Verklaring achternamen N t/m Z

N.

Na, Na. Vadersnaam. Waalse verkorte vorm van Bernard, Léonard enz.

Naafs, de Nave, Naeff, Naef, Naefgen: Beroepsnaam voor de rademaker, die naven boort. Navis, van naves, afleiding van nave.

Naaktgeboren: Re-interpretatie van Middelnederlands nageboren, Duits nagebor(e)n, Middelhoogduits nâchgeborn ‘naverwant’. Vergelijk Duitse familienaam Nagebor(e)n, Middenhoogduits nâchgeborn.

Naals: Door g-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Nagels?

Naas, Naase, Nasse, Nas: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Donaas. Zie Naessens.

Naastepad: Volks etymologisch uit Nissepad, een pad tussen Goes en Nisse (Zeeland).

Naaije, Naeije, Naijen: Beroepsnaam, van werkwoord naaien.

Nabbe, Nabben, Naeben: 1. Vadersnaam. Germaanse bakernaam Nabo, van de voornaam Nabout. Of vleivorm van Jakob; zie Napen. 2. Plaatsnaam Nabben in Tegelen (Nederlands-Limburg).

Naber, Nabers, Nabuurs: Nederduits naber, van nabu(h)r, Duits Nachbar ‘(na)buur’. Nachbargauer: Contaminatie van Nachbar en Nachbauer ‘buur’?

Nabilsi, Nabulsi. Arabische familienaam uit nabil, nabeel: edel.

Nabout. Vadersnaam. Germaanse voornaam Natboldus.

Nachbauer. Duitse bijnaam, zoals Nachbar, van Middenhoogduits nâchbûre: buur.

Nachet, Nachez. Nachet, afleiding van Oudfrans nache, van Latijn natica: bil? Of veeleer hypercorrect voor Nasset, van Oudfrans nés: neus. Vergelijk Neus.

Nachtegaal, Nachtegale, Nachtegaele, Nachtegael, Nachtegals, Nachtegall, Nachtergael, Nachtergaele, Nachtergaale, Nachtergale, Nachtergal, Nagtegaal, Nagtegaels, Nagtegals, de Nachtergael, Nachtegael, de Nacktergael, de Nogtergael, Nogtergal, Nactergal, Nacthergael, Nactergael, Naectergael, Nestergal, Achtergael, Achtergaele, Achtergaël, Achtergal, (van) Agtergael, Actergal, Acthergalle, Hactergal: Bijnaam naar de vogelnaam, allicht voor een goed zanger. Vergelijk Engels Nightingale.

Nacke, Nacken, Nakken, de Necke, de Neck, Necken: Middelnederlands necke: nek. Bijnaam voor iemand met een dikke nek; of veeleer voor een hardnekkige (harde nek) of halsstarrige (starre hals).

Nadar, Nadard. 1. Vadersnaam. Occidentaalse vorm voor de voornaam Noël, van Natalis. 2. Vadersnaam. Afleiding van Bernard of Gérard; vergelijk Nadard.

Nadel, Nadels, Nadelman: Duits Nadel: naald. Beroepsnaam van de naaldenmaker.

Nadenau, Nadenoen, Naedenoen: Familienaam hoofdzakelijk in Luik. Mogelijk reïnterpretatie (na de noen: na de middag) van Nadinon, afleiding van Nadin.

Nader, Naders. Beroepsnaam. Afleiding van Middenenderlands naden/naeyen: naaien. Vergelijk De Naeyer, Duits Nâther, Nat(h)er.

Nadler. Duitse beroepsnaam. Zie Naeldemaker.

Nadrin. Plaatsnaam, Luxemburg.

Naegelin, Nägel, Nägele, Naegele: Duits Negelin, afleiding van Nagel. Beroepsnaam van de nagelsmid.

Naelde, Naalden: 1. Beroepsnaam van de naaldenmaker. Vergelijk Nadel. 2. Ene Arnoldus had in 1340 in Bakel de toenaam Naelde.

Naeldemaker, de. Beroepsnaam van de naaldenmaker. Frans Aiguillier, Engels Needler, Duits Nadler.

Naels: Wellicht door g-syncope, van Nagels.

Naene, de; Denaene: 1. Middelnederlands naen, nane: dwerg. Vergelijk Frans Lenain. 2. Lees: den (H)aene. Zie (de) Haan.

Naerebout: Vadersnaam. Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit (bijvoorbeeld Jan) Aerebout, Germaanse voornaam arin-balth ‘arend-moedig’: Arinbald, Arembaldus.

Naerhuysen, Naerhuyzen. Brabantse aanpassing van Neuhausen.

Naert, Nart, Naar. Vadersnaam, verkorte vorm van Bernhard.

Naesen, Naessens, Naessen, Naesens, Nasse, Naessens, Naessen, Nassen, Nassens, Nas, Noessens: Vadersnaam. 1. Naas, Naes is de korte vorm van de voornaam Donaas, van de heiligennaam Donatianus. 2. Naas, van Jonas. 3. In Poperinge werd de voornaam Naes als verkorting geïnterpreteerd zowel van Ignaes als Donaes als Thomas.

Naet, van der, Vernaet, Delnat, Delnatte, Delenatte, Delnaet, Vernaerts, Vernaert, Verneert, Vernert, Verneirt, Vernaeckt, Vernack, Vernackt, van der Nacht, Vernacht. Familienaam uit de plaatsnaam Naet: naad, scheidingslijn. Dit te Meerbeke (Oost-Vlaanderen), Dilbeek, Erps, Overheembeek, Opwijk, Anderlecht (Vlaams-Brabant) en Dentergem (West-Vlaanderen) komt in 1474 zowel de Naedt als de Nachtbuelc voor; in Waregem (West-Vlaanderen): 1572 up de noortzyde vander Naect. Vander Naert/Vernaert naar analogie van de -aert-namen. Met epenthetische stembandocclusief (> k): Vander Naect/Vernaeckt. Door reïnterpretatie Van der Nacht/Vernacht. Delnatte is vertaling. Ook de gemeentenaam Ternat (Vlaams-Brabant) heeft dezelfde betekenis.

Naets, Naetsch, Naedts, De Naet, Nads, Snaet. 1. Het Middelnederlandse naet betekent: naad, borduurwerk, gallon. Beroepsnaam voor een naaier of borduurder. 2. Zie ook Nouts.

Naeyaert, Naeyaerts, Naeijaert, Nayaert, Naya, Naiaert, Naeijaert: Afleiding van het werkwoord naaien. Beroepsnaam van de naaier, kleermaker, zie Naeyer (de).

Naeye, Naeije, Naeyé, Naye, Nay, de Naey, de Naye, de Ney: 1. Van werkwoord naaien. Beroepsnaam.

Nayeaerts, Naeyaert, Naeijaert, Nayart, Naya, Naiaert: Afleiding van naaien. Synoniem met De Naeyer.

Naeyer, de, de Naeijer, (de) Nayer, Nayyer, Danayer, de Nayre, Neier, de Neyer, De Nyer, Neyer, de Neijer, Smeijers, Sneyers,  Snayers (zoon van) de Noier, de Nooyer, de Nuyer, Nuvere, De Nuijer, Nuyers. 1. Beroepsnaam van een naaier, een kleermaker; eventueel van een dekkersknecht die riet voor de daken naaide. 2. Bijnaam van de vrouwenloper. Afleiding van naaien: neuken.

Nâf, Nâff, Nâfe. Alemannische variant van Duits Nefi(e): neef.

Nafteur, Nafteux. Beroepsnaam Naveteur, van Frans navette: schietspoel. Vervaardiger van spoelen.

Nagant. Bijnaam. Frans naguant; onhandig.

Nagel, Nagels, Naeghels, Naeghel, Naegel, De Naeghel, Naghel, Naghele, Nagiel, Nägele, Nägel, Nagle, Negel, Negels: 1. Beroepsbijnaam van de nagelsmid. 2. Volgens Hagstr. en Bahlow is Nagel een obscène toespeling op de penis, vergelijk Recknagel, Strecknagel, Spannagel.

Nagelere, de, Denanglaire, Nâgler, Nagler, Negler, Négler: Beroepsnaam van de nagelaar: nagelsmid, nagelmaker.

Nagelgast: Beroepsnaam van de nagelsmid.

Nagelhout: Beroepsbijnaam van een timmerman.

Nagelkerke: Vermoedelijk volksetymologisch vervormd uit de plaatsnaam Aagtekerke (Zeeland).

Nagelmacker, Naglemackers, Nagelmakers: Beroepsnaam van de nagelsmid.

Nagelman, Nagelmans. Beroepsnaaam van de nagelmaker.

Nagtzaam: Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit Achtzaam of door wegvallen van een klank of lettergreep aan het begin van een naam uit Onachtzaam? Vergelijk Duits Achtnicht, Unacht.

Nagy. Hongaarse bijnaam, uitspraak notsj; zwart.

Naime, Naim, Neime: Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Naime, Neme. Naime komt voor in het Roelandslied.

Nairat. Variant van Mérat (m/ri)'?

Nairissen. Waalse aanpassing van Nelissen, met l/r- wisseling; vergelijk Nailis.

Naisy, Naizy: Plaatsnaam Naisey (Doubs)? Variant van Nas(s)y?

Naivin. Waarschijnlijk Waalse aanpassing van Neven.

Najhaber. Waarschijnlijk variant van Nienaber.

Nak, Nakken: Middelnederlands nac, nacke ‘nek’. Bijnaam voor iemand met een dikke nek; of veeleer voor een hardnekkige (harde nek) of halsstarrige (starre hals).

Nakaert, Nakaerts, Nakars, Naekaerts, Nackaert, Nackaerts, Nackart, Nackaers, Naker, nakers, Nacar, Naca. Naam uit het Middelnederlandse naken: naderen, raken, bedreigen, neuken. Wellicht bijnaam.

Naline, Nalinne, Nalinnes, Nalines, Nalin, Denalinne: Plaatsnaam Nalinnes (Henegouwen).

Namazi. 1.Naam van Iraanse origine met mogelijk als betekenis: zoon van Namaz. 2. Of uit plaatsnaam Namaz in Turkije.

Namèche, Nameche, Namêche, Namesch: Plaatsnaam, Namen.

Namen, van, (van) Naemen, van, Amen: Stad Namen (Frans Namur) in België. Maar er is ook de Polder van Namen in Hulsterambacht (Zeeuws-Vlaanderen), die in de bronnen –door verkeerde scheiding of ontleding van een naam -geregeld Polre van Amen heet.

Namenwerth. Plaatsnaam Nonnenwerth. Duitsland.

Namot, Namott, Namotte. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Namo?

Namur, Denamur, de Namur: Plaatsnaam Namur, Nederlands Namen (Namen).

Namurois. Afkomstig van Namen, Frans Namur.

Nandancé, Nandance, Nandancee. Misschien Plaatsnaam Nédonchel (Pas-de-Calais)? Vergelijk familienaam Nedonc(h)el(le) in Pas-de-Calais.

Nandou. Vadersnaam. Germaanse voornaam Nandolf.

Nandrain, Nandrin. Plaatsnaam Nandrin, Luik.

Nanette. Bijnaam. Afleiding van nain; dwerg.

Naniot, Nagnot, Naignot, Nangniot, Naignot, Naniot, Nianot: Bijnaam. Afleiding van Frans nain: dwergVergelijk Lenain.

Nanissens. Vadersnaam. Zoon van Nanno, zie Nanne(n) 1. Vergelijk Nederlandse familienamen Nannis en Nannings

Nankman. Vaders-moedersnaam. Afleiding van Nancke.

Nannan. Bakernaam Nanon. Afleiding van een voornaam. Vergelijk Nanne(n).

Nanne, Nannen, Nannes, Nanning, Nannings, Naninck, Nanynckx, Naenen, Nancke, Nenen, nennen, Nennin, Nenin, Nanneman, Nénain, Nens, Nenningh, Nenquin, Nentjes: 1. Vadersnaam. Bakernaam: Nanno, Nennechin. In Friesland en Groningenis Nanne kindernaam voor Jan. Of van Germaans nanth-voornaam, zoals Ferdinand. 2. Moedersnaam Nanne= Adriana of Anna.

Nanninga: Friese afleiding van Nanne.

Nanoux. Moedersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Anne; vergelijk Nanne(n) 2.

Nanquette, Nanquez. Moeders-, vadersnaam van Anquet/Hanquet met n-anticipatie. Eventueel afleiding van Germaanse voornaam Nanno; zie Nanne 1.

Nansion. Nation, Notion: Variant van Mansion, met wisseling van de nasalen m/n.

Nanson. Vadersnaam van Anson, met n-anticipatie. Vergelijk Nanne(n) 2. en voornaam Nancy, van Anna.

Nantel. Wellicht van Nanetel, afleiding van Nanet; zie Nanette.

Nantier. Vadersnaam. Germaanse voornaam nanth-hari 'moed-leger': Nant(h)arius, Nanterus.

Naomé, Naômé, Nayomé: Plaatsnaam Naomé (Namen).

Nap, de, de Naph, Napp, Nab, Nabben: Een nap is een schotel, schaal, kom. Beroepsbijnaam van de schotelmaker, -draaier. Vergelijk Duits Napf, Napfdreher; of van de krammer.

Napbinder, de. Beroepsnaam van de krammer van vaatwerk, die gebroken aardewerk hecht door de scherven te binden.

Nap, (van der): Plaatsnaam De Nap in het Achterveen in Ede (Gelderland).

Napen. Vadersnaam. Vleivorm van Jakob.

Naples. Wel niet van de plaatsnaam Napels (Italiaans Napoli), maar reïnterpretatie van Nijpels, door Brabantse dialect uitspraak Napels.

Napoléon, Napoleone: Vadersnaam. Italiaanse voornaam.

Napoli, Napolitano, Napolitani, Napoletano, Napoletan: Familienaam van de Napolitaan, uit Napoli/Napels (Italie).

Napper, Nepper, Neppers. Beroepsnaam van de schotelmaker. Duits Napfer. Vergelijk (de) Nap.

Narbond, Narbot. Afleiding van de Germaanse voornaam Narbaldus? Of van de Franse plaats Narbonne?

Narcisse, Narcyz, Narcisi: Vadersnaam. Heiligennaam Narcissus. Mythologische naam, van Grieks narcis.

Nardin, Naarden, Narten, de Nardin: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Bernardin.

Nardo, Nardone, Nardini, Nardi: Vadersnaam. Korte vormen van Italiaanse Bernardo, Leonardo, -one, -i(ni).

Nardon. Korte vorm van Bernardon. Vadersnaam.

Nardus, Nartus. Vadersnaam. Korte vorm van Bernardus.

Naret. Variant met -et-suffix van Middenfrans nareau: snuit.

Nargaud. Misschien Frans dialect (Dauph.) nargou: spotter.

Narmon. François Narmon is de kleinzoon van Joseph Charles Narmon, die op 21 maart 1852 in Bs. te vondeling werd gelegd. Narmon is een willekeurige vondelingennaam. Op 20 april 1850 was in Bs. al de naam Marie Narmont gegeven aan een vondeling; Marie overleed evenwel in het godshuis op 31 mei 1850.

Nase, Nas, Nass, Naze: Bijnaam Duitse of Oudfranse nase: neus. Vergelijk (de) Neus.

Naser, Nasser, afleiding van Duitse plaatsnaam Nassen (Beieren, Hessen, Rijnland-Palts)

Naset, Nazet, Naze, Naze: Afleiding van Oudfrans nes, Frans nez: neus. Bijnaam. Vergelijk (de) Neus.

Nash, Nasch, Nassh: Engelse variant van Ash(e), Asch(e). Plaatsnaam: Es. Fraxinus.

Nason, Nazon: Bijnaam Augmentatief van Oudfrans nés: neus. Vergelijk Naset.

Nassaj, Nasser. Arabische naam die zoiets betekent als helper.

Nassau, van, Nassauw, van, Nassau Nasseua, Nassaux, Nassaut: Plaatsnaam Nassau (Rijnland-Palts)

Nassel. Wellicht van Van Hassel, uitspraak Vanassel.

Nassheuer, Nahsheuer: Duitse familienaam Nassauer, afleiding van plaatsnaam Nassau (Rijnland-Palts).

Nassogne. Plaatsnaam, Luxemburg.

Nassy, Nassi, Nasy, Nazy: Plaatsnaam in Lorcé.

Nast, Naster, Noster: Plaatsnaam Naast (Henegouwen).

Nastalij: Vermoedelijk contaminatie van Nastasi, van heiligennaam Anastasius en Natali, van Latijnse (dies) natalis ‘geboortedag van Christus, Kerstmis’.

Nastasi. Vadersnaam. Korte vorm van de Griekse heiligennaam Anastasius.

Nat, van der, Natte. Plaats- adresnaam.

Natan, Nathan, Natanson: Vadersnaam. Bijbelse voornaam. Soms verkorting van Jonathan of Nathanaël.

Natali, Natalis, Natale, Nathalis, Natalys: Vadersnaam. Voornaam van Latijn (dies) natalis: geboortedag van Christus, Kerstmis. Vergelijk Noël.

Nathon. Deze zeldzame familienaam komt alleen in het Gentse voor. Grafïe voor Nathan of Nothomb?

Natran. Zeldzame familienaam (alleen West-Vlaanderen). Misschien van Natan, met epenthetische r?

Natus, Natis, Nates. Vadersnaam van heiligennaam Donatus.

Nau, Naud, Nauw, Naux: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Arnaud, Renaud..

Naus, Nauws, Nous, Nouws. Vadersnaam van Nauwens of Nauts.

Naubert, Nauber. Vadersnaam. Germaanse voornaam Nodobert, Notbert. Zie Noben, Notebaert.

Naubours. Spelling voor Duitse familienaam Naubur: nieuwe boer, buur.

Naudeau. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arnaud. Vergelijk Naudet.

Naudet, Naudé, Nautet, Nedee, Nedée, Nédée: Korte vorm van voornaam Arnaudet, Renaudet. Vergelijk Naudin.

Naudin, Noddyn, Noden: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Renaudin, Arnaudin.

Nauta, (van de) Nautena: 1. familienaam uit de voornaam Arnoud/t. 2. idem uit Nauta in de betekenis van schipper (hiervan is ook de Germaanse voornaam Naute afgeleid). De vervorming Nauta tot (Van de) Nautena is typisch voor Friesland, Nouta is een verkeerde spelling.

Nauw, de, van: 1. Vadersnaam. Reïnterpretatie van Denauw, een Vlaamse ontwikkeling van Picardisch Denau = Deneau (Daniel). Zie Daneau. 2. Bijnaam voor een enge, benauwde, bekrompene.

Nauwelaerts, Nauwelaers, Nauwelaars, Nauwelaert, Nieuwelaers, Nauwlaerts, Naulaerts, Naulaers, Naelaerts. 1. Naam uit "nieuwe laat": iemand die pas vrijgemaakt is, een vrijgelaten eigenhorige. 2. Beroepsnaam uit Nieuwelaers, uit nieuwelare: oblieverkoper, obliebakker.

Naus, Nauws, Nouws, Nous. 1. Zie Nouts. 2. Zie Noudens. 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Nawin.

Nauwen, Nauwens, Nouwen, Nouwens. 1. Vadersnaam van Noudens (vergelijk Koude/kouwe). 2. Zie Nauwynck.

Nauwynck, Nauwijnck, Nauwyck, Nouwynk, Nouwynck, Nouwinck, Nouwijnck, Nauwens, Nauwen, Naouwens, Nouwen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Nawin.

Navarra, Navarro, Navarre, Navar, Navare: Plaatsnaam Navarra (Spanje).

Naveau, Naveaux, Naviaux, Navaux, Navau, Nava, Naval, Denaveaut, Denaveu: 1. Middenfrans naveau, afleiding van Latijn napus, Frans navet: raap. Vergelijk Navet. Beroepsnaam of bijnaam. 2. Eventueel Oudfrans navel: boot, schip. Beroepsnaam.

Naveld. Dialect variant van Nievelt?

Naverne: Plaatsnaam. Oude Vlaamse vorm van Auvergne, oud graafschap in Frankrijk.

Navet, Navez, Navé, Navest, Navette: Frans navet: raap; navette: raapzaad.

Navoij, van den: Plaatsnaam (Navooi, Avooi?). Er is een plaatsnaam le Pont Avoie in Sint-Omaars.

Naway. Luiks-Waals nawê, Frans noyau: kern, pit (van fruit). Bijnaam.

Nawrath, Nawrot, Navrot: Plaatsnaam Naurath (Rijnland-Palts), Naurod (Duitsland), Nauroth (Rijnland-Palts).

Nawijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam Nawin.

Nazar, Nazard, Nasa, Nassar: Afeiding van Oudfrans nés, van Latijn nasum: neus. Vergelijk Naset. Bijnaam voor iemand met grote neus of naar de neusklank.

Nesen, Neesen, Nees, Neese, Neezen: Moedersnaam Nese, korte vorm van Agnes.

Néant, Nien: Waarschijnlijk niet van Frans néant, Oudfrans nient: niets, maar spellingvariant van Nihan(t).

Nebl, Nebel. Duits Nebel; mist. Bijnaam.

Nebe, Neeb, Neebe: Middelduitse vorm van Neffe: neef.

Nebbeling: Plaatsnaam bij Delden, Overijssel. 1346-64 een huys dat het Nytboldingh, dat licht in der kerspele to Delden. Een bewoner heette in 1485 Hinrick Nibbeltinck.

Nebenne, van, van Nébenne: Lees: Van Eben(ne). Plaatsnaam Eben(-Emael) (Luik).

Nebenzahl. Waarschijnlijk schrijffout van Duitse familienaam Rübenzahl: rapenstaart.

Nechel, van. Plaatsnaam Nechel in Oetingen, Vlaams-Brabant.

Neck, van, van Nek: 1. Zie Van (den) Hecke. 2. Plaatsnaam.

Neckelbroeck, Neckelbrouck, Neckebroeck, Neckebroek, Neckebrouck, Neckebrock, van Neckebroeck, Neckbroek, Nekkebroeck, Nekkebroek, Neekebroeck. Naam uit de plaatsnaam Nekkersbroeck; moerasland waar volgens de volksverbeelding nikkers, watergeesten verblijven. Vergelijk Neckelput. Er is een Nekkersbroek in Woumen en Wingene, en een Nekkelsbroekstraat in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen).

Neckelput, Nechelput. Familienaam uit de plaatsnaam Nekkersput, put waar volgens de volksverbeelding nikkers, watergeesten verblijven. Er is een Nechelput in Galmaarden en Herne, een Neckersput in Grimbergen en een Nekkerspoel, Neckerspoel te Mechelen.

Neckermann. Afleiding van de riviernaam de Neckar.

Nedderhoff, Neerhof: Verspreide plaatsnaam Ne(d)erhof: de lager gelegen hoeve bij een kasteel.

Nedellec, Nedelec. Vadersnaam. Bretonse voornaam van Latijn Nataliticum. Natalis, Noël

Nedergedaelt, Nedergedaeld, Nedergedael. Reïnterpretatie van Neerdael.

Nederghem, van. Plaatsnaam Nedergem in Eppegem, Brabant.

Nederhand: Wellicht reïnterpretatie van Nederland? Of leesfout voor Nederhaud?

Nederhorst. Plaatsnaam, Noord-Holland.

Nederhoud, Nederhoed, Neerhout: Plaatsnaam Ne(d)erhout ‘laaggelegen bos’.

Nederkassel, van, van Nedercassen: Plaatsnaam Niederkassel (Duitsland).

Nederlandt, Nederlandts, Nederlands, Nederlant, Nederlangh. Verspreide plaatsnaam Nederland: laag gelegen land.

Nederlof: 1637-1720 Leendert Tijsse Boer, Sliedrecht, werd later Nederlof genoemd en is de stamvader van de naamdragers.

Nederman, Nedermann, Neerman: Bijnaam voor iemand die lager, beneden woont. Vergelijk Duits Niedermann.

Nederpel, Neders, de Nidder, de Neer, de Neire, de Neir: Bijnaam. Middelnederlands neder: laag, onaanzienlijk, nederig. Of iemand, van: plaatsnaam Neerpelt (Limburg). die lager woont, vergelijk Nedermann.

Neders, de Nidder, de Neer, Deneer, de Neir, de Neire. Bijnaam uit het Middelnederlandse neder. Dit voor iemand die ofwel lager woont, ofwel onaanzienlijk, nederig is.

Nederstigt. Plaatsnaam Nedersticht bij Utrecht.

Nederveen, (van): Plaatsnaam Nederveen in Sprang (Noord-Brabant). Of Neerven in Loenhout en Wortel (Antwerpen): laag veenland.

Nedinfur. Vergelijk Niedenzu, Hindemit 'hinten mit'. Wellicht plaatsnaam.

Née, Nee: Oudfrans née (vrouwelijk): aardig. Bijnaam.

Neeck, Neeckx, Neekxkens: vadersnaam. Of Neek als korte vorm van heiligennaam Cornélius.

Neef, (de); Neefs, (de) Neve, Neeve, Neefjes, Neven, Nefs, Nefkens, Neefkes, Neeft: Verwantschapsnaam, Middelnederlands neve ‘neef’.

Neel, Neele, Neels, Nelen, Nellen, Nel, Nels, Niel, Niels, Nil, Nils, Nehl, Nehls, Nol, Nols: 1. Vadersnaam. Korte vorm, respectievelijk vleivorm van voornaam Daneel, Daniel. 2. Vadersnaam. Van heiligennaam Cornelius of moedersnaam van heiligennaam Cornelia, vergelijk Nelis, Nelen.

Neer, van, van Neer, van Neder: Plaatsnaam Neer (Nederlands-Limburg).

Neerbeeck, van. Plaatsnaam Nederbeek in Vlezenbeek, Vlaams-Brabant.

Neerboom, van. Reïnterpretatie van Van Neerom.

Neerdael, Neerdal, Neerdaels. Plaatsnaam Neerdal in Heilissem (Waals-Brabant), Proven (West-Vlaanderen). Neerdal in Anzegem.

Neergaard. Noorse plaatsnaam Nergard.

Neerhof: Verspreide plaatsnaam Ne(d)erhof ‘de lager gelegen hoeve bij een kasteel’, bijvoorbeeld Nederhof in Wijk bij Duurstede, Nederhoven in Ouderkerk aan de Amstel, Neerhoeve, van Ne(d)erhof in Berendrecht.

Neerinck, Neerinckx, Nerinck, Nerinckx, Nerincx, Nerinksx, Nerinx, de Nering, Neirings, Neiring, Neirink, Neirinckx, Nerinck, Neirincks, Neirinckx, Neirynck, Nyrijnck, Neyrinck, Neijrinck, Neyrynck, Neiyrinck, Neiryinck, Nerrinck, Ninrick, Narings, Narinx. Familienaam uit een Germaanse nar/ner-naam; voedsel. Producent of leverancier van voedsel?

Neerstraeten, van. 1. Verspreide plaatsnaam Neerstraat: lage straat. Ook dorp in Noord-Brabant. 2. Lees : Van Heerstraeten. Zie (van) Herstraeten.

Neerveldt, van, van Nedervelde, van Nedervelden, Neervelts: Verspreide plaatsnaam Ne(d)erveld: lager veld.

Neervoort. Plaatsnaam Nedere Voorde. De Nedervoort is bijvoorbeeld een brug in Leisele

Neesen, Nesen, Nees, Neese, Neezen. Moedersnaam uit Nese, een verkorte vorm van Agnes.

Neesken, Neeskens, Neskens, Nesges, Neyskens, Nijskens, Nyskens. Moedersnaam uit de voornaam Agnes. Zie ook Agneessens, Nyskens.

Neetens, Neten, Netens: Moedersnaam Nete, korte vorm van Agnete=Agnes, van de verbogen vorm van Agnes, afleiding Agnetis. Zie ook Agnees(s)ens.

Neeteson; vadersnaam, Germaanse naam Nato, Natto, waarvan ook geslachtsnamen Nettinga, Nettema, Nettes, Netten en Nettekoven als plaatsnaam van Nettinkhoven bij Bon in Duitsland, te Antwerpen als Nettesonne.

Neeus, Nieus, Neuwels, Neuwis, Nibbes, Nibbès, Nibes, Nibus, Niebes, Neubis, Neubus, Nobis, Nobus, Novis. Brecht citeert 1497-1517 Kerstan Nobis = Noebis = Nobs = Nowes, Jena. Nobis zou een naam zijn voor de duivel. Maar de bovenstaande varianten lopen zo parallel met die van Meus, dat ze wel varianten van Meeus zijn, met de bekende wisseling van de nasalen m/n. Zie dus ook bij Meus.

Neezezoone. Moedersnaam. Zoon van Neze; Agnes.

Nefkens, Neufkens, Neffke, Neffgen, Noffke: Neefken, Afleiding van Neef. Zie De Neve.

Néfontaine. Plaatsnaam Neufontaine (Ain) of Neuffontaines (Nièvre).

Nefroot. Vadersnaam. Aanpassing van Neufroid, Romaanse vorm van Germaanse voornaam niw-frith 'nieuw-vrede': Neufred.

Neggers, Neegers, Negers. Beroepsnaam. Middelnederlands negger, variant van navegeer: grote timmermansboor.

Negleman, Négleman: Kan theoretisch een Brabantse variant zijn van Nagelman, maar is ongetwijfeld een vervorming van Negenman. Middelnederlands negenmannekin: kleine zilveren munt.

Negri, Negro, Negretti, Negrotto, Nigri, Nigro, Nigretti: Italiaanse bijnaam: zwart, en afleidingen.

Negrin, Negron, Nigrin: Occidentaalse afleidingen van Nègre: zwart. Bijnaam. Vergelijk Zwartjes, Lenoir.

Neidenbach. Duitse plaatsnaam bij Bitburg.

Neidhardt. Vadersnaam. Germaanse voornaam nîd-hard 'nijd-sterk': Nidhart.

Neige, Neiger. Neiger is een Duitse contaminatie van Nager en Neyer: naaier.

Neighbour. Engelse bijnaam; buur. Vergelijk Geboers, Voisin.

Neiherzig, Neierzug: Duits Neuherzig of Neidherzig?

Neirinckx, Neyrinckx en Neirynck zijn Vlaamse geslachtsnamen, waarschijnlijk ontleend aan het woord neier, neyer, naeyer, naaier, dat in Vlaanderen gebruikt wordt voor het hollandse woord kleermaker.

Neisius. Vadersnaam. Latinisering van Nijs, Denijs.

Neiss. Duitse variant van Neuss. Bijnaam voor een wantrouwig mens.

Nekelson. Vadersnaam. Zoon van Nikolaas. Vergelijk Nicholson.

Nekker, de, Nekkers, Neggers, Denecker, Deneker, de Neckere, de Necker, Neckers: Bijnaam. Middelnederlands necker ‘nikker, watergeest, kabouter, duivel’.

Neleman, Nelemans, Neelemans, Neelen: Vadersnaam/moedersnaam. Afleiding van Neel.

Nele, Nelen, Neele, Neelens, Neelen, Nellen, Nelles, Nellens, Nielen, Nielens, Nieles, Niellens, Niles, Nilens, Nilles, Niles, Nille. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Daniel/Daneel. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Cornelius of moedersnaam van heiligennaam Cornelia. 3. Idem van Nicolaes, Nikolaas.

Neleman, Nelemans, Nelleman, Nellemans, Neeleman, Neelemans. Vadersnaam. Afleiding van Neel.

Nelis, Nélissen, Nélis, Nelisse, Nelissen, Nelisse, Nélisse, Neles, Nélèse, Nelesen, Neelissen, Neelisen, Nelisen, Nelissenne, Nelisenne, Nailis, Nelles, Nellesse, Nellsessen, Nelissen, Nellis, Nelsen, Nilis, Nilles, Niles, Nieles, Niellissen, Nielssen, Nielsen, Nilsen: 1. Vadersnaam. Van voornaam Cornelis, van Latijnse heiligennaam Cornelius. 2. Ni(e)lsen kan uit Nielissen/ Nelissen worden verklaard, maar kan ook zoon van Niel zijn; zie Neels.

Nelken, Nelleke: Vaders-, moedersnaam van de voornaam Daneel, Corneel of Cornelia.

Nelkenbaum. Waarschijnlijk Joodse familienaam. Nelke; anjer, kruidnagel.

Nelkers. Variant van Neckers met l epenthesis.

Nell. 1. Duitse bijnaam voor een dikkop, dikhoofd. 2. Vadersnaam van Cornélius.

Nelquet, Nelcquet, Nelequet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Daneel, Cornélius of Cornelia. Vergelijk Nelken.

Nelson, Nilsson: Iers-Engelse vadersnaam. Zoon van Nell.

Nelynck. Vadersnaam. Afleiding van Daneel of Corneel. Zie Nelen.

Nemegeer, Nemegeers, Nemegheer, Nimmegeer, Nimmegeers, Nimegeers, Immegerts, Immegeers, Niemegeerts, Niemeegeers, Niemeegerst, Niemeegeerst, Nemeghaire, Nemegaire, Neméghaire, Nemégaire. Naam uit het zinwoord: neem de ger, de speer. Bijnaam voor een soldaat, een jager.

Nemerlin. Kan blijkens de17de -eeuwse vorm Nemurlin een afleiding op -lin zijn van plaatsnaam Namur (Namen), vergelijk Hêvurlin, van Hervé.

Nemery, Neimry, Nemry. Vadersnaam, variant van Aimery. Dit is de Romaanse variant van de Germaanse voornaam Amelrijk. Of afleiding van Naimeria, Nameris.

Nemet, Nemeth, Német, Német, Némès, Nemetz, Nemee: Slavisch (Oostduits Niemetz), Pools niemiec: stomme, iemand die geen Slavisch spreekt, Duitser. Nemee is de spelling van de Waalse uitspraak.

Nempont, Nempon. 1. Plaatsnaam Nempont (Pas-de-Calais). 2. Eventueel Nampont (Somme).

Nemsdael. Ongetwijfeld van Van Hemsdael.

Nenen, Nennen. Nennin, Nenning, Nenig, Nennig. Duitse plaatsnaam Nennig.

Neomagnus. Latinisering van Van Nijmegen (Gelderland).

Nerbrugge. Plaatsnaam Neerbrugge; lage brug, bijvoorbeeld in Wervik.

Néré. 1. Zie Noiret. 2. Plaatsnaam Néré (Char.-Mar.).

Nereaux, van. Waarschijnlijk verschrijving van Romaanse uitspraak van Nérom met genasaleerde klinker.

Nerem, van, van Neerom, Nerom, van Neron, van Neroem, van Nérom, van Nerum, Nerume, van Nerun, van Nérum, van Neren, van Erum, van Erom, van Heirbom, Heirhom, van Nereaux. Familienaam uit de plaatsnaam Nerem (Vlaams-Brabant), Nerhem in Borgloon (Limburg), Nerhem in Hoegaerden (Vlaams-Brabant), Nederheem in Meldert (Vlaams-Brabant) of Neerhem bij Hoeselt (Limburg).

Nepveu, de: Hypercorrecte spelling van Frans le Neveu ‘kleinzoon, neef’. Vergelijk (de) Neef.

Neri, Nerini, Nero, Neroni. Italiaanse bijnaam Nero; zwart.

Nering, de: Met secundair, volksetymologisch lidwoord, van Nering, Nerinck. Vadersnaam. Afleiding van nar/ner-naam ‘voedsel’, zoals Nerin, Narbaldus, Neribert, Neriman, Nerolf.

Neris. Plaatsnaam Néris (Allier).

Neroven. Verspreide plaatsnaam Neerhoven in Gruitrode of Neeroeteren (Limburg), Neerove in St.-Blasius-Boekel (Oost-Vlaanderen).Vergelijk Nedderhoff.

Nerrinde. Verhaspeling van Nerrinck.

Nes, van, Nés, van, van, den, Nesse, van Denesse: 1. Plaatsnaam Nes(se) ‘landneus, landtong’. 2. Variant van van Es, door verkeerde scheiding of ontleding van een naam.

Nescher. Middenhoogduits nescher = Duits nascher: snoeper (ook seksueel).

Neser, Nezer, Niser: Duitse moedersnaam. Zoon van Nese: Agnes.

Nesle, van den: Ongetwijfeld door leesfout van van den Neste.

Nessel. 1. Duits Nessel: (brand)netel. Vergelijk Netels. 2. Zie Nestel.

Nest, van: Van Nes met paragogische t? Of variant van van den Nest.

Nestaert. Afleiding van Van den Neste.

Nest, van den, van de(n) Neste, van, de, Nesten, van, den, de, Nester, Neste, Vanneste, van Hest, van Heste, van Est, van Este, Vernest, Vernis, Dernest, Delnest, Delneste. Verspreide plaatsnaam Nest.

Nestel, Nessel, Nestlé, Nestlé: Duits en Middelnederlands nestel: veter, rijgsnoer. Beroepsnaam. Vergelijk Nestler.

Nestelaar: Beroepsnaam van de nestelman, vervaardiger van veters, rijgsnoeren. Vergelijk Duits Nestler, Nessler.

Nestler. Duitse beroepsnaam van de nestelmaker: vervaardiger van veters, rijgsnoeren. Ook Duits Nessler.

Nestor, Nestore, Nestour, Netour, Nétour, Nistor, Nitor: Vadersnaam. Griekse voornaam. Vanwege de wijsheid van de Griekse koning van Pylos, Nestor, de oudste van de Grieks vorsten, wordt de naam ook overdrachtelijk gebruikt voor de oudste van een groep.

Net: Uit van ’t Net? Bijnaam of beroepsbijnaam?

Neter, Netter. Duitse beroepsnaam Net(h)er, Nâther, Nat(h)er, Middenhoogduits nâter: naaier, kleermaker.

Netelbosch, van, Netelenbos. Plaatsnaam Netelbos in Santpoort (Noord-Holland) en Haaren (Noord-Brabant).

Netels. Bijnaam naar de netel, de plant. Vergelijk Nessel.

