdadigheid deed. Horecazaken en winkels lieten de kerstman direct na de oorlog wijselijk achterwege.

Met de Amerikaanse Marshallhulp kwam de Cola-Sint als bagage mee naar Europa. Hij kreeg zeker geen hartelijk onthaal. Begin jaren vijftig 'executeerden' in het Franse Dijon katholieke priesters een Clauspop op een brandstapel voor de kerk. Net als in Frankrijk waren het in Nederland vooral katholieken die de strijd aanvoerden. Santa Claus stond in hun ogen voor dolgedraaid materialisme, niet voor naastenliefde en wereldvrede, waarmee het kerstkindje inmiddels werd geassocieerd. In Roermond voerde een heus comité enkele jaren een brievenactie tegen winkeliers die hun etalages met de 'kwalijke en onreine' kerstman tooiden. Katholieken, zo liet het comité weten, behoorden zelfs geen films te bekijken waarin de man voorkwam.

Tegelijk werd met succes gepleit om in de openbare ruimte levensgrote kerststallen neer te zetten. Het voorbeeld daartoe leverde Vlaanderen, waar men op die manier de sluipende secularisatie een halt wilde toeroepen. Vanaf de jaren vijftig verschenen dergelijke stallen, vaak met echte dieren en soms zelfs met echte mensen erin, in tal van plaatsen in Limburg, Twente en vooral Brabant, waar zij, aldus de etnoloog Gerard Rooijakkers, tot een nieuwe vorm van 'reli-toerisme' voor tienduizenden aanleiding hebben gegeven.

De man met de kaboutermuts bleek echter niet meer te verdrijven. Zijn functie nam zelfs toe, net als zijn aanwezigheid: hij doemt in winkelcentra al in levenden lijve op. Was hij aanvankelijk slechts aanjager van koopzucht, vanaf de jaren tachtig werd hij een overdrachtelijke brenger van geschenken, omdat mensen ook met Kerstmis cadeautjes gingen uitwisselen. In deze Sinterklaasrol irriteerde hij menigeen. 'Een geestelijke zakkenroller', zo noemde Godfried Bomans hem. De schrijver Nicolaas Matsier sprak van een 'Duits-Amerikaans-Engels misbaksel', een 'roodgroene lul', die het sinterklaasfeest wegdrukte; nota bene 'een evenement, op zich al bijna voldoende om een mens ermee te verzoenen dat-ie een Nederlander is'. Anderen hieven het 'Claus, Raus' aan.

Inmiddels is de vrede wel getekend tussen Sinterklaas en de kerstman. Middenstandsverenigingen zorgen er angstvallig voor dat de twee elkaar nimmer in de baard kunnen vliegen. Het publiek lijkt evenzeer met de nieuwe sint verzoend, getuige het feit dat diens kerstmuts sinds circa 2010 op het hoofd van menig gast aan het avondlijk feestmaal prijkt, waar de Ugly Christmas sweaters nog bij zijn gekomen. Volgens het Nibud geven tegenwoordig ook vijf op de tien Nederlandse gezinnen elkaar op deze dag cadeautjes, tegen acht op die tien met Sinterklaas. En drie op de tien geven zelfs op beide dagen!

Maar: hoe zal het verder gaan? In Amerika, waar Kerstmis zich tot een heuse cultus heeft ontwikkeld, ontstond weerstand ertegen. Het visuele bombardement en de drenzende kerstliedjes die overal uit luidsprekers stromen, waren zelfs menig christen teveel. Atheïsten vonden dat een moderne samenleving niet wekenlang gedomineerd mag worden door een religieus feest. Om hun ongenoegen kenbaar te maken richtten zij op pleinen concurrerende 'holiday trees' op en wensten elkaar 'Season's greetings' (letterlijk: seizoensgroeten), waarbij christmas' bewust werd weggelaten. Ook 'Happy solstice' (Vrolijke zonnewende) klonk al. Een cynicus zou opmerken dat met dit laatste de nazi's alsnog hun zin krijgen, maar deze kerstinvulling doet eerder aan Walt Disney denken, wiens stripfiguurtjes al decennia rond wereldse bomen huppelen

Bij die atheïsten voegden zich multiculturalisten, die niet zozeer een alternatief feest wensten alswel minder kerst. De boodschap 'Merry Christmas' in etalages en op openbare gebouwen zijn volgens hen ongepast, omdat aldus moslims worden geschoffeerd. Afgeleide zaken als rendieren, sterren, hulst, kerstkoekjes en de kerstman dienen tevens achterwege te blijven. En zelfs het woord 'holiday' kan eigenlijk niet door de beugel, want daar zit 'holy' (heilig) in. Tegen winkel- en horecaketens die zich nadrukkelijk in de kerstsfeer onderdompelden zijn processen gevoerd, met als resultaat dat bijvoorbeeld Starbucks zijn koffie in de decembermaand alleen nog in egaal rode bekers schenkt; meer niet. De gemoederen lopen in Amerika dermate hoog op dat christenen gewagen van een 'War on Christmas'. Of dit overdreven is, valt te bezien. De versluierende en gekunstelde wens 'season's greetings' heeft inmiddels bij internationale organisaties de overhand gekregen. En een van de slogans waarmee Donald Trump verrassend de presidentsverkiezingen van 2016 won, luidde: 'We gaan weer Merry Christmas zeggen'.