Nettelmann. Nederduitse afleiding van netel, de plant.

Netten, van. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Netten. Locatie helaas onbekend. Mogelijk uit Etten in de Nederlandse achterhoek. 2. Moedersnaam uit een Nette (Annette, Hannette).

Nettesheim, Nettersheim: Duitse plaatsnaam. Neu: Duitse bijnaam voor een nieuwkomer. Vergelijk Neumann.

Netzer. Duitse plaatsnaam Netz of Netze.

Neu, Neuer,. Duitse bijnaam voor iemand die 'nieuw' is.

Neucker, de, de Neuker, Deneuker, de Nucker. 1. Neuker, Middenenderlands noker: notenboom. Vergelijk Noteboom, Notelaers. 2. Variant van de Hoker: beroepsnaam van de hoeker dat is venter, kleinhandelaar. 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Notger (nodi of naud +ger).

Neucker, van, de, den, van de(den) Neuker, van den Eucker, van de Neuken: Plaatsnaam Noker: notenboom. Vgl. Noteboom. Plaatsnaam Nokere (Oost-Vlaanderen) en in War. (West-Vlaanderen).

Neude. Plaatsnaam in Utrecht, 1350 Noide; geul.

Neuenschwander, Neuschwander. Duits Neuschwander, van plaatsnaam Neuer Schwand. Middenhoogduits swant: rode, gerooid land (letterlijk verzwonden bos).

Neuheller, Neunheller, Neuschilling, Neunschilling. Duitse familienaam Grôschel, afleiding van Groschen, kleine munt, van Italiaans grosso.

Neuhard: Duits ook Neunhardt. Plaatsnaam Neuhart: nieuw woud.

Neuback, Nijbacker: Bijnaam voor een nieuwe bakker.

Neubauer, Neugebauer, Niebuhr, Niebur: Duitse pendant van Nieuwboer.

Neuberger, Neuberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Neuberg, maar vaak verward met Neuburg.

Neuber, neubert, Nuber, Nubert. Neuber is een variant van Neubauer.

Neufcour, Neufcourt: Plaatsnaam Neufcourt in Beyne-Heusay (Luik).

Neuféglise: Ook neuve Eglise, Deneuféglise. Plaatsnaam Neuve-Egliseis de vertaling van Nieuwkerke (West-Vlaanderen). Ook Neuvéglise (Cantal).

Neufeld. Duitse plaatsnaam; nieuw veld.

Neuforge. Plaatsnaam Neuve-Forge in Theux (Luik): nieuwe smidse. De stichter van een smederij in Harzé (Luik) kreeg de naam De la Neuveforge, die later De Neuforge werd.

Neufort, Nefors. Plaatsnaam; nieuw fort, versterkt kasteel.

Neugarten, Neugarter. Plaatsnaam: nieuwe (boom)gaard. Vergelijk Scandinavisch Nygaard. Neugartheim (Elzas) heette oorspronkelijk Neugart.

Neugebauer, Neubauer. Pendant van Nieuwboer, vergelijk Nieboer.

Neugroschl, Neugroschl, Neugroschel: Duits Neungrôschl: negen stuivers. Vergelijk Duits Neunangster.

Neuhaus, Neuhauser, Neuhausen, Neuhäuser, Neuhauzer, Neuheuser, Neuenhaus, Neuhuys, Nijhuis, Nyenhuis, Nyhuis, Nijenhuis, Neyenhuisen, Neinhaus, Nejhaus, Nienhaus, Niehaus, Nienhuis: Erg verspreide plaatsnaam: nieuw huis. Vergelijk Nieuwenhuis.

Neuhof, Neuhoff, Neunhoeffer: Erg verspreide plaatsnaam: nieuw hof, nieuwe hoeve. Vergelijk Van Nieuwenhove. Ook Neuhofer, Neuhôffer.

Neuilly. Frequente Franse plaatsnaam (onder meer Oise, Seine).

Neujean. Bijnaam + vadersnaam Neuf Jean; nieuwe Jan. Vergelijk Duits Neuhans, Nederduits Niehans.

Neuken, van de. Waarschijnlijk is Van Neuken, is van Van Eukem. Of = Van den Neucker.

Neukerman, Neukermans, Neuckermans, Neuckerman, Nokermans, Nokerman, Nockerman, Nonckreman, Neukelmans, Neuquelman, Neuckelmance, Neukelmance, Nuckelmans, Nuchelmans, Nuggelmans, Nochelmans, Ukelmans, Okerman, Okermans, Ockerman, Ocreman. Naam afgeleid van de plaats waar okers, okkernoten of walnoten groeiden.

Neukom, Nackom: Duitse bijnaam Neukomm: nieuwkomer, nieuw aangekomen inwoner. Nackom is Brabantse uitspraak.

Neulen: Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Nolen, vleivorm van de Germaanse voornaam Arnold, Arnoud.

Neuleteers. Klankverandering van Neuteleers of contaminatie van Notelteers en Neuteleers.

Neumann: Bijnaam voor een nieuwkomer. Vergelijk Numan.

Neuren, van: Uit van Heuren. van van Heurne?

Neulinger. Plaatsnaam Neuling, Beieren, Neulingen, Duitsland.

Neumann, Neuman, Neumans, Neumane, Naumann, Nejman, Neyman, Neymann, Najman. Bijnaam voor een nieuwkomer. Naumann is Middelduits. Vergelijk Numans.

Neumark. Duitse plaatsnaam.

Neumuller, Neumüller: Duitse beroepsnaam: nieuwe molenaar.

Neuprez. Plaatsnaam Neupré in Plainevaux, Rotheux (Luxemburg).

Neureuther, Neurauter: Duitse fmailienaam Neureuter, Neureiter, van plaatsnaam Neureut: nieuwe rode. Vergelijk Neuroth.

Neurinck, Nierinck, Nierincks, Nierinckx, Nierynck, Nierijnck: Waarschijnlijk vadersnaam. Vergelijk Neerinck.

Neuroth. Verspreide Duitse plaatsnaam, ook Neurode, Neurath: nieuwe rode.

Neus, (de). Bijnaam naar de opvallende neus.

Neuss, van: Plaatsnaam Neuss (Noordrijn-Westfalen).

Neusinger, Neusenger: nieuwe brand. Werkwoord sengen: zengen, branden. Vergelijk Neuprandt.

Neuskens. Bijnaam. Afleiding van neus.

Neustetel. Duits Neustetter, van frequente plaatsnaam Neustadt.

Neusy, Neuzy, Nosy, Noussis, Nozy, Nozij: Plaatsnaam, dialect neùst (Borinage): notenboom.

Neut (de), (de) Neudt, de Nudt, (de) Nut, Nutte, De Noodt, De Nood, Denutte, Denuite, Denuyte. Het Middelnederlands note, neute betekent noot. Familienaam als beroepsnaam voor de notenhandelaar. Vergelijk Duits Nusser, Nuss, Nusskern.

Neute. Waarschijnlijk verkorting van Neuteleer.

Neutelings. Middelnederlands notelijc, nodelijc: kommervol, behoeftig? Vergelijk Nederduits Nôtlich.

Neutre. Wellicht Waalse aanpassing van de Neuter.

Neuve Eglise, Deneuféglise: Plaatsnaam Neuve-Eglise, vertaling van Nieuwkerke (West-Vlaanderen).

Neuville, (van), (van) Neufville, Vauneuville. Naam uit de veel voorkomende plaatsnaam (nieuwe vestigingsplaats-nieuwe stad).

Neuvroen. Vlaamse aanpassing van Nevron, waarschijnlijk van Nevelon, verbogen vorm van Germaanse voornaam Nivelo, Nevilo.

Neuwirth. Duitse bijnaam; nieuwe waard.

Neve, (de), de Neeve, (de) Nève, Denaive, Neven, Nevens, Nèves, Neves, Neuvens, de Neeff, de Neef, (de) Neffe, Nef, Neff, de Neft, de Nefves, de Nefve, Nefve, Neefe, Neef, Neefs. 1. Verwantschapsnaam die familienaam werd, uit het Middelnederlandse neve: neef. 2. De in Nederland voorkomen (Hugenoten)naam De Neve/Neve is mogelijk terug te voeren op neige (naar de plaats (in de bergen) waar veel sneeuw lag of lang bleef liggen) of zelfs op het Bretonse nevez (nieuw).

Nevejan, Nevejans, Nevejant, Neveians, Neiveyans, Neuvians, Neef Jan? Aangezien de voorbeelde vrij jong zijn, rijst de vraag of Nevejan niet een herinterpretatie is van Nievejan = Nieuwejan. Vergelijk Duits Newjahn, Nederduits Niehans ‘nieuwe Hans’ tegenover Althans/Oudejans, Frans Neujean.

Nevel,van, Nevele, van, van Hevel, van Hevele. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Nevele (Oost-Vlaanderen). 2. Of een andere plaatsnaam Nevele, in Kortrijk, Oostvleteren, Wervik.

Nevels, Nevems. Waarschijnlijk variant van Nevens.

Nevelstein, Nevelsteen, Nevelstin, Nevelstyn. Duitse plaatsnaam Nivelstein in Herzogenrath.

Nevers. Plaatsnaam (Nièvre) of variant van Nevens?

Neveu, Neveux, Nepveu, Leneveu: Verwantschapsnaam van de kleinzoon of de neef. Vergelijk (de) Neve.

Neville, Nevill. Engelse familienaam van plaatsnaam Néville (Seine-Inf.) of Neuville (Calvados).

Nevraumont. Plaatsnaam in Orgeo, Luxemburg.

New, Newman, Neeman: Engelse bijnaam van de nieuwkomer. Vergelijk Neu, Neumann, Numans.

Newbery. Plaatsnaam Newbury. Berkshire.

Neyberg, Neybergh, Meijbergh, Neijberg, Nieberg, Nyberg, Neiberg. Familienaam afgeleid van een plaatsnaam: nieuwe berg of nieuwe (ver)bergplaats. Waarschijnlijk van Neuberg; vergelijk Neumaier = Neymeyr. Nederduits nie- = Duits neu-.

Neybuch: Variant van Duits Neuburg, verspreide plaatsnaam. Voor de ey: vergelijk Neyberg(h).

Neyghem, van, van Eigem, van Heyghem, Heyghem, Heygem, van Eyghem, van Eygem, van Neyghen, van Neygen, van Nijgen, van Nygen, van Eyghen, Eygen, Van Heyghen, Heygen, van Eijgen, van Eighen, Eigen, van Egghen, van Heijghen, Heijgen, van Heghem Heghen, Hege, Hegen, Van Negen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Neigem (Oost-Vlaanderen). 2. Of uit de plaatsnaam Eyghene in Pittem, Egem, Tielt, Wingene (Oost- Vlaanderen), Eigen in Neerijse (Vlaams-Brabant), Oud-Turnhout (Antwerpen), Zepperen (Limburg). Met dezelfde betekenis.

Neynens, Neijnens. Variant van Neyens.

Neijdt, Neijts, Neijt: Vadersnaam. Neijdt, Neijt, Neid, ontrond uit Noid, van Noud, korte vorm van Arnoud.

Neijenhof: Variant van Nijenhof, Nieuwenhof, verspreide plaatsnaam, zoals Nieuwenhove.

Nguyen, Ngu. Vietnamese bijnaam.

Nibelle. Plaatsnaam, Loiret.

Nibes, Nobis, Nobus: Nibes, Nobis, Neubis, van Neuwis, Nieus, Neeus, varianten van Meeus, van Bartholomeus.

Nica, Nicar. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nicasius of Nicolaas.

Nicaes, Nicaese, Nicase, Nicasens, Nikaes, Nikas, Nicaisie, Nicais, Nicasie, Nicasi, Nicasy, Nicaisse, Nicaise, Nyckees, Nykees, Nijckees, Nickäs: 1. Vadersnaam van heiligennaam Nicasius, van Grieks nikao: ik overwin. 2. Soms als variant van Nicolaas beschouwd.

Nicanor. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Nikanor.

Nichol, Nichols, Nicholls, Nicholes, Nicholson, Nicolson, Nicoll, Nicol, Nicolle, Nicolin, Nicolini, Nicoli, Nicoletti, Nicolet, Niclot, Niclet, Nicloux, Niclou, Nicoud, Nicou, Nikou: Vadersnaam. Korte vormen en vleivormen van Griekse heiligenaam Nikolaus.

Nick, Nicque, Nique, Nix, Nickson, Nicks, Niks: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Nikolaus.

Nickel, Nickell, Nickelé, Nickelt, Nikel, Nickels, Nikels, Nickers, Michels, Nieckels, Nichelson: Vadersnaam van Griekse heiligennaam Nikolaus.

Nickelmann, Nikelman, Nikelmann, Nickmann, Nickmans, Nicmans, Nekelman, Nekelmann. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nikolaus.

Nicodème. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Nicodemus.

Nicolaas, Nicolaes, Nicolas, Nicolaers, Nicolae, Nicolais, Nicolaisen, Nicolaides, Nicolasse, Nicholas, Nicolas, Nicolaïdis, Nicolaï, Nicolle, Nikkels, Niks, Nikkel, Nikkelen Nicolaides, Nikolaidis: Griekse vadersnaam van heiligennaam Nicolaus. Nicolai is de Latijnse afleidingvorm.

Nicot, Nicod, Nico. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nicolas.

Nieberding. Duitse afleiding van Neubert; Nederduits nie= Duits neu. Eventueel van Neuwirt.

Nièce. Verwantschapsnaam Frans nièce: nicht.

Nie, de: Vadersnaam. Nederlands spelling van Frans Denis ‘Denijs’.

Nieboer, Nijboer, Neijenbuur: Die een nieuwe boerderij begint te exploiteren. Vergelijk Duits Neubauer, Niebu(h)r.

Nied, Niedt. 1 Duitse plaatsnaam Nied. 2. Middenhoogduits niet: ijver, vlijt. Vergelijk Niedlich.

Niedecken. Duitse plaatsnaam Niedeck.

Niedenfùr. Silezische familienaam; beneden voor.

Nieder. Duitse familienaam; die lager, beneden woont.

Niederau. Verspreide Duitse plaatsnaam; lage beemd.

Niedergang. Plaatsnaam; nedere; lager, lagere gang.

Niederkirchner. Duitse plaatsnaam Niederkirchen.

Niederkorn, Niedercorn, Nidercorn, Nidercorne, Nidrecourt: Duitse plaatsnaam: laag korenveld.

Niederlender. Duits Niederländer: Nederlander. Of van plaatsnaam Niederland (Beieren).

Niedermann: Die lager, beneden woont. Vergelijk de Nederlands familienaam Neerman.

Niedermeyer, Niedermair. Beroepsnaam Ondermeier, die een lagere of lager gelegen meierij heeft, ten opzichte van Obermeier.

Niedernhuber. Bewoner van een nedere, lagere hoeve.

Niehüser: Afleiding van plaatsnaam Niehüs, dialectisch variant van Neuhaus ‘nieuw huis’. Plaatsnaam Niehues (Noordrijn-Westfalen), Niehuus (Sleeswijk-Holstein).

Niederprüm, Niederprum, Niederprun. Plaatsnaam Niederprùm bij Prüm.

Niedlich. Bijnaam. Middenhoogduits nietlich; vlijtig, ijverig.

Nijenhuis, te, Nyenhuis, Neijenhuijs, Nyenhuijs, Neijenhuizen, Neyenhuizen. Plaatsnaam, Olst.

Neijssel: Variant van Neijssen.

Niekamp, Nijkamp, Nijekamp, Nyenkamp: Plaatsnaam Nieuwkamp: nieuw veld. Plaatsnaam Nieuwkamp in Hellendoorn (Overijssel), Neukamp (Duitsland).

Niekerk. Plaatsnaam, Groningen. Vergelijk Nieuwkerk.

Niekolaas, Nikolajsen, Niclaeys, Niclaes, Niclasse, Nicolaus, Nicolau, Nicolaou, Nicolaye, Nicolay, Nicolaij, Nicolaije, Nicola, Nicolai, Nikolai, Nikolaou, Niklaus, Niklas, Ninclaus, Niclaus, Deniclaus: vadersnaam. Heiligennaam Nikolaas, Nikolaus.

Niel, van; van Hiel: Plaatsnaam Niel bij As, Sint-Truiden (Belgisch-Limburg), Boom (Provincie Antwerpen), in Vollezele (Vlaams-Brabant).

Nieman, Niemann, Niemand, Niemants, Niemans, Neman, Nemann, Néman, Némane, Némanne: 1. Bijnaam voor een onbekende, naamloze, die niemand bekend is. Vergelijk Duits Niemandsgnoss, Niemandskind, Niemands-knecht, Niemandsfreund. 2. N(i)eman(n), Néman(n)e ook wel van Neumann.

Niemantsverdriet: Bijnaam voor iemand die niemand verdriet aandoet, die geen vlieg kwaad doet. Ook herbergnaam ‘waar niemand last van heeft’. Vergelijk Duits Niemandsfreund, Niemandsnarr.

Niemarkt. Nederduitse vorm van verspreide plaatsnaam Neumarkt: nieuwe markt (bijvoorbeeld in Keulen).

Nienaber. Neederduits nûwer nabuhr 'neuer Nachbar', nieuwe (na)buur. Vergelijk Naber, Nieuwboer.

Niemegen, Nimmegen, van Nimwegen: Plaatsnaam Nijmegen (Gelderland).

Niemeijer, Nijmeijer: Ook Duits Neumaier, Niemeier ‘nieuwe meier, pachter’.

Niëns, Niens. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Denys (uit Dionisius). Mogelijk uit de Waalse vorm Denih, Nih, Niëg, Nies,Niëns.

Niepen, van der. Naam uit de plaatsnaam Nieppe-Niepkerke (Frans-Vlaanderen). Naam naar de vroegere beek in Nieppe: Niopa.

Nieraad. Variant van Duitse plaatsnaam Neurath; nieuwe rode. Vergelijk Neuroth.

Nierenhausen, Nerenhausen, Niernhaussen: Duitse plaatsnaam Niedernhausen.

Niermans: Wellicht = Neremans. Ne(d)erman ‘die lager woont’; vergelijk Niedermann.

Nierop, van: Plaatsnaam Niedorp (Noord-Holland). Vergelijk Nieuwdorp.

Nierijnck: Wellicht variant van vadersnaam Neerinck (zie de Nering). Of variant van vadersnaam. Neurinck.

Nierijssche: Plaatsnaam Neerijse (Vlaams-Brabant):

Niesink. Vadersnaam. Afleiding van Nijs, van Denijs.

Niesler: Duits Nissler, ontrond uit Nüss(e)ler ‘notelaar, notenhandelaar’. Vergelijk de Vlaamse Notelaers.

Niestadt. Nederduitse variant van verspreide plaatsnaam Neustadt.

Nieterbühl, Nieterbuhl. Plaatsnaam Niederbühl in Rastatt; nedere heuvel.

Niesthoven: Variant van familienaam Nysthoven, van van Nishoven, door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van Ishoven. Plaatsnaam Isenhofen (Beieren).

Niet, (de): Middelnederlands (ge)niet ‘genot, voordeel, vruchtgebruik’. Bijnaam voor de vruchtgebruiker. Vergelijk Duits Niesz.

Nietveld, Nietveldt, Nietfelt, (van) Nietvelt. Naam uit een plaatsnaam in Dinklage bij Oldenburg (Nedersaksen).

Nieuboer, Nieuwboer, den Nieuwenboer, Nouboers, Noubours, Nijboer: Die een nieuwe boerderij begint te exploiteren. Vergelijk Duits Neubauer, Niebu(h)r.

Nieunez, Nenez, Neunez, Nunez, Noefnet, Neufnet: Bijnaam nieu né: nieuw, pasgeboren. Vergelijk Duits Neugeboren.

Nieus. 1. Waals nieu: nieuw. Vergelijk Neu, New. 2. Zie Neeus.

Nieuwaal, van, van Niewaal: Plaatsnaam Nieuwaal (Gelderland).

Nieuwbourg. Verschrijving voor Nieuwboer of spelling voor N(i)eubourg.

Nieuwdorp: Plaatsnaam in Borsele (Zeeland), Goes (Zeeland), Nuth (Nederlands Limburg, Wisch (Gelderland), Reeuwijk (Zuid-Holland), Stein (Nederlands Limburg), Geetbets (Vlaams-Brabant), Moerkerke (West-Vlaanderen), Peer (Belgisch-Limburg).

Nieuwelaers, Nuwelaere: Neuwelaere: 1. Beroepsnaam. Middelnederlands niewelare, nuwelare: obliebakker, oblieverkoper. 2. Zie ook Nauwelaer(t)s.

Nieuwenbergh, van, Nieuwenberg, van. 1. Plaatsnaam Nieuwenberg (Noord-Brabant). 2. Variant van Nieuwenburg(h).

Nieuwenboom: Naar de woonplaats aan een nieuwe boom.

Nieuwenbriel, van den. Plaatsnaam in Baasrode, Oost-Vlaanderen; nieuwe beemd.

Nieuwenbroeck, van den, van(den) den Nieuwenbrouck, van de(den) Nieuwenbrouck: Plaatsnaam Nieuwe Broek: nieuw broekland.

Nieuwenburg, van, Nieuwenburgh, van, van Nieuwenborg, Nieuwenborgh, van Niewenburgh, van den Nieuwenborg, van Nieuwerburgh, van Niuwenbourg, (van) Nieuwburg, van Nieuwenberg, Nieuwenberghe, van Nuwenborg, Nieborg, Niebourg, Nieuborg, Nieuwbourg, Nieuwborg, Nieuwborgh, Nieuwborght, van Iembourg, Nijburg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Nieu(w)burg in Assenede, Berchem, Mere, Dendermonde (Oost-Vlaanderen), Oostkamp (West-Vlaanderen). 2. Uit de plaatsnaam Nuwenborch, dat is de oude naam van Stokkem. 3. Deneubourg, Dennenbourg, Denebourg, Denneubourg, Deneufbourgt, Deneufbourg, Denoeufbourg, Neubourg, Nubourgh. Nubourg komen uit de plaatsnaam Neubourg (diverse plaatsen in Frankrijk en Wallonië). Soms is er interferentie tussen Nieuwenburg, Neubourg en zelfs het Duitse Neuburg. Een Nederlandse familie van Nieuwenburg stamt van ene Heindrick Willemszoon, die geboren was in het Duitse Neuenburg en zich midden 17de eeuw in Leiden vestigde. Hij trouwde er in 1650 als Heyndrick Willemszoon van Nieuwenburg.

Nieuwendijk, van den: Verspreide plaatsnaam.

Nieuwenhoven, van, Nieuwenhove, van, van den Nieuwenhof, Nieuwenhoff, van Nienwenhove, van Niewenhove,van Nieuuvenhove, van Hieuwenhove, van Hienove, van Neijenhof, van Neuhove: Plaatsnaam Nieuwenhove (Oost-Vlaanderen); verder erg verspreid.

Nieuwenhuis, Nieuwenhuizen, Nieuwenhuijs, Nieuwenhuys, Nieuwenhuysen, Nieuwenhuyze, Nieuwenhuyzen, Nieuwenhuyse, Van Nieuwenhuise, Nieuwenhuize, Nieuwenhuyse, Nieuwenhuysse, Nieuwenhyssen, Nieuwenhuijze, Nieuwenhuijsse, Nieuwenhuijsen, Nieuwenhuijzen, van Nieuwenhuyze,vVan Nieuvenhuyse, van (den) Nieuwenhuizen, Nieuwenhuisen, Nieuwenhuysen, Nieuwenhuijzen, (van) Nieuwenhuijze, Nienhuis, Nijhuis, Nijenhuis, van Nouhuijs, Nieuwenhuyzen, van Niewenhuysen, Niewenhuyze, van Nieuwhuysen, van Nuvenhuysen, van Nimenus, Vannineuse: Erg frequente plaatsnaam Nieuwenhuis.

Nieuwenkamp, Niekamp, Nijkamp, Nykamp, Nijenkamp, Neukamp: Plaatsnaam Nieuwkamp ‘nieuw veld’. Nieuwkamp in Hellendoorn, Overijssel, Neukamp (Noordrijn-Westfalen).

Nieuwensteed. Plaatsnaam Nieuwenstede: nieuwe (hof)stede, bijvoorbeeld in Houtave (West-Vlaanderen). Of variant van Nieuwstad. Vergelijk Duits Neustadt, Neudstedt. Of verhaspeling (Henegouwen) van Nieuwensteen?

Nieuwenweg. Verspreide plaatsnaam; nieuwe weg.          

Nieuwkoop, van, Nieukoop. Plaatsnaam Nieuwkoop (Zuid-Holland).

Nieuwaert, Nieuwhart. Familienaam uit de plaatsnaam nieuw + weert (= waert).

Nieuwejaers, Nieuwjaer, Nieuwgaers, Nieuviaert, Nieuviart, Nieuviarts, Nooujaar: Bijnaam naar een persoonlijke zegswijze. Vergelijk Pincxten, Duits Neujahr, Niejahr.

Nieuwelink: Bijnaam voor een nieuweling, nieuwkomer. Vergelijk Duits Neumann.

Nieuwerleet, van der. Plaatsnaam Nieuwerleet, Frans-Vlaanderen.

Nieuwerkerk: Plaatsnaam Nieuwerkerk op Duiveland (Zeeland) en in Arnemuiden (Zeeland). Ook in Zuid-Holland).

Nieuwkerk, (van), (van) Niekerk, Nikerk, van Nieuwkerke, Niewekercken: Plaatsnaam Nieuwkerk in Goirle (Noord-Brabant), Nieuwkerke (West-Vlaanderen), Nieuwkerken-Waas (Oost-Vlaanderen), Oostnieuwkerke (West-Vlaanderen). Niekerk in Oldekerk (Groningen), Ulrum (Groningen). Eventueel Nieuwerkerk (zie op dat woord).

Nieuwesteeg, Nieuwersteeg: Naar de woonplaats in een nieuwe steeg. Vergelijk plaatsnaam Nieuwsteegse Velden in Best (Noord-Brabant).

Nieuwinckel, Nieuwienkel: Plaatsnaam Nieuwe Winkel: nieuwe hoek in Lembeek. (Vlaams-Brabant).

Nieuwhamer: Lees-of schrijffout voor Nieuwkamer.

Nieuwkamer: Volksetymologisch voor Nieuwkomer ‘nieuw aangekomen in dorp of stad’. Vergelijk Duits Neukamm = Neukomm.

Nieuwkuijk, van: Plaatsnaam Nieuwkuik in Vlijmen (Noord-Brabant).

Nieuwland, (van), Nieuwlandt, van, van Nieulande, van Nieuland, Niewland, Nieuwlands, van Niulandt, (van) Nielandt, Nieland, Nielander, Nyland, Nijland, Neilands, van Nuland, Nuelandt, Nuelant, Neulant, Nulant, Noelants, Nieuwlands, van Neulande, Nouland: Verspreide plaatsnaam Nieuwland ‘nieuw gewonnen land’, onder meer Nieuwland (Zuid-Holland), in Biervliet (Zeeland), Nijland (Friesland), Nijlande (Drenthe), Nuland (Noord-Brabant) Nieland in Watervliet, Oost-Vlaanderen, Nilant in Lebbeke, Oost-Vlaanderen. Ook in Hulst (Zeeland): De Antwerpse schilders en dichters Van Nieuwland zijn afkomstig van Den Bosch.

Nieuwmunster. Duitse plaatsnaam Nieuwmunster.

Nieuwpoort, van, de Nieuport: Plaatsnaam Nieuwpoort, (West-Vlaanderen, Zuid-Holland) en in Heiloo (Noord-Holland).

Nieuwstadt, van. Plaatsnaam Nieuwstad(t) (Nederlands-Limburg, Groningen, Gelderland, Overijssel).

Nieuwstraten: Plaatsnaam Nieuwstraat in Baaksen (Nederlands Limburg), Kerkrade (Nederlands Limburg), Gemert (Noord-Brabant) en Stramproy (Nederlands Limburg). Ook in Hulst (Zeeland):

Nieuwveld: Plaatsnaam in Beek (Noord-Brabant), Lieshout (Noord-Brabant), Maarheze (Noord-Brabant), Zeeland (Noord-Brabant).

Nieveen: Plaatsnaam Nieuwveen (Zuid-Holland).

Nievel, Nieveler: Variant (vergelijk Brabants nieve = nieuwe) van Middelnederlands niewele: oblie; respectievelijk niewelaer: obliebakker; zie Nieuwelaers.

Nievelt, van. Nijveld, Nuveld: Plaatsnaam Nie(uw) Veld. Nije Veld (Gelderland), Nyevelt (Utrecht Vergelijk Duits Neuenfeld.

Niewald, Niewold, Niewolde, Niewoudt: Verspreide Duitse plaatsnaam Neuwald: nieuw bos, nieuw woud. Groningen.

Niezen, Niesen: 1. Zie Nijssen(s). 2. Eventueel moedersnaam van de voornaam Agnes.

Niezing: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nijs, Denijs.

Niftrik, van, van Eftrik: Plaatsnaam Niftrik in Wijchen (Gelderland). Van Eftrik door verkeerde scheiding of ontleding van een naam.

Niggemann. Duits Nigemann, van Niemann, Neumann.

Nightinghale. Engelse equivalent van nachtegaal.

Niguet. Afleiding van Nigaut.

Nigaut, Migaulx, Nigot: Bijnaam. Frans Nigaud (pas sinds 16de eeuw): domkop, uilskuiken? Of Germaanse voornaam.

Nihard, Nihar, Nihart, Nahar: Vadersnaam. Afleiding van Waals D(e)nih = Denis, vergelijk Frans Nisard.

Nihot, Nihotte, Nihoul, Nioul, Néhou, Nahoe, Nahoel, Nahoël, Nahoé, Nahooy. Waalse vadersnaam, knuffelvormen van de voornaam Den(j)s. (Waals: D(e)nih).

Nijdam, Nieuwdam. Plaatsnaam Nieuwe dam, Niedamm, Duitsland.

Nijen, van, van Nyen, van Neijen, van Neyen, van den Nijden. Moedersnaam, sterk verkorte en veranderde vorm van Vernyden, Veren Iden: vrouw Ide.

Nijhof, Nijhoff, Nyhoff. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Nijhof: nieuw hof/hoeve. Vergelijk Neuhof, Van Nieuwenhove.

Nijkerk, Nykerk: Plaatsnaam (Gelderland, Friesland). Vergelijk Niekerk.

Nijlen, van, van Nylen, van Neylen, van Eylen, van Eijlen, van Heylen, van IJlen, van Ylen, van Eyll. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Nijlen (Antwerpen). 2. Zie ook Heylen van.

Nijpels, Nypels, Nybelen, Naepels, Niepel: Vadersnaam. Afleiding van Nip(p)o, een bakervorm van een Germaanse voornaam als Nîdbold, Nîdberht.

Nijs, Nys, Nyss, Nijst, Nyst, Niss, Nisse, Nis, Nise, Neys, Neijs, Neis, Neisse, Neyst, Nies, Niess, Nies, Niesz, Nijssen, Nijssens, Nijsen, Nysen, Nyssen, Nyssens, Nisen, Nisens, Nissen, Nissens, Nissene, Neyssen, Neyssens, Neysen, Neyses, Neissen, Neisen, Neihsen, Neyzen, Niesen, Niessen, Niessens, Niessen, Niesen, Niezen, Niehsen, Nieskens, Niesz, Niezing, Niezemuller. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Denys = Dionisius.

Nijsten, Nysten, Nieste, Niesten. Vadersnaam, variant van Nijssen. Zie bij Nijs.

Nijsters, Nysters: Spelling voor Neisters. Middelnederlands neister, naeister: naaister. Beroepsnaam.

Nikisch: Vadersnaam. Nickisch, Nikitsch zijn Slavische vleivormen van de voornaam Nikolaus.

Nimmegeest: Uit Nimmegees, door rs/s-assimilatie uit Nimmegeers, Nemegeers. Nemegeer is een zinwoord ‘neem de geer, de speer’.

Nimmen, van. Familienaam uit de plaatsnaam Nimmen (Limburg).

Nimeskern. Duitse familienaam Nimmsgern: neem het graag. Bijnaam voor een inhalige.

Nimmervoll, Nimmerfoll. Duitse bijnaam: nooit vol. Handelaar die nooit de volle maat geeft?

Nimwegen, van. Plaatsnaam Nijmegen, Gelderland.

Ninane, Ninanne. Plaatsnaam Ninane in Chaudfontaine (Luik).

Ninforge. Met n-epenthesis van Neuforge?

Ninin, Nining, Ninnin: Vadersnaam. Vleivorm bij de vleivorm (Jean)nin.

Ninite, Ninitte. Moedersnaam. Afleiding van een verkorte vorm van Jeannin of Simonin. Vergelijk Ninet.

Ninon, Mon, Nahon, Nihant, Nihan, Nahant, Nahan, Naon: Vadersnaam. Afleiding van Waals D(e)nih = Denis. Vergelijk Nihotte, Nihoul/Nahoel, Nison.

Ninove, van, Ninauve, Ninive: 1. Plaatsnaam Ninove (Oost-Vlaanderen). 2. Uit Nieuwenhove.

Niort. Plaatsnaam (Deux-Sèvres).

Nippen. Vadersnaam Nippe, Nibbe, bakervorm van Germaanse voornaam Nidbert, zie Nipperts. Nippo

Nipperts, Vadersnaam. Germaanse voornaam nîth-berht 'vlijt-schitterend': Nidhbret.

Niquet. Vadersnaam. Afleiding van Nique, Nicolas. Zie Nick, Nicot.

Nirenstein. Duitse plaatsnaam Nierstein.

Nis. Variant van Neis, Nijs,=Denis.

Nisbet. Moedersnaam. Variant van Lisbet, voornaam Elisabeth.

Nisenkern. Duits dialect ontrond van Nusskern: nootkern. Vergelijk Nisenbaum.

Niset, Nisez, Nizetfte, Niesetten Nisette, Niezette: 1. Vaders-, moedernaam. Afleiding van Denis. Zie Denijs. 2. Eventueel moedersnaam van de voornaam Agnes.

Nishoven, van, Nijsthoven, Nysthoven: Spellingvariant van Van Ishoven, door metanalyse.

Nisin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Denis.

Nisolle, Nisol, Nisolle, Nissolle: vadersnaam. Waalse vleivorm op -ol van Denis.

Nisot, Nison, Nizot. Vadersnaam, knuffelvormen van Denis.

Nispen, van, van Nespen, van Espen, Vannspenne, van Hespen: Plaatsnaam Nispen (Noord-Brabant).

Nistelrooij, van, Nistelrooy, van, Nisselrooy, van, Nisselrooij. Plaatsnaam Nistelrode, (Noord-Brabant) of plaatsnaam Nijsserode in Meensel, Vlaams-Brabant.

Nissink. Vadersnaam. Afleiding van Denijs.

Nisslein. Afleiding van de voornaam Dionysius.

Nitelet, Nittelet: Variant van Netelet, afleiding van Jehannet.

Nitens. Waarschijnlijk variant van Neetens.

Nitsch, Nitschke, Nietzsche, Nitsky: Vadersnaam. Oost-Duitse-Silezische vorm van de voornaam Nikolaas.

Nitzge, Nischk: Vadersnaam. Uit Nitschke, Oost-Duitse verkleinvorm van Slavische vleivorm van Nikolaus.

Nitsem, van, van Nitsen: Plaatsnaam in Herk-de-Stad en Stevoort (Limburg).

Nitte, van de. Familienaam alleen in Henegouwen en Waals-Brabant. Verhaspeling, waarschijnlijk van Van den Heede.

Nivale, Nivaille: Luiks-Waals nîvaye: sneeuw.

Nivard, Nivar, Nivart, Niwa: Vadersnaam. Germaanse voornaam niw-hard 'nieuw-sterk': Nivhard, Nivardus.

Nivarlet. Plaatsnaam in Izier, Luxemburg.

Niveau, Nivault, Nival: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Niwald. 2. Uit Nivel. 3. Hypercorrect voor Nivard?

Nivel, Nivelles, Nivelle: 1. Bijnaam. Middenfrans nivelet: simpel, onnozel, dwaas. 2. Zie Denivel(le). 3. Zie ook Niveau.

Nivetfte, Nivetste, Nivette; Vaders-, moedersnaam van Nivard.

Niville: Variant van Neuville of Nevill(e).

Nizar, Nizard, Nisar, Nisa. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Denis.

Noach, Noak, Noack, Noah: 1. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Noach; vergelijk Noe. 2. Zie Nowak.

Nobbee: Uit Obee, met n-prothesis door metanalyse.

Nobel, (de/le); Nobels,de, Noble, Nobele de, Nobbels, Lenoble: Bijnaam. Middelnederlands nobel, Frans noble, van Latijnse nobilis ‘edel, aanzienlijk, voornaam’.

Nobelen, van: Plaatsnaam Den Nobel in Hasselt, Melveren (Belgisch-Limburg), Diest, Leuven, Tienen (Vlaams-Brabant), Herzele (Oost-Vlaanderen).

Noben, Nopens, Nop, Nopp, Noppe, Noppen, Noppens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Nobbo, Noppo (knuffelvormen van Nodobert/Notbert (Naud-berth).

Nobile, Nobilio, Nobili, Nubile: Italiaanse familienaam voor een nobel, edel man.

Noblesse. Franse bijnaam noblesse: adel. Vergelijk De Nobel.

Noblet, Noblot: Afleiding van Frans noble: edel. Bijnaam.

Noblewez, Noblué, Nobluez, Noblue, Nombluez, Mombluet: Uitspraak mâbrouwèt in Borgworm. Bijnaam. Mau brouet: slechte bouillon?

Noca, Nocart, Noka: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Notger. Zie Nokin.

Nocent, Nossent, Nossem, Nossin: Vadersnaam. Korte vorm van Innocent, heiligennaam Innocentius.

Nock, Nocq: Vadersnaam. 1. Bakervorm van Germaanse voornaam Notger. Zie Nocker. 2. Korte vorm van de voornaam Winnok.

Nocker, de, Nockere, de, Noecker, Nockels, Nokel: Oorspronkelijk vadersnaam. Germaanse voornaam Notger: Notkerus, Nocherus. De naam werd achteraf niet meer begrepen en werd geherinterpreteerd als een afleiding van werkwoord Nocken ‘snikken, hikken’ en kreeg zo een lidwoord.

Nocon, Nocquet: Afleiding van Germaanse voornaam Notger. Zie Nokin.

Nodel, Noudel: Hypercorrect voor Noël?

Nodelijk: Bijnaam. Middelnederlands Nodelijc ‘kommervol, behoeftig; benauwd’. Vergelijk Duits Nöthlich, Notlich.

Noe, Noé, Noë, Noët, Noëz, Noez, No, Noo, Nowe, Nowé, Noué, Nové, Noëth, Noët, Nouet, Noée: Vadersnaam. 1. Bijbelse voornaam Noach, Frans Noé. 2.Variant van de voornaam Noël, Luiks Waals nowé.

Noël, Noëlle, Noèl, Noel, Noelle, Denoël Denoëlle, Nouël, Nuël, Nuwel, Nuel. Naam uit het Franse Noël: Kerstmis. Dit zou onder andere kunnen komen van de geboortedag. Of gewoon een vadersnaam uit de gelijknamige voornaam. Of heiligennaam Natalis, zie Noe.

Noelke, Nölke, Nölken: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Aarnoud. Ook Nöldeke, Nöldeken.

Noels, Nols, Nolst, Nouls: Vadersnaam. Korte afleidingvorm van Hanoul of Arnould.

Noenaert. Afleiding van Middelnederlands noene: middag(eten). Vergelijk Noens.

Noens, Noen, Noon: 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Noen: moedig. 2. Afleiding uit het Middelnederlandse en het West-Vlaamse noen(e): middag(maal). Vergelijk Engels Noon, Duits Vormittag, Nederlands Middag, Een soort bijnaam, een vondelingennaam (moment van vinden?) ?

Noeninckx, Noenickx, Nonnckx, Nonninckx, Noninck, Nunninck: Vadersnaam. Afleiding van een bakervorm van een Germaanse voornaam die nog voortleeft in de Friese voornaam Noen, Non. Wellicht van een nanth-naam 'moedig': Nonno = Nando. Vergelijk Friese familienaam Nonninga; Nederduits Nonnen, Nonnsen.

Noensen. Vadersnaam. Zoon van Noen.

Noerdinger. Variant van Nôrdlinger, van plaatsnaam Nôrdlingen (Beieren).

Noëson, Noeson: Vadersnaam. Waalse afleiding op -eçon van Noë: Noël.

Noest: Wellicht spelling voor Noët (vergelijk Deprest, van Depré).

Noetzel, Noez, Notzel: Duits Notz, Notzel. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Notbert.

Noey, van. 1. Van (den) Node. Plaatsnaam Sint-Joost-ten-Node. 2. Zie Van Doyen.

Nogal, Nogales, Nogalez, Noguê, Noguet, Nogueira, Noguera, Noguer, Noger, Nogheer: Spaanse, Portugees, Catalaanse plaatsnaam, van Latijn nucarius: notenboom.

Nogaret, Nogarede, Nogarède, Nougaret, Nouguerède: Plaatsnaam Nogaret (Hte-Gar., Gers), van Nogaretum: plaats met notenbomen.

Noirclaude. Bijnaam en vadersnaam; Zwarte Claude.

Noireau, Noireaux, Noirel, Neuray, Néra, Nera, Norreel, Norrel, Noreel, Norel: Bijnaam. Afleiding van bijvoeglijk naamwoord noir: zwart; Waals nor, Luiks-Waals mûr.

Noiret, Noirret, Noret, Noré, Norré, Norrée, Norree, Norre, Neuret, Néré: Frans noiret, Waals noret, afleiding van noir: zwart. Bijnaam. Vergelijk Zwartjes.

Noirfalise, Noirfalisse, Noirfalize. Plaatsnaam Noirfalise in Forêt-lez-Chaudfontaine en Stavelot (Luik): zwarte rotshelling (Duits Fels).

Noirhomme. Bijnaam voor iemand met donker haar of donkere huid.

Noiro, Noirot, Noiron, Néro, Néron, Noiroux, Norro: Afleiding van Frans noir: zwart. Zie Noiret.

Noirsain, Noirsent, Noirsint. Plaatsnaam Noirchain, Henegouwen.

Noiseliet. Plaatsnaam. Middenfrans noisillier; notenboom.

Noiset, Noizet, Noisette, Nusette: 1. Plaatsnaam van Frans noix: noot. Noizé (Deux-Sèvres), Noizet in St-Georges-sur-Meuse (Luik), Noiseux (Namen). 2. Afleiding van Oudfrans noise: lawaai, twist.

Noisier, Noisiez, Noisy. Plaatsnaam Noisier; notenboom.

Nokerman, Nokermans. 1. Naam uit de plaatsnaam Nokere (Oost-Vlaanderen). 2. Variant van Neukerman(s). Zie daar.

Nokin, Nockin, Noquin, Neuckens, Neukens: 1. Vadersnaam. Afleiding van een bakervorm Nocko van Germaanse voornaam Notger. 2. Afleiding van Arnoud, variant van Noukens, is ook mogelijk.

Nol, Nole, Nollen: Vadersnaam. Verkort uit de voornaam Arnold.

Nolard, Nollas, Noulard: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arno(u)ld. Vergelijk Nolet.

Nolde, Nelde, Noldé, Nolden: 1. Vadersnaam. Variant van Nolte. Nelde is dialect ontrond. 2. Beroepsnaam van Middenhoogduits nâlde: naald. Vergelijk Duits Noldemacher.

Noldus. Vadersnaam. Korte vorm van Arnoldus, latinisering van Germaanse voornaam Arnoud.

Nolet, Nolette, Nollet, Nollé, Nolle, Nollee, Noullet, Noulet, Noulez, Noulette, Denollet, Denolet, Denoulet, Desnoulet, Desnoulez: Vadersnaam. Romaans verkleinvorm op –et van de voornaam Arnould.

Nolf (de), de Nof. Vadersnaam uit Germaanse voornaam Nodolf, Odolf, (door verkeerde scheiding van de voornaam., bijvoorbeeld Jan Odolf, van Jan Nodolf).: Audulf, aud-wulf (bezit-wolf).

Nolibos, Oliebos: Plaatsnaam Nolivos: 1544 Noliboos, in Autevielle (Pyr.-Atl.). Ook familienaam Noulibos, Nolibois.

Noll, van der: Van der Nolle, van van der Nolde. Plaatsnaam Nolde in Zuidwolde (Drenthe).

Noll, Nôll, Nôlle: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Arnold.

Nollemans, Noelmans, Nolmans, Nulmans. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Arn-noud.

Nollen, Nollens, Nolens, Noelen, Nohlen, Nohl, Nolis, Nullens, Nulens, Nulis, Nuellens, Nuelens, Neulens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Arnold/Arnoud (arn-wald, noud). Nolledes is de Latijnse vorm.

Nöller, Noller, Noeller: Door assimilatie van Duits Noldner, Nôllner, Duits Nadler: naaldenmaker.

Nolleveaux. Nollevaux, Nolevaux, Noleveaux: Plaatsnaam Nollevaux (Luxemburg).

Nollemont, Nollomont. Plaatsnaam Ollomont in Nadrin.

Nolte, Nolten, Nolting, Noltinck, Noltinckx, Noltincx, Nolde: Vadersnaam. Korte vormen en afleiding van de voornaam Arnold. Zie Nouts.

Nolson: Vadersnaam. Zoon van Nol, van Arnold.

Nolte, Nolthenius: Vadersnaam. Verkort uit Arnold en latinisering.

Nominé. Latijn Nomine, afleiding van Nomen: naam. Bijnaam voor een kerkzanger, naar de tekst 'In nomine Domini'.

Nona, Nonat. Vadersnaam. Luiks-Waalse variant van Monart. Vergelijk Nonet.

Noncjean. Reïnterpretatie van Monjean (m/n).

Nonclerc, Nonclercq. Nonclerq, Nonclaire, Nonglaire: Bijnaam Non Clerc: niet-klerk, geen clericus.

Nondonfaz. Plaatsnaam in Esneux, Luik.

Nonet, Nonnet: Vadersnaam. Variant van Monet (m/n.

Nonkel, Nonkels, Nonckele, Nounckele, Noncle, Nonque: Verwantschapsnaam. Frans oncle: Zuidnederlands nonkel, Nederlands oom. Vergelijk Ooms, Oncle.

Nonhebel: Duits familienaam.

Nonhof, Nonnhoff, Nonhoff: Plaatsnaam Nonnhof (Beieren).

Nonneke, Nonnekes, Nonekes: Bijnaam voor een (wellicht uitgetreden) non ‘kloosterzuster’ of voor een knecht in een nonnenklooster. Vergelijk Nonneman.

Nonon, Nonnon. Vadersnaam. Variant van Mon(n)on, van Simonon; vergelijk Nonet. Of afleiding van Jeannon.

Non, de, Nonne, de, Nonn, Nonne. 1. Bijnaam voor een non (kloosterzuster) of voor een knecht in een nonnenklooster. 2. Zie ook Denon.

Nonnekens, Nonkes; zoon van een non. Of naar de vadersnaam Nonno, Nonne, Nono, in Latijn als Nonus. Friese geslachtsnaam Nonninga, Nonia, Noneka, in Groningerland Nuninga, Nuinenga, Verder Noninckx, Noeninckx, Nuninghoff en Nunninghaven. De Nonia sate te Tonnaart (dat is Ternaard) in Dongeradeel en Nünningen is een dorp by Fallingborstel in Hanover.

Nonneman: Bijnaam voor een knecht in een nonnenklooster. Vergelijk Nonneke(n)s. De Wase familie Nonneman kreeg haar naam als exploitant van de boerderij van de nonnenabdij Rozenberg in Waasmunster. Of voor iemand die met een uitgetreden non leeft.

Nonnenberg, Nomberg: Duitse plaatsnaam Nonnenberg.

Nonnenbruch, Nonnenbroich. Duitse plaatsnaam.

Nonnewitz: Plaatsnaam Nonnewitz (Sachsen-Anhalt) of Nonnevitz (Mecklenburg-Vorpommern).

Nonweiler, Nonnweiler, Nonveiler, Nonveiller, Nonuweiler, Noumweiler: Duitse plaatsnaam Nonnenweiler.

Noo, de: Denoo is een Nederlands verschrijving voor Denaux, Deneau, van Donaux, van Daneau, Romaanse vorm van de Bijbelse voornaam Daniel.

Nood, de: Beroepsbijnaam van de notenhandelaar. Vergelijk Duits Nuss.

Nood, van: Door assimilatie rd/d < van Noord. Eventueel korte vorm voor van der Nood.

Nood, van der: Plaatsnaam Noot in Zundert (Noord-Brabant).

Noolen, van. 1. Lees: Van Olen. Plaatsnaam Olen (Antwerpen, Noord-Brabant).-2. Zie Van Holen.

Noor, de. Volksnaam van de Noor.

Noorbeeck, van, Noorbeek, van, van Norbeck: 1. Plaatsnaam Noorbeek (Nederlands-Limburg). 2. Zie van Oorbeek.

Noorbergen, van, Noorenberghe, van Oorenberghe, Norberg, Norremberg, Norrenberg, Nôrrenberg, Noorenberght: Plaatsnaam Neurenberg, Duits Nuirnberg (Beieren), door Kiliaan Norenbergh genoemd.

Noord, van, Noorden, van, (van, de) Noort, van Norden, van den Oord, van Oorden, van Orden, van Oordt, van Oort, van Hoorde, van Hoorden: 1. Naar de woonplaats ten noorden van een plaats. Het Noord was de naam van het kustland tussen Blankenberge en Breskens. 2. Plaatsnaam Noorden in Nieuwkoop (Zuid-Holland); Ten Oorden tussen Groede en Schoondijke (Zeeland). Zie Van Oorden. 3. Zie Van Hoorde(n).

Noordam, Zuidam. Plaatsnaam Noorddam, onder meer naam van een 16de eeuwse schans bij Zevenbergen.

Noordenbos: Plaatsnaam ’noordelijk bos’, bijvoorbeeld Noorderbossen in Biervliet (Zeeland).

Noordegraaf, Noordergraaf. Beroepsnaam voor een toezichter, opzichter belast met het toezicht van iets dat zich "ten noorden" bevond.

Noordennen, van. Door assimilatie nd/nn, van van Noordende. Plaatsnaam Noordeinde (Gelderland, Overijssel, Noord en Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland), Noordende in Merkem, Wingene.

Noordende, (van ‘t): Plaatsnaam Noordeinde (Gelderland, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland), Noordende in Merkem, Wingene (West-Vlaanderen).

Noordermeer, Noordenmeer: Plaatsnaam Noordermeer in Tietjerksteradeel. ligt ten noorden van Baarsdorpermeer. (Friesland) en Wognum (Noord-Holland).

Noordgaete, van den, van de(den) Noortgaete, Noortgate. 1. Uit Van den Oordgate. Oort/ho(o)rt: gevlochten kouterhek + gat: toegangsweg. Er was onder andere een Oortgate in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen). 2. Mogelijk uit Moortgat: plaatsnaam in St.-Gillis (Dendermonde).

Noordhoek, Noorthoek: Heel frequente plaatsnaam onder meer in Noord-Brabant.

Noordhof, Noordhoff: Verspreide plaatsnaam.

Noordijk, Noordijke: Verspreide plaatsnaam Noord(d)ijk, onder meer in Hontenisse (Zeeland).

Noordhoff. Verspreide plaatsnaam.

Noordhuis, Noordhuizen, Oorthuijs. Plaatsnaam, noordelijk gelegen huizen. Plaatsnaam Noordhuis in Ramskapelle en Vlissegem (West-Vlaanderen). Maar waarschijnlijk van verspreide Duitse plaatsnaam Nordhausen.

Noordt, van der, van der Noot. Met r-epenthesis.

Naorduyn. Plaatsnaam Noordduin, bijvoorbeeld in Callantsoog, Noord-Holland.

Noordzij, Noordsij: Plaatsnaam Noordzijde (Bodegraven, Zuid-Holland).

Nooren: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse nord-naam, zoals Nordbold, Nor(t)bert, Nortfridus = Norfredus, Nor(d)mannus, Nordolt.

Noorland, Noorlander: Afleiding van plaatsnaam Noorland in Zandvliet (Provincie Antwerpen of Noordland, een plaat in de Oosterschelde ten zuiden van het Westgat.

Noorloos, van: Plaatsnaam Noordeloos (Zuid-Holland).

Noortgaete, van den: Eigenlijk van den Oordgate. Oort/ho(o)rt ‘gevlochten kouterhek’ + gat ‘toegangsweg’. Plaatsnaam, 1571 hof ten Oortgate, Sint-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen).

Noorman, Noormans, Noreman, Noordman, Noortman, Nordman, Nodmann, (de) Norman, de Normand, Normane. 1. Bijnaam voor een Scandinaviër, een Noorman dus. 2. Ofwel iemand uit het Franse Normandië.

Noortwijk, van. Plaatsnaam Noordwijk, Zuid-Holland, Groningen.

Noorwege, van, (van) Hoorenweghe, (van) Hooreweghe, (van) Hoorewege: Afkomstig van Noorwegen.

Noos, de, Noose, de, de Nooze, Noos, Noesen. Naam uit het Middelnederlandse nose, nese, nase: neus. Bijnaam voor iemand met een opvallende neus.

Noot, van der, van (der) Not, van der Notte, Ternoot, van der Neut: Plaatsnaam Ter Noot, bijvoorbeeld in Borre (Frans-Vlaanderen). Van der Noot is evenwel een Brabantse familienaam.

Nooten: Vadersnaam. Van Middelnederlandse voornaam Notin, vleivorm van Germaans nood-naam, zoals Notebaert = Noodbert.

Nooter: Variant van de Noter. Beroepsnaam van de landbouwer. Afleiding van Middelnederlands noten‘ bebouwen’.

Noots, Noorts, Nots: 1. Varaiant van Nouts. 2. Zie Not.

Nooij, de, Noij, Nooijen, Nooyen, Nooy, Neuj, Ney, Nooi, Nooyer, Nooijer, Nooyens, Nuijens, Nuijs: Vadersnaam. Uit Noid door palatalisering van de l in Nold, korte vorm van Arn(w)old. Door palatalisering verschoof oi tot ui in Nuijens.

Nooijer, de; de Nooyer, de Noijer: Spelling van de dialectische uitspraak van de Naaier ‘kleermaker’.

Nopère, Nopere: 1. Waals no père: onze vader. 2. Waalse reïnterpretatie van Nopere; zie Nopers.

Nopers, Nopere, Nopre: Afleiding van Middelnederlands nopen: (een pand) aanslaan, beslag leggen op. Beroepsnaam van de beslaglegger.

Noppe, Noppen: Vadersnaam. Noppo, bakervorm van de Germaanse voornaam Nodobert, Notbert. Zie Notebaard.

Noppeney, Noppeneye, Noppeley, Noppenaai, zinwoord noppe-naai: die noppen naait, naaier van noplaken, laken van vlokwol.

Nopper, Nopre: Beroepsnaam van de nopper, die wol of weefsels van onzuiverheden ontdoet.

Norbert, Nober, Noebert: Vadersnaam. Germaanse voornaam north-berht 'noord-schitterend': Norbertus.

Nord, Nordt. 1. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse naam met Nordo (Norbert, Nordwin). 2. Windstreek noorden; vergelijk Van Noorden.

Norden, van, Norder, Norde, Norren, van. Plaatsnaam in Nedersaksen.

Nordin, Norden, Noordin, Noordens, Noerdens, Nooren, Noerens, Noiren: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse nord-naam, zoals Nordbold, Nor(t)bert, Nortfridus = Norfredus, Nor(t)gaudis, Nordman, Noreman, zie Noorman(s).

Nordlohne: Plaatsnaam Nordlohne (Nedersaksen).

Nordmann, Norman, Normann: Volksnaam Noorman ‘Scandinaviër’.

Norel, van. Plaatsnaam, Norel (Epe, Gelderland).

Nordsiek, Nordsieck: Duitse plaatsnaam. Nederduits Siek, van Oudhoogduits sik(i); ‘waterloop’ (in Westfalen).

Norga, Norgard. Germaanse voornaam north-gard. Of Deense plaatsnaan Norgârd?

Norman, Normand, Normant, Lenormand, Le Norment, Normain: 1. Naam van een Normandiër. 2. Noorman; zie Normandie: Streeknaam Normandië in Frankrijk, naar de Noormannen, die zich er ooit vestigden.

Normandin. Afleiding van Normand.

Normandie: Streeknaam Normandië in Frankrijk, naar de Noormannen, die zich er ooit vestigden.

Normond. Waarschijnlijk variant van Norman.

Norren de, de Noore: Middelnederlands norre, nomen agentis bij wwwerkwoord norren: brommen, grommen. Bijnaam voor een knorpot.

North. Engelse familienaam: noord. Naar de woonplaats. Vergelijk Van Noort.

Northam. Engelse plaatsnaam (Devonshire, Hampshire).

Northrup, Northrupp. Plaatsnaam Northorpe (Yorkshire): noorddorp.

Nortier, Nordier, Nourtier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam north-hari‘ noord-leger’: Northerus, Nortierus.

Norton. Verspreide Engelse plaatsnaam.

Nosbusch, Nossbusch. Duitse familienaam Nussbusch: bosje hazelstruiken (notenbos). Vergelijk Duits Nussbuschel.

Noseda. Italiaanse familienaam.

Noske: Vadersnaam. Nederduitse voornaam, zoals Nuske, korte vorm van Janosek, Hannoske = Johannes.

Not, Noots, Noorts: Vadersnaam. Korte vorm van vleivorm Hannot, Annot (Annoots) etc. Vergelijk Notet.

Notable. Bijnaam voor een notabele, vooraanstaande.

Notaert, Notaerts, Notard, Nota, Nootaert, Notta: Vadersnaam. Germaanse voornaam naud-hard: Nothardus; Notardus.

Notar: Vermoedelijk niet Duits Notar ‘notaris’, maar veeleer spelling voor Frans Notard, Germaanse voornaam naud-hard.

Notaris, de, Noteris, Notéris, Notaire, Notario, Notari: Beroepsnaam van de notaris, gerechtelijk ambtenaar.

Notarnicola. Italiaans Notaro Nicola: notaris Nicolaas.

Notarrigo. Italiaans Notaro Arrigo: notaris Hendrik.

Note, Noete, Noote, Noot: Beroepsnaam van de notenhandelaar. Vergelijk (de) Neut.

Noté, Notté: Vadersnaam. Andere spelling voor Notet, verkleinvorm van Hanot(e), Ernot(e), Warnot(e).

Notebaard, Notebaart, Notebaert, Notenbaert, Notenbaert, Nottenart, Nottebaert, Nottebart, Nottebaere, Nottebar, Nattebaert, Ottebaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam naud-berht ‘nood, gevaar-schitterend’, zoiets als ‘schitterend in het gevaar’ dus: Nodobert.

Noteboom, Notenboom, Nootenboom, Nooteboom, Neuteboom, Notteboom, Nootenboom, Nottebohm: Frequente plaatsnaam Noteboom.

Noteborn, Notteborn: Vergelijk Duitse familienaam Nussbronn, Nussborn, van plaatsnaam. Of Engelse plaatsnaam Nutbourne (Sussex)?

Noteghem, Notteghem: 1. Oude vorm van plaatsnaam Nossegem (Vlaams-Brabant): 1154 Notengem. 2. Uit Van Otegem.

Notel, Notelet, Notelé, Nolele, Nottelez, Nutelet. Vadersnaam, afgeleid van een knuffelvorm van een Germaanse;nood’' (= nood, gevaar, strijder) naam: Hannot, Ernot.

Notelaers, Noteleirs, Notelaere, Nottelaers, Neuteleers, Neuteleer, Neutelers, Neutelaers, Nutelaers: Bijnaam naar de woonplaats bij een notenboom of voor een notenverkoper. Vergelijk Noteboom, Notelteers.

Notelteers, Notelters, Notelteirs, Noteltiers. Familienaam uit het Middelnederlandse noteltere: notenboom.

Noten, Nooten, Nootens, Notten, Nottens, Neuten, Neutens, Nueten, Nuetens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse nood-naam (bijvoorbeeld Notebaert=Noordbert). 2. Variant van Nouten.

Noten (van), van Notten, van Noote, van Nooten, van Otten, van Ooten, van Neuten, van Neutten, van Nueten. 1. Plaatsnaam wellicht afgeleid van een omgeving met veel notenbomen. Wellicht plaatsnaam Otene in Zaamslag, Zeeland. 2. Verwarring met Notten.

Noter, de, de Neuter. Beroepsnaam van de landbouwer uit Middelnederlands noten: bebouwen. 

Noterman, Notermans, Nottermans, Notterman, Nouterman, Nuijtermans, Nuytermans, Nooter, Notterman, Nattermann. Variant van Nokerman(s). Zie daar. 2. Variant van Nokermans, afleiding van noker ‘notenboom’. De grote concentratie van Notermans in de streek van Ronse, waar ook de vorm Nokerman al vroeg thuis is, wijst ook in die richting.

Noterange. Plaatsnaam Nodrenge in Marilles, Waals-Brabant.

Notet, Notez, Noté, Nottet, Notté, Nottez: Vadersnaam. Afleiding van Hanot(e), Ernot(e), Warnot(e).

Nothelier. Waalse aanpassing van Notelaers?

Nöthen: Plaatsnaam Nöthen in de Eifel.

Nothomb, Nothum: Plaatsnaam in Attert (Luxemburg).

Notiers: Misschien van Nortiers.

Notman, Nottman: Wellicht door assimilatie rt/t van Noordman.

Notre. Romaanse vorm van Germaanse voornaam naud-rêd. Of Nôtre (Frans Lenôtre) met secundair accent aigu.

Notredame, Notredaeme, Notredamme, Noterdame, Nottredaeme, Noterdame, Noterdaem, Noterdaeme, Noterdeam, Notterdam, Notterdaeme, Notterdame. Naam uit het Franse Notre Dame: Onze-Lieve-Vrouw. Erg verspreide plaats- of bijnaam voor iemand die een functie heeft in een Lievevrouwekerk.

Notschaele: Bijnaam ‘notendop’, Een klein, gedrongen, een gesloten iemand ?Engels nutshell. Duits familienaam Nußschal.

Nott, Notten, Nottens. Vadersnaam. Bakervorm van een nood-naam: Notto, Notho.

Notting, Noten, Notten. Engelse plaatsnaam Nottingham.

Notteau, Notay: Vadersnaam. Afleiding van Not. Vergelijk Notet.

Nouailles. Plaatsnaam Nouaille, Creuse.

Nouar, Nouart, Neuwar, Neuwart, Neuwaer: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germanse voornaam naud-hard; zie Noyaert(s), Notaert(s).

Noudens, Nouwen, Nouwens, Nauwen, Nauwens, Nowens, Nuewens, Neuen, Nuens, Noijdens, Nuydens, Nooijen, Nooijens, Nooyens, Noyens, Noijens, Noijen, Noyen, Noyens, Noeyens, Noijens, Noye, Nauyens, Nuydens, Nuyen, Nuyens, Nuijen, Nuijens, Nueys, Nuijes, Neujens, Neuyens, Nijdens, Nydens, Neyen, Neyens, Neijens, Neijns, Nijen, Neyns, Neins, Nyns, Nijns, Neyes, Naeye, Naeije, Naeyé, Nay, Naye, Nouten, Noutens, Noitens, Nooytens,Nuitten, Nuiten, Nuytens, Nuitin, Nuitinck, Nuijtens, Nuijten, Nuythens, Nuijttens, Nuytten, Nuyttens, Naeten, Naetens, Naten, Natens, Nuttin, Nut)in, Nuttinck, Nuttinck, Nutten, Nuttens, Nuten, Nueten, Nuetens, Neuten, Neutens. Vadersnaam uit Noudin, de Middeleeuwse knuffelvorm van Arnoud (arn: arend). De / in Arn(w)old werd gepalataliseerd van Noid; vergelijk de Middenenderlandse dichter van het Esopet: (Calfstaf ende) Noidekin. Door palatalisering en ontronding verschoof oi verder tot ui/ei (vergelijk Boudens, Boydens, Buyens, Beyens). De intervocalische d werd gesyncopeerd en werd een glijder w (Nouwens) of 'j (Neujens).

Nouil, Nouille. Vadersnaam. Verkort van Hanouille, zie Hanoulle.

Noukens, Nouwkens, Nouckens, Neycken, Neyken, Neicken, Naiken, Naaykens, Naaijkens: Vadersnaam. Middenenderlands Noudekin, afleiding van de voornaam Arnoud. Vergelijk Nuytkens, Noudens.

Noul. Vadersnaam. Korte vorm van Arnould of Hanoul.

Noulin. Vadersnaam. Verkort van Arnoulin, van Arnoul.

Nouprez, Noupré: Verspreide Waalse plaatsnaam: nieuwe wei.

Nourrisson, Nourisson. Bijnaam. Oudfrans norreçon: (op)voeding, gedrag, gezin.

Nouri, Noury, Nourry, Nury: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam naud-rîk'nood-machtig': Nodricus, Notric. 2. Bijnaam. Oudfrans norri: gevoed, van kostganger, tafelgenoot, huisgenoot.

Nourricier. Oudfrans norrecier: opvoeder, veefokker, schapenteler. Beroepsnaam.

Nouse, Noussen: Vadersnaam. Noutse(n), zoon van Nout, Arnoud.

Nout, Nouten, Noutens, Noiten, Nooytens, Nuitten, Nuiten, Nuyten, Nuytin, Nuytinck, Nuijtens, Nuijten, Nuythens, Nuijttens, Nuytten, Nuyttens, Naetens, Naeten, Naten, Natens, Nuttin, Nutin, Nuttinck, Nuttynck, Nutten, Nuten, Nueten, Nuetens, Neuten, Neutens, Nauts, Nouwt: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Arnoud. Vergelijk Noudens (ook voor oi/ut). Let ook op Brabantse fl-uitspraak.

Nouters, Nater: Waarschijnlijk van Outers (bijvoorbeeld Jan Nouters is van Jan Outers). Nater met Brabantse uitspraak (vergelijk Natens).

Nouts, Naudts, Nauts, Nuydt, Nuyt, Nuyts, Nijtes, Nuijt, Naedts, Naets, Neut, Neuts, Neid, Neydt, Neut, Neuts, Neijts, Neijt, Ney, Neij, Nyd, Nay. Vadersnaam: verkorte vorm van de Germaanse voornaam Arnoud.

Nouvart: Variant van Nouart? Armeens ?

Nouvel, Le Nouvel, Nouvelle, Nouveau: Oudfrans novel: nieuw. Bijnaam voor een nieuwkomer. Vergelijk Numans, Neu, New, Leneuf.

Nouwen, Nouwens, Nauwen: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord en hiaatvulling met w uit Nouden(s) van Middelnederlands Noudin, vleivorm van de voornaam Arnoud.

Nouwers. Waarschijnlijk variant van Nouwens.

Novalet. Reïnterpretatie (no valet: onze knecht) van familienaam Novelet, afleiding van No(u)vel.

Novello, Novelli, Novella, Noviello, Novielli. Italiaanse bijnaam; nieuw.

November. Naam van de maand. Vergelijk April.

Novgorodsky. Plaatsnaam Novgorod (Rusland).

Novodny, Nowodny. Duitse vorm van een Tsjechische naam uit het Poolse nowy: bijnaam voor een nieuwkomer.

Noville. Plaatsnaam Noville (Namen, Luxemburg, Luik, Waals-Brabant); zoals Neuville: nieuw dorp.

Nowak, Nowack, Noack, Noak, Nowack, Novak, Nowakowska, Nowakoski, Nowicki. Naam uit het Poolse nowak: nieuweling, nieuwkomer.

Noyaert, Noyaerts, Noya, Noyart, Noijnaert, Noynaert: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse voornaam Arnoud. Vergelijk Noyens. 2. Brabantse vorm van Nodaard = Notaert.

Noyé, Nooyens, Noyens, Noyen, Noyijen, Noijens: 1. Zie Noudens. 2. Eventueel moedersnaam van Idenoie, vleivorm van de voornaam Ida, Ide.

Noyon: Plaatsnaam Noyon (Oise).

Nozeret. Plaatsnaam; kleine notenboomgaard.

Nuenem, van, van Nunen, van Unen. Plaatsnaam Nuenen, Noord-Brabant.

Nugent. Verspreide Franse plaatsnaam Nogent.

Nugter, Nugteren, van Nugteren: Bijnaam. Middelnederlands nuchteren ‘nuchter’. Vergelijk Duits Nüchtern. De voorzetsel Van is secundair.

Nuhaan. Bijnaam nieuw + voornaam Han, Jan. Vergelijk Neujean.

Nul, de, den Hul, te Nuyl, de Nil, Tenil, Denille, Denil, Denil. 1. Moeilijk geval. Mogelijk bijnaam uit nül, nil: log mens? 2. Mogelijk afgeleid van de plaatsnaam Nil (Waals-Brabant).

Nuis, Nuus. Uit Van Nuys. Eventueel van Nuyes.

Nul, de, den Hul, te Nuyl, de Nil, Tenil, Denille, Denil, Denile, de Niel: Moeilijke naam. Vergelijk Duits Null/Nill: log, plomp mens?

Nuland, van, Nueland, Nuelandt, Nuelant, Neulant, Nulant, (van) Nieuwland, Nieuwlandt, van Nieuland, Nieulande, Niewland, Nieuwlands, van Niulandt, (van) Nieland, Nielandt, Nielander, Nyland, Nijland, Neilands, Noelants, Noelanders, Noelhans. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnamen (nieuw gewonnen land), die in het Nederlandse taalgebied heel veel voorkomen. Nulland, Nederlands-Limburg. Zie ook Van Nieuwlandt.

Nulluy. Bijnaam. Waals nullui; niemand.

Numan, Numans, Nueman, Nouman, Noeman, Nijman, Nyman, Neiman, Nejman, Najman, Noman: Afleiding van de Nuwe ‘de nieuwe’. Bijnaam van een nieuwkomer. Vergelijk Duits Neumann.

Nunez, Nunes: Spaanse afleiding van Latijse nonnus: monnik.

Nuninga, Nuininga, Nuinenga. Plaatsnaam Nüninghoff, Oost-Friesland, Nünningen, Hannover.

Nunnink, Nunninck: Vergelijk Noeninckx, Nonninckx, Noninck. Afleiding van een bakervorm van een Germaanse voornaam die nog voortleeft in de Friese voornaam Noen, Non. Wellicht uit een nanth-naam ‘moedig’: Nonno = Nando. Vergelijk de Friese familienaam Nonninga, Nederduits Nonnen, Nonsen.

Nunspeet, van. Plaatsnaam Nunspeet, Gelderland.

Nupie. Vondelingennaam in Antwerpen 1814. Nu pied: blootsvoets.

Nurnberg, Nuremberger, Nurnberger, Nurenberg, Nurberg, Nuhrenberg, Nierenberg, Nirenberg: Plaatsnaam Neurenberg, Duits Nurnberg. Ni(e)renberg is dialect ontrond. Zie ook Noorbergen.

Nusbaum, Nussbaum, Nüssbaumer, Nusenbaum, Nosbaume, Nosbonne, Nissenbaum, Nisenbaum, Nisenboom: Plaatsnaam Nussbaum. Vergelijk Noteboom.

Nus, van: Vergelijk Vlaamse Vanus, Vanuse, Vannuse door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van Huus, van Huse, van Huis. Of van van Neuss?

Nüss. Duitse afleiding van Nuss; noot.

Nusgens, Nusgen, Nusken: Vadersnaam. Oude Nederduitse voornaam.

Nusselein, Nusteleyn, Nusteleijn: Duits Nùsslein. 1. Afleiding van Duits Nuss: noot. 2. Vadersnaam. Hypercorrect van

Nüssler. Duitse beroepsnaam van de notenhandelaar. Vergelijk Notelaers.

Nutal, Nutaels, Nuthals, Niethals, Nythals: Duitse plaatsnaam Neutal in Silezië.

Nuten, van. Wellicht van Van Uden.

Nut, van, van Nutte, Vannut, Vanut, Vanuyt. Familienaam uit de plaatsnaam Nuth (Nederlands-Limburg).

Nuys, van Nuijs: 1. Duitse plaatsnaam Neuss, door Kiliaan Nuys genoemd. 2. Lees Van(h)uys, van Vannuys, van Van Nuys. Plaatsnaam Nuis in Marum (Groningen).

Nuijsenburg, van: Plaatsnaam. 1493-1519 Barthout vann Nuyssenburg, Dordrecht.

Nuytemans. Vadersnaam. Afleiding van Nuyt=Nout, Arnoud.

Nuytkens, Nuytiens, Neutkens, Neuttiens, Neutiens, Neutgens, Neutjens, Nottiens: Vadersnaam. Middelnederlands Noidekin, afleiding van de voornaam Arnoud. Zie Noukens.

Nuijten, Nuijtens, Nuijtinck: Vadersnaam. uit Noiten, afleiding van Noit, Noid, van Arnoud. Vergelijk Nuijts.

Nydrop. Plaatsnaam Nieuw Dorp. Vgl, van, Nierop.

Te Nuyl, Tenuyl, te Nuijl, te Nuil, Tennulius. Familienaam uit de plaatsnaam Nuil, een buurtschap bij Pesse bij Hoogeveen.

Nuytkens, Nuytiens, Neutkens, Neuttiens, Neutiens, Neutgens, Neutjens, Nottiens. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Arnoud (=arend-heerser).

Nyckers, Nijckers, Snijckers, Snijkers, Snyckers, Snykers, Snieckers, Sniekers, Sneykers, Snickers. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse nicken: nijgen, buigen, bukken, knikken. Bijnaam of beroepsnaam.

Nyffels, Niffels, Nijffels, Niffle, Neuffels, Noffels: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse bakernaam Nifo, Nipho. Voor de ronding i/eu, o, vergelijk Neufkens.

Nuijter, Nuitermans: Vadersnaam. Afleiding van Nuit, van Arnoud. De uitgang-er is wellicht beïnvloed door Wouter, vergelijk trouwens oorspronkelijk Nuytemans.

Nuijts, Nuts: Vadersnaam. Uit Noits, van Nouts, van Arnouds. Vergelijk Neijdt.

Nije: Misschien van Nijen, Nijden, Neiden, Nouden, van Arnoud. Of Nieuwe ‘nieuwkomer’?

Nijemanting: Afleiding van Nieman(d).

Nijhof: Plaatsnaam Nijhof ‘nieuw hof’. Vergelijk plaatsnaam Nijhoven in Baarle-Nassau (Noord-Brabant); Vlaamse van Nieuwenhove.

Nijholt, Nijhout: Plaatsnaam Nijhout ‘nieuw bos’.

Nyland, Nylander. Zweedse plaatsnaam Nyland; nieuw land.

Nijnatten, van. Plaatsnaam, vermoedelijk uit Van Eynatten, bij Eupen in Luik.

Nypelseer, van Epperzeel, van Yperzeel, van Yperseele, van Ypersele, van Uperzeele, (van) Yperzeele, Yperzele, Ypersielle, Ypersiel,Yperzielle, Yppersiel, Ypersier, Ippersiel, Ipersiel, Ipercielle, Hypersiel, Hypersier: Plaatsnaam Niepenzele in Diegem (Vlaams-Brabant).

Nypen, van, van Naypen: Te lezen: Van Ypen? Vergelijk Veriepe. Of als herkomstnaam opgevat. Of vadersnaam Nijpen (zie Nippen)?

Nijpjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Nippe, Nibbe, bakervorm van de Germaanse voornaam Nidbert.

Nijs, de Nijs, de Neijs, Nijsen, Nijsse, Nijssen, Nijsten, Neissen, Neijssen: Vadersnaam. Verkort uit de voornaam Denijs (zie op dat woord).

Nysenholc. Duits Nüssenholz: notenhout, hazelarenbosje. Vergelijk Nissenbaum = Nussbaum.

Nijskens, Nieskens: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Nijs, van Denijs.

Nyvel, van, van Nijvel, van Nuvel, Nuyvels: Plaatsnaam Nijvel, Frans Nivelles (Waals-Brabant).

Nyverseel, van, van Nijverseel, van Nijvelseel, van Nyvelseel, van Neijverseel, van Neyverseel, van Uverseel: Plaatsnaam Nijverzeel in Opwijk (Vlaams-Brabant).

Nijzink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nijs, van Denijs.

'

O.

Obach. Variant van de plaatsnaam Ubach, Nederlands-Limburg.

Obbe, Obe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Otbert, Obrecht.

Obbels, Hobbel, Hobbels, Oebel: 1. Vadersnaam. Afleiding van Obbe. Vergelijk Oblin. 2. Zie Hobbels.

Obbiet. Vadersnaam uit de voornaam Obert/Obrecht: aud + berth.

Obin, Obijn, Obyn, Obein, Hobin, Hobijn, Obben, Obbens, Obbink, Oben, Eubben, Euben, Ubben. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Obrecht. Zie ook Hubin.

Obbrussel, van. Plaatsnaam Opbrussel, de oorspronkelijke naam van Sint-Gillis.

Ober. 1. Duitse familienaam verwijst naar de hogergelegen woonplaats. 2. Eventueel uitspraak obèr, spelling voor Aubert of Obert.

Oberbörsch. Plaatsnaam in Kürten (Noordrijn-Westfalen).

Oberbusch. Plaatsnaam in Much, Noordrijn-Westfalen.

Oberdorf, Oberdorfer. Verspreide plaatsnaam Oberdorf.

Oberfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Oberforster. Duitse beroepsnaam Oberfôrster: oppervorster, hoofdboswachter.

Obbink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Obrecht.

Oberhauser. Frequente plaatsnaam Oberhaus, Oberhausen.

Oberholzer. Plaatsnaam Oberhold, Beieren, Noordrijn-Westfalen.

Oberg: Spelling voor Hoberg. Plaatsnaam Ho(ge)berg in Reet (Provincie Antwerpen), Zulzeke (Oost-Vlaanderen), Hoberg in Bakel (Noord-Brabant), een heuvel in Son (Noord-Brabant). Ook Duits familienaam Hoberg, van plaatsnaam Hohberg (Beieren, Hessen, Silezië).

Oberink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Obrecht.

Oberländer, Oberlander. Duitse plaatsnaam Oberland; opper land.

Oberlé. Spelling in de Elzas voor Oberle, van de voornaam Aberlin, afleiding van Albrecht.

Obermann, Oberman, Obermans. Duitse beroepsnaam: opperscheidsman, opperscheidsrechter. Vergelijk Middelnederlands overman.

Obermeyer, Obermayr, Obermayer, Obermeijer: Oppermeier: meier op hoger gelegen meierij of opperste meier.

Obermüller, Obermuller. Duitse beroepsnaam van een molenaar in een 'obère Muhle': hogere molen.

Oberneck. Duitse plaatsnaam: bovenste hoek. Vergelijk Duits Oberegger, Obrecker.

Oberreiner. Iemand van ober dem Rhein: van over de Rijn, van de overkant van de Rijn. Vergelijk Duits Uberrhein.

Oberrreit. Duits Ùberreiter: berijder, politie die over de straten rijdt.

Oberst, Obrist: Duitse familienaam naar de woonplaats boven, op de hoogste plaats van het dorp.

Oberweis, Oberwoits. Plaatsnaam Oberweis. Rijnland-Palts.

Obez, Obée, Obee: Vadersnaam. Dialect vorm van Obert.

Obin, Obijn, Obyn, Obein, Hobin, Obbens, Obben, Obbink, Oben, Eubben, Euben, Ubben: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Obrecht. Ob(b)en kan ook geitief zijn van Ob(b)e.

Oblet, Obled. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Obrecht. Vergelijk Oblin.

Oboussier. Spelling van Franse familienaam Auboussier, van plaatsnaam Alboussière (Ardèche): plaats met aardbeibomen.

Obrecht, Obert, Oberts, Obbers, Obers, Oppers: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-berht 'bezit-schitterend': O(d)bertus, Otbertus.

Obrie, Oubrie: Vadersnaam. Spelling voor Aubry, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam alb-rîk‘ elf-machtig’, Nederlands Alverik.

Obreen. Ierse familienaam O Braion, afstammeling van Braon: vocht, druppel.

Obreno. Italiaanse familienaam? Of vervorming van Iers O'Brien of Obreen?

Obst, Opst. Duits Obst; ooft, fruit. Beroepsnaam.

Obstander. Volksetymologische vervorming.

Och, van. Spelling voor Van Hocht?

Ochelen. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ochilo, van bakervorm van Otger.

Ochman, Ochmann, Ochtman, Ocman, Ocmant, Ocqueman: Ochmann is een Opperduitse-Silezische variant van Zuidduits Achmann, afleiding van Aa, Ahe, Ach: water. 2. Volgens Meertens heette de familie Ochtman oorspronkelijk Orthmann en stamt ze af van Hermann Ochtman, die in de tweede helft van de 18de eeuw van Limburch (Hannover) naar Dreischor (Zeeland) verhuisde. Ortmann is afgeleid van Ort ‘plaats, oord’.

Ochs. Duits Ochs, Ochse; os. Bijnaam of huisnaam.

Ochsenmeier. Beroepsnaam van een meier of boer die ossen fokt.

Ochten, van: Plaatsnaam Ochten (Gelderland).

Ocken, van. 1. Plaatsnaam Aken (Noordrijn-Westfalen). 2. Plaatsnaam Oeken in Hoeselt (Limburg).

Ockerhout, van, van Hockerhout: Plaatsnaam Okkerhout bij Snellegem: plaats waar notenbomen groeien.

Ockeloen: Misschien Gaëlische familienaam O Clooney. Vergelijk Iers Mac Cloon, oorspronkelijk MacClune.

Ockerman, Ocreman, Ocqueman: 1. Zie Neukermans. 2. Ook = Ackerman.

Ockers, Okker, Okkerse, Hockers, Occre: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-ger 'bezit-speer': Odegerus, Autkerus.

Ockum, Oghem: Variant van Van Ocken?

Ockenburg, van: Plaatsnaam Ockenburgh in Den Haag (Zuid-Holland) of Ockenberg in Rijswijk (Zuid-Holland).

O’Connor. Ierse familienaam. Afstammeling van Conchobhar 'hoog-wil'.

Ocqué, Ocké, Okké: Spelling –zonder de onuitgesproken h–van Hocquet, Hocqué, Hocké. 1. Bijnaam. Oudfrans hoquet ‘schok, stoot; twist, valstrik; haak; kapmantel’. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans bakernaam Hucco of Ucco.

Ocqueman. Familienaam in Noord-Frankrijk. Spelling voor Ocman, Ochman(n), of reductie van Ockerman, Ocreman.

Osinberg. Plaatsnaam Ochsenberg, Beieren.

Octave, Octaef: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Octavius 'de achtste'.

Ocula. Vondelingnaam. In 1701 kreeg een vondeling die naam omdat hij gevonden was in de Brusselse Oculaijstraat.

Odaer, Odaert, Odar, Oda, Odartus, Oudaert, Oudaer, Oudarft, Oudas, Houdaer, Houdaert, Houdard, Houdart, Houtart, Houdaar, Hoedaert, Hoddaers: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-hard 'bezit-sterk': Odardus, Oudard, Audardus, Autardus, Othardus. 2. De familienaam werd ook verward met Edward.

Odberg, Oberg, Oberge: Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-berg'bezit-bescherming': Audeberga, Odberga.

Ode. Moedersnaam. Germaanse voornaam Auda, Oda.

Odé: Andere spelling van Frans Hodé. Middelfrans hodé ‘moe, vermoeid’.

Odegard, Odegarden. Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-gard 'rijkdom-gaard': Audegarda, Otgerdis.

Odekerk, Odekerken, Oderker, Oderkeren, Odekirk. Familienaam uit de plaatsnaam Odenkirchen (Noordrijn-Westfalen).

Odem, Odens: Wellicht dialectisch variant van Adam(s).

Odemaere, Ommaerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam Omaar; zie Orner, Ottmar.

Oden, Odent. Bijnaam die zoveel betekent als (au dent): met de tand. Karakter of lichamelijke eigenschap.

Odenbach. Plaatsnaam, Rijnland-Palts, en in Toernich, Luxemburg.

Odenheimer. Duitse plaatsnaam Odenheim.

Odenhoven. Plaatsnaam Odenhoven in Ophoven, Limburg.

Oderie, Oderij: Vadersnaam. Spelling voor Audry, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam ald-rîk ‘oud-machtig’: Aldricus.

Odevaer, Odevaert, Odevart, Odvart, Odvart, Ottevaere, Ottewaere, Otevaert, Hottevaert, Hottevart, Hottbart, Ovaere, Ovaert, Ovart, Hovaere, Hovaert, Hovart, Hovard, Oyevaer, Oeyervaer. Naam uit het Middelnederlandse odevare: ooievaar. Bijnaam of huisnaam.

Odijk, van, Ooik, van. Plaatsnaam Odijk, Utrecht.

Odink, Odding: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Audo, Odo.

Odou, Odoux, Odule, Odul, Houdoux, Houdou, Oudoux. Vadersnaam, Franse vorm van de Germaanse voornaam, aud-wulf.

Oudsma, Oetsma, Oetzes, Oetzen, Udinga, Udema, Udens, Udink. Friese vadersnaam Oetse, Oetzen, Oeds, Udo. In Holland als verkleinvorm Oetje, oud Hollands Oetgen, Brabant Oetken, vandaar Oetjes, Oetjen, Oetgens en Oetkens. In Amsterdam is een Oetgenspad en Oetingen is de naam van een dorp in Zuid Brabant.

Oekel, van: Plaatsnaam Oekel, Groot-en Klein-Oekele (Noord-Brabant).

Oelbers: Vadersnaam. Variant van Olberts. Germaanse voornaam ôthal-berht ‘vaderlijk erfgoed-schitterend’: Odilbert, Olbertus.

Oelbrandt, Oellibrandt, Oelbrandt, Hoelebrandt. Vadersnaam uit het Germaanse othal-brand.

Oele, Oole: Vadersnaam. Voornaam Oele, Oole, van Oelbert/Odelbert of van Odilo, van een andere ôthal-naam, zoals Odalfrid, Odelman, Odelmar, Oelbrand.

Oelofse. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Olof.

Oene, van. Plaatsnaam Oene, bij Epe.

Oenema, Unema, Oenes, Oenke, Uneke, Unico, Oentsen. Vadersnaam Uno, Oene. Oneides is de Latijnse vorm.

Oerle, van, van Oorle, van Orle, van Oorlé, Orlé, Van Horle, Oralé, Orole. Familienaam uit de plaatsnaam Oerle (Noord-Brabant) of Oerle (nu Oreye in Luik).

Oerlemans: Afleiding van van Oerle. Plaatsnaam Oerle (Noord-Brabant) Oers (zonder van) ook variant van Ours. Zie daar.

Oers, van: Oers is de gesproken vorm van de plaatsnaam Oerle in Noor-Brabant.

Oesterreich, Oesterreicher, Oestreich, Oestreicher, Oesterrlecher, Osterreicher: Oostenrijker, uit Oostenrijk, Duits Ôsterreich.

Oestges: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ost.

Oetelaar, van den, Oetler, Oetelmans, van den Notelaer. Plaatsnaam Oetelaar in Schijndel, Noord-Brabant.

Oeter, Oeters, Hoeters, Hoeders: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-hari 'bezit-leger': Audaherus, Odarius, Aut(h)arius, Otherus. Vergelijk Otthiers.

Oeteren, van. Plaatsnaam Opoeteren of Neeroeteren (Limburg).

Oetjen, Oetjes, Oetgens, Oetkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto, Odo.

Oets, Oetzen, Oetzes. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto, Odo.

Oetzmann. Plaatsnaam Ôtzmann (Beieren).

Oeuillet, Oeillet, Doeuillet, Loeuillet, Leuillet, Leuliette, Leuliet, Luliet: Afleiding van Oudfrans oeil: oog.

Oevelen, van; van Oeffelen, van Hoevelen, van Ovelen, van Oeveren. 1. Plaatsnaam Oevel (Provincie Antwerpen). 2. Plaatsnaam Oeffelt (Noord-Brabant):. De namen met 'oever' kunnen ook wat te maken hebben met een woonplaats bij de oever, strand.

Oever, van den: Plaatsnaam ten Oever ‘oever’.

Oeveren, van, Veroeveren: Vermoedelijk variant van van Oevelen.

Oeverman, Oevermans. Afleiding van Van den Oever.

Oeynhausen. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Oeij: 1. Moedersnaam Germaanse voornaam Oda: auda ‘bezit’. 2. De Goese familienaam Oeye, Oyee stamt van 1579-1633 Cornelis Pieter Oeyervaer.

Ofner, Offner, Ôfner, Ôffner: Duitse beroepsnaam van Ofen: oven, kachel. Ovenbouwer, pottenbakker, tegelbakker.

Offe. Vadersnaam. Bakernaam van Germaanse voornaam zoals Otfrid(us); vergelijk Odfîn, Ofrid. Of bakervorm van een wulf-naam: Offo, Uffo.

Offenbeek, van: Plaatsnaam (Nederlands-Limburg).

Offeciers, Offizier: Middelnederlands officier: burgerlijk of rechterlijk ambtenaar. Vergelijk Nederlands officier van justitie.

Offel, van, Offelen, van, van Oeffel, van Oeffelen, van Oeffelt, van Hoffelen, van Offeren: 1. Plaatsnaam Oeffelt (Noord-Brabant): 2. Zie van Huffel. Vergelijk plaatsnaam Offelken/Uffelken in Tongeren.

Offenbeek, van. Plaatsnaam. Nederlands-Limburg.

Offenberg. Plaatsnaam, Beieren, Noordrijn-Westfalen.

Offenwert, van. Duitse plaatsnaam Offenwarden?

Offer, Offers, Offre, Offert: Beroepsnaam van de offerman.

Offergeld, Offergelt, Opfergelt: Middelnederlands offergelt: gift in de kerk of aan arme, aalmoes. Bijnaam of beroepsnaam van koster. Vergelijk Offerman(s).

Offerhaus. Plaatsnaam Offenhausen. Onder andere Beieren.

Offerman, Offermans, Offermann, Offermanne, Offermanns, Offermans, Opfermann: Beroepsnaam van de offerman ‘koster’. Duits Opfermann, kerkdienaar, koster.

Offringa, Offeringa, Offinga, Overing. Vadersnaam.

Ofwegen, van: Plaatsnaam Ofwegen in Woubrugge (Zuid-Holland). Zie ook van Hofwegen.

Ogden. Plaatsnaam, Lancashire.

Oggel, (van): Het voorzetsel van is waarschijnlijk secundair. Oggel kan een vadersnaam zijn, verkleinvorm van een naam als Ogier.

Oggenfuss. Duits Ockenfuss: platvoet. Vergelijk Plaetevoet.

Ogier, Ogiers, Ogez, Oget, Oger, Ogy, Ogé: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam aud-ger ‘rijkdom-speer’: Autger.

Ogle. Opperhoogduitse vorm (zonder umlaut) van Duits Âugle, dimafleiding van Auge: oog. Bijnaam. Vergelijk Ooghe, Oeuillet.

Ognibene. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Omnibonus; helemaal goed.

Ogunade. Nigeriaanse familienaam.

Ogy. 1. Plaatsnaam, Henegouwen. 2. Zie Ogier.

Ôhler, Ohler, Ohlert: Duitse beroepsnaam van de olieslager.

Ohm, Ohms, Oehm, Oehme. Duits Oheim; oom. Vergelijk Ooms.

Ohn. Friese vadersnaam. Vergelijk Duits Ohnen=Onnen, Unnen, zoon van Onno.

Ohnemus. Vadersnaam. Duits Onimus, Ohnimus, Ohnymus, van Griekse heiligennaam Hieronymus.

Ohnesorge, Aansorgh: Bijnaam voor een onbezorgde, die geen zorgen heeft. Vergelijk Sorgeloos(e).

Oiselay. Luiks-Waalse afleiding van Oisel/Oiseau. Vergelijk Loiselet.

Oitach. Plaatsnaam Ottach, Beieren.

Okeghem, van. Plaatsnaam Okegem, Oost-Vlaanderen.

O’Kelly. Ierse familienaam. O Ceallaigh, afstammeling van Ceallach 'oorlog'.

Okens. Vadersnaam. Germaanse voornaam Odger, zie Ockers.

Okhuysen, Okhuijsen. Okhuizen. Plaatsnaam Ockhuizen, Utrecht.

Ooijen, Ooyen, van, Oijens, Oyens, Oeijen, Oeyen. Plaatsnaam Oijen, Noord-Brabant.

Okken, Okkema, Okkens, Hokken, Ocken. Vadersnaam Ok; uk; lieveling, schatje.

Okker, Okkserse, Ockerse: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-ger ‘bezit-speer’: Odegerus, Autkerus.

Okma: Vadersnaam. Friese familienaam Okkema, afleiding van de Friese voornaam Okko, van Germaanse voornaam Otger (zie Okker).

Olbrecht, Olbrechts, Olberechts, Olberecht, Olbreghts, Olbrich, Olbricht, Olbracht, Holbrecht, Holbrechts, Olberek, Olbert, Olbertz. 1. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam othala-bertha' (vaderlijk erfgoed-bezit). 2. zie ook Albrecht.

Oldekamp: Plaatsnaam ‘oud veld’.

Oldeman: Nederduitse bijnaam ‘oude man’. Vergelijk Oudeman(s).

Oldenbroek: Nederduitse plaatsnaam Oldenbrok (Nedersaksen).

Oldenburg, Oldenburger, Oldenborg, Ouburg, Altenburg. Plaatsnaam Oldenburg, Nedersaksen.

Oldenhove: Oost-Nederlands plaatsnaam, onder meer Oldehove (Groningen), ook: 1357 Oeldenhove in Hengelo (Gelderland), 1465 Oldehof in Wierden, Overijssel, 1475 Oldehoff. Vergelijk Oudenhove, Olthof(f).

Oldenziel: Plaatsnaam Oldenzijl in Uithuizermeden (Groningen).

Olemans, Oelmans. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam othal-man. 2. Zie ook Holemans.

Olffen, (van): Plaatsnaam Olfen (Hessen, Noordrijn-Westfalen). Olie: Beroepsbijnaam van de olieslager, of Picardisch-Waalse vorm van Frans Olier ‘olieslager, oliehandelaar’.

Olier, Ollier, Olie, Oly, Olij. 1. Oudfrans olier, uillier, Beroepsnaam van de olieslager. 2. Oudfrans olier: pottenbakker, potter.

Olaerts, Olast, Olasz. Vadersnaam. Germaanse voornaam ôthalhard 'erfgoed-sterk': Odalhardus, Odil(h)ardus, Odilhart; Oilardus.

Olande, van. 1. Plaatsnaam Olland (Noord-Brabant). 2. Zie Holland(s). 3. Zie Van Hoolant.

Olanier, Olagny: Franse familienaam Alulagnier, Aulanier: notenboom.

Olausson, Olassen. Zweedse familienaam Olavsson; zoon van Olav.

Olav, Olave. Vadersnaam. Scandinavische voornaam Olav, Olaf.

Olberding. Vadersnaam. Afleiding van Olbert (zie Olbrechts). Of veeleer Alberding, afleiding van Albert.

Olbrecht, Olbrechts, Olberecht, Olberechts, Olbregts, Olbricht, Olbricht, Olbracht, Holbrechts, Holbrecht, Olberek, Olbertz, Olbert: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam ôthal-berht 'vaderlijk-erfgoed- schitterend': Odilbert, Olbertus. 2. Zie Albrecht.

Olckers. Wellicht met /-epenthesisvan Ockers.

Olde, Olle. Nederduitse bijnaam; de oude.

Oldeboom. Nederduitse plaatsnaam; oude boom. Eventueel Friese plaatsnaam Oldeboorn.

Oldekop. Nederduitse bijnaam: oude kop, oud hoofd. Duits Althoft.

Oldeman, Oltmans, Oltmann, Oltmanns. Nederduitse bijnaam; oude man.

Oldenburg, Oldenburger. Duitse plaatsnaam.

Oliemans: Beroepsnaam van de olieslager, vergelijk Duits Ölmann.

Oldeneel, van, Ouweneel, D’Oldeneel. Plaatsnaam. Overijssel.

Oldenhove, Oldenhof: Plaatsnaam, bijvoorbeeld Oldehove (Groningen). Vergelijk Van Oudenhove.

Oldyck, Oldyck. Plaatsnaam; Oude dijk.

Olef, Olefs, Oleff, Oleffe, Holef. Plaatsnaam Olef. Noordrijn-Westfalen.

Olieslager, Olieslagers, d’; Olyslager: Beroepsnaam van de olieslager.

Oleinik, Olejnik, Olejnicki, Oleniczak: Tsjechische beroepsnaam: olieslager

Olek, Oleksik, Oleksiuk, Oleksy, Oleksyn, Olexak, Olexa: Pools vadersnaam van Alexius, Alexis.

Olemans, Oelmans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ôthal-man 'vaderlijk erfgoed-man': Odalmannus, Odelmannus, Olmannus. 2. Eventueel variant van O(e)rlemans (assimilatie rl/l), Ollemans of Holemans.

Olen, Olens, Ohlen, Oele, Ole, Oels, Dois, Hoelen: Vadersnaam van de voornaam Oele, Oole, van Oelbert/Odelbert of een andere ôthal-naam, zoals Odalfrid, Odelman, Odelmar, Oelbrand.

Olenaed. Verhaspeling van Ongenaed?

Oleo, Oléo: Italiaans Olio: olie. Beroepsnaam van de olieslager. Vergelijk Olie.

Oleson, Olesen, Oelesse, Oolesse, Ohlson, Olsen, Olsson, Olson: Vadersnaam. Zoon van Ole. Zie Olen(s).

Olette. Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Oda/Ode.

Olffen, van, Olfen. Duitse plaatsnaam Olfen.

Olie, Oly, Olij: 1. Beroepsnaam van de olieslager. 2. Picardische en Waalse vorm voor Olier; zie Ollier.

Oliemans. 1. Beroepsnaam van de olieslager. Vergelijk Duits Ôlmann. 2. Reïnterpretatie van Olemans.

Oliemans, Olmans, Olmanst, Ollman: 1. Afleiding van Van Olme(n), Van den Olme. 2. Variant van Olemans.

Olieslaegers, Olieslaeger, Olieslager, Olieslagers, Olislager, Olislagers, Olislaeger, Olislaegers, d’Olieslagers, d'Olieslager, Dolieslaegers, d'Olieslaeger, Dolieslagers, Dolieslager, d’Olislaeger, d'Olislager, Dholieslaeger, Dholieslager, d’Holieslager, d'Holislager, Dolleslaegers, Dolleslagers, Olyslaegers, Olyslaeger, Olyslaejger, Olyslaejgers, Olijskaer, Olijslagers, Olijslager, Olijslagers, Olischlàger, Olligschlaeger, Ohligschlaeger: Beroepsnaam van de olieslager.

Oliestelder. Waarschijnlijk volksetymologische aanpassing van Duits Ôlstâtter, van plaatsnaam Ohlstedt.

Olifant. 1. Bijnaam naar de huisnaam, bijvoorbeeld in Kortrijk: 1428 inden Olifant an de maerct. 2. Olifant betekende ook: ivoor, ivoren hoorn (vergelijk éléphant, de hoorn van Roeland in het Roelandslied). Bijnaam van de hoornblazer.

Olikier. Wellicht van Ockier.

Olin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse ôthal-naam. Vergelijk Olens.

Olink: Vadersnaam. Afleiding van Germaans ôthal-naam.

Olive, Olives, Oliva, Olijff, Olijf, Olyff, Olyf: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Oliva.

Olivet, Olivé, Olivetti, Ollivon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Olivier.

Olivier, Oliviers, Holiviers, Olivié, Olivie, Olivi, Olivy, Ollivier, Olievier, Olifiers, Dolivier, Lolivier, Oleviers, Ollevier, Olevier, Oliveer, Olivers, Oliver, Olivers, Ollefers, Olifer, Oulivers, Olivieri, Ollivero, Olivero, Olivari, Olivares, d’Oliviera, Oliveira: Vadersnaam. De literatuurnaam Olivier, de naam van de held uit het Chanson de Roland of Roelandslied.

Olivier, Oliviers, Holiviers, Olivié, Olivie, Olivi, Olivy, Ollivier, Olievier, Olifiers, Dolivier, Lolivier, Oleviers, Ollevier, Olevier, Oliveer, Oliver,

Ollieu, Ollieux, Ollieuz, Ollieuw, Olieux, Olieu, Leulieux. Beroepsnaam uit het Oudfranse olieur: olieslager.

Ollech. Nederrijns Ohlig, Ôhlig: olie. Beroepsnaam van de olieslager. Vergelijk Olligschlâger.

Ollieu, Ollieux, Ollieuz, Ollieuw, Olieux, Olieu, Leulieux: Oudfrans olieur: olieslager. Beroepsnaam.

Olligschlaeger, Olligschalger, Olligschläger: Nederrijnse variant van Duits Ôhlschlâger; zie Olieslaegers.

Ollinger, Olinger: Afleiding van plaatsnaam Olingen in Betzdorf of verspreide Duitse plaatsnaam Ôllingen, Ôlingen, Ôling.

Olm, Olmen: de boomnaam olm ‘iep’ of van Van Olmen.

Olman, Olleman, Ollemans, afleiding van van Olm of van Olmen, van den Olme.

Olmechette. Aanpassing van plaatsnaam Olmscheid (Rijnland-Palst); vergelijk Obchette, van Hobscheid.

Olmen van, van Olmem: Plaatsnaam Olmen (Antwerpen).

Olsem. Waarschijnlijk variant van Olsen.

Olmer. Afleiding van de plaatsnaam Oberolm (Rijnland-Palts, Olm (Nedersaksen) of Ollheim (Noordrijn-Westfalen).

Olofsen: Vadersnaam. Zoon van Olof, de Germaanse voornaam Odolf: aud-wulf‘ bezit-wolf’: Audulf, Odolf.

Olree: Uit Olry, Romaanse vorm van Olrik, Ulrich? Of misschien vervormd uit Alary, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelrik.

Olsene, van. Plaatsnaam Olsene, Oost-Vlaanderen.

Olst, van: Plaatsnaam Olst, Overijssel.

Olsthoorn: Hollandse plaatsnaam?

Oltenfreiter. Aanpassing van Nederduits Holtfreter houthandelaar. Vergelijk Nederduits Hoppenvreter, Fretholt.

Olthof, Olthoff, Holthof, Holtof, Oldenhof, Oldenhove: Plaatsnaam Olthof, Overijssel. Vergelijk Oldenhove.

Olthuis, Oudhuis, Oldenhuis, Olthuizen, Oolthuis. Ontleend aan een huis- of boerderijnaam Olthuis (= oud huis), welk huis zich met deze naam onderscheidde van een Nijhuis (nieuw huis). Hedentendage kunnen we nog boven De Lutte (Overijssel) een erve Olthuis vinden, in 1423 vermeld als Oelthues en ten Oeldenhues, en een boerderij Olthuis ten westen van Haaksbergen aan de Rietmolenweg. Verder nog een erve Olthuis bij Veldwijk (Vorden), in 1494 Oelthues. Aan het Ald Hûs tussen Oosterend en Lutkewierum (Littenseradiel, voorheen Hennaarderadeel) is in 1811 de familienaam Oudhuis ontleend.

Olijrhook, Olijhoek: Olijhoek is een volks etymologische herinterpretatie van Olijrook ‘Olierook’, wellicht ook al volksetymologisch.

Olijve. Afstammelingen van Hylario Oliva uit Genua die even na 1600 in Den Haag huwde. Zijn afstammelingen kwamen in Noord-Nederland terecht. Beroepsnaam (kweker, verkoper) of bijnaam (naar huidskleur).

Olmen, van, Vanolmen, van Olmem. Naam uit de plaatsnaam Olmen.

Olst, van, Vanolst. Familienaam uit de plaatsnaam Olst (Overijssel).

Omar, Oemar, Amar, Omer, Ömer, Umar. De familienaam Omar is ondermeer afkomstig uit Somalië, Irak en Afghanistan. Naam in de Bijbel, Genesis 36;11, 36; 15. Mogelijk van amir of emir; heerser, Afghaans ameer; heerser.

Ombergen, van, Omberg, van, Van, Hombergen, Homberg, Hombergs: Plaatsnaam Oombergen (Oost-Vlaanderen): 13de eeuw Homberge.

Omen, Oomen, Oomens, Oomes, Oome, Oomse. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Omaar (aud-mer: bezit-beroemd). 2. Verbogen vorm van Oom (nonkel).

Ombreucq. Plaatsnaam in Ghoy, Henegouwen.

Omer, Omez, Omey. Vadersnaam, met als bron de Germaanse voornaam aud-mer.

Omey, Omeye, Ommey: Aanpassing van Ornez, Orné (zie Orner) of variant van Amey(e).

Omloop, Omloo: 1. Verspreide plaatsnaam: weg of plaats die ergens omheen loopt. 2. Nederduits Umlop: Bijnaam voor een politieagent, een omroeper, die in dorp of stad omloopt. Peter Urdenbach ook Umlauf genoemd, omdat hij door de Keulse gemeenteraad tot Umlauf verkozen werd.

Ommegang, Ommeganck. Naam uit de plaatsnaam Ommegang: dat is de weg waar de ommegang of de processie langs komt. De Ommegangweg in Mesen werd in 1846 vertaald als: Chemin de Procession ou Grand-Tour. Verspreide plaatsnaam. Vondelingnaam: Op 7 januari 1648 werd in Antwerpen Cornelis Ommegancks in de ommegang van de Lievevrouwekerk achter het hoogkoor gevonden.

Ommen, van, Omme, van: Plaatsnaam Ommen, Overijssel.

Ommeren, van: Plaatsnaam Ommeren in Lienden (Gelderland).

Ommeslage, van, Ommeslaege, van, Ommeslaeghe, van, Ommslaghe, van, Ommeslage, van, Vanommeslaeghe, Vanommeslaeghe, Vanommeslaghe, Vanommeslage, Ommeslag, Omeslag, van Omeslaeghe, Omeslaghe, van Ommeslaeger, van Onneslaeghe, van Ommerslaeghe. Familienaam uit de Middelnederlandse plaatsnaam Ommeslach: wending, bocht.

Omval. Plaatsnaam Omval in Alkmaar, Noord-Holland.

Onou, Onnou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Onolf.

Onan, Onnan. Bijbelse voornaam Onan.

Onay. 1. Onay/Aunay, Luiks-Waalse vorm voor auneau, afleiding van aune, van Latijn alnus: els. 2. Zie Honnay.

Onbekend, Onbekent, Onbekendt: Vondelingnaam. In 1819 werd in Jena een vondeling Caroline Unbekannt genoemd.

Onckelet. Frans onclet, afleiding van oncle; oom.

Onclin, Enclin, Noclain, Noclin, Onclincx, Onclinx, Onckelins, Onckelinck, Onckelinc, Onckelinkx, Onckelincx, Onckelin, Onckelinx, Onkelincx, Nonckelynck, Nockelinck. Naam uit het Franse oncle: oom. Familienaam uit een familieverwantschap gegroeid.

Ondank. Bijnaam voor een ondankbaar mens. Vergelijk Kleinedank, Grotendanck.

Onder, van. Naar de woonplaats beneden.

Onderbeke, Onderbeek, Onderbek: Plaatsnaam ‘lager stromende beek’. Vergelijk Duits Unterbach.

Onderbergen, van. Plaatsnaam Onderbergen in Gent.

Onderdonck, Onderdanck: Plaatsnaam ‘lager gelegen donk, heuveltje’.

Onderdijk, Anderdijk: Plaatsnaam in Aardenburg en Sluis (Zeeland) Adegem Oost-Vlaanderen, Koekelare, West-Vlaanderen en Wervershoof (Noord-Holland).

Ondereet, Onderet. Waarschijnlijk aanpassing van André. Of hypercorrect voor Ongereet.

Onderlinden: Plaatsnaam ‘onder de linden’. Vergelijk Duits Unter dem Baum, Plaatsnaam Unterlinden in Kolmar (Elzas).

Onderschot (van). Verdwenen familienaam verwijzend naar een plaats waar dieren onder schot (onder toezicht - in een gesloten omgeving) waren.

Onderwater, Onderwaater, Overwater. Plaatsnaam. Vergelijk Duits Unterwasser.

Ondrousek: Vadersnaam. De Slavische familienaam Ondrácek, Ondrášek, afleiding van de heiligennaam Andreas.

Ongar, Ongaro, Ongers: Volksnaam van de Hongaar, ook bijnaam voor een vreemde kerel, met zonderling gedrag. Vergelijk Duits Ungar.

Ongemack. Heel waarschijnlijk reïnterpretatie van Ongena; vergelijk Ongenac.

Ongena, Ongenae, Onghena, Onghenae, Ongenaden, Ongenaede, Ongenaeden, Ongenaed, Ongenaec, Houguenade, Onghena, Onghenae, Onghenaert, Onghenaet, Ongenenaert, Hongenae, Hongenaert, Hongenaet, Hoengenaert, Hungenaert, Hoeghenae: Middelnederlands Ongenade ‘hardheid, wreedheid, onbarmhartigheid’. Bijnaam voor iemand met ongenadig karakter. Ongenac door verkeerde lezing van Ongenae.

Ongereet: Bijnaam voor iemand die niet bereidwillig of nooit gereed, nooit klaar is.

Ongeval, van, Ongevalle, van, van Onguevalle. Verschrijving van Van Longueval. Zie Longval.

Ongewasschen, Ongewassen. Bijnaam voor een onzindelijk mens.

Onkelen, van, van Onckellen, van Onckelen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ten Onkelen in Nieuwrode (Vlaams)Brabant). 2. Of mogelijk uit de plaatsnaam Unkel (Rijnland-Palts).

Onken, Onnekes: Vadersnaam. Afleiding van Friese voornaam Onno.

Onnau. Afleiding van aune; els.

Onnekink is niet van de mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel Onneke en ook in de oorspronkelijke vormen Onno, meest Friese mannenvoornamen.

Onneweer. Middelnederlands ongeweder, Nederduits unweer: slecht weer, stormweer. Bijnaam voor een opvliegende kerel. Vergelijk Duits Ungewitter. Johan Bernard Ohnewehr uit Neuenkirchen ("1760) vestigde zich ca. 1790 in West-Friesland; zijn nakomelingen dragen de naam Onneweer.

Onnockx, Onockx: Vadersnaam. Afleiding met k-suffix van de Friese voornaam Onno (vergelijk Onken)?

Onkruid, Onkruyd, Onkruijt. 1. Mogelijk een bijnaam voor een 'stekelig' iemand (dit is de meest waarschijnlijke verklaring).

  1. Misschien een vondelingennaam uit de 18deeeuw (toen waren gelijkaardige vondelingennamen nogal voorkomend). De zeldzaamheid van de naam kan dit ondersteunen.Bijnaam voor de boer die veel onkruid op zijn akker heeft. Vergelijk Duits Unkraut.

Onwijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam hûn-win: Hunuwinus.

Onraed, Onraedt, Onraet, Onraerdt. 1. Naam uit het Middelnederlandse onraet: slechte raad, onbedachtzaamheid, dwaasheid. Bijnaam. 2. Zie ook Honore.

Ons. 1. Oudfrans ons, Frans homme. Vergelijk De Man. 2. Zie Hoen.-3. Zie de Hondt.

Onselen, van. Waarschijnlijk variant van Van Onsen.

Onstwedder. Familienaam uit de plaatsnaam in Groningen, Ontswedde.

Onrust. Bijnaam voor een onrustig mens.

Onverwagt. Bijnaam of vondelingennaam.

Ooft. 1. Zie Hooft. 2. Eventueel beroepsnaam van de fruithandelaar. Vergelijk Obst.

Ooge, Ooghe, Oige, Hoge, Hooghe, Hooge. 1. Bijnaam voor iemand met een opvallend oog/ogen. 2. Zie ook Hoge.

Oogwit: Waarschijnlijk reïnterpretatie van Duitse familienaam Augenweide: lust van de ogen.

Ooheghem, van: Schrijffout voor van Ooteghem.

Ooijkaas. Nederlandse familie Hooikaas.

Ool, van. Plaatsnaam in Herten, Limburg.

Oolbout. Vadersnaam. Germaanse voornaam ôthal-balth 'bezit-moedig': O(d)ilbaldus, Olboldus, Othelboldus.

Oolen, van, van Oelen. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam Olen (Antwerpen).

Oolingen. Plaatsnaam Olingen in Betzdorf, Duitsland.

Oolmann. Duitse familienaam Ohlmann; olieman, oliehandelaar.

Oom, Ooms, Doom, Dooms, Doem, Doems, d’Hooms, Nooms, Noom: 1. De verwantschapsnaam oom, Duits Ohm, ook voor grootvader, schoonbroer. Noom door verkeerde scheiding of ontleding van een naam. 2. Eventueel vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Omaar.

Oomen, Oomens, Oomes: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Omaar. 2.Verbogen vorm van Oom.

Oor, Oors: 1. Bijnaam voor iemand met opvallende of grote oren. 2. Middelnederlands oor, oir: erfgenaam. Vergelijk Dhoore.