Nederland leek lang van deze strijd verschoond te blijven. Omdat onze winkeliers eerst Sinterklaas moeten verwelkomen, duurt bij ons de kerstsfeer sowieso enkele weken korter. Toch dreigt ook hier overexposure. Kerstmis wordt een steeds totaler gebeuren; qua versiering en media-aandacht loopt Nederland aardig op Angelsaksische en Duitstalige landen in.

Alternatieve feestvierders doen zich bij ons nauwelijks voor, wel multiculturalisten, die het religieuze aspect van het feest willen terugdringen. In 2009 liet de Haagse Hogeschool een kerstboom achterwege met het oog op haar moslimstudenten, wat leidde tot een landelijke rel. In 2011 deed het gerucht de ronde dat Schiphol om een zelfde reden voortaan bomen zou weren, overigens ten onrechte, want Schiphol kende zelfs een rijdende boom (met een dikke kerstman erin). Maar in dezelfde periode doopten andere instellingen hun kerstboom geruisloos om in lichtjesboom.

In 2012 trok Brussel, hoofdstad van Europa, internationale aandacht door op de middeleeuwse Grote Markt de kerstboom te vervangen door een peperdure lichtinstallatie. De begeleidende Kerstmarkt kreeg de nieuwe benaming Winterpret. Het gemeentebestuur gaf hiervoor nota bene een germanistische verklaring: de kerstboom was van origine ook maar een heidens symbool. Het is natuurlijk wel potsierlijk dat een mogelijke bomenverering van tweeduizend jaar geleden als referentie dient terwijl alles wat nadien heeft gespeeld als irrelevant terzijde wordt geschoven.

 

Naast deze bedreiging van buitenaf zullen gelovigen een bedreiging van binnenuit ervaren, want ook zonder politieke bijbedoelingen profaniseert het feest zoetjesaan. Zelfs de christelijke naastenliefde is daar onderwerp van...

De populariteit van popmuziek gaf de publieke omroep in om vanaf 2004 met Serious Request te beginnen, een ideëel programma waarbij enkele dj's voorafgaand aan Kerstmis zich zes dagen lang ergens in Nederland in een Glazen Huis laten opsluiten om volcontinu verzoekplaatjes tegen een donatie te draaien. De analogie met het stalletje van Bethlehem dringt zich op, maar daarmee is alles gezegd. In plaats van een gewijde sfeer heerst er een opgewonden drukte rond het huis, aangezwengeld doordat de dj's tijdens hun verblijf slechts vloeibaar voedsel nuttigen, - iets tussen vasten en hongerstaking in, maar in wezen Edelkitsch want een ander motief dan spraakmakendheid is er niet. De toeloop wordt vooral veroorzaakt doordat de mensen die giften aanreiken kans hebben op de nationale televisie te verschijnen, een formule die zich heeft bewezen sinds de actie Open het Dorp in 1962. De pregnantste beelden biedt het Glazen Huis overigens in het holst van de nacht: binnen zit dan een dj met een andere BN-er te ginnegappen, buiten drommen verkleumde herdertjes samen, die zich vertwijfeld afvragen of hun eigen ster ooit zal zal stralen.  

 

Er bleken nog andere stappen op dit traject mogelijk te zijn. In 2006 had Noordwijk aan Zee de primeur van een officiële intocht voor de kerstman, die als een vorst de sleutel van de de stad kreeg overhandigd. Een voorbeeld ter navolging, zo bleek, want inmiddels kennen diverse plaatsen een dergelijke intocht. In hetzelfde jaar 2006 begon de zender SBS6 met een Kerstparade in wisselende steden. Bij het gebeuren in Noordwijk zijn de kerken nog op de achtergrond betrokken, bij de Kerstparade is dat niet het geval. Er bestaat daar slechts één protagonist: de kerstman, ter opluistering vergezeld door teletubbie-achtige wezens, die met elkaar een stuurloze nostalgie uitstralen, alsof niemand meer weet waarop die nostalgie gericht zou kunnen zijn.

 

In 2016 wist de NPO te irriteren met een promotiefilmpje getiteld December vier je samen, terwijl hetzelfde filmpje vorig jaar nog Kerst vier je samen heette. Omdat er tussen de getoonde presentatoren ook moslims zaten, is het duidelijk omwille van wie deze verandering was doorgevoerd. Na stevige kritiek liet de omroep weten dat het een misverstand betrof, maar een misser is waarschijnlijker. Ook het woord Kerst getuigde immers al van een voorkeur, aangezien dat de protestantse aanduiding voor Kerstmis is. Het gebruik van het ogenschijnlijk neutrale 'December' was wezenlijk onaardig tegenover de miljoenen landgenoten die zich door het kerstverhaal laten inspireren en overdreven aardig, om niet te zeggen: serviel, tegenover moslims, want die kijken nauwelijks naar Nederlandse zenders. Welke kafir (Arabisch voor ongelovige) heeft de omroep in deze geadviseerd? Het onbedoeld komisch effect van December vier je samen was intussen dat moslims achteloos in onze eindejaarsnostalgie werden betrokken, die ze evenmin kennen. Volgens de islamitische kalender valt hun eigen nieuwjaar slechts eens in de 365 jaar op 1 januari, en voor soennieten is dat steeds een normale dag en voor sjiieten een dag van rouw. Moslims vieren dus helemaal niets met ons samen.