Oorbeek, van, Oorbeeke, Oorbeck, van Oerbeek, van Oirbeek, Oirbecke, Oirbeck, van Orbeek, (van) Orbecq, van Noorbeck, van Noorbeek, van Norbeck: Plaatsnaam Oorbeek (Vlaams-Brabant); eventueel Orbais (Waals-Brabant).

Oorden, van, van Oord, van Oort, van Oordt, van den Oord, van Noord, van Noorden, van Hoorde, Hoorden, van (de) Noort, van Orden: 1. Plaatsnaam Oort, Ort, Oord ‘uiteinde, uiterste punt; hoek, stuk land’. Ten Oorden tussen Groede en Schoondijke, Gaternisse (Zeeland). 2. Variant van van Noord.

Oordens, Orthen: Vadersnaam. Afleiding van germaanse voornaam ord-naam 'speerpunt', zoals Ortwin.

Oordman, Oortman, Ortman, Ortmans, Ortsman, Ortmanns, Ortmann, Orthmans, Oidtmann: 1. Afleiding van plaatsnaam Oord; zie van Oorden. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ord-naam, zoals Ortwin. Zie Oordens.

Oorschot, (van, der) Oirschot, oosschot: Plaatsnaam Oirschot (Noord-Brabant).

Oort, Oorts, Orts, Oors, Orth, Ort, Outh. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van een -ort-naam. 2. Soms variant van Aerts. Zie daar.

Oortegem. Plaatsnaam Wortegem, Oost-Vlaanderen.

Oortgijsen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Oort en Gijsen, van Gijzelbrecht, Gijsbrecht.

Oortwijn, Ortwein, Oordwin, Ordwin, Aardewijn. Vadersnaam, van oord; punt, speerpunt, win; vriend, dus strijdmakker.

Oost, Ohst.: 1. Korte vorm voor Van Oost. 2. Variant van Ost, voornaam Oste.

Oost, van, van Oosts, van Oist, van Hoost, van Hooste: Plaatsnaam Oost (Noord-Brabant, Texel, Noord-Holland). Of naar de woonplaats ten oosten van een plaats of dorp, of de herkomst uit het oosten.

Oostburg, van: Plaatsnaam Oostburg (Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen):

Oostdam. Verspreide plaatsnaam.

Oostdijk, (van), Oostdyck; Oosdijk: Verspreide plaatsnaam, onder meer in Zeeland en Zuid-Holland.

Oosten, van; van Hooste, van Hoosten: Naar de woonplaats ten oosten of herkomst uit het oosten.

Oostenbrink: Oost-Nederlandse plaatsnaam.

Oostenbroek. Plaatsnaam Oosterbroek, Groningen. Verspreide plaatsnaam Oostbroek, Utrecht, Noord-Holland, Drenthe, Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Zeeland.

Oostenbrugge, van: Plaatsnaam ‘oostelijke brug’.

Oostende, van, den, van (den) Ostende: 1. Plaatsnaam Oostende (West-Vlaanderen, daar uitspraak ostende). Ook polder het Oostende bij Oude Tonge (Zuid-Holland). De vorm Van den Oostende kan op welk 'oosteind' ook teruggaan. 2. Eventueel Duitse plaatsnaam Ostend(e)

Oostendorp, (van): Plaatsnaam in Elburg (Gelderland). Zie ook Ostendorf(f).

Oostenenk: Plaatsnaam Oosterenk bij Zwolle, Overijssel en Laren (Gelderland).

Oostenrijk, van, van Oostenrijck, Oostenryck, van Ostenryck: Herkomstig van Oostenrijk.

Ooster, Oosters: Vadersnaam. Germaanse voornaam aust-hari ‘oost-leger’: Austarius, Austerius.

Oosterbaan: 1. Plaatsnaam Ostrevant, een oude gouw tussen Schelde en Scarpe: 877 in pago Ostrebanno. Oosterbant is ook een plaatsnaam tussen Binkom en Attenrode (Vlaams-Brabant) 2. Plaatsnaam Oosterbaan ‘oostelijke lijnbaan’ in Harlingen (Friesland).

Oosterboer: Oostelijke boer.

Oosterbos, Osterbosch (van) Ossterbosch: Plaatsnaam Osterbos in Meerlo-Wanssum (Nederlands-Limburg).

Oosterbroek, Westerbroek. Plaatsnaam.

Oosterdag: Oosterdag, zoals Duits Ostertag, ‘Pasen, paasdag’. Bijnaam.

Oosterdijk: Plaatsnaam Oosterdijk in Andijk, Wervershoof (Noord-Holland).

Oosterhof, Oosterhoff, Osterhoff, Osterhof. Nederlandse en Duitse naam uit de plaatsnaam oosten (gelegen ten oosten ten opzichte van) en hof(f). Wellicht op een aantal plaatsen ontstaan.

Oosterhout, (van): Plaatsnaam (Noord-Brabant).

Oosterhuis: Plaatsnaam (Den) Oosterhuis in Averreest, Overijssel en Diepenveen, Overijssel.

Oosterkerk: Plaatsnaam Oosterkerk (Friesland).

Oosterland: Plaatsnaam Oosterland op Duiveland (Zeeland) en Wieringen (Noord-Holland).

Oosterkamp, van den, Osterkamp, Westerkamp. Plaatsnaam.

Oosterlee: Plaatsnaam Oostlaar in Roosendaal: 1293 Oesterle.

Oosterlinck, Oosterling, Oosterlynck, Oosterlynckx, Oosterlijnck, Oostelinck, Oesterlinck, Oesterling, d'Oosterlinck, d’Oosterlynck, Doosterlinck, Doosterlynck: Middelnederlands oosterlinc ‘iemand uit het oosten, Noord-Duitser, Oostenrijker’.

Oosterloo: Plaatsnaam bij Keppel Overijssel.

Oosterman, Ostermann, Oesterman, Oosters, Oosterling, Westerman. Bijnaam voor iemand uit het oosten, westen.

Oostermeijer: Oostelijk wonende meier, boer. Duits Ostermeier.

Oosterop. Plaatsnaam Ostrup in Herzfeld (Noordrijn-Westfalen): oostdorp.

Oosters, Hosters, Oesters, Osters. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam austi-hari. Austarius, Austerius.

Oostervink. Waarschijnlijk volksetymologisch van Oosterwijk. Vergelijk Duits Osterwick.

Oosterwaal, Oosterweel, 1. Familienaam afgeleid van de plaats Oosterweel (Antwerpen). 2. Mogelijk afgeleid van de plaatsnaam "weel in het oosten" waarbij 'weel' de cirkelvormige kolk achter een dijkdoorbraak is. Welen of wielen vind je op vele plaatsen.

Oosterwyck, van, van, Oosterwijk, van Oosterwycck, (van) Oosterwijck, van Oosterweyck, Vanoosterweyck. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Oisterwijck, Oisterwijk, (Noord-Brabant), Oosterwijk (Drenthe, Gelderland, Noord-Holland, Zuid-Holland) of in Tongerlo (Antwerpen). Tevens is Oosterwijck een andere naam voor Houtvenne (Antwerpen). 2. Familienaam uit de Ostruicq in Sangatte (Pas-de-Calais).

Oosterzee, van. Plaatsnaam Oosterzee/Eastersé in Lemsterland (Friesland).

Oosteweeghel. Plaatsnaam: oostelijk wegje. Bijvoorbeeld Oostwegelken in Wijtschate.

Oosthoek: Verspreide plaatsnaam (Frans-Vlaanderen, Gelderland, West-Vlaanderen, Zeeland, Zuid-Holland).

Oosting, Oostingh: Vadersnaam. Zoals de familienaam Ostin, Ostijn, afgeleid van de Germaanse voornaam Oste.

Oosthoven, van. Erg verspreide plaatsnaam Oosthove, Oosthoven, Oosthof (Frans en West-Vlaanderen) en Turnhout (Antwerpen).

Oosthuyse, van, Oosthuise, Oosthuyze, Oosthuijze, Oosthuysse, Oosthuijze, Oosthuizen, Oosthuize, van Oasthuyse: Plaatsnaam Oosthuize in Geluwe, Hooglede, Voormezele, Waregem.

Oostland, Ooslandt, Oestlandt: Plaatsnaam: oostelijk (stuk) land; vergelijk Oostlandhoek in Lo. Oostland is ook (Noord-Duitsland, zoals in het lied 'Naar Oostland willen wij rijden'. Vergelijk Oosterlinck.

Oostmeyer, Oostermeyer, Oostermeijer, Ostermeyer: Oostelijk wonende meier, boer. Duits Ost(er)meier.

Oostra. Friese familienaam; van Oost.

Oostrum, van; van Oosterum, (van) Oosterom, Oostrom, Oostra: 1. Plaatsnaam Oostrum (Friesland, Nederlands-Limburg) en bij Houten (Utrecht). 2. Plaatsnaam Oostrom in Herent (Vlaams-Brabant).

Oosterveld, Oostervelt, Oostenveld, Westerveld. Plaatsnaam, Drenthe, voor een veld in het oosten, westen.

Oostveen, Oosterveen, (van): Plaatsnaam ‘oostelijk veenland’. Oostveen is de oude naam van Sint-Maartensdijk (Zeeland).

Oostveldt, van, van Oostveld. Verspreide plaatsnaam; oostelijk veld.

Oostvogels. Plaatsnaam Oostvogel, die samen met Westvogel de kreek De Vogel vormt.

Ootmaes. Waarschijnlijk van Otmaers, zie Ottmar.

Ooyen, van, van Ooijen, (van) Oyen, van Oijen, van Oije, van Ooy, Oye, van Oeyen, Ojen, van Noyen, Noeyen, van Noye, van Noey, van Hoije, van Hoy, Hoye, van Hooye, van Hooije, Hooij, Hoije, van Hoey, van Hoeye, Hoeyen, van Hoeij, Hoeijen, Van Hoeygen, van de Roij, van de Roy, Roye, Verhoeije, Verhoeyen, Verhoye, Verhoeye, Verhoie, Veroyen, Verroeye, Verroye, Vroye, Vroy. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Ooie. Middelnederlands ooye, oye, vaak hypercorrect hoije gespeld ‘(nat) weiland aan rivier, beemd’.

Op de Beeck, op de Beek. Plaatsnaam Op den Beek, departement Mettekoven.

Op de Drynck. Plaatsnaam Drink, drinkplaats, wed.

Op de Weerdt, Op de Weert. Plaatsnaam Waard/Weerd: in of aan het water gelegen land, eiland.

Op den Oordt, Opgenoort, Opgenoorth, Opgenoord, Opgenort: Naar de woonplaats op het uiteinde van het dorp. Vergelijk Van Oorden. Duits Aufm Ordt.

 Op den Roemer: Wellicht Nederduitse huisnaam: Roemer, Rômer, van Rome.

Op ’t Eynde, op ’t Eynd, op het Eynde, op het Eijnde, op het Eyndt, op het Eijndt, op 't Eyndt, op 't Eijnde, op ’t Eijndt, Obdein, Obdeyn, Obdien, op ’t Ende: Naar de woonplaats aan het (uit)einde van het dorp. Plaatsnaam Op d'Eynde in Waanrode (Vlaams-Brabant, Opende). Vergelijk Opeind.

Op ’t Roodt, Opt Roodt, Op 't Root: Op de Rode: gerooide plaats. Vergelijk Oprooy.

Op ‘THof. Op 't Hof: op het hof, de hoeve.

Op Zeelandt, van. Herkomstig van Zeeland.

Op, van. Waalse aanpassing van Van Oppen.

Opbergen, van, Opberghen, van, Opberghen, van Obberghen, van Obbergen, van Obberge, van Opbergh, van Opberg, Oberg, Oberge, van Obberghem, van Oberghem, van Oberghen, van Obergen, van Hoebergh, van Hoeberg, Opdenbergh, Opdenberg, Obdenberg. Plaatsnaam Opbergen in Mollem (Vlaams-Brabant). Opbergen in Mollem (Vlaams-Brabant), Obberge in Londerzeel en Beigem (Vlaams-Brabant).

Opbroeke, van, van Opbroeck, van Opbroecke, van Opbrocke, van Obrock, Opbroek, Opbrouck: Plaatsnaam Opbroek: hoger broekland, moeras; in Erwetegem en Ophasselt (Oost-Vlaanderen).

Opde Broeck. Limburgs pendant van Van den Broek.

Opdam, Obdam. Plaatsnaam Obdam. Noord-Holland.

Opdebeek, Opdebeeck, Op de Beke, Op de Becq, Obtebeke, Opderbeck: Limburgs pendant van Vander Beke.

Opdecoul. Limburgs voor: op de kuil, op de laagte.

Opdegracht, Opdegrecht: Plaatsnaam Gracht.

Opdeheijde, Opdeheyde, Opheide, Ophey, Opheij: Plaatsnaam Heide.

Opdekam, Opdekamp, Opdecam, Opdecamp, Opden Kamp, Opdencamp: Plaatsnaam Kamp: afgeperkt stuk land, veld.

Opdelaak. Plaatsnaam Laak; meer, water, grens (water).

Opdenberg, Opdenbergh, Obdenberg. Oostelijke variant van Van den Berg. Zie Berg.

Opdelocht. Plaatsnaam Locht; tuin.

Opdenacker, Op den Akker: Limburgs pendant van Van Acker. Vergelijk Duits Auf(f )enacker.

Opdenberg, Opdenbergh, Obdenberg: Oostelijke variant voor Van den Berg.

Opdenbosch (van), van op den Bosche, van op den Bossche, op de Buys, op de Buijs. Familienaam uit de plaatsnaam Op den Bosch: aan het bos. Onder andere in Kapellen-op-den-Bos (Vlaams-Brabant), Grote Brogel (Limburg), Vlierzele (Oost-Vlaanderen).

Opdeweegh. Beroepsnaam van de bediener van een waag; of van iemand die op een weegschaal afweegt, zoals een apotheker.

Opdorp, van, van Opdurp: Plaatsnaam Opdorp (Oost-Vlaanderen) en in Leuven (Vlaams-Brabant).

Opeind, Opeynd: Plaatsnaam Opeinde in Kortessem (Limburg), Opende (Groningen), Opeinde (Friesland).

Opgenhaffen. Limburgse vorm voor Op de Hoeve, Op den Hof.

Ophaeren, van. Plaatsnaam Opharen, het hoger gelegen deel van Haren (Vlaams-Brabant).

Ophalphen, van, van Ophalfens, van Ophalfen, (van) Ophalvens, van Opalphen, Ophalfens, Ophalens, Opalfvens, Opalvens, Oppalfens, Ophals, Ophaels. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ophalfen in Ternat, Vlaams-Brabant.

Ophof, Ophoff, op ’t Hof, Ophoven, van, Aufmhof. Plaatsnaam Ophoven, Echt, Kinrooi, Leudal, Sittard, Uphof in Duitsland, Noordrijn-Westfalen, en elders.

Ophoven, van, Opovin, van Opoen: Plaatsnaam Ophoven (Limburg) en erg verspreid in Limburg, Nederlands-Limburg en Duitsland.

Ophuizen, van, van Ophhuze, van Oppeus: Plaatsnaam Ophausen in Much (Noordrijn-Westfalen).

Opijnen, van. Plaatsnaam, Gelderland.

Opitz, Oppitz: Vadersnaam. Slavische-Oost-Duitse vorm van de voornaam Albrecht.

Oplichtenberg, Oplichtenbergh, Oplichtemberg, Opligtenberg: Plaatsnaam Lichtenberg (Gelderland, Nederland-Limburg) en verspreid in heel Duitsland.

Oplieger, Oppliger: Nederduitse variant van Duits Upleg(g)er, Aufleger: oplegger, oplader. Beroepsnaam.

Oploo, van. Plaatsnaam Oploo, Noord-Brabant.

Opmeer, van: Plaatsnaam (Noord-Holland).

Oppeel. Deze Oostvlaamse familienaam is warschijnlijk een variant van Opreel, eveneens Oostvlaams.

Oppelt. Duitse variant van Oppold, Appelt, Appold. 1. Plaatsnaam Apolda. 2. Germaanse voornaam aud-balth 'bezit-moedig': Autboldus, Odbald, vergelijk plaatsnaam Oppeltshofen, Oppoldishausen

Oppem, van, van Opphem, van Ophem, van Opem, van Oppen, van Oppens, Vanoppen, van Noppen, van Hoepen, van Hoppe, van Noppen: Plaatsnaam (Wezembeek-) Oppem (Vlaams-Brabant), of Oppen (Noordrijn-Westfalen), Oppum (Saarland), Opont, (Luik).

Oppeneer, Openeer, Openneer, Op en Neer: Spelling (zonder h) van Hoppener, Nederduits Höppner, Duits Höpfner ‘hopteler’.

Oppenheimer, Oppenheim. Plaatsnaam Oppenheim, Rijnland-Palts.

Opperdoes. Plaatsnaam, Noord-Holland.

Oppenhuis, Opperhuizen: Plaatsnaam Oppenhuizen in Wymbritseradeel (Friesland).

Opperman, Oppermann, Houppermans, Huppermans, Hupperman, Huppermans: Beroepsnaam van de opperman. Middelnederlands Opperman ‘metselaarsknecht’. Maar vergelijk Duits Obermann, van Middelhoogduits Oberman ‘scheidsrechter’.

Opree: Frans Opré, verkort uit Dehopré, van de Haut Pré ‘hoge wei’.

Opreel, Oppeel. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Haut-Préel: hoge weide (onder andere in Vezon (Henegouwen). 2. Nederlandse familienaam Operel, Oprel. Middelnederlandse plaatsnaam oprel: hellend oplopende weg naar de kruin van een dijk. Plaatsnaam in Spijkenisse (Zuid-Holland).

Opregt. Bijnaam voor een oprecht, eerlijk man. Vergelijk Duits Aufrecht.

Oprins, Oprinsen. Familienaam uit de plaatsnaam (op) Rins(en). Op kan hier betekenen: in, bij, hoger gelegen. De locatie van Rins(en) is momenteel nog een probleem. Het voorkomen van de naam in het Antwerpse en in de omgeving van Hilvarenbeek wijst misschien om een plaats binnen dit gebied (Noord-Brabant?). Alhoewel: Rin(s) kan verwijzen naar Rijn. Of naar een Germaanse voornaam of naar een zeer plaatselijke beek..

Oprooy, van, Oproy, van. Plaatsnaam Oprode in St.-Gen.-Rode (Vlaams-Brabant): hoger gelegen rode.

Opslagh, van, van Opslaeg. Plaatsnaam Opslag, Noord-Brabant.

Opschoor: Wonend aan of op een schoor (zie van Schoor).

Opsomer, Opsomers, Opsommere, Opsommer, Opzommer, Opzomer, Opzoomer, Obsomer, Obsombre, Ocsombre. Bijnaam uit "hoop op de zomer". Misschien voor iemand die die uitdrukking regelmatig gebruikte. Of voor iemand die in dat seizoen langskwam.Vergelijk Hoffsommer.

Opstadt. Plaatsnaam. Wellicht Oppstad (Noorwegen) of Obstadt (Beieren).

Opstal, van, (van) Opstaele, van Hopstal, Obstaele, Obstals: Frequente plaatsnaam Opstal ‘onbebouwd land, algemene weide’.

Opsteegh: Op de Steeg. Vergelijk familienaam Indestege.

Opsteyn. Opsteijn: Plaatsnaam in Eigenbilzen (Limburg).

Opstoel. Waarschijnlijk. reïnterpretatie van Opstal, door Waalsvlaamse o-uitspraak van de a in stal.

Opstraet (van). Naam uit de plaatsnaam Opstrate: op (bij) de straat, hoger gelegen straat.

Optbroeck, Op het Broek: moeras.

Optiels. Plaatsnaam Optielt in Tielt-Winge, Vlaams-Brabant.

Opstroom: Herinterpretatie van Oostrom?

Opwijck, van, van Opwyck: Plaatsnaam Opwijk (Vlaams-Brabant).

Opijnen, van: Plaatsnaam Opijnen in Neerijnen (Gelderland).

Opzeeland, van: De oorspronkelijke naam was van Zeeland, naar het dorp Zeeland in Noord-Brabant. °1565 Willem van Zelant, Noord-Brabant; zijn afstammelingen heetten vanaf de derde generatie van Opzeeland.

Ornstein, Orenstein. Gerond van verspreide Duitse plaatsnaam Ehrenstein?

Orage. Reïnterpretatie van Orange? Of spellingvariant van Engelse familienaam Horridge, naar plaatsnaam in Devon?

Orange, oranger, Orangis, Oranje: Plaatsnaam Orange (Vaucluse).

Orbach. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen. Of Urbach in Keulen.

Orbie. Vadersnaam uit Orbier. Dit is een verschrijving van Robier, een variant van Robert.

Orcel. Oudfrans orcel; kruik, beroepsnaam.

Ordon, Ordonez: Variant van Hardon(et), verbogen vorm van Germaanse voornaam Hardo.

Oreghem: Vermoedelijk een leesfout voor Otegem.

Oreglia. Moedersnaam. Italiaanse vorm van Latijnse heiligennaam Aurélia, vrouwelijk bij Aurelius. Vergelijk Aureille.

Oreins. Uit Henegouwen afkomstige familienaam uit Orens, waarschijnlijk aanpassing van Orens.

Oremus, Orémusz: Latijnse aanhef van gebed: laten we bidden. Bijnaam voor een geestelijke.

Orgers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ordger: Ortgar. Orgerus.

Orfinger. Met r-epenthesis van Offinger? Plaatsnaam Offmgen (Beieren).

Orgaer. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ordger: Ortgar.

Organ, Organe. Oudfrans organe, van Latijn organum: orgel. Vergelijk Orgels.

Orgels, Orgelt, Urgel: Beroepsnaam van de organist of orgelbouwer. Vergelijk Duits Organist, Orgler.

Orgler: Duitse beroepsnaam van de organist of orgelbouwer.

Oriaen, Oriane, Orianne: Vaders-, moedersnaam van Latijnse heiligennaam Adriana, Adrianus.

Oriens, Orient. Familienaam uit het Franse orient: oosten. Iemand die uit het oosten van de plaats kwam waar de naam werd opgetekend.

Orient, Orlens, Orlence, Orlans, d'Orlando, Orlando, Orland, Orlandini, Orlandi, Orlandinus, Horlent, Horlant, Horlaint, Horlin, Horlint: 1. Vadersnaam. Variant (met klankverandering) van de voornaam Roland. Italiaans Orlando. 2. Zie Orléans.

Origier, Origer. Beroepsnaam van de vergulder.

Origa. Latinisering Auriga; voerman.

Orinel. Middenfrans orinel; nachtpot?

Orival. Wellicht van Orval.

Orlamünder, Orlamunder. Duitse plaatsnaam Orlamünde.

Orléans, Orleans, Orlians, Orlans, Orlens, Horlent, Horlaint, Horlant, Horlin, Horllint. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Orléans in Frankrijk. 2. Zie ook Orlent.

Orlebeke: Plaatsnaam. Wellicht van Hollebeke, met invoeging van r. Of plaatsnaam Harelbeke (West-Vlaanderen), waarvan de lokale uitspraak orrelbeke is.

Orlent, Orlens, Orlence, Orlans, D'Orlando, Orlando, Orland, Orlandini, Orlandi, Orlandinus, Horlent, Horlaint, Horant. Horlin, Horlint. 1. Vadersnaam, schrijfvariant uit de voornaam Roland. 2. Zie ook Orléans.

Orley, Orlez: Plaatsnaam Urley in Urzig (Rijnland-Palts).

Orly. Plaatsnaam Orly (Seine, Seine-et-Marne).

Orloffe, Orloff, Orlow, Orlowski, Orlovski, Orlovius: Vadersnaam. Slavische vormen van Germaanse voornaam Ro(e)lof, Rudolf.

Orman, Ormando: Variant van Arman(d), Armanno (Herman)? Klankverandering van Roman? Of door metanalyse van Norman?

Ormancey. Plaatsnaam (Hte-Marne).

Ormeau, Ormeaux, Hormeau, Hormeaux: Plaatsnaam Ormeau, van orme: iep.

Ormelingen Van, Vanormelingen. Naam uit de plaatsnaam Normelingen in Lauw (Limburg).

Ormières. Plaatsnaam Ormière: plaats waar iepen groeien.

Ornelis. Naam die wellicht ontstaan is uit een verkeerde schrijfwijze van Cornelis. Zie dus bij Cornelius.

Ornée: Spelling voor Hornet, verkleinvorm van horn ‘hoorn, hoek’. Of plaatsnaam Hornay in Sprimont (Provincie Luik)?

Orner, Omers, Ornez, Orné, Omeis, Omeye, Omey, Ommey, Ommert, Homer, Homez, Homes, Homey, Hommez, Hommey, Hommes, Hommé, Urne, Urne: Vadersnaam. Franse, Noord Franse (uitspraak orne) en hypercorrecte (met h) vormen van Germaanse voornaam aud-mêr 'bezit-beroemd': Audamar, Autmar, Ottnar, Audomarus.

Oroi, Orroi, Orroo, Orro, orroir, Oroir: 1. Spellingvariant van Franse familienaam Auroy: zoon van Leroy? 2. Eventueel plaatsnaam Orroir (Henegouwen).

Orose. Spelling voor Auxroses: bij de rozen.

Orosz. Hongaarse familienaam Orosz; Rus.

Orquevaux. Plaatsnaam Orqueveaux (Hte-Marne).

Orru. Plaatsnaam Orrù (Sardinië) van Latijn rubus: braamstruik.

Orchaegen, van, Orschagen, van, van Orssagen, van Orshoven: Plaatsnaam Orshagen in Heist-op-den-Berg (Antwerpen). De familie Van Orshoven stamt van Van Orshagen (g/v-wisseling).

Orsel, Orselen, van, Urselmann, Ossel, Oersels. Plaatsnaam. Vermoedelijk is deze naam aan een (Duitse) plaatsnaam ontleend. Bij Xanten in Nordrhein Westfalen ligt het gehucht Ursel. Ober- en Nieder-Ursel liggen in Obertaunuskreis, Hessen.

Orsi, Orsini, Orso, Orsolini: Italiaanse vadersnaam of bijnaam. Italiaans urso, van Latijn ursus: beer.

Orsmael, van, van Osmal, van Osmael, van Hossemael, van Hosmael: Plaatsnaam Orsmaal (Vlaams-Brabant).

Orsouw (van), (van) Oursouw. Familienaam uit de plaatsnaam Orsauw (ergens in het noorden van Noord-Brabant?).

Van Orchagen, Orhaegen, Orschgen, Orhagen, Van, Van Orssagen, Van Orshoven. Familienaam afgeleid van de plaats Orshagen in Heist o/d Berg. De Familie Van Orshoven woonde in Orshagen.

Ort: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse ord-naam, zoals Ortwin.

Ortega, Ortegat, Ortegate, Hortegat: Spaanse en Catalaanse familienaam, naar plaatsnaam in Burgos, La Coruna en Jaén.

Ortelee: De voorvader heette omstreeks 1730 Urtly, Ortly, Ortelé, Orteley. Misschien Zwitsers-Duits Ortli, verkleinvorm van de voornaam Ortwin.

Ortelius. Humanistennaam van Abraham Ortels, aardrijkskundige (Antwerpen, 1527-1598).

Ortibus. Bijnaam in pseudo-Latijn; vergelijk Cocquibus.

Ortin, Ortjens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Ortwin of Ortger.

Ortlieb, Ortlepp: Vadersnaam van Germaanse voornaam.

Ortmeier, Oortmeyer: Meier op een ort, het eind van een dorp.

Ortolan, Hortelan, Ortolan, Ortolano: Middenfrans hortolan: tuinder, hovenier.

Ortwerth. Plaatsnaam Werth; riviereiland.

Orval. Plaatsnaam Orval, Luxemburg, Manche.

Orwin. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ortwin.

Ory, Orye, Orij, Ourie, Ori, Oury. 1. Een soldaat Ory kwam met Napoleon mee naar Egmond. Plaatsnaam Orry-la-ville, Oise, die verwijst naar Occitaans; hut van de herder die diende als melkplaats, bergkaas. 2. Spellingvariant van Orie, Aury.

Os, den,, Osse, Oosse: Bijnaam naar de naam van het rund, de os, Middelnederlands en nog dialectisch osse. Huisnaam of beroepsbijnaam. Er is ook een plaatsnaam Den Osse in Brouwershaven (Zeeland).

Os, van, van Osch, Oss: Plaatsnaam Oss (Noord-Brabant).

Osaer, Osaert, Ossaer, Ossart, Ozaer. 1.Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Ausardus. 2. Zie Housard.

Osan, Osanne, Ozanne: Moedersnaam. Oude variant van de voornaam Susanna. Ook door associatie met Hosanna. Voornaam Osanna, Hosanna, Usanna.

Osbeeck, van. Plaatsnaam Oirsbeek, Nederlands-Limburg.

Osborn, Osborne, Osbourne, Osburn: Vadersnaam. Oudnoorse voornaam Asbiorn 'god-beer'.

O’Sheridan. Verengelst uit Gaèlisch O Sirideâin, afstammeling van Sirideân, met onzekere betekenis.

Osinga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse ans-naam.

Oskam, Oskamp: 1. Plaatsnaam Oskamp ‘omheinde ossenweide’. Nederduits Ossenkämper. 2. Uit Orskam, van Roskam. Beroepsnaam van de paardenkammer of naar de huisnaam.

Osman, Osmane, Osseman, Ossemann, Oschman, Oschmann, Ousmane: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ans (Oudsaksisch ôs)-man 'god-man': Osmann(us). Voor Oschmann, vergelijk Duits Oschwald = Oswald. 2. Beroepsnaam van de ossendrijver. Vergelijk Duits Ochsentreiber, Nederduits Ossendriewer, Ossendriver.

Osmond, Osmonde, Osmont, Onsmonde: Vadersnaam. Germaanse voornaam ans (Oudsaksisch ôs)-mund 'god-bescherming': Osmundus.

Osnabrugge, van. Duitse plaatsnaam Osnabrück.

Ospitalieri. Noord-Italiaanse familienaam voor iemand die bij een hospitaal woont of er wat mee te maken heeft.

Ossel, van, van Osselt: Plaatsnaam Ossel (Provincie Antwerpen, Vlaams-Brabant).

Osselaer, van, Osselaere, van, Hosselaer, Onselaer, Onselaere: Plaatsnaam Osselaar in het Waasland (Oost-Vlaanderen).

Osseland. Plaatsnaam. Familienaam Osseland in 1912 in Sint-Omaars.

Ossendrecht: Plaatsnaam (Noord-Brabant).

Ossemerct. Plaatsnaam Ossenmarkt.

Ossenblok, van den. Plaatsnaam; ossenweide. Vergelijk De Waals-Vlaamse variant Ossenbilk.

Ossendorf, Ossendorff. Duitse plaatsnaam Ossendorf.

Ossenesse, van: Plaatsnaam Ossenisse (Hontenisse, Zeeland).

Ossewaarde: familienaam van een Zuid-Bevelands geslacht, sinds de 16de eeuw in Goes (Zeeland) gevestigd, maar afkomstig van Ossewaerden bij Bergen-op-Zoom.

Ossieur. Spelling voor Ossigneur, hypercorrect voor Ossigneu, door assimilatie rs/ss, van Orsigneux, metathetische vorm van Picardisch Rossigneux: Rossignol: nachtegaal.

Ossillioen. Door assimilatie rs/ss van Orsillon, metathetisch voor Rossill(i)on: nachtegaal. Zie Rossignol.

Ost, Oost, Oste, Osten, Osté, Ostens, Ostes, Oostens, Host, Hoste, Hoest, Hosten, Hostens, Hoostens: Vadersnaam. Germaanse voornaam austa 'oostelijk': Osto, Hosto.

Ost, de, de Hoste, D'Hoste: De Ost kan een reïnterpretatie zijn van D'Aoust (vergelijk Déoust), maar kan ook op een plaatsnaam teruggaan.

Ostaeden, van, Ostaede, van, (van) Osta, Ostade, Ousta, van Oostaden, van Ostaden, van Ostaeyen, van Ostayen, Ostaeijen, Ostayen, van Oostayen, van Oostaijen, van Oystayen, van Oystayen, van Oijstaeijen, van Hostayen, van Hostauyen, van Hostauijen, van Hostaegen, Ostaaij, van, van Ostaijen: Plaatsnaam Ostaay, Ostaai, (Nederlands Limburg), Ostaaien (Zundert, Noord-Brabant) of Ostade (Noord-Brabant).

Ostaeine. Waalse aanpassing van Osten of Ostijn.

Oste, Osté, Hoste, Ost, Oost, Osten, Ostens, Ostes, Oostens, Host, Hoste, Hoest, Hosten, Hostens, Hoostens: Vadersnaam. Germaanse voornaam austa ‘oostelijk’: Osto, Hosto.

Oster, van: Plaatsnaam Oster in Erezée (Provincie Luxemburg).

Ostaede, van, Opstaeden, van, (van) Osta, Ostade, Ousta, van Oostaden, Ostaden, van Ostaeyen, Ostaey, Ostaeijen, Ostayen, van Oostayen, Oostaijen, van Oystaeyen, Oystayen, van Oijstaeijen, van Hostayen, van Hostauyen, Hostijen, van Hostaegen. Familienaam uit de plaatsnaam Ostade (Noord-Brabant), Ostaay (Nederlands-Limburg), Hofstade (Oost-Vlaanderen/Antwerpen). 

Oste. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam osta/austa.

Ostelet, Hostelet, Oustalet: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Oste/Osto.

Ostendrof, Ostendorff, Ostendorp. Plaatsnaam Ostendorf, Beieren, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen.

Oster. 1. Zie Oosters. 2. Plaatsnaam Oster in Erezée (Luxemburg).

Osterloh: Plaatsnaam Osterloh (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).

Osterreicher: Volksnaam Österreicher ‘Oostenrijker’.

Osterrieth, Osterried, Osterrieder. Plaatsnaam Osterried, Beieren.

Osterweil. Plaatsnam: oostelijk dorp; vergelijk Ostendorf. Duitse plaatsnaam Weil, van Latijn villa.

Osterwind. Plaatsnaam: stuk land dat aan de oostenwind blootgesteld is. Vergelijk Duits Ostner, Ostwind.

Ostheimer. Plaatsnaam Ostheim, Beieren, Noordrijn-Westfalen.

Osthoff. Plaatsnaam Osthof: oosthof. Vergelijk Van Oosthoven.

Ostin, Ostijn, Ostyn, Osteyn, Osstyn, Osstijn, Hostijn, Hostyn, Hostin, Hostien, Ostin, Ostijn, Ostyn, Osteyn, Osstyn, Osstijn, Hostijn, Hostyn, Hostin, Hostien, Hosstijn, Hosstyn. 1. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Oste. 2. Vadersnaam uit de voornaam Austin, Augustin. 3. Afgeleid uit Wastijn, via Wostijn tot Ostijn (in Beveren-Leie).

Ostlânder, Oslender, Ostlender, Oslânder: Oostlander, Duitser. Vergelijk Oosterlinck.

Ostrowski, Ostrowska, Ostrowka.

O’Sullivan. Ierse familienaam. Afstammeling van Suileabhan 'zwartogig'

Oswald, Osvald, Oszvald, Usvald: Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-wald 'god-heerser': Ansaldus, Asold. Nederlands Ansoud.

Oteghem, Otegem, van; van Ooteghem, van Ootegem, van Ootighem, van Oeteghem, van Hooteghem, van Hootegem, Ooteghem, Notteghem, Nottegem: Plaatsnaam Otegem (West-Vlaanderen).

Otjes, Ottjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Otto.

Ottenheim, Ottenheijm. Familienaam uit de plaatsnaam Otten/rheim (Noordrijn-Westfalen).

Ottart, Ottaer, Ottar, Hottard, Hottart, Hottat, Hotat. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam aud-hard.

Ottermans, Otermans, Dottermans, Hotterman. 1. Bijnaam naar de dierennaam: haar, gedrag, jager. 2. Ook variant van Ockerman: zie bij Neukerman. 3. In Steenokkerzeel is een Ottermans-gezin dat teruggaat op Van Otteghem (Otegem) (Kortrijk), Ottergem (Aalst) of Ottenheim (Noordrijn-Westfalen)?

Otter, Otten, Otte, Ott, Ottema: 1. Bijnaam voor een ‘schele otter’ of bijnaam voor een ottervanger. 2. Ook wel eens volksetymologisch uit

Otten, Otteman.

Ot, van. Waalse aanpassing van Van Otten.

Otgaar. Vadersnaam. Germaanse voornaam Otger, zie Ockers.

Othman, Othmane. Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-man 'bezit-man'.

Othon, Hoton, Hotton: Vadersnaam. 1. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Otto. 2. Uit Oston, verbogen vorm van Germaanse voornaam Osto.

Otjacques. Dubbele voornaam Otto + Jacques? Vergelijk Duits Ottenjan.

Otjens, Otgens, Ottjes: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto.

Otquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto. Eventueel van Autiquet, afleiding van Wautier.

Ottart, Otta, Ottaer, Hottard, Hottart, Hottat, Hotat: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-hard 'bezit-sterk': Audardus, Authardus, Othardus.

Ottaviani, Ottaviano. Italiaanse vadersnaam, van Latijnse heligennaam Octavianus.

Otterdijk: Plaatsnaam Otterdijk (Noord-Brabant).

Otterloo: Plaatsnaam Otterlo (Ede, Gelderland).

Otterspeer: Bijnaam voor een ottervanger.

Ottervanger, Ottevanger, Ottevangers: Bijnaam van de ottervanger.

Ottelohe. Plaatsnaam Ottenlohe in Schirnding, Beieren.

Ottenburg, Ottenburgh, Ottenburg, Ottenburgs, Ottenborgh, Ottenborghs, Ottenborgs, Ottenborgsen, Ottenborch, Ottenborghs, Ottenbourg, Ottenbourghs, Ottenbourgh, Ottenberghs. Plaatsnaam Ottenburg, Vlaams-Brabant.