Het zal niet bij deze incidenten blijven, want in hetzelfde jaar lanceerde De Telegraaf het woord 'kerstkramp'. Daarmee werd niet de kramp dóór maar vóór het feest bedoeld. Volgens het dagblad speelde dit op een groeiend aantal bedrijven en scholen. Kerstdiners heetten opeens winter- of eindejaarsdiners en winkelketen Primera had de primeur van de term wensdagen in plaats van feestdagen. Het is van belang te noteren dat dergelijke veranderingen niet worden afgedwongen door activistische heethoofden maar meestal uit de koker van humanisten komen die zich ook in het feest willen herkennen. Er is een lange weg afgelegd: Van zalig Kerstmis naar gezegend Kerstfeest, van gezegend Kerstfeest naar vrolijk Kerstfeest en van vrolijk Kerstfeest naar fijne wensdagen. 

Toch blijft het een vraag of het feest volledig ontkerstend zal worden. In 2018 plaatste de Marokkaans-Nederlandse acteur Nasdrin Dchar op Instagram een foto van zichzelf in djellaba naast een kerstboom met de niet mis te verstane begeleidende tekst I love Christmas. Hij kreeg daarop van geloofsgenoten zoveel beledigingen naar zijn hoofd dat hij zijn account blokkeerde. Geschrokken meldde hij dat zijn ouders Kerstmis nog afwezen als niet strokend met hun geloof; immers, moslims erkennen Jezus slechts als profeet, niet als zoon van God. Hijzelf daarentegen vierde het met zijn gezin wel, omwille van de gezelligheid waarmee hij als scholier vertrouwd was geraakt en ook vanwege de verbroedering die hij aldus tot stand bracht tussen de westerse en de islamitische leefwijze. Prompt werden duizenden vind-ik-leuks zijn deel, ook van ettelijke moslims trouwens. Wat hieruit te leren valt is het volgende. Als moslims Kerstmis al weten te incorporeren dan moeten humanisten dat ook kunnen en hoeven in elk geval christenen zich niet in te houden tijdens hun belangrijkste feest van het jaar.

Dat gebeurt dan ook niet. Zoals iedereen kan vaststellen, nemen de kerstversieringen in Nederland eerder toe dan af. De media blijven op zoek naar wie de meeste kerstmannen in zijn huis heeft staan (tweeduizend is al eens gemeld) en wie de grootste kerststal van het land opricht (Roel den Dulk en Fred van der Zwet uit Ferwerd). Ook duiken er nog nieuwe tradities op, zoals enkele lichtjesoptochten en het kaarsjesbranden bij oorlogsgraven. Dit laatste is begonnen op Kerstavond 1991 op de Canadese begraafplaats in Holten, op initiatief van Leena van Dam die dat gebruik uit haar geboorteland Finland meenam. In 2015 vond Dick Jansen uit Burgum het wenselijk dat dit op alle oorlogsbegraafplaatsen gebeurde en hij nodigde hiertoe via Facebook alle basisscholen uit. Binnen drie jaar stonden op meer dan driehonderd van zulke oorden kaarsjes te branden. Het is beslist saillant dat op Kerstavond degenen die ons van de dictatuur hebben verlost worden herdacht. 

Vanuit 's-Hertogenbosch heeft zich de Wensboom verspreid. In de Angelsaksische wereld kende men van oudsher het fenomeen dat kinderen in kerstbomen briefjes met hun cadeauwensen knoopten. Briefjes met immateriële wensen, dus over gezondheid, voorspoed en zieleheil, bezaten een katholieke signatuur. In zuidelijke landen prijkten zij bij Mariabeelden en in Nederland op een enkele koortsboom, zoals die van Overasselt bij Nijmegen. Iemand - wie? - heeft als eerste zo'n briefje aan een tak van een kerstboom vastgebonden. In Canada verrezen zulke moderne wensbomen al in de jaren tachtig van de vorige eeuw, in Italië aan het begin van de huidige eeuw. 's-Hertogenbosch kreeg er een in 2009. Joris Linssen van de KRO NCRV maakte daar een programma omheen met de titel Joris' Kerstboom.  En sindsdien hebben steeds meer plaatsen een 'Joris Kerstboom', alsof Joris Linssen de bedenker ervan is geweest. Zolang de media nog een dergelijk effect kunnen bereiken, hoeft niemand voor Kerstmis te vrezen.

'