Ottenheim, Ottenheijm. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Otter, den, Otters, Hotters, Hotter, Oter: Bijnaam voor een schele otter of beroepsnaam voor een ottervanger. Vergelijk Loutre, Otterspeer.

Otterbeen, Otterbein. Bijnaam; otterbeen. Duitse familienaam Otterbein.

Otterdijk, van, Otterdyk, van Ottendyk: Plaatsnaam Otterdijk (Noord-Brabant).

Otterloo, van. Plaatsnaam Otterlo, Gelderland.

Ottersbach. Plaatsnaam Ottersbach, Duitsland, Otterbach, Beieren, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts.

Otterspeer. Bijnaam voor een ottervanger.

Otthiers. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam aud-hari 'bezit-leger': Aut(h)arius, Otharius, Otherus.

Ottinger, Otting. Plaatsnaam Otting (Beieren), Ottingen (Nedersaksen). zie Odink.

Ottmar, Ootmar, Ottomer, Otter, Othmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-mêr'bezit-beroemd': Otmerius, Otmarus, Othomarus. Zie ook Orner.

Otto, Otte, Otten, Ottens, Ottes, Ottem, Ots, Otse, Hoete, Otté, Ote, Oth, Othe, Ott, Ottesen, Ottosen, Oddens, Utens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Otto, door verscherping uit Odo of een samengestelde aud-naam.

Ottobon. Waalse variant van Franse bijnaam Outrebon; te goed.

Ottomeyer. Reïnterpretatie van Duitse familienaam Ottomer, Ottomar; zie Ottmar.

Ottoul, Otoul. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto.

Ottrich. Vadersnaam. Van Duitse Germaanse voornaam aud-rîk 'bezit-machtig': Otricus.

Otzer. Duits hypercorrect voor Otter, met toepassing van klankverschuiving? Of van Otzen: Ottensohn of Ozo, van aud-zo? Of van platsnaam Otze (Nedersaksen)?

Ouali, Oualait, El Ouali. West-Afrikaanse naam, vadersnaam uit de voornaam Ouali, of verwijzend naar de stam(oudste-dorp) Ouali.

Oubli, Oublier. Beroepsnaam. Oudfrans obla(i)er: obliebakker, banketbakker.

Oubruggen, van. Plaatsnaam Outbrugge in Bekkevoort (Vlaams-Brabant), nu Nauwbrug.

Oudakker: Plaatsnaam ‘oude akker’.

Oude, de, den Ouden: Bijnaam ‘de oude, de vader, senior’.

Oudebeeck. Verspreide plaatsnaam Oude Beek.

Oude Breuil: Plaatsnaam Breuil, Romaanse vorm van Broel, Bruul, Briel, Brogel‘ (vaak bosachtig) moerassig terrein’.

Oudebroeckx, Oudebroekx, Oudebrockx, Oudebrouckx, Oudenbrouck: Plaatsnaam Oude Broek: oud moeras; in Stabroek (Antwerpen), Oostnieuwkerke (West-Vlaanderen).

Oudeghem, van, van Aughem, Augem: Plaatsnaam Oudegem (Oost-Vlaanderen of in Loppem, West-Vlaanderen).

Oude Hendrikman: Bijnaam Oud + vadersnaam Hendrikman.

Oudejans, Oudejan, Ouwejan, Oljans, Audiens: Vadersnaam. Oude Jan, als bijnaam voor de vader tegenover de zoon, de jonge Jan. Vergelijk Duits Althans, Frans Vieuxjean.

Oudeman, Oudemans, Oudman, Auman, Outmans, Outmanns: Bijnaam voor een oude man, grijsaard, of iemand die er oud uitziet.

Ouden, van de(den), Oud, Out, Oudt, Oudman, Oudes, Ouddeken: Bijnaam, dat wil zeggen de oude, de vader, senior (bijvoorbeeld om vader van zoon te onderscheiden).

Oudenaeken, Hoedenaeke, Hoedenaeken, van Hoedenaeken: Plaatsnaam Oudenaken (Vlams-Brabant).

Oudenaarde,van, Oudenaerde, van, Oudenaarden, Oudenaert, van Audenaerde, Audenaerden, van Audenaarde, Audenarde, van den Audenaerde, Audenaerden, van (den) Audenaeren, Audenaarde, Audenaerdt, Audenaert, van Audenaerde, Haudenaerden, Haudenard, Haudenarde, (van) Daudenaerd, Daudenard, Daudenaert, Houdenaert, Haudenaert, Aunaert: Plaatsnaam Oudenaarde (Oost-Vlaanderen). 1. Familienaam uit de Oude Aard; oude aanlegplaats, (bijvoorbeeld in Sinaai, Stekene, …).

Oudenbroek: Plaatsnaam Oude Broek ‘oud moeras’, in Weerselo, Overijssel, Maasland (Zuid-Holland), Rijswijk (Zuid-Holland), Stabroek (Provincie Antwerpen).

Oudenburch, van, an Oenburch: Plaatsnaam Oudenburg (West-Vlaanderen).

Oudendycke, van, Oudendyck, van, van Oudendijk, Oudendicke, Houdendijcke, Houdendycke, Ouwendijk: Plaatsnaam Oudendijk (Groningen, Noord-Brabant, Noord-Holland, Zuid-Holland) en verder frequent.

Oudenhaege, van, van Audenhage, van Audenhaege,van Audenhaegen, van Audenhage, van Haudenhaege, van Hoedenaghen, van Hoedenaghe, Audag: Plaatsnaam Oude Haag, bijvoorbeeld Doude Haghe in Desselgem

Oudenhove, van, Oudenhoven, van, den, van Houdenhoven, Houdenhove, Odenhoven, van Audenhove, Audenhoven, van Haudenhove, Haudenhoven, van Hodenhoven, Van Hadenhove, Hadenhoven, Van Houwenhoven, Van Houwenhove, Hautenaven, Hautenave, Hautenauwe, Hotenove, Hotenauve, Houdenhove, van Adenhoven, van Anove, Verhoonhove, Verhonhove: Plaatsnaam Oudenhove (oude hoeve) (Oost-Vlaanderen), maar ook heel verspreid, als in Menen, Passendale, Steenvoorde, Steenwerk, Broekburh, Godewaarsvelde…. zelfs in Brèmes (Pas-de-Calais).

Oudenrijn, van. Plaatsnaam Oudenrijn, Utrecht.

Oudenrode, van, van Haudenrode, van Haudenroden: Plaatsnaam Ouderode in Atrecht (VlaamsBrabant). Of Aldenrade (Noordrijn-Westfalen) of Aldenrode (Noordrijn-Westfalen).

Ouderaa, van der, van der Auwera, van der Ouder Aa, van der Auderaa, van der Auweraer, van der Auweraert, van der Auweraer. van der Auwelaer, van der Hauwera, Auwelaert, Aulaerts. Plaatsnaam Oude Aa ‘oud water’, Aa is een riviertje, in Duits Ach, in Geetbets (Vlaams-Brabant), Deurne (Noord-Brabant), Haren (Groningen), Nieuweschans (Groningen), Steenwijkerwold, Overijssel. Zie ook Hauwelaert.

Ouderits, Audrit, Auderitt, Auderit: Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-rîd 'oud-rijd(en)': Altritus. Moedersnaam Aldrida.

Ouderland: Verspreide Plaatsnaam Oudeland.

Oudesluis, Oudesluijs: Plaatsnaam Oudesluis in Zijpe (Noord-Holland).

Oudet, Oudes, Houdet, Houdez, Houdé, Houdey: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse auda-naam: Odo. Voornaam Oudet.

Oudeater, van, Awater. Plaatsnaam Oudewater, Zuid-Holland.

Oudewerve, van: Plaatsnaam Oudewerve bij Koudekerke op Schouwen.

Oudheusden, van. Plaatsnaam Oudheusden, Noord-Brabant.

Oudhuis: Huisnaam ‘Oud Huis’.

Oudin, Ouding, Houdin, Odin, Oudyn, Odeyn, Oudens, Oudenne: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse auda-naam: Odo, Audo.

Oudinot, Odinot, Oudinet: Vadersnaam. Afleiding van Oudin.

Oudkerk, Oudkerke: Plaatsnaam Oudkerk in Tietjerksteradeel (Friesland).

Oudot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Odo. Vergelijk Oudin.

Oudshoorn, van, Oushoorn, Oussoren, Outshoorn: Plaatsnaam Oudshoorn (Zuid-Holland).

Oudschans: Plaatsnaam Oude Schans in Bellingwolde (Groningen), Empel (Noord-Brabant).

Oudstein. Plaatsnaam Oud steen; oud stenen huis.

Oudsten, den: Bijnaam voor de oudste; vergelijk de Oude.

Oudulf, Odolphi: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-wulf ‘bezit-wolf’: Audulf, Odolf, oud Fries Alef, vandaar Aylva, Aleva, Alofsma, Aylufsisna, Alefs, Alofs, Alofsen, Aalfs, Alvis, Alfs, Oleffs, Olfen, Aalvink, uit Alofink..

Ouin, Ouyn: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-win 'bezit-vriend': Audoinus, Oduinus, Odwinus.

Ours, Oers. Bijnaam van het het Franse ours: beer. 

Oursin, Orsin, Oussin, Ursin, Dursin, d'Ursin: Oursin, afleiding van ours: beer. Bijnaam.

Ourti, van. Familienaam in Antwerpen. Plaatsnaam?

Oury, Ourij, Urin, Ory: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ôthal-rîk 'vaderlijk erfgoed-machtig': Odalricus. 2. Zie Aury.

Oustric. Vadersnaam. Germaanse voornaam aust-rîk'oost-machtig': Austericus. Of spelling voor Outricque.

Outer, Outers, Outters, Oeter, Auters, Autaers, Houtters, Houters, Hauters, Hauter: Vadersnaam. Variant van Wouter(s). De anlaut-w voor achterklinker valt weg, vergelijk Waals-Vlaams oensdag= woensdag.

Outer, van, van Auter, van Houtert, van Houter, van Hauter, Vanhauter, van Hoeter: Plaatsnaam Outer (Oost-Vlaanderen). Of Dranouter (West-Vlaanderen), in de streek njoutere genoemd.

Outermans, Houterman, Houtermans: Vadersnaam. uit Wouterman(s). Zie Outer.

Outgaarden Van, Van Autgaerden, Autegarden. Familienaam uit de plaatsnaam Outgaarden (Vlaams-Brabant) en in Hoegaarden (Vlaams-Brabant).

Outrequin. Vadersnaam Wouterkin, afleiding van de voornaam Wouter.

Outrijve, van, van Outryve, van Outryven, van Outrive, van Autrive, van Autrijve, van Autryve, van Autreeve, van Autreve, van Autrève, van Autréve, van Houtryve, van Houtry, (van) Hautryve, Hautrijve, Hautrive, van Autryne, Autrève, van Houtdreve, Autrève, Autrif, Dautrive, d’Houtrijve: Plaatsnaam Outrijve (West-Vlaanderen).

Ouverleaux, Ouverlot, Overlau, Overlaux, Overleaux Overlo, Overlot, Auverlau, Auverlaux, Auverlot. Plaatsnaam Ouverleau in Hurrues, Henegouwen.

Ouvrard. Vadersnaam. Variant van Evrard, door ronding van de klinker.

Ouvrein, Avereyn, Averein, Averens, Offereins: Oudfrans ouvraine, ouvreine, overeine: werk; Oudfrans a l'ovraine: bezig met het liefdesspel. Vergelijk Ouvrier.

Ouvrier, D'Ouvrier, Ouvrie, Ouvry: Beroepsnaam. Frans ouvrier: ambachtsman, (hand)arbeider.

Ouwehand: Volksetymologisch uit Oudehan ‘Oude Jan’, of leesfout voor Ouweland (zie Ouderland).

Ouweland, van den, Ouwelant, van den Nouweland, Nouwelant, van den Nouwland: 1. Verspreide plaatsnaam Oudeland. 2. Eventueel Van den Nouweland = van den Nuweland 'nieuwland'.

Ouweleen: Bijnaam + moedersnaam Oude Leen ‘Magdalena’.

Ouweneel: 1. Bijnaam + vadersnaam. Oude Neel ‘Corneel, Cornelis’. 2. Plaatsnaam Oldeneel in Zwolle, Overijssel.

Ouwenhuysen, van, Oudenhuysen, Oudenhuijsen, Oudenhuyzen, van Audenhuyse, (van) Houdenhuyse, Houwenhuijse, Houwenhuysen, Houwenhuyse, Houwenhuyze, van Haudenhuize, Haudenhuyze, Haudenhuyse, Haudenhuyse, van Hauwenhuyse, Haud'Huyze, Hauduyse, Hauduijse, van Haudenhuyne: Plaatsnaam (ten) Oudenhuize in Oosterzele (Oost-Vlaanderen).

Ouwens: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Oudens, afleiding van Middelnederlands Oudin, vleivorm van Germaans auda-naam: Odo, Audo.

Ouwerkerk, (van), Auwerkerke, Auwekerken. Plaatsnaam Ouwerkerk in Duiveland (Zeeland), Ouderkerk (Noord-Holland, Zuid-Holland). Of Aldekerk in Duits-Gelderland (Noordrijn-Westfalen).

Ouwermeulen, van der. Verspreide plaatsnaam Oude Molen.

Ova, Ovaa: Spelling voor Hova, Waalse vorm van Hovart, van Middelnederlands Hovaerde ‘trotsaard’.

Ovekerken. Plaatsnaam. Over de kerk?

Ovenacker, van, van Ovenaeker: Verhaspeling van Van Overacker. Plaatsnaam Overakker.

Ovenden. Plaatsnaam (Yorkshire).

Overal, Overall. Bijnaam Overal. Vergelijk Duits Ùberall.

Overath, Overlaet: Plaatsnaam Overath (Noordrijn-Westfalen): over de Rode. Overlaet is een aanpassing met r//-dissimilatie.

Overbeke, (van), (van) Overbeek, Overbeeke, van Overbecke, van Overbeck, van Overbecque, van Heuverbeke, (van) Hoverbeke, Houerbeke: Verspreide plaatsnaam Overbeke ‘over de beek’., bijvoorbeeld in Kortrijk.

Overberg, Overbergh, van Overberghe, van Overbergh, van Overberg, (van) Overberghe, van Hoverberghe. Familienaam uit de plaatsnaam Overberg: over de berg. Dit onder andere in Beuvrequen of Overboelare (Oost-Vlaanderen).

Overbosch: Plaatsnaam Overbos ‘over het bos’. Plaatsnaam Overbosch in Kooigem, Dijkhuizen (Epe, Gelderland).

Overbroeck, van, Overbroek, van. Verspreide plaatsnaam Overbroek: over het broekland. Overbroek (Noord en Vlaams-Brabant).

Overdam, van. Plaatsnaam Overdam: over de dam, bijvoorbeeld in Tielt (West-Vlaanderen) of Evergem (Oost-Vlaanderen).

Overdenborger. Familienaam die wellicht zoveel betekent als: voorbij de borgt (burcht). 

Overdeput, Overputte, Oveputte, Auverputte. Plaatsnaam Over de Put.

Overdevest. Verschrijving van Over de Vecht. Dit naar woonplaats over de rivier: de Vecht (Noord-Holland, Overijssel en Utrecht). 

Overdiep. Plaatsnaam in Vlagtwedde, Groningen.

Overdorp: Naam voor wie over het dorp woont.

Overduin, Overduijn: Plaatsnaam Overduin ‘over het duin’ in Oostkapelle (Zeeland).

Overdulve, (van): Plaatsnaam Over de Dulve. Zeeuws dulve, Middelnederlands delf ‘sloot, gracht’.

Overdyn, van, Overdijn. Waarschijnlijk van Overduin.

Overdijk, Overdyck: Verspreide plaatsnaam ‘over de dijk’, onder meer in Azelo, Overijssel, Raalte Overijssel en Wehl (Gelderland).

Overeem, van: 1. Plaatsnaam Overeem in Renswoude (Utrecht), Overem in Meldert (Vlaams-Brabant) of Overhem in Henis (Belgisch-Limburg), Ukkel of Vorst (Brussel). 2. Over de Eem, een rivier van Amersfoort naar het IJsselmeer (Utrecht).

Overend. Plaatsnaam Overeind; over het einde, in As, Limburg, en Houthalen, Limburg. Ook Engelse familienaam.

Overeijnder: Afleiding van de plaatsnaam Overrijn in Jutphaas (Utrecht).

Overgaard. Noorse familienaam. Boerderijnaam Overgârd: opperhof.

Overgaauw: Plaatsnaam Overgauw (Zuid-Holland).

Overhand. Reïnterpretatie van Overhan(s), een Jan die de meerdere is van een andere Jan. Vergelijk Ouwehand. Duits Oberhans.

Overheul. Plaatsnaam: over De Heul (Utrecht, Noord-Holland). Familienaam Overheul in Herwijnen (Gelderland) vanaf 1678.

Overheyden. Plaatsnaam: over de heide. Overheide in Puurs, Weelde (Antwerpen), Slijpe en Steenkerke (West-Vlaanderen).

Overhof, Overhoff: Plaatsnaam Overhof ‘hoger gelegen hof’. Waarschijnlijk in Noord-Brabant. Vergelijk Duits Overhof.

Overing: Plaatsnaam Overing, Avereng in Delden (Gelderland), Borculo (Gelderland), Hengelo (Gelderland).

Overkamp: Plaatsnaam Overkamp in Olst, Overijssel en Sint-Oedenrode (Noord-Brabant).

Overloop, (van), van Overlop: Plaatsnaam Overloop ‘doorloop, doorgang’. Plaatsnaam in Eksaarde, Hamme (Oost-Vlaanderen), Hombeek (Provincie Antwerpen).

Overmaat: Plaatsnaam in Enschede, Overijssel.

Overman, Overmans, Huevermans, Dovermans, Dovermann: Middelnederlands overman ‘hoofdman, scheidsrechter, middelaar’. Vergelijk Duits Übermann, Obermann.

Overmeeren, (van), Overmeere (van) Overmeir, Overmeire, Overmeiren, Overmeer, van Overmaire, van Overmairen: Plaatsnaam Overmere (Oost-Vlaanderen), Overmeer in Nederhorst-den-Berg (Noord-Holland).

Overrôdder. Plaatsnaam Overoth in Balen.

Oversaghe, Oversacq: Waarschijnlijk verhaspeling van Overslagh(e). Plaatsnaam Overslag in Wachtebeke (Oost-Vlaanderen) en Axel (Zeeland): dam waarop overgeladen wordt, opslagplaats. Vergelijk Duits Ùberschlag.

Overschee, van, Overschée: Plaatsnaam Overschie (Zuid-Holland).

Overschelde, van, Overschelden, van, van Overskelds, van Overscherlde, van Oversckelde, van Noverschelden. Naam uit de plaatsnaam "over de Schelde", aan de overkant van de Schelde; in Cent.

Oversier, Overzier: Rijnlands Overzier (1676), variant van Offerzier, Offizier.

Oversluis, Oversluijs: Die woont ‘over de sluis’.

Oversteeg: Die woont ‘over de steeg’.

Oversteyns, van, (van) Overstijns, Overstyns, Oversteijns: Plaatsnaam Oversteen, bijvoorbeeld in Rijswijk.

Overstraete, van, van Overstraten, van Overstraeten, van Ovestraet: Plaatsnaam Overstrate: aan de overkant van de straatweg. Dit Brabantse geslacht heeft zijn bakermat in het Hof ter Overstraeten in Sint-Martens-Lennik (Vlaams-Brabant).

Overtdeldt, van. Wellicht Van Over d'Helt: over de helft. Plaatsnaam ter Helt, Kooigem.

Overtus, Overtveld, van Overveld, van Overvelt, van Overveldt, Overveld, Overfelde, Overfeld, Overtfeldt, Overtfelt, Overfelt, Overteveld, van Overtueld, van Ovesveld, Overvelde, van Ovrehetvels: Plaatsnaam Over (het) veld, in Wezemaal (Vlaams-Brabant), Bottelare, Erwetegem (Oost-Vlaanderen), Avelgem (West-Vlaanderen), Tongerlo (Antwrpen).

Overwael, Overwale, Van, Van Overwaelle, Van Overwalle. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Overwaal: over de waal. Of over de rivier Waal in Nederland. 2. Mogelijk soms uit overwalle: over de wal. 

Overwater. Familienaam uit de plaatsnaam Overwater: Naam die letterlijk van de overkant van het water werd meegebracht. 

Overweel: Die aan de overkant van een weel ‘waal, poel, plas, kolk’ woont.

Overweg: Naar de woonplaats over de weg. Plaatsnaam Overweg in Diepenveen, Olst en Raalte, Overijssel.

Overwijk, Overwiek: Plaatsnaam ‘over de wijk’.

Ovide, Ovidio: Vadersnaam. Latijnse naam Ovidius.

Ovijn, Ovyn, Oveyn, Hoveijn, Hovijn, Hovinne, Hovine, Hoving, Ouyn, Uvin, Uvijn, Uvyn. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Ovo. Dit is mogelijk een vorm van Owein - Yvain: 1. Wels-Engelse vorm van Eugenius. 2. Welse naam uit oen (lam) of eoghunn (jeugdig). 3. Of uit de Keltische God Esos.

Ovreeide. Noorse familienaam Ovreeide. Plaatsnaam Ovre eide: opperste landengte.

Owel. Bijnaam. Engels owl; uil?

Owen, Owens. Vadersnaam. Engelse variant van Ewan, de Brits-Keltische literatuurnaam Iwein.

Oxfort. Engelse plaatsnaam Oxford.

Oyaert. 1. Vadersnaam. Brabantse variant van Odaert. 2. Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-gard 'rijkdom-gaard': Audegarda, Audiardis.

Oyck, van, Oycke, van, van Oijcke, Ooik, van. Naam uit de plaatsnaam Ooike (Oost-Vlaanderen). 

Oyen, Oien, Oeyen, Oeijen, Oeyen, Oye, Ooye, Oei, Ooi, Ooijen. 1. Moedersnaam uit de Germaanse Oda. 2. Familienaam uit het Middelnederlandse oye: vrouwelijk schaap. Bijnaam of beroepsnaam. 3. Mogelijk ook afgeleid uit de plaatsnaam Ooie, uit het Middelnederlandse ooye, van (der) Oyen.

Oyenbrugge, van Oyenbruggen, van, van Oijenbrugge, van Oeyenbrugge, Hoeyenbrugge: Plaatsnaam Ooienbrug in Grimbergen (Vlaams-Brabant).

Ozdemir, Özdemir, Öz. De familienaam Özdemir is afkomstig uit Turkije, betekent puur ijzer.

Ozeel, Osele, Ouzeel, Osseel: 1. Vaders-, moedersnaam. Latijnse voornaam, heiligennaam Auxilius, Auxilia, Osilius, Osilia. 2. Oudfrans hosel? Variant van Housiau(x)?

Ozturk, Öz. Öztürk betekent "pure Turk" in Turks.

P.

Paagman. Hypercorrect voor Poggeman.

Paaimans: Beroepsnaam. Middelnederlands paeiman, paeymeester ‘stedelijk ontvanger’.

Paal, (van der), van der Pael, Paelt, van der Paalen, Palen, van der Pal, Verpaele, Verpaelen, Verpaalen, Verpalen, Verpaelst, Verpaelt, Paalman, Palman, Paalberends, Paalmann. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Paal: op diverse plaatsen in Vlaanderen zowel als plaatsnaam. Plaatsnaam Ter Paal/Pale in Assebroek, Hoogstade (West-Vlaanderen), Broekburg (Frans-Vlaanderen), Marquise (Pas-de-Calais). Ook huisnaam in Ieper. Middelnederlands Pael(e), Pale: (grens)paal. Ook gemeente Paal (Zeeland, Limburg).

Paalvast: Door volksetymologie en omkering van volgorde van klanken, van Paalvoets, een naam die schuilt in de plaatsnaam Paalvoetsheide in Westerschouwen (Zeeland) van Paalvoetsheide.

Paalvoet vermoedelijk uit Paalvoorde, vergelijk de Vlaamse familienaam Dievoet, van Dievoort.

Paanakker. Brabantse uitspraak van Pijnacker.

Paap, Paaps, Paeps, Paape, Poep, Paepe, Paepen, (de) Pape, De Paep, Paepen, Spaepen, Spaepens, Spaken, Spapens, Spaepen, Spaapen (zoon van). Familienaam uit het Middelnederlandse pape: priester (die wellicht de vader was).

Paard, van der: Volksetymologische herinterpretatie, wellicht van van der Poort.

Paardekam: Plaatsnaam Paardekamp ‘omheinde paardenwei’. Paardenkampen in Borger (Drenthe). Vergelijk Oskam en Duits Rosskamm/Rosskamp.

Paardekoper, Paardekooper, Paardekoper, Paerdekooper: Beroepsnaam van de paardenkoopman.

Paarlberg: Aanpassing van de Duitse plaatsnaam Perleberg (Brandenburg, Nedersaksen).

Paasschen, Paase, Pas, Paasse, Paassen, Paas, Paasch, Paech, Paes, Paës, Paese, Paze, Pas, Pass, Spaas, Poës, Poies, Poisse, Poos: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Latijnse heiligennaam Pasc(h)alis. 2. De naam van het kerkelijke feest, Pasen. Vergelijk Vlaamse Pinxten ‘Pinksteren’.

Paaschburg: Klankverandering van familienaam Paesbrugghe.

Paauwe, van, Paauw: Plaatsnaam De Paauwen in Slochteren (Groningen), De Pauw in Wassenaar (Zuid-Holland).

Pabbruwe, Pabbruwee, Padbrugge, Platbroodt, Platbrood, Platbroot, Platrood, Platbroob: De famille stamt uit Opzullik/Lessen-Bos (Henegouwen). Pabbruwe met glijder w, van Pabbrue, van Padbrue, Picardisch, Nederlandse plaatsnaam Paddebroek. Plaatsnaam Pattebroucq, Padembrouck in Opzullik/Mark (Henegouwen); Padbroek (Noord-Brabant), Paddebroek in Gooik (Vlaams-Brabant).

Pabel, Pabelick. Vadersnaam. Slavisch Pawel(ick), van de voornaam Paul.

Pabian, Pabijan, Pabion. Poolse heiligennaam, van Latijnse heiligennaam Fabianus.

Pabst, Pabisch. Duitse bijnaam Papst; Paus.

Pacan, Pacand, Packan; Oudfrans pacand; landman, boer, lomperd.

Pace. Engelse familienaam. 1. Middenengels pais, pes(e), Oudfrans pais: vrede. Vergelijk Pais. 2. Middenengels pasches, peice: Pasen. Vergelijk Pace eggs: paaseieren.Vergelijk Paas(ch).

Pacelot. Waarschijnlijk door klinkerverwisseling van Pacelot.

Pache, Pache. Waarschijnlijk variant vn Paas(ch).

Pacheco. Vadersnaam. Spaanse afleiding van Paco; Franciscus.

Pacht. Bijnaam voor een pachter; zie De Pachter. De bewoner van een pachtgoed, pachthof, dat kortweg ook Pacht kon heten.

Pachtenaar: Beroepsnaam. Middelnederlands pachtenare ‘pachter, ook van belastingen; huurder’.

Pachtenbeke, van Pachtebeke, van, van Pachterbeke. Plaatsnaam in Ruiselede, West-Vlaanderen.

Pachter, de, de Pagter, Packter. Bijnaam van de pachter, huurder.

Pachy, Pahy, Paci. Plaatsnaan, Waals pa(c)hi: weide. Zie ook Paqui. (Le) Pachis in Clermont, Schaltin en Pondrôme (Namen).

Pacifico, Pacifici. Italiaanse bijnaam; vredelievend.

Pcini, Pacino, Pacici. Afleiding van Italiaanse pace; vrede.

Packbier, Pakbiers, Backbier. Zinwoord voor een bierdrinker. Vergelijk Duits Schluckebier.

Packheiser. Dialect ontrond van Packhâuser, van plaatsnaam Packhausen (Oost-Pruisen).

Pacolet, Packolet, Paclet, Packlée, Packlé, Paklee, Paklée, Pockelé, Pockele, Poclet, Placlet, Placklé, Placqlez, Plaqlez. Vadersnaam uit Pasquelet, afgeleid van de Latijnse naam Paschalis of Pascharius.

Pacquetet. Vadersnaam. Afleiding van Paquet.

Pachtere, de; (de) Pagter: Beroepsnaam van de pachter, huurder.

Padberg. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Pacoux, Pacou, Paccou. Vergelijk Franse familienaam Pacaud, Pac(c)oud, Pa(s)choud, Pachoux. Vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Pascalis.

Paddenburgh, van: Plaatsnaam Paddenborg in Zaamslag (Zeeland).

Padt, de, Pat. Bijnam naar de diernaam, de pad.

Pad, Padt, van der: Ook van ’t Pad. Naam voor wie aan een pad woont.

Paduaert, Paduat, Paduwrt, Paduwa, Paduwat, Padva, Padwa. Plaatsnaam Padua (Italie). De vormen op -art zijn Waals hypercorrect.

Padoux, Padou, Padoue. 1. Zie Badoul. 2. Eventueel plaatsnaam Padoue, Franse vorm van de Italiaanse stad Padua/Padova.

Pae, (de). Verschrijving voor Franse familienaam Depas of Depaix.

Paeckmeyer. Duits Bachmeier: meier, boer die aan een beek woont.

Paelman, Paelmans, Paalman, Paeleman, Paelemans, Palemans, Pallemans, Palemans, Paulmans. Naam afgeleid uit Van der Paal. Kijk bij Paal.

Paeme, Paemen, Pamen, Peemen, Pemen, Peymen, Peijmen. 1. Vadersnaam uit Pamo, een oude knuffelvorm die wellicht afkomstig is uit baldmar, vergelijk Pammo, Pries Bame, voornaam Bamse. 2. Mogelijk afgeleid uit Palmen dat dezelfde oorsprong heeft als Palmaert(s). Zie daar.

Paen, Paenen, Pane, Panen, Paanen, Puynen, Puyn, Puijnen: Vadersnaam van bakernaam, wellicht van de voornaam Frans. Vergelijk Fries Panne.

Paepke, Papke. Afleiding van pape; priester.

Paerels. Beroepsnaam van de parelstikker of -handelaar. Vergelijk Duits Perl(er), Perlhefter, Perlsticker.

Paerewijck, Paerewyk, Paerewyck, Paerewyck, Parewijk, Parewyck, Parewyk, Porrewyck, Porrewijck, Porreweek: Plaatsnaam naar de parre/perre: omheinde wijk. Perrewyck in St.-Denijs (West-Vlaanderen).

Paesbrugghe, Paesbrugge, Spaesbrugghe. Plaatsnaam Paesbrugge in Zuienkerke (West-Vlaanderen), Pasbrug in Bonheiden, St.-Kat.-Waver, Westerlo (Antwerpen).

Paeschman, Paesman, Paesmans, Pasman, Pasmans, Poesmans, Poisman, Poismans, Posman. Vadersnaam uit de heiligennaam Pascalis.

Paeshuis, Paeshuyse, Paeshuys, Paeshuijs, Paeshuijse, Paeschhuys, Paeschuyzen, Paeshuijzen, Pashuyzen, Pashuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Paashuis/Peshuizen in Geel (Antwerpen) en St.-Kwintens-Lennik (Vlaams-Brabant).

Paesschesoone, Paesschezone, Paesschezoone, Pasquesoone. Vadersnaam. Zoon van Paes, Latijnse heiligennaam Pascalis. Zie Paessens.

Paessen, Paessens, Paesen, Pazen, Paassens, Passin, Paeschen, Paeschens, Paesschen, Paschen, Pachen, Poesen, Poosen, Poozen, Posen, Possen, Poissin, Peusen, Peusens, Peussens, Puissens. 1. Vadersnaam, vleivorm van de Latijnse heiligennaam Pascalis Po(e)sen en Peusen zijn Limburgs. 2. Mogelijk ook een naam afgeleid van het feest Pasen, dit zou kunnen wijzen op het vinding moment van een vondeling.

Paffenrath, Paffrath. Plaatsnaam Paffrath (Noordrijn-Westfalen). Paffenraed, Pafferaed, Paffenrade en Paffenrode, naar de stichter van de voormalige sate onder Leeuwarden.

Paffenholz, Pafenols. Plaatsnaam Paffenholz in Broichweiden bij Aken.

Pagan, Pagani, Pagano, Paganini. Bijnaam voor een landman, boer.

Page (de), Pages, (de) Pagie, de Paige, Lapagie, Lepagie, le Page, le Paige, Lapaige, Lapage, Lapaeyge, Lapaege, Lapeige, Lapeysen, Lapeijsen, Paget, Pagès, Pages, Pagé. Beroepsnaam van de page, edelknaap, hofknaap, ook bediende van lagere rang.

Pagé, (van); van Pagee: Vermoedelijk een fictieve van-naam, wellicht een vervorming van Vanbergie, van Wamberchies, van plaatsnaam Wambrechies (Nord).

Pagel, Pagels. Vadersnaam. Nederduitse variant van Pawel=Paul.

Pagenkop. Nederduits Pagenkop: paardenkop. Naar het uithangbord.

Pagenstecher. Duitse beroepsnaam van de paardenslager, paardencastreerder.

Pageot, Pajeot, Pajot, Pageau, Pageault, Pagaud, Pageis, Pageas: Afleiding van Page.

Paggen. Mddennoorrdduits, Nederduits page: paard. Huisnaam of beroepsnaam.

Paggers. Afleiding van Paggen? Beroepsnaam van de paardenkoopman?

Pagnaerd, Pagnaer, Pagna, Paygnard, Pangaert, Panjaar, Panjaer. Naam uit het Oudfranse Espangard: Espagnol, Spanjaard.

Pagnieau, Pagneau, Panaux, Peneau, Peniaux, Penay, Peynaud, Pennel, Penel, Panneel, Panneels, Paneels, Paneel, Panel, Pannels, Paniels: Oudfrans panel, pen(i)el, Picardisch pagniau: stuk stof, lor, flard, gescheurd kledingstuk. Oudfrans Peneau: iemand die uitgerafelde, vieze kleren draagt.

Pagnier, Pagnerre: 1. Oudfrans paigniere: schilder. Beroepsnaam. 2. Zie Panier.

Pagnon, Paynjon. 1. Oudfrans paignon, afeiding van pain: broodje. Beroepsnaam. 2. Vadersnaam. Voornaam.

Pagnoul, Pagnoule, Pagnoulle, Panjoul. Waalse vorm van Espagnol; Spanjaard.

Pagnoz, Peynot. 1. Picardisch pagnot, afleiding van Oudfrans pan, pain: brood. 2. Zie Pagnon 2.

Pahault, Pahaut, Pahaux, Paheua, Pahay, Paxhia, Peseau, Pasau, Passeau, Passau: Waalse vorm van Pascaud.

Pahl, Pal, Pahlen, Palen. Vadersnaam. Duits Pahl, Pohl; Paul.

Pahot. Vadersnaam. Waalse variant van Frans Pascot, afleiding van de voornama Pascal. Vergelijk Pahau(l)t, Paquo(t).

Paijmans, Paaijmans, Peijmans, Peymans, Peiman, Puyman: Paeyman, synoniem met Middelnederlands paeymeester: stedelijk ontvanger.

Pailhe, Paille. 1. Plaatsnaam Pailhe (Luik). 2. Frans paille: stro. Beroepsnaam van de strohandelaar.

Paillard, Pailla, Paillart, Palliard. Bijnaam. Oudfrans paillart: schurk, schelm.

Pailler, Lapier, Pallier. 1. Oudfrans paillier: stro, stromijt, strooisel, strozolder, neerhof. Beroepsnaam van de strohandelaar. 2. Eventueel verschrijving voor Paillet.

Paillet, Paillé, Paillez, Pailler, Païez, Paiez: Oudfrans paillet, afleiding van paille: stro. Beroepsnaam of bijnaam.

Paillon, Pailliom, Pailliot, Pailllot. Afleiding van paille; stro.

Pain, Paim. Frans pain; brood. Beroepsnaam van de bakker.

Paindavoin, Paindavaine, Paindaveine, Paindavain, Paindavin, Pendavingh: Frans pain d'avoine: haverbrood. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Roggebrood.

Painparé, Painparex, Paimparet. Frans pain paré: brood waarvan de korst verwijderd is. Bijnaam.

Painvin. Franse bijnaam pain (et) vin: brood en wijn. Vergelijk Italiaans Panevino. Vergelijk Duits Bierenbrodt.

Pairiot. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.

Pairon. 1. Zie Duper(r)on. 2. Vadersnaam. Afleiding van Pierre.

Pairon. 1. Zie Duper(r)on. 2. Vadersnaam uit Pierre. Zie Peeters.

Pairoux: Plaatsnaam. Oudfrans perroit, Waalse pérou, van Latijnse petretum ‘plaats met stenen, keien’. Pêrou in Rocourt (Provincie Luik).

Pais, Paix, Pays, Paijs, Peys, Peijs, Peis. 1. Naam uit het Middelnederlandse pais: vrede, rust. Of uit het Franse paix (dezelfde betekenis). Bijnaam voor een rustig mens. 2. Variant van Paasch (zie daar). 3. Of variant van de Spaanse familienaam Paix (met dezelfde betekenis: vrede, rust). Ene Rodrigo Paix kwam in 1533 van Andalusië naar Antwerpen.

Paise, Paisse. Plaatsnaam. Oudfrans paisse; weide.

Paisant, Paissan, Paysen. Oudfrans paysant; boer.

Paître, Lepêtre, Pêtre, Pètre, Pétre, Petre: 1. Beroepsnaam. Oudfrans paistre: herder. Vergelijk Pasteur. 2. Eventueel Oudfrans pestre, van Latijn pistor: bakker.

Pakens, Pakinga. Naar plaatsnaam Packensze bij Oldenburg.

Pakmans, Packmans. Beroepsnaam van de pakker. Vergelijk Duits Packschläger.

Palant, Palante, Palate, Pallant, Pallante, Pallandt, Palente. 1. Plaatsnaam Palante in Gemmenich (Luxemburg) en Anthée (Namen). Palate is de Waalse uitspraak in Ensival (Luik). 2. Voor Pal(l)ant eventueel Middenenderlands paellant: terrein binnen de palen van het schependom van een stad.

Palard, Palart, Pallard, Palard. Afleiding van Van der Paal. Vergelijk Paalman.

Palaster, Palate, Palatre, Polaster, Pelast: Veel mogelijkheden. Oudfrans palastre, van palastrel: lomp, lor, lap. Bijnaam. Oudfrans palastre, Middenfrans palâtre: ijzeren doos waarin het slot steekt. Oudfrans palastre: schoenspijker. Beroepsnaam.

Palazy. Plaatsnaam Palazy (Aude, Hérault, Lot-et-Gar., Tarn).

Palemaker, de. Wellicht reïnterpretatie van De Bellemaker of Balmaker.

Palenberg. Plaatsnaam Palenberg (Noordrijn-Westfalen).

Palenge, Palange, Paleinge: Plaatsnaam Palenge in Septon (Luxemburg).

Palermo. Naam uit de gelijknamige stad in Italië.

Paladini, Paladino, Paladinos, Palladini, Palladino. Ialiaans paladino; ridder.

Palet, Palette, Paley, Pallet, Pallete. Middelnederlands palet(te): plank, bord, hakbord, kaatsplankje; Middenfrans palete: schopje. Bijnaam/beroepsnaam.

Paley. 1. Zie Palet. 2. Plaatsnaam (Seine-et-Marne).

Palffy, Palfi, Palffi. Oudfrans palfis: paal, omheining, palissade. Plaatsnaam Palfit in Ronse (Oost-Vlaanderen).

Palfijn, Poffijn, Poffyn: Middenfrans Pelfin, van Oudfrans pelfre, Engels pelf: geld.

Palfroy. Oudfrans palefroy van Latijn paraveredus, van paard, met name staatsiepaard. Beroepsnaam van de palfrenier, stalknecht, paardenknecht.

Palierne. Wellicht Picardische vorm voor plaatsnaam Palermo.

Paligot, Palicot. Middenfrans paligot; paal. Bijnaam.

Palin, Pallin. Middenfrans pallin; paal.

Paling, Palings, Paelinck, Palinckx, Palincks, Paelinckx, Paelings, Pallinckx, Palink, Palinga: Bijnaam naar het karakter, voor een handig man, een gladde aal. Of beroepsbijnaam voor een palingvisser of -verkoper.

Pallandt, van: Plaatsnaam. 1555 Floris van Pallant, graaf van Culemborg (Gelderland), van het huis Palant in Weisweiler (Noordrijn-Westfalen). Vergelijk Plaatsnaam Palandsmühle (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).

Palisse, Pallice, Palys, Palissons, Palisot, Paliso: Plaatsnaam Palisse: omheining met plen. Oudfrans palis, van palison, palisot. Palis (Aube) en in Blaugies (Henegouwen). (La) Palisse, Palice (Allier, Ardèche, Corrèze, Char.-Mar.).

Palizeul, Palisoul, Palisoux: Plaatsnaam Paliseul (Luxemburg).

Pallanchier, Pallenchier. Afleiding van dialect Frans palance; (schouder)juk. Beroepsnaam.

Palm, Palms, Palem, Pallen, Palen. Bijnaam naar de palm van de pelgrim naar Jeruzalem.

Palm, van. Plaatsnaam Palme, Palm in Longuenesse, Notkerque, St.-Omaars (Pas-de-Calais), Zerkel (Frans-Vlaanderen).

Palmaert, Palmaerts, (de) Palmaert, Palmaers, Palmarts, Palma, Palmas, Pamart, Pallemaerts, Palmer, Palmen, Palm, Paumen, Palmers, Pemmers, Pamers, Pemers. Bijnaam voor een pelgrim, naar de palm die kruisvaarders en pelgrims meebrachten. Palmer is ook die woonde bij een zout meer, zee, slikken bij de zee.

Palmans, Pallemans. 1. Familienaam uit Palm: zie Palmaerts. 2. Zie ook Paelman.

Palmberg. Plaatsnaam, Beieren, Noordrijn-Westfalen.

Palme, Palmen, Paumen, Paemen, Paeme, Pamen, Paymen, Pamen, Peumen: Middelnederlands palme, Oudfrans paume: palm(tak), pelgrimstocht. Bijnaam zoals Palmaerts.

Palmenaer, de, de Palmeneire, de, Palmeire: Bijnaam voor een pelgrim. Kruisvaarders en pelgrims brachten palm mee uit het Heilig Land. In Oudenburg (West-Vlaanderen) heette een pelgrimsgild de palmenare ghilde.

Palmira: Italiaans familienaam Palmira, Palmièra, Palmèria, afgeleid van palma ‘palm’. De naam werd vaak gegeven aan kinderen geboren op de domenica delle palme ‘palmzondag’.

Palmero, Palmeri. Italiaanse voornaam Palmiro, van palma: palm; domenica délie Palme: Palmzondag.

Palmkoek, Palmcoeck, Palmhoeck: Misschien verhaspeling van Pannekoek, met l-invoeging. Of plaatsnaam Palmhoek? Vergelijk plaatsnaam 1424 te Pahoucke, Hulst.

Palmhout. Waarschijnlijk Brabantse hypercorrecte reïnterpretatie van Palmae(r)t.

Palmus. Latiniserende spelling van Palms.

Pals, Palsen: Vadersnaam. Brabantse dialect uitspraak van Pauls(en). 17de eeuw Pauels = Paulus = Pals;

Palsenbarg: Plaatsnaam Balzenbach (Baden-Württemberg) of Balsbach Baden-Württemberg, Hessen)?

Palsterman, Palstermans, Paelsterman, Paelstermans: Palster: (wandel)stok, pelgrimsstaf. Bijnaam van de pelgrim; vergelijk Palmaerts.

Palu, Palut, Fallut. Plaatsnaam Palud of Palu, van Latijn palus: moeras

Palys. 1. Zie Palisse. 2. Variant van Polys=Paulis.

Pama: Fries-Groningse familienaam. Naam van een boerderij in Oldehove (Groningen). Haring Jans Pama vestigde zich in de 18de eeuw vanuit Friesland in Rotterdam.

Pamel, (van), van Paemel, Paemele, (van) Pamelen, Pamelaere (de), (de) Paemelaere, de Pammelaere, de Paemeleere, Paemaer, Paemeleire, Pamelaire, Pameleere, Pameleire, Pamelard, Pommelaere: Plaatsnaam Pamele (Oost-Vlaanderen) of Pamel (Vlaams-Brabant).

Pampel. Duitse bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte en levendige gebaren.

Pan, Pann, Panne, Pans: Middelnederlands Panne ‘pan, zoutpan’. Beroepsbijnaam van de pannensmid (Duitse familienaam Pfannenschmied) of van de zoutzieder.

Panaye, Panait, Pannaye, Pannaije: Oudfrans panaie: pastinaak. Vergelijk Pasternak.

Pandelaere (de), Pandelaers. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse panden: beslag leggen op, verpanden. Beroepsnaam van de de pander de beambte of gerechtsbode die een panding verricht, gerechtelijk beslaglegger.

Pander. 1. Beroepsnaam van de pander, deurwaarder. Vergelijk (de) Pandelaere, Duits Pfànder, Pfander.- 2. Eentueel Middelnederlands paender: mand, korf. Beroepsnaam van de mandenvlechter. 3. Eventueel van pan: brouwpan. Beroepsnaam van de brouwer. Zie Penders.

Pandervort. Middelnederlands Paendervoet. Bijnaam voor iemand met voeten zo groot als korven. Middelnederlands paender: mand.

Pandolf, Pandolfe, Pandolphe, Pandolfi, Pandolfino: Vadersnaam. Germaanse voornaam band-wulf'band-wolf: Pandulfus.

Pandor. 1. Plaatsnaam Pandor (Tilff, Balen) (Luxemburg). 2. Veeleer voortonig versterkte vorm van Podor.

Paneel, Paneels, Penneels, Penneel, Paniels, Panel, Pennels. 1. Beroepsbijnaam van schrijnwerker of schilder. 2. Of uit het Oudfranse panel, peni(e)l: stof, lor, flard. Bijnaam voor iemand met versleten kleren.

Panhuizen, Panhuis, Panhuise, Panhuys, Panhuysen, Panhuyzen, Panhuijzen, Panhausen, Paenhuys, Paenhuysen, Panhuijsen, Panhuyzen, Panhuis, Poenhuys, Panisse, Panis, Pannis, Pannus, Panus, van den Panhuyzen, Panhuysen, van 't Panhuis, in het Panhuis, in 't Panhuis, int Panis, Impanis, Inpanis. Familienaam uit het Middelnederlandse met name Limburgs panhuus panhuus: brouwerij, brouwhuis. Ook de plaatsnaam Pannenhuis komt voor: 1297 Henrici dicti Panhus, Tienen; ±1300 Arnouts hof vanden Panhus, Belgisch-Limburg.

Panfil, Panfilo. Vadersnaam. Heiligennaam Pamphilus, van Grieks Panfîlos 'aller vriend'.

Pangrazio, Pangratz. Vadersnaam. Heiligennaam Pancratius, van Grieks pankratès 'albeheersend, almachtig'.

Panhorst. Reïnterpretatie (oonder invloed van plaatsnaam Horst: bosje) van Westfaals Pannharst, Panhas, een volksgerecht van boekweitmeel, worst enz.

Panier, Paniez, Pani, Panie, Pannier, Panniez, Pagnier, Pani, Panny, Pany, Penniez, Pennie, Penny. Uit het Oudfranse panier, Pan(n)ier: broodkorf, Waals pany, (brood)mand. Beroepsnaam van bakker of mandenvlechter. Of misschien als huisnaam Au Panier.

Panis, Paans, Pans, Baans, Paantjens, Paenen, Panis: Panis, van Panhuis ‘brouwerij’. Vergelijk de familienaam Impanis, van Int Panis, van In ’t Panhuis.

Pank, Panken, Panke, Pancken. Vadersnaam van Stefanus. Of Pank, een korte vorm van Pancratius.

Pankert. Oudhoogduitse verscherpte vorm van Duits Bankert; adellijke buitenechtelijke afstammeling.

Pankow: Plaatsnaam Pankow in Berlijn en in het voormalige Brandenburg, nu Polen.

Pannaert, Pennaert, Pennaerts, Pennart, Pennartz, Penna, Penneartz: Afleiding van pan: zoutpan of brouwpan. Beroepsnaam van de zoutzieder of brouwer. Vergelijk Penders.

Panne, Panet, Paneth. 1. Paonet, afleiding van paon: pauw. Bijnaam. 2. Zie Penet.

Panné, Panne. Plaatsnaam. Waals Panêye: ontgonnen stuk van algemene bossen.

Panne, van de(der): Plaatsnaam (de) Pan(ne) ‘duinpan’, bijvoorbeeld De Panne (West-Vlaanderen). Of zout-of brouwpan, naar het beroep.

Pannekoek, Pannekoeke, Pannekoeck, Pannekoecke, Pannekoucke, Pannekocke, Pannekock, Pannecoeck, Pannecock, Pannecocke, Pannecouke, Pannecouck, Pannecoucke, Pannecoucque, Pannecouque, Panneckoecke, Panneckoeke, Panneckocke, Panneckock, Panckoucke, Pancock: Beroepsbijnaam of bijnaam voor de bakker of eter van pannenkoeken. Ook Duits Pfannkuchen.

Pannemaeker, de, de Pannemaecker, Pannemacker: Beroepsnaam van de pannenmaker.

Panneman, Pannemans, Penneman, Pennemans, Panman: Beroepsnaam van de pannenmaker. Of van de krammer, pannenbinder, die aarden pannen bindt, repareert.

Pannequin, Pennequin, Pennequeine, Panquin: Middelnederlands pannekin, dim. van panne: pan. Beroepsnaam voor de pannenmaker.

Pannetier, Pannatier, Pennetier: Beroepsnaam. Oudfrans panetier: bakker, ambtenaar belast met het toezicht over de paneterie (gebak).

Panny, Penny: Oudfrans panier, pen(n)ier, Waalse Pany ‘broodkorf, (brood)mand’. Beroepsbijnaam van bakker of mandenvlechter.

Panot, Panos. Wellicht gedemouilleerd van Pagnoz.

Pantain, Pantin. 1. Vadersnaam van Griekse heiligennaam Pantaleon. 2. Vadersnaam. Vleivorm van Band-naam, met verscherping b/p; vergelijk Pandolf.

Pantaleo, Pantaleon, Panteleon, Pantaleos, Pantalos. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Pantaleon.

Pantebre. Afkomstig uit Spanje (Andorra). Catalaanse familienaam, met name in Andorra

Panteghem, van. Plaatsnaam in Gotenberg, Oost-Vlaanderen.

Panthöfer. Oudhoogduitse variant (b/p) van Duitse familienaam Bannhofer, van plaatsnaam Bannhof: hof binnen de ban of het rechtsgebied.

Pantofel. Joodse familienaam.

Pantus: Middelnederlands literatuurnaam, die voorkomt in de Roman van Troyen. Pantus probeerde het Apollobeeld uit het brandende Troje weg te dragen.

Panuls. Waarschijnlijk verhaspeling van Panus.

Panzer, Panzner. Beroepsnaam van de harnassmid.

Polo, Paoli, Paolini. Italiaanse vadersnaam van heiligennaam Paulus.

Pap, Papp. Paps. Bijnaam voor een papeter. Vergelijk Pappaert.

Papadopoulos, Papadopoulou. Griekse familienaam; zoon van de priester.

Papageorgiou. Griekse familienaam; Priester Georgius (Joris).

Papanicolaou, Papanikolaou. Griekse familienaam; Priester Nicolaus.

Papantonio, Papatoniou. Griekse familienaam. Priester Antonius.

Papathanasiou. Griekse familienaam; Priester Athanasios.

Pape, (de); (de) Paepe, Paap, Paape, Spape, Spapé: Middelnederlands pape ‘priester’. De vermelding haren ‘den heer’ wijst erop dat beide papen werkelijk priesters waren.

Papegaai, Papegaay, Papegaey, Papegay, Papegai, Papegaix, Papeguay, Paepegaey, Papgaaij: Bijnaam voor de boogschutter, die naar de papegaai, de hoofdvogel schiet. Of bijnaam voor iemand die anderen napraat, zoals een papegaai. Of beroepsbijnaam voor de papegaaienmeester.

Papegem, van, Papeghem, van, van Paepegem, van Paepeghem: Plaatsnaam Papegem in Vlierzele (Oost-Vlaanderen). Ook Nederlandse naam van Papignies (Henegouwen).

Papeians, Pape Jan; priester Jan.

Papeleu, Papeleux, Papleux, Papleut, Papleult, Papuleu, Papeloux, Papeloer, Popeleu, Popleu, Poplu. 1. Zinwoord. Afgeleid van het Oudfranse paper (= verslinden) en leu/lou(p)(= wolf). Beroepsnaam of bijnaam voor de wolvenjager. 2. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Papleux in het gebied van de Aisne of bij Bergen.

Papelier, Papeliers, Papillier. 1. Oudfrans papelier: vervaardiger van papier. 2. Met voortonige a, van Popelier. Zie Populaire, Van de Papeliere.

Papendorf. Duitse plaatsnaam Papendorf.

Papendrecht. Plaatsnaam, Zuid-Holland.

Papenhoven, van. Plaatsnaam in Born, Nederlands-Limburg.

Papenkeels. Wellicht plaatsnaam Papenkuhle, Noordrijn-Westfalen.

Papeveld: Plaatsnaam Papenveld ‘veld dat aan de parochiepriester toebehoort’.

Papier, Papiers, Papie, Papiez, Papy, Papij, Pappi, Papi: Beroepsnaam van de klerk, griffier, naar het papier of register waarin hij zijn officiële rapporten schrijft.

Papignies, Papegnie, Papegnies, Pepegnies: Plaatsnaam Papignies (Henegouwen).

Papin, Pappyn, Papyn, Pappijn, Papijn, Paepen, Paepens, Pappens, Papen, Papens, Papes. Vadersnaam, vleivorm van de oude voornaam Papo, die nog schuilt in plaatsnaam Papegem, Papendrecht, Papenrode, Papignies, Papinglo.

Papon. Vooral Occidentaals voor; grootvader, voorvader.

Papp, Pap, Paps: Bijnaam voor een fervent papeter.

Pappaert, Pappart, Papparts, Pappert, Pappers, Papaert, Papart, Papa. 1. Bijnaam voor een papeter, iemand die magere kost eet. 2. Daarvan afleiding betekenis: klein kind, pop. Vergelijk Poupart.

Pappenheim. Plaatsnaam (Beieren). De uitdrukking 'hij kent zijn pappenheimers' uit Schillers 'Wallensteins Tod' verwijst naar generaal zu Pappenheim, veldheer in de Dertigjarige Oorlog (1618-48).

Pappers: Papper of Pappaert ‘papeter, die magere kost eet’.

Paqueriau, Pacreau, Paqueray: Afleiding (met dubbel suffîx) van Paque.

Paquet, Paquez, Pacquits, Pacquet, Packet, Paeket, Pacquée, Pacqué, Paqué, Pacque, Pacquee, Pacquer, Paquer, Pasquet, Poisquet, Poisket, Paché. Vadersnaam uit de voornaam Paque, Pa(s)quier, dit uit het Latijnse Pascalis, Pascarius.

Paquette. Moedersnaam. Vrouwelijke afleiding van Paque.

Paqui, Pasqui, Paquis, Paquit: 1. Dialect Frans pâquis: weide. Zie ook Pachy. 2. Waalse variant van Paquier.

Paquin, Pauscin. Vadersnaam Pasquin, afleiding van Pasquier of Paquier.

Paquo, Paquot, Paco, Pacot, Pacco, Packo, Paco, Paucot, Pauquot: Vadersnaam. Afleiding van Paquier. Vergelijk Paquet.

Par, de: Depar, Depart zijn verschrijvingen voor Frans Deparc, Duparc. Plaatsnaam Frans Parc ‘perk, omheinde plaats’.

Parade, de, Parate: Plaatsnaam La Parade (Lozère, Lot-et-Garonne), Parata (Hte-Corse).

Paradis, Paradijs, Paradys, Paredis, Deparadis 1. Bijnaam naar een gelijknamige huisnaam. 2. Het Limburgse Paredis is een verschrijving van Parisis. Zie daar.

Paran, Parant. 1. Oudfrans parant, Middelnederlands parant: met mooi, knap uiterlijk, die er goed uitziet, die zichzelf opdirkt. Bijnaam voor een fat. 2. Zie Parent.

Paranthoen. Bretonse familienaam Paranthoën. Anthoén, van de voornaam Antoine.

Parât, Paras. Occidentaals parât, van Latijn paratus: gereed, klaar.

Parchet. Plaatsnaam. Oudfrans parchet; klein perk.

Parcy, Parsy. Dialect (Lotharingen): peterselie. Bijnaam. Vergelijk Petersil.

Pardieu, Pardi, Depardieu, Perdieu, Perdieus, Padieu, Paddeu, Padé. Familienaam uit de plaatsnaam Par(t)dieu: Godsdeel.

Pardo. Spaanse bijnaam voor iemand met donker haar.

Pardon, Pardons, Pardoen, Pardoens, Pardoms, Paradoms, Perdon, Parduyns, Partoune, Parthoens, Partoens, Parthouns, Partouns, van Paridon, Perdon, Perdoen, Perduijn: 1. Oudfrans pardon, Middelnederlands pardoen ‘angelusklok, geklep tijdens het angelus, waaraan een aflaat (pardon ‘vergeving’) verbonden is. Beroepsbijnaam voor de luider van de pardoenklok. 2. Pardoen komt in de 18de eeuw ook voor als herinterpretatie van Pardou(x), de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bardulf. Zie ook Preudhomme.

Pardonche, Pardonce, Pardone. Aanpassing, dus herromanisering van Pardoens, Pardons.

Paré, Pare, Parré, Parre: 1. Bijnaam. Frans paré: opgeschikt, getooid, gereed. 2. Zie Paret.

Paredes. Spaanse plaatsnaam: gebouw dat tegen ander huis aanleunt, van Latijn paries, parietis: huismuur.

Parel, van de; van de Perel, van de Peerle: Beroepsnaam van de parelhandelaar? Vergelijk familienaam Perelman, Perels, Peerlinck.

Parent, Paran, Parant, Pareng, Parengh, Parente, Parrent, Parren: 1. Oudfrans parent ‘vader, ouder, verwante’. 2. Zie Parant. 3. Zie Parrain.

Parenté, Parentet. Afleiding van Parent; vergelijk Parenteau. Of Parente met secundair accent.

Parenteau. Afleiding van Parent.

Paret, Paree, Pareit, Pareyt, Parez, Paré, Pare: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Pierre; variant van Perret = Pierret. Vergelijk Engels Parrett = Perret(t), Engels parrot ‘papegaai’, van Perot. 2. Bijnaam. Frans paré ‘opgeschikt, getooid, gereed’. Bijnaam? Vergelijk Ongereet.

Paretere, de. Verhaspeling van De Praetere.

Pareys, Pareijs, Paruys. Waarschijnlijk spelling van Parys.

Parfait. Bijnaam. Frans parfait: volmaakt.

Parfndru, Parfondu, Parfondry, Parfondy. Plaatsnaam Parfondry in Clermont (Luik), Parfondruy in Stavelot (Luik), Parfondru (Aisne). Profonde ruie: diepe beek.

Parfondevaux. Plaatsnaam Parfondvaux: diep dal, in Saive, Aywaille, Ayeneux (Luik).

Paridaen, Paridaens, Paridaans, Parydaen, Paredaens, Paredaems, Pardaan, Pardaen, Pardaens, Perdaan, Perdaen, Perdaens, Paradeng, Peridaens, Perdaen, Perdaens, Perdaems: Vadersnaam. De literatuurnaam Paridaan uit de Roman der Lorreinen. Afleiding op –an van de voornaam Paris, (Paridis), Italiaans Paride, zoon van Priamus en Hecabe.

Parigot, Pergoot. Vadersnaam Perrigot, vleivorm van de voornaam Pierre.

Paris (van), Pary, Parys (van), Parij, Parijs (van), Parijs, Vamparys, Parie, Paries, Parisse. 1. Vadersnaam van Paris, de Franse vorm van de Latijnse heiligennaam Patricius. 2. Afgeleid (afkomstig) van Paris (Parijs).

Parisis, Parissi, Parissis, Parésys, Paresys, Parezys, Parisi, Parsis, Parasie, Parasiers, Parasies, Parasis. 1. Herkomstbenaming: afkomstig uit Parijs. Ook de muntnaam Parisis is uit Parijs afgeleid. 2. Sommigen zijn zeker afkomstig uit de Latijnse heiligennaam Parisius.

Parise, Parisse. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Patricia. Vergelijk Paris.

Parisel, Parizel, Parset, Parisot, Parizot, Parisaux, Parisseaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Paris, van Patricius.

Pariser. Duitse naam voor een inwoner van Parijs.

Parisien. Franse naam van de Parijzenaar. Zeldzame familienaam. Vermoedelijk een reïnterpretatie van Parisis; vergelijk Parisien, Parasijns.

Parisis, Parissi, Parissis, Parésys, Paresys, Parezys, Parisi, Parsis, Parasiers, Parasie, Parasies, Parasis: 1. Muntnaam Parisis: Parijse munt. Vergelijk Tournois. 2. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Parisius. Zie ook Farazijn, Formesyn.

Parlevliet. Plaatsnaam, waar de vliet samenkomt, Frans parler; praten, waar de vliet murmelt, kraakt, golfslag is.

Parker. Engelse familienaam: woonhuis in het park, perk.

Parkinson, Parkins, Parkin, Perkins: Engelse vadersnaam Parkin, Perkin, afleiding van de voornaam Per = Pierre, Pieter.

Parlier, Leparlier, Lepaslier, Leperlier, Porlier: Oudfrans parlier: parleur. Bijnaam voor een prater.

Parloir, Parloo, Parloor, Duparloir: Oudfrans parloir: wat op een vergadering gezegd wordt, pleidooi. Bijnaam voor een pleiter of prater. Vergelijk Parlier.

Parlongue, Parlon, Parlongne. Frans barlong: onregelmatig langwerpig.

Parma. Plaatsnaam in Italie.

Parmentier, (de) Paermentier, de, Parmentier, Parmentiers, Parmenter, Permantier, Permentiers, Parmantier: Middelnederlandse beroepsnaam parmentier, van Oudfrans parementier ‘bewerker van fijne en kostbare stoffen (parements), kleermaker (van mooie kleren)’.

Parmesan, Parmesani, Permesaen, Parmeggiani: Parmesaan, afkomstig uit Parma (Italie).

Parms. Stamvader is Aloysius Parms, op 9 november 1854 in Antwerpen te vondeling gelegd.

Paroche. Oude vorm van Frans paroisse: parochie.

Parochiaen, Paroissien. Middelnederlands parochiaan, prochiaen, Frans paroissien: parochiaan, parochiepriester.

Parquet, Parqué: 1. Plaatsnaam Parquet: klein perk. Zie Parchet. 2. Zie Pierquet.

Parqueur, Parcqueur: Volksetymologische herinterpretatie (als Frans par coeur) van de familienaam Pecqueur, van Oudpicardisch peskeur, Picardisch péqueur, -eux ‘visser’. Beroepsnaam.

Parrain, Parin, Parrin, Parein, Parrein, Parrein, Pareyns, Pareijn, Parreyn, Paring: 1. De Franse verwantschapsnaam parrain, Oudfrans parin, van Latijn patrinus: peter, peet. 2. De naam Parrain (Pareyn, Parrin) werd in West-Vlaanderen verward met Parent. 3. Zie ook Parrin.

Parren: Oudfrans parin ‘gelijke’. Maar ook Oudfrans parin, van Latijnse patrinus ‘peter, peet(oom)’.

Parrin, Parin, Paring, Parren: 1. Oudfrans parin: gelijke. 2. Zie Parrain.

Parijs: 1. Vadersnaam. Franse voornaam Paris, van Latijnse heiligennaam Patricius. 2. Plaatsnaam Paris, Nederlands Parijs.

Parijs, van: Plaatsnaam Parijs, hoofdstad van Frankrijk.

Parset. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans pers: paars.

Parthon, Parton. Vadersnaam van Barton = Berton.

Partage, Partagé: 1. Oudfrans partage: deling, scheiding. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Partage in Auverlais, Onoz (Namen).

Party. Oudfrans parti: gescheiden?

Parwys. Plaatsnaam (Zoerle-)Parwijs (Antwerpen), of Perwijs in Duffel (Antwerpen) of Perwez-le-Marché (Waals-Brabant).

Paspont, Passepont. Beroepsnaam van de veerman, man van de veerpont. Vergelijk Pasleau.

Pas, van de, der, van Passen, van Paesschen, van Paeschen, van Paassen: Plaatsnaam Pas(ch), van Latijn pascua: weide; perceel land met rijen populieren of wilgen bezet, waar onder rijshout. De Pas in Apeldoorn (Gelderland), in Noorderwijk. Zie ook Van Passel.

Pasard, Pasart, Passard. Vadersnaam. Wellicht van Pasquard, voornaam blijkens: 1402 Pirar le Stordeur fis Passar, Oreye.

Pasbecq, Passebecq. 1. Plaatsnaam Pasbeek in Moorsel (Oost-Vlaanderen). 2. Passebecq: die de beek oversteekt, veerman.

Pascal, Pascale, Paschal, Paschael, Pascual, Pasquali, de Pascale, (de) Pasquale, Pasqual: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Pasc(h)alis. Zie ook Pascaud.

Pascaud, Pacaud, Pacaut, Paquai, Paquay, Pauquai, Pauquay, Paguay. 1.Vadersnaam/moedersnaam uit Pasquel, dit uit Pasque, Paque. Zie dus ook verder bij Pasque(s) hieronder. 2. Of uit de plaatsnaam Pascau (dit uit pascuum): weide. Zo onder andere Le Pacault (in Bethune, Pas-de-Calais).

Pascharis, Paschari, Pasharis, Paskhalis, Pashalis, Pasqualis, Passalis: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Pascalis.

Paschke, Paske. Vadersnaam. Oost-Duitse en Slavische afleiding van heiligennaam Paschasius, Paschalis of Paulus.

Pascolo, Pascoli, Pascolini, Pascoletti, Pascotti, Pascottini: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pasqua.

Pasgang. Vondelingnaam. Georgius Pasgang werd op 22 april 1828 in Antwerpen gevonden.

Pasgrève. Middenenderlands paltsgrave, paltsgrève. Duits Pfalzgraf.

Pasleau, Paslot. Beroepsnaam Passe l'eau: die overzet over het water, veerman. Oudfrans passelewe. Vergelijk Passalacqua, Passepont.

Pasman, Pas, van de, der, Pasch, van de, der, Pesch, Posch, Pascha, Paas, Hulspas, Berenpas, Meulepas: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Pasc(h)alis.

Pasque, Pasques, Paque, Paques, Pâques, Pacque, Pauque, Pasca, Pasha. 1. Moedersnaam uit de Latijnse heiligennaam Pasca. 2. Naam naar de feestdag Pasen: Pâques. 3. Vadersnaam, verkorte vorm van de Latijnse heiligennaam Pascalis of Paschasius.

Pasqualin, Pausclin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pascal(is).

Pasqualini, Pasqualino, Pasqualone, Pasqualoni, Pasqualotto, Pasquarelli: Vadersnaam. Afleiding van Pasquale.

Pasquard, Pascard, Pacard, Paucar, Pauca, Pauchard, Pauchat: Vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Pascalis.

Pasquasy. Latijnse heiligennaam Paschasius.

Pasque, Pasques, Paques, Paque, Pâques, Pacque, Pauque: 1. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Pasca. Zie ook Pasqua. 2. De kerkelijke feestdag Pasen, Frans Pâques. Vergelijk Paessens, Pinxten. 3. Vadersnaam. Korte vorm van Latijnse heiligennaam Pascalis of Paschasius.

Pasquier, Paquier, Paquié, Paquie, Passchier, Passchierssens, Paesschiersens, Parscherssens: Vadersnaam. Romaanse vorm van Pascharis, door r//-wisseling, van heiligennaam Paschalis, Latijnse afleiding van Aramees pascha 'Pasen'.

Passage, Passager, Passagez, Passarger: Plaatsnaam. Frans passage: doorgang, doortocht. Oudfrans passager: inner van de wegen- of watertol.

Passalacqua, Passelecq. Beroepsnaam van de veerman, die over het water overzet. Respectievelijk Italiaanse en Oudfranse vorm: Oudfrans aiguë, van Latijn aqua: water.

Passau. 1. Zie Pahau(l)t. 2. Plaatsnaam Passau (Beieren).

Passchendale, van. Plaatsnaam Passendale (West-Vlaanderen).

Passchen, van; van Paaschen, van Paassen, van Paasse, van de(der) Pas: Plaatsnaam Pas(ch) van Latijnse pascua ‘weide’. De Pas in Apeldoorn (Gelderland), in Noorderwijk (Provincie Antwerpen).

Passchier: Vadersnaam. Pasquier, Romaanse vorm van Pascharis, van de heiligennaam Paschalis, Latijnse afleiding van Aramees pascha ‘Pasen’.

Passchyn, Passchijn. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Pascalis (uit Pasen).

Passel, van: Plaatsnaam Paskerle bij Tongerlo (Provincie Antwerpen). Later wordt de naam verward met Van Passen/Van Paeschen.

Passenbronder. Waarschijnlijk aanpassing van een Duitse familienaam op -brunner. Afleiding van bijvoorbeeld plaatsnaam Passbrunn (Beieren).

Passenhove, van. Heel aarschijnlijk van Van Massenhove, met wisseling van de bilabialen f /m.

Passenier: 1. Middelnederlands persemier ‘woekeraar’. Bijnaam. 2. Of een vervorming van Poissonnier.

Passet, Passez. 1. Oudfrans passet: bankje, kruk, trede. 2. Variant van Posset, van Pochet.

Passionis: Latinisering (afleiding van passio) van de Frans familienaam Passion ‘smart, leed’.

Passy. Plaatsnaam Passy (Seine-et-Marne, Aisne, Marne), Pacy (Eure, Yonne).

Pasterkamp: Plaatsnaam ‘veld van de pastoor’?

Pasteel, Pasteels, Pastiels, Pastels, Patel, Pasteau, Patteaux, Patteau: Oudfrans pastel, Middenfrans pasteau, pâteau: koek, gebak. Beroepsnaam.

Pasteger. Beroepsnaam. Luiks-Waals pastèdjî: banketbakker, Frans pâtissier.

Pasteleur, Pasteleurs, Pastelleur, Passeleur, Pesleux, Pesleu, Pesleut, Pessleux, Pessleu. Familienaam uit het Waalse pèstèleû: trappelen, stampvoeten. Daaruit Waals pèssdeû : treuzelaar. Bijnaam.

Pasternak, Pasternac, Pasterniak, Fastenaekens, Fastebaekel, Fastenaekels, Fatsenakel, Fastenakels, Fastenaekls, Fastenackels, Vastenaecken, Vastenaeken, Vastenaekels, Vastenaekel, Vastenackel, Vastenhaeck, Vanstenhaek. Bijnaam naar de oude groente pastinaak of beroepsnaam van de kweker/handelaar.

Pastor, Pastoor, Pastoors, Pasteur, Pastuer, Passtoors, Pasztor: Latijnse, Oudfrans Pastor ‘herder’; Middelnederlands pastoor, pasteur ‘geestelijk herder, pastoor’. Beroepsnaam.

Pastijn, Pastijns, Pastyn, Pastyns, Pasteyn, Pasteyns, Pasteijns, Pasten: Variant van Bastijn, van Bastiaan, met verscherping b/p?

Pastoret, Paturet. Oudfrans pastouret, afleiding van pastor: herder. Vergelijk Patouraux.

Pasveer: Plaatsnaam Pasveer, in 1743 naam van een veer in Huizum (Leeuwarderadeel).

Pasty, Pasti, Patty, Paty, Patti: Oudfrans pastis, Frans pâtis: weide, weiland.

Pataer, Patar, Patard, Pata, Patars, Patart, Patat, Patarre, Pattar, Patta, Pattas: Afleiding van Oudfrans patte: poot. BijnaamN voor iemand met zware benen, lomperd. Vergelijk Fessard.

Paté, Patté, Patheet, Pateet, Patteet, Pasté, Patete, Patey. Afgeleid van het Oudfranse pastet, wat zoveel betekent als pastei/gebak. Dus een beroepsnaam van pastei-, of banketbakker.

Pateer. Aanpassing van Bauthier.

Paten. Uit Duits Pâte: peter?

Patent: Duitse familienaam, verkort van plaatsnaam Rheinpatent (Ravensburg).

Pater, de Paters. Bijnaam voor een pater, geestelijke.

Pateer: Aanpassing van de Frans familienaam Bauthier, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bald-hari, Nederlands Bouter(s).

Paterno, Paterna, Paternolli. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Paternus.

Paternoster, Paternostre, Paternottre, Paternotre, Paternôtre, Paternotte, Paternot. Beroepsnaam van de rozenkransmaker. Ook afgeleid uit de gelijknamige huisnaam.

Patesson, Paterson, Patterson, Pattison: 1. Engelse vadersnaam Pattisson, Patteson: zoon van Patrick. 2. Bijnaam Paterszoon? Of Pâtisson, van Pastisson: gebakje?

Patfoort. Plaatsnaam Patvoorde in Dentergem (West-Vlaanderen).

Patigny, Pantigny, Pattiny, Patiny, Patini: Plaatsnaam Patignies (Namen).

Patinier, Patini, Patiny, Pattenier, Pantenier: Beroepsnaam. Frans patinier, Waals patini: patijnmaker, klompenmaker. Vergelijk Patyn.

Patiny, Patini, Pattiny: Deze familienaam kan theoretisch een Waalse vorm zijn van Patinier (zie voor). Maar Patiny is een vooral Naamse familienaam, net zoals Patigny, bovendien een plaatsnaam in Namen. Daarom is Patiny veeleer een variant van Patigny.

Patmos, Padmos, Padmoes: Plaatsnaam Patmos in Enschede, Overijssel. Vaak huis-of wijknaam, vernoemd naar het Griekse eiland Patmos, bijvoorbeeld de wijk ’t Patmos in Oostkerke (Wolphaartsdijk, Zeeland).

Patois. Oudfrans patois: streektaal. Bijnaam voor iemand die boerentaal spreekt. Maar de Zwitserse familie Patois stamt van 1525 Bastiaing Patolz, Doubs. Afleiding van de voornaam Peter?

Patot, Patho, Patto: Wellicht van Pastot, afleiding van Oudfrans paste; zie Pâté.

Patou, Patout, Patoux, Pattou, Pattoux, de Patoul, Battou: 1. Vadersnaam. Romaanse verscherpte vorm van Germaanse voornaam Badulf; zie Badoul. 2. Bijnaam. Normandisch patou: lomperd.

Patouraux, Patureau, Patureaux, Paturieaux, Paturiaux, Pasturel: Oudfrans pastorel, afleiding van pastor: jonge herder.

Patriarche, Patrias, Patrijas, Patryas: Oudfrans patriarche: patriarch, grijsaard. Of bijnaam naar enig verband ermee.

Patrick. Vadersnaam. Heiligennaam Patricius.

Patricot. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Patricius.

Patron, Patroons. Frans patron, Middelnederlands patroon: beschermer, pleitbezorger, scheepskapitein. Beroepsnaam.

Patrouillie, Patrouille, Frans patrouille, Middelnederlands patroelge: troep soldaten. Beroepsnaam voor een patrouillerend soldaat, een (nacht)wacht.

Patry, Patrij, Patrie, Patrice, Patris: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Patricius.

Patte. Frans patte: poot. Bijnaam, wellicht in de zin van Patou(t) 2.

Patteua, Patteaux. Normaal van Pasteau; zie Pasteel(s). Maar wellicht van Bateau; zie Patteeuw(s).

Patteeuw, Patteeuws, Patteuw, Pattieeuw, Pattheeuw, Pattheeuw; Beantwoordt normaal aan Pâteau, Pasteau (zie Pasteels), maar is in werkelijkheid een aanpassing van Batteau.

Pattenier, Paltenier: Beroepsnaam Frans patinier ‘patijnmaker, klompenmaker’.

Patteeuw, Patteuws, Patteuw, Pattieeuw, Pattheew, Pattheeuw. Afkomstig van batteau. Beroepsnaam voor een schipper.

Pattist: Met verscherping van b/p = Battist, Baptist. De heiligennaam Johannes Baptista ‘Johannes de Doper’.

Patton, Patten, Paton. Engelse vadersnaam. Afleiding van de voornaam Patrick.

Patureua, Patureaux, Paturieaux, Paturiaux, Pâtura: 1. Variant van Patouraux. 2. Afleiding van de plaatsnaam Pasture: weide. Plaatsnaam Pasturiau in Forchies-la-Marche (Henegouwen), Patureau in Meix-devant-Vir (Luxemburg).

Patijn, Patyn, Pattyn, Pattijne, Patijne, Patin, Patein, Patin, Patinet: Beroepsbijnaam van de patijnmaker. Patijn, van Frans patin ‘schoeisel met dikke zool; (later) schaats, klomp, holblok’.

Patz, Patze. Oostduitse roepnaam voor Peter.

Pau, Paux, Peau: 1. Vadersnaam. Oudwaals Pô: Paul. 2. Pau= (de) pauw.

Paul, Pauli, Pauly, Paulij, Paulo, Paulit, Pouly, Poulit, Poli, Paulus, Paulusz, Pauluis, Polus, Polis, Poly, Polys, Paulisin, Paulis, Pauwels, Pauels, Pauwel, Pauwelz, Pouwels, Pouwelse, Pauls, Pouls, Pol, Pols, Poels, Poel, Pool, Pools, Paulsson, Paulson, Polson, Paulssen, Paulsen, Pals, Palsen, Poulsen, Paulusse, Paulussen, Paulissen, Paulides, Paules, Polis, Paulissens, Poulus, Poulussen, Poulisse, Palussen, Paulet, Paulez, Pauley, Pauletti, Pauletto, Polet, Polé, Polez, Poley, Pollet, Pollett, Pollez, Pollé, Pollée, Pollee, Polley, Polleij, Poulet, Pouley, Poullet: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Paulus.

Paulard, Pauliart, Paulart, Paulat, Paulas, Pollard, Polard, Polar, Polart, Polaert, Polaerts, Poulard, Poular, Poulart, Poulaert, Poularde, Poellaer(, Poellaert. Vadersnaam uit Paul: zie daar.

Paulet, Paulez, Pauley, Pauletti, -Paultto, Polet, Polé, Polez, Poley, Pollet, Pollett, Pollez, Pollé, Pollée, Pollee, Polley, Polleij, Poulet, Polley, Poullet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Paul.

Paulhan. Plaatsnaam (Hérault).

Paulin, Paulini, Paulaint, Paulijn, Pauleyn, Pauwelijn, Pauwelyn, Pollin, Polin, Pollain, Polain, Pollijn, Pollyn, Polling, Polijn, Polyn. Knuffelvorm uit de voornaam Paulus/Paul. Zie ook Poulain.

Paulon, Polon. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Paul.

Paulusma. Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Paulus.

Paumelle. Afleiding van Frans paume; palm.

Paumier, Le, Paulmier. Bijnaam van de pelgrim. Vergelijk Palmaerts.

Pauporté, Pauporte. Bijnaam. Picardisch pau porté: weinig, dus te korte tijd gedragen, prematuur, te vroeg geboren, tenger, achterlijk.

Pauriche. Bijnaam. Oudpicardisch pau riche; weinig rijk.

Paus (de), Pauss, Paves, Paues; Familienaam uit het Middelnederlandse paves, pawes: paus. Bijnaam door iemand die zich van zijn waardigheid bewust is.

Pausenberger. Plaatsnaam Pausenberg in Dorfen, Beieren.

Paustenbach. Plaatsnaam in Simmerath. Noordrijn-Westfalen

Pautrelle. Waarschijnlijk variant van Poutrel: jonge merrie. Vergelijk Lepoutre.

Pauvert, Pauvers. Plaatsnaam Pau vert: weinig groen, in Cogulot (Dordogne).

Pauvret, Pauvrin. Afleiding van pauvre; arm.

Pauw (de), de Pau, Paue, (de) Paauw, de Paeuw, de Pauwe, Paauwe, de Peauw, Spaus, Spauwen, (de) Pouw: Bijnaam voor iemand die zo trots is als een pauw. Ook Duits Pfau.

Pauwaert, Pouwaert. Afleiding van heiligennaam Paulus.

Pauwen. Vleivorm van de voornaam Pauwels of van Pauwe, zie de Pauw.

Pauweter. Bijnaam voor de eter van pauwenvlees.

Pavajot. Beroepsnaam Pavageot. Afleiding van Middenfrans pavage: belasting voor het onderhoud van de straatweg.

Pavard, Pavart. Oudfrans pavard: groot schild. Bijnaam of beroepsnaam.

Pavé, Pavet, Plavé: Oudfrans paveis: geplaveide plaats, zaal, bestrate weg. Beroepsnaam van de straatmaker. Epenthetische 1 in Plavé zoals in Nederlandse plaveien, van Middelnederlands paveien.

Pavel. Noord Duits en West Slavisch voor voornaam Paul, Pauwel, Pawel.

Paverick. Vadersnaam. Waarschijnlijk (door dissimilatie l/r) van Slavisch Pawelick, vleivorm van de voornaam Pawel, Paulus.

Pavia. Oude Italiaanse naam die ondertussen over een groot deel van de westerse wereld voorkomt, verwijzend naar de gelijknamige streek of stad in Lombardije. Maar er is ook een Pavia in centraal Portugal en een Pavías in (Valencia) zuid-oost Spanje. Ook in die landen komt de familienaam al eeuwen voor. Hij stak vanuit één of meerdere van voorgenoemde landen naar diverse andere landen de oceaan over.

Pavias. 1. Naam naar het Oudfranse paveis: geplaveide plaats of weg. Beroepsbijnaam van de stratenmaker. 2. Of naar het Oudfranse pavart: groot schild. Beroepsbijnaam of bijnaam. 3. Variant van Pavia, zie daar. Het Nederlandse Pavias is mogelijk het gevolg van inwijking (zeeman ?) uit Italië, Portugal of Spanje. 

Pavier. Middenfrans pavier; schild. Vergelijk Pavard.

Pavillon, Papillo, Papillon: Oudfrans pav(e)illon, Latijn papilionem, Frans papillon: vlinder. Bijnaam voor een vlinderachtig, ongestadig karakter. Vergelijk Botervlieghe.

Pavlow, Pavoff, Pavlovic, Pavlovitch, Pavlak, Pavlick, Pavic, Pavlik, Pawlowicki, Pawlow, Pawlowski, Pawlak, Pawlenko, Pawlik, Pawlyk, Pawlick, Pawlicki: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Pawel/Pavel: Paul.

Pavon, Pavone, Pavoni, Pavonet. Italiaans Pavone; pauw. Provencaals pavounet; pauwtje. Bijnaam.

Pavot, Pavos, Paveu, Paveaux. Afleiding van Oudfrans espave: verdwaald, vreemd. Bijnaam.

Pawelzik, Pawelczyk, Pawelezyk. Vadersnaam. Slavische afleiding van Pawel, voornaam Paul.

Pawlowski, Pawlowskaja, Pawvlak: Vaders-, moedersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Pawel/Pavel ‘Paul’.

Pax. Bijnaam voor kerkzanger of priester, naar een Latijnse tekst (Pax hominibus, pax vobis).

Paxion. Variant van Passion: pijn, leed.

Payneers, Payneers, Paeyneers, Paeyeneers, Paeyenaers, Puyneers, Puyners: Waarschijnlijk afleiding van Middelnederlands paeien, payen: betalen. Beroepsnaam van de betaalmeester. Vergelijk Paymans.

Paye, de, Paie, Paij, Paije, Pay, Paeye. Van Middenenderlands paeyen, Frans paier: betalen. Beroepsnaam van de betaalmeester, ontvanger. Middenenderlands paeymeester.

Payelle, Payhille. Oudfrans paele: vochtmaat. Beroepsnaam.

Paijens, Paeyn, Paeyens, Payant, Péant, Péan, Pean, Peant: Frans en Middelnederlands payen, van Latijnse Paganus ‘landman, boer, heiden’.

Payet, Payez, Payer, Payé: Afleiding van Oudfrans paie: gift, schuldvereffening. Wellicht bijnaam van een Payeur, betaalmeester. Vergelijk Payot.

Payeur. Franse beroepsnaam; betaler, betaalmeester.

Payfa, Payfat, Payafat, Païafa: Plaatsnaam. Waals è, Payèfa in Bra (Luxemburg).

Payne, Paynes. Engelse familienaam van Oudfrans paien. Zie Payen? Ook vadersnaam van Latijnse heiligennaam Paganus.

Payot. 1. Afleiding van Oudfrans paie (vergelijk Payet) of Payeur. Bijnaam van de betaalmeester. 2. Waals payot: boer, lomperd.

Payraudeau. Vadersnaam Péraudeau, afleiding van Péraud, van Pierre.

Pazee: Spelling voor Frans Pagé, Paget, verkleinvorm van Page ‘edelknaap, hofknaap’.

Paz Rodriguez. Spaans-Portugese dubbelnaam: Paz: Spaanse vorm van het Latijn pax: vrede. Bijnaam. Rodriguez: vadersnaam, Spaanse vorm van de Germaanse voornaam Roderik.

Pearce, Pearson: Vadersnaam. Engels Pierce, Oudfrans Piers =voornaam Pierre. Pearson, van Oudfrans Pieresson, afleiding op –eçon van de voornaam Pierre.

Pebesma; Friese vadersnaam Pebe of Pibo.

Pechhacker: Beroepsnaam ‘die peksteen hakt’.

Pecqueur, Pecquer, Pequeux, Pé, Pecceu, Peccue, Peckeu, Pickeur, Picquer, Picque, Piqueur, Piqueu, Picquer, Piquer, Picceu, Piceu, Piccu, Piku, Pacqueu, Pakeu, Paku, Lepesqueur. Van het Oud-Picardisch Peskeur: visser. Een beroepsnaam dus.

Péchet, Peschet, Pesché, Pescher, Pesquet, Pecquet, Pequet, Péché, Peché, Pêcher, Pécher, Pecher. 1. Naam uit het Oudfranse peschet: klein visje. Bijnaam. 2. Of uit pêcher: perzikboom. Beroepsbijnaam.

Pearson. Vadersnaam. Deze Engelse familienaam wordt vaak opgevat als 'Son of Piers', zoon van Pieter, maar gaat eigenlijk terug op Oudfrans Pieresson; zie Pierson.

Peaucoup. Wellicht bijnaam Beaucou: mooie hals. Vergelijk Duits Schônhals.

Peborgh, van. Plaatsnaam Peborghbos, Heist-op-den-Berg (Antwerpen).

Pec, Peck, Pecq, Peckx, Pcx, Peek, Peeck, Picke, Pick, Pik: 1. Middenenderlands pec, pik: pik. Beroepsnaam voor de bereider of verkoper van pik. Vergelijk Peckmans. Voor de ee: vergelijk Middelnederlands peken= pecken. 2. Middenenderlands pec, pick: benarde omstandigheden. Bijnaam. 3. Zie Pick. 4. Nederduits peek, van Middennoordduits pêk ‘piek, lans’; vergelijk Piek, Pijcke. Peek & Cloppenburg komt uit Cloppenburg in Nedersaksen. Peekstok; stok om in kokende pek te roeren.

Péchard, Peccard, Pecar, Pekars, Pekar: Beroepsnaam van de visser. Afleiding van Oudfrans peschier: vissen. De vormen met c zijn Picardisch.

Pêche, Pèche: 1. Oudfrans pesche: perzik. Vergelijk Duits Pfirsich. 2. Oudfrans pesche, Frans pêche: visvangst. Beroepsnaam van de visser. 3. Verschrijving voor Pesch.

Péchenart, Pechenart, Pèchenart: Variant van Pecheny met -ard-suffix.

Pechère. Beroepsnaam; visser. Vergelijk Zuidfranse Peschaire.

Péchet, Peschet, Pesché, Pescher, Pesquet, Pecquet, Pequet, Péché, Péché, Pêcher, Pécher, Pécher: 1. Oudfrans peschet, Picardisch pecquet: klein visje. Bijnaam. Vergelijk De Visch. 2. Frans Pêcher: perzikboom. Vergelijk Pêche.

Pechon, Péchon, Peschon: Waals-Picardisch pèchon: vis. Bijnaam.

Peckelbeen. Middelnederlands pickelbeen, samenstelling met pickel/peckel: poot; (Waals-Vlaams) been. Waals-Vlaams pekkelbenen: met kleine en vlugge stappen lopen. Vergelijk Pickel.

Pecklers, Peclers, Pekler: Beroepsnaam. Middelnederlands (steen)pickelaer, bickelaer: steenhouwer. Vergelijk Steenbeckeleet.

Peckstadt, Speckstadt, Peckstards, Peckstdat: Reïnterpretatie van Pexstaerts.

Pectoor, Pector. Beroepsnaam uit het Naams-Waalse pèctôr (dit uit het Latijnse pictor): schilder.

Pécourt, Pecout, Pecourt: Wellicht plaatsnaam Bécourt (Pas-de-Calais).

Pecq. 1. Plaatsnaam, Henegouwen. 2. Zie Peck.

Pecquereau, Pecqueriaux, Pécriaux, Piquerel, Picquereau, Piquereau, Piqueray, Picray: Oudfrans, Oudpicardisch peskerel, afleiding van Oudfrans pesche, Oudpicardisch peske: vis (vergelijk Picardie). Bijnaam. Of afleiding van Oudfrans pescheor, Oudpicardisch peskeur: visser. Beroepsnaam.

Pécret, Pecret, Pecrot: Variant van Pecquereau met andere -suffix.

Pecsteen. Beroepsnaam van de steenhouwer, Middelnederlands steenpicker. Vergelijk Duits Pechstein.

Pede, Pédé, (van) Pee, Pée, Van Pede, de Pee, (van) Pe, (van) Pé, van Pey, Vampe, Vampee, van Pie. Plaatsnaam Pede, namelijk Sint-Gertrudis-Pede en Sint-Anna-Pede in Schepdaal (Vlaams-Brabant) of Neerpede (Vlaams-Brabant).

Pedemaker, de. Beroepsnaam van de pedenmaker. Een pede was een met ijzer beslagen stok of met spijkerpunten.

Pedeneau, Pedneault, Pedna: Variant van de Franse familienaam Beduneau, wellicht uit Bodineau, afleiding van Bodin.

Pedersoli, Pederzoli, Pedersolli. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro; Petrus.

Pedersen. Vadersnaam. Deense equivalent voor Petersen.

Pedoux. Gasconse familienaam Pédoux: luis. Bijnaam.

Pedrazzini, Pedrazzoli, Pedrelli, Pedretti, Pedrini, Pedri, Pedrolini, Pedroli, Pedroni, Pedron, Pedronotti: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Pietro: Petrus.

Peduzzi, Peduzy, Péduzy: Italiaanse familienaam.

Peel, (van, der), van Pel, van der Pelen, Peelen, Peele, van der Peijl, van der Pijl, van der Peyl, Verpeylen, Peels. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Peel (Noord-Brabant en Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Peel (Nederlands-Limburg). 3. De Peel, streek in Noord-Brabant, of De Peel in Ravels (Antwerpen). 4. Plaatsnaam Pedele in Kaggevinne (Vlaams-Brabant), later Peel(t) of Pelt, Adorp (Waals-Brabant).

Peellaert, de, Peelaerts, Peelaert, Peelaet, Peelaert, Peelaer, Pellaerts, Pellaers, Pellars: Afleiding van Middelnederlands pelen: pellen, ontschorsen.

Peeman, Peemans, Peemen, Pieman: Afleiding van plaatsnaam Pede.

Peene, van, de, Peene, van Peenen, Pene: Plaatsnaam Noordpene of Zuidpene (Frans-Vlaanderen). De Pêne ook plaatsnaam in Oekene.

Peer, van: Plaatsnaam Peer (Belgisch-Limburg).

Peerdeman. Reïnterpretatie van Peereman, door d-epenthesis.

Peerden, Peerdens, Pierdens. Vadersnaam. Variant van Peeren(s), Pierin(s), met epenthetische d.

Peereboom, van den, Peerboom, Peerebooms, Peereboom, Perebooms, Pereboom, Peerebom, Peerenbooms, Peerenboom, Peerenbom, Peirenboom, Perenboom, Peirreboom, Perboom, Perborne: Verspreide plaatsnaam Pereboom: een enkele keer wel perenboom, maar meestal: afsluitboom.

Peereman, Peeremans, Peremans, Peerdemans, Peerdeman, Peermans, Peireman, Peiremans, Perreman, Perremans, Permanne, Permane, Permans, Permans. 1. Vadersnaam afgeleid uit Perre; Pierre. Voornaam Peerman in 1381 in Halle. 2. Beroepsnaam voor de teler of verkoper van peren. 3. Naamvariant van 'Van de Perre" (Perre: omheinde plaats of afgesloten terrein).

Peerlinck, Peerlings, Peirlinck, Peirelinck, Peirlinckx: Afleiding van Middelnederlands paerle, perle: parel. Beroepsnaam van de parelhandelaar of bijnaam van iemand die zich met parels tooit. Vergelijk Perelman.

Peersman, Peersmann: Vadersnaam. Van Peertsman, afleiding van de voornaam Perceval.

Pees. Vadersnaam. Door assimilatie rs/s van Peers. Zie Pierre.

Peesmeester, Peesmeesters. Uit Peertsmeesters? Vergelijk Peerdmeester: veearts.

Peet, de. Middelnederlands pète: peet, peetoom, peettante, peetvader, peetmoeder, ook petekind. Vergelijk Parrain.

Peet, van der, Verpeet, Verpeten: Uit Verpeut(en), van Verpoot(en), van Van der Poort(en).

Peeter, Peeters, Peeteers, Peter, Peters, Peteers, Peetersen, Petersen, Peetersem, Van Peeterssen, Petes, Petersen, Petersens, Petersons, Petterson, Petterssons, Peterson, Petersson, Pettersen, Pieters, Pieterse, Piersoone, Pieter, Petersma, Pietersma, Pieterz, Piter, Piters, Pitre, Pitters Piettre. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Petrus. Pieters is Vlaams, Peeters is Brabants en Limburgs.

Peeterman, Peetermans, Petermanne, Petermann, Petermans, Peterman, Pitermann, Pieterman, Pietermans, Petremand, Petreman, Pietrement, Petrement, Petraman. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter. Familienaam uit de bijnaam die de Leuvenaars dragen. Petermannen naar hun patroonheilige St.-Pieter.

Peetz. Vooral Hamburgse familienaam. Plaatsnaam.

Peffer: Peffer is een Rijnlandse vorm voor Duits Pfeffer ‘peper’. Beroepsbijnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Peper(s).

Pegel. Middelnederlands pegel: pegel voor maten en drinkwaren. Beroepsnaam van de pegelaar, ijker. Ook Nederduitse familienaam Pegel.

Péharpré. Klankverandering van Piraprez.

Pehée, Pehee. Luiks-Waalse vorm van Oudfrans peschet: visje. Zie Péchet 1.

Pehrsson. Vadersnaam. Zoon van Peer, Pier, Pieter.

Peignât, Peigaux, Pignard, Pignat: Afleiding van Frans peigne, Oudfrans pigne: kam. Beroepsnaam van de kammer.

Peigneur, Peigneux, Peignois, Peugnieu, Pigneur, Pinneur, Pineur, Pineux: Beroepsnaam van de kammaker of (wol)kammer.

Peijen, Peyen, Peuijn. Vadersnaam, Friese knuffelvorm uit de voornaam Peije, afkomstig uit Feie, dit is weer afkomstig uit Fred.

Peirce. Waalse spelling voor Peirs, zie Pierre.

Peire: Variant van Pere, Peere. 1. Bijnaam naar de vrucht, de peer. Wellicht bijnaam voor de pereneter. 2. Vadersnaam. Variant van Pierre.

Peisker. 1. Dialect vorm van Middelnederlands pers(e)ker: perzik, perzikboom. Vergelijk Pêcher, Pescher. Voor de ei: vergelijk Kortrijks. Œie, van pers(i)ke. 2. Er is ook een Silezische familienaam Peisker, van Wendisch piskor: visser.

Peissen, Peissen, Peysen: Variant van Paessen, door ontronding van Puys-, van Pois-, Poes-. Vergelijk Poesman = Paesman, Peyskensz.

Pekel: Middelnederlands pickel, peckel, West-Vlaamse Pekkel ‘poot (van een meubel), (gemeenzaam ook) been (lichaamsdeel). Beroepsbijnaam voor de timmerman, houtdraaier. Of bijnaam voor iemand met lange benen.

Pelckman, Pelcmans, Pelkman, Pelkans, Pelkmann, Pelcman. Familienaam die wellicht uit de plaatsnaam Over- of Neerpelt (Limburg) afkomstig is.

Pelé, Pelet, Pellet, Peliez, Pelié: Frans pelé, voltooid deelwoord van peler: schillen, pellen. Bijnaam voor een kale.

Peléeheid, Peleeheid: Plaatsnaam in Chevron en Cornesse (Luik).

Pelegrie, Pellegrie. Pelegri, Pelegry is een Zuidfranse vorm voor Pèlerin: pelgrim.

Peleman, Pelemans, Peelemans, Peelman, Peelmans, Pellemans, Pelleman. 1. Familienaam afgeleid van Peel/Peelt = moerassige grond (in België en Nederland voorkomend). 2. Afleiding van Van Pelt.

Peletier, Pelletier, Peltier, Peltiers, Lepelletier, Lepeltier: Franse beroepsnaam van de bontwerker. Vergelijk Pélissier.

Péleriau, Péleriaux, Peleriau, Peleriaux, Pelerieau, Pelleriaux, Pillariaux: Picardisch péleriau, afleiding van peler: ontschorsen, pellen, villen. Vergelijk Peellaert.

Pelfrène, Pelfresne, Pelfrene, Palfrène: Zinwoord pèle frêne: die de esdoorn ontschorst.

Pelger. Wellicht variant van Pelgrim.

Pelgrim, Pelgrims, Pelgrins, Pelgrem, Pellegrims, Pelgrims, de Pellegrin, Pellegrin, Pellegrins, Pellegrain, Pellegrini, Pellegrino, Pelegrin, Pellegrino, Pelgrom, Pelgroms, Pellegrom, Pellegroms, Bellegroms, Pilgrim, Pèlerin, Pèlerin, Pèlerin, Pellering, Pellerin, Pellarin, Pelerents: Wellicht oorspronkelijk een vadersnaam en achteraf (soms) opgevat als Middelnederlands pe(e)lgrim, Frans pèlerin, van Latijn pelegrinus, peregrinus: vreemdeling, reiziger, pelgrim, bedevaartganger. De strafbedevaart was een gebruikelijke straf in het middeleeuwse recht. Italiaanse familienaam voor een pelgrim.

Pelleman: Variant van Pe(e)leman, afleiding van van Peel.

Pellens, Pillens, Pellin, Pillin, Pelles, Pellis, Pel, Pelle. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Peter.

Peller, Pelders: Beroepsnaam van pellen: pellen, schillen, ontschorsen, villen. Vergelijk Peellaert.

Pelicaen, Pélican, Pelikant, Pellicaen, Pellican, Pellikaan, Pelikaan. Bijnaam naar de huisnaam (deze naar de naam of uithangbord met deze vogel). Of plaatsnaam Pelikaan in Klundert (Noord-Brabant).

Pelis: Franse familienaam Pelice, van Frans Pelisse ‘pels, pelsmantel’. Beroepsbijnaam van de bontwerker, pelswerker.

Pélissier, Pelissier, Pellissier, Pellisier, de Pelichy, Depélichy, (du) Plessy, du Plessis, Duplicy, (de) Pellecijn, Pelecijn, Pelecyn, (de) Pillecijn, Pillecyn, Pélasine. Beroepsnaam uit het Oudfranse pelicier: bontwerker, pelshandelaar. De familie van schrijver Filip De Pillecyn stamt uit Savoie, namelijk van ene Pellisi = Pellisier. De voorouders dragen de naamvormen Plessy, Pellecye, Pellesi, Pelichy, Pellecyn, Pellesijn, du Plessis. Pas later komt er de aanloop de bij, zodat de naam zich aansloot bij De Pillecijn, van Depelchin. Er is hier dus naamsubstitutie gebeurd.

Pellecom, van, Pellekaan, van Pellicom, van Pellecon, van Belkom: Plaatsnaam Pelkum in Datteln en Hamm (Noordrijn-Westfalen).

Pellitteri, Pellizzaria, Pelizaria, Pelizzara, Pleizaro, Pelizzero, Pelizero, Pelizzone, Pelizone, Pelizzoni, Pelizoni: Italiaanse beroepsnaam van de bontwerker.

Peloken. Vadersnaam. Afleiding van germaanse voornaam Pilicho. Noord-Frans Pelochin / Peloquin in de middeleeuwen.

Poloso, Pelos, Pelosi, Pellosini, Peluso, Pelusi: Italiaanse bijnaam Peloso: harig, behaard.

Pelouse, Pelousse. Franse bijnaam Pelou, Peloux; harig, behaard.

Pellemeule. Zinwoord pèle mul(e): die de muilezel vilt. Vergelijk Pèlaboeuf, Pelchat, Pelcerf, Pellelevrault, Poilane 'pèle âne', Pelvé.

Pels, Pelst: Beroepsnaam van de pelswerker, bontwerker. Vergelijk Duits Pelz.

Pelseneer, de, (de) Pelsenaire, (de) Pelsener, de Pelseneire, de Pelseneir, Pelsneer, Pelseneel, Pelsneel, Polsenaere, Poossenaerts, Posenaer: Variant (met z/r-wisseling) van Middelnederlands persemare, persemaert, persemaer, persemer, persemier, persenier: woekeraar. Zie De Pessemier(e). Vergelijk (de) Percenaire.

Pelser, de, Pelssers, Pelsser, Pelser, Peltzer, Pelzer: Beroepsnaam van de bontwerker, pelzenmaker, pelzenhandelaar. Vergelijk De Pelsmaker.

Pelsmaker, de, (de) Pelsmaecker, Pelsmacker, Pelsmaker, (de) Pelsemaekcer, Pelsemaker, (de) Pelsemaecker, Pelsemacker, de Pelssemaker, Pelsmaekers, Pelsmaker, Pelsmaker, Pelsmaeker. Beroepsnaam van de bontwerker.

Pelsmans. Beroepsnaam van de pelsmaker.

Pelster: Variant van pelser ‘bontwerker, pelzenmaker, pelzenhandelaar’ met ingevoegde t. Of door omkering van volgorde van klanken uit Peltzer, Duits Pelzer ‘bontwerker’.

Pelt, van: 1. Plaatsnaam Pedele, later Peelt, Pelt in Adorp Waals-Brabant (Nu Orp-leGrand en Orp-le Petit) Adorp in Groningen of Kaggevinne (Vlaams-Brabant), later Peelt, Pelt. 2. Plaatsnaam Overpelt of Neerpelt (Belgisch-Limburg). Zie ook Peel (van).

Peltenburg. Klankverandering van Plettenburg; zie Platenburg.

Peltgen. Vadersnaam. Ontrond van Pöltchen, afleiding van heiligennaam Hippolytus. Vergelijk Sankt Pölten (Oostenrijk).

Pelton, Peltot. Uit Frans pel(l)eton, pellotot, afleiding vanPel(l)et, van pel: huid, pels. Beroepsnaam voor de bontwerker.

Pelu, Plu, Plue, Peluch, Pellus: Bijnaam. Oudfrans pelu, Frans poilu: harig.

Pelz, Peltz, Pèle, Pilz: Duitse beroepsbijnaam van de pelshandelaar, bontwerker.

Pelzer, Pelzers, Peltzer, Pilcer, Pellecer, Pellicer: Duitse beroepsnaam Pelzer: pelswerker, bontwerker. Vergelijk Pelser.

Pen, Penne: Middelnederlands Penne ‘pen, veer, schrijfpen’. Beroepsbijnaam van de handelaar in schrijfveren. Vergelijk Duits Feder, Federer en Penneman.

Pender, de, Penders: Beroepsnaam. Middelnederlands penre, paenre, paender ‘brouwer’. Naar de brouwpan.

Penguet: Variant van Pinguet, verkleinvorm van Oudfrans pingue, van Latijnse pinguis ‘vet’. Bijnaam.

Penneman: 1. Variant van Penningman ‘penningmeester, inner, ontvanger’. 2. Beroepsnaam naar de pen of schrijfveer. Vergelijk Duits Federmann.

Penning, Pennings: Bijnaam naar de muntnaam, penning.

Penninck, Peninck, Penninckx, Pennincx, Penning, Pennings, Pennichx, Pennicx, Pennynck, Pennijnck, Pennick, Pennickx, Penin, Pening, Penein, Penincke, Peninque, Spenninck, Pfennings, Pfennigs. Naam uit het Middelnederlandse penninc: muntnaam. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Penant, Pennant. Pennant: 1. Oudfrans penant: boeteling. 2. Plaatsnaam Penant in Anseremme (Namen).

Pénard, Pena, Peenaert, Peynaerts, Peijnaerts, Peynhaert, Poinart: Afleiding van Oudfrans pener: pijn doen, doen lijden, verdriet doen, mishandelen; (ook) moeite doen, zich inspannen.

Penas, Penasse. Oudfrans penace; lor, vod. Bijnaam.

Pence, Pensez. Wellicht Franse bijnaam Penché: gebogen.

Penchenat. Occidentaals gekamd, gekaard; figuurlijk fat, dandy.

Pennock: 1. Oudfrans espinoch(e), variant van espinach, espinarde, van Spaanse espinaca ‘spinazie’. 2. Engelse familienaam Pinnock, van Middenengels Pinnock ‘heggenmus’.

Pendaries. Plaatsnaam Pendariès (Tarn).

Pender, Penders, Pander, Penners, Pendris, Penris, Penri: Beroepsnaam. Middelnederlands penre, paenre, paender: brouwer. Naar de brouwpan. Vergelijk Impanis.

Pendeville, Pendville, Pontdeville, Pondeville, Paindeville, Paindville, Penteville, Ponteville, Pontville, Ponville, Pindeville, Pinville, Pittevils, Pittevil, Pittevels, Puttevils, Puttevis, Buttevils: Plaatsnaam Pendeville (Meuse) en in Waterloo (Waals-Brabant) of Penteville in Grand-Manil (Namen). 1136 Pictam villam: geverfde, gekleurde hoeve.

Penelle. Moedersnaam. Waalse vorm van de voornaam Pétronille, Petronella.

Penet, Penez, Peney, Pené, Pêne, Penné, Peynet, Paneth, Panet, Panne: Oudfrans panet, penet: broodje. Beroepsnaam of bijnaam.

Pénis. Misschien variant van Franse familienaam Panis, van Latijn panicium: gierst.

Pennaerts, Pannart, Pennarts, Penna, Penneartz. 1. Zie Pannaert. 2. Eventueel variant van Pénard.

Penneman, Pennemans. 1. Zie Penningman. 2. Zie Panneman(s). 3. Beroepsnaam naar de pen of schrijfveer. Vergelijk Duits Federmann.

Pennewaert, de, (de) Pinnewaert, Pennewaerde, Punnewaert: Middelnederlands pennincwert, pennewert: de waarde van een penning, een kleinigheid; winkelwaar, koopwaar. Bijnaam of beroepsnaam van een winkelier.

Penninger. Beroepsnaam van de penningmeester, inner; vergelijk Penningman, Duits Pfenninger.

Penningman, Penneman, Pennemans: Afleiding van penning. Beroepsnaam van de penningmeester, inner, ontvanger. Voor de vorm, vergelijk Waals-Vlaams penneware, van penningware.

Penny: 1. Zie Panny. 2. Engels penny ‘penning’.

Penoit, Penoey, Penoy, Pennoit. Oudluiks penois: werkzaam. Bijnaam.

Penon. Oudfrans penon: pluim, wimpel (aan een lans), Middelnederlands pennoen.

Pens. Middelnederlands pense: pens, buik, ingewand. Bijnaam voor iemand met dikke buik, een dikkerd. Of beroepsman voor de pensman: slagersknecht.

Pensaert, Pensart, Peynshaert, Peynsaert, Peijnsaert, Pansaert, Pansaert, Pansar, Pansard, Pansaers, Ponsaert, Ponsaert, Ponsart, Ponsart, Ponsar, Ponsard, Ponsaers. 1. Naam uit het Oudfranse pance, Middelnederlands pense: pens. Beroepsnaam van de penser, pensenverkoper, slagersknecht, trijpverkoper. Vergelijk in Brugge: Pentsenziedere, Pentseredere. 2. Zie ook Pinchart, Pinsard.

Penseleer. Beroepsnaam voor de maker van penselen of voor de schilder (met het penseel). Vergelijk Duits Pinsel, Penseler.

Pensis. Bijnaam. Oudfrans pensis; droevig, triest, bezorgd.

Pentecôte, Pentecote. Frans Pentecôte: Pinksteren. Vergelijk Pinxten. Ook voornaam.

Pentenrieder. Plaatsnaam Pentenried, Beieren.

Pepe, Peppe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Peppo. Vergelijk Pépin.

Pepels, Peppels, Pijpels. Middelnederlands pepel; vlinder kapel. Vergelijk Frans Papillon. Bijnaam voor iemand die over alleen heenvlindert?

Pepeng. Indonesische familienaam.

Peper, de, Pepers: Beroepsbijnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Frans Poivre, Lepoivre, Duits Pfeffer.

Pepercoren. Pepercoren: peperkorrel. Beroepsnaam van de peperhandelaar.

Peperkamp, Peppercamp: Plaatsnaam Peperkamp in Delden, Overijssel.

Peperman, Pepermans, Peepermans. Beroepsbijnaam van de peperhandelaar.

Peperstraten, van, Peperstraete: Peperstraat was een heel verspreide straatnaam.

Pepersack, Pepersak, Peperzak: Beroepsbijnaam van de peperhandelaar. Duits Pfeffersack.

Peperstraete, van, van Peperstraten. Peperstraat was een verspreide straatnaam.

Pépin, Pepin, Pepping, Peping, Pepinck, Pipyn, Pipijn, Pipien, Pipping, Piping: Vadersnaam. Vleivorm van oude Germaanse bakernaam. Pipinus, Pepinus.

Pepinster. Plaatsnaam. Luik.

Peppel, van de. Plaatsnaam Peppel, variant van pappel; populier.

Peppen, van. Duitse plaatsnaam Beppen?

Peppinck, Peping, Pepping. 1. Afleiding van Peppe; zie Pépin. 2. Variant van Papinc.

Peppinghaus, Pepplinkhuizen. Naam uit de plaatsnaam Peppinghausen (Noordrijn-Westfalen).

Perache, Perrache, Parache, Parage: Plaatsnaam. Afleiding van pierre: steen, kei

Perière, Perrière, Perière, Périère, Periere, Pireyre, Piederrière: Plaatsnaam Perrière: steengroeve.

Perclaes; Peter-Klaas, van Petrus en Nicolaas.

Pery, Perry. Zie Perier. Maar ook Engelse familienaam, met zelfde herkomst en betekenis.

Pera, Perat. 1. Franse familienaam Pérat: straatweg, dijk, plaats met stenen. 2. Zie Pierrat.

Perbal. De familie stamt van Fidel Barball, die van Vorarlberg (Oostenrijk) naar Luik kwam.

Percenaire, de, (de) Persenaire: Beroepsnaam. middenenderlands persenaer, perchenaer, percenaer, percenare: lakenkeurder, keurmeester die het laken aan de perse keurt. Toch is het vreemd dat we van dit Midden Waals-Vlaamse woord geen attestaties hebben in oude familienamen. Daarom zou het dat het om een reïnterpretatie gaat van Middelnederlands persenier = persemier, -aert, -are; zie Pessemier(e). Vergelijk ook (de) Pelseneer.

Perceval, Percevau, Percevaut, Percevaux, Persevaux, Piessevaux, Perssegael, Persegael, Peersegaele, Peirtsegael, Peirtsegaele, Peirsegael, Peirsegaele. Vadersnaam uit Perceval, Parsival, Parsifal. Deze naam komt uit de Brits-Keltische roman van Koning Arthur.

Perchard. 1. Zie Périchard. 2. Uit Berchard = Burchard, sinds16de eeuw op de Kanaaleilanden.

Perche, Peerts, Peers, Pers. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Perceval. 2. Middelnederlands perche, pertse, van Oudfrans perche: staak, stang, roede, paal. Of Beroepsnaam voor de persenaer: lakenkeurder.

Perchet, Perché, Perchey: Afleiding van Perche.

Perck, Percque, Perque, Perc, Percke. 1. Middelnederlands parc, perc(k), Oudfrans parc, Latijn parricum: omheining, jachtterrein, perk. Vergelijk Van (de) Perck. 2. Normandisch, Picardisch perque, Frans perche. Zie Perche 2.

Perck, van (de). Verspreide plaatsnaam Perk: perk, afsluiting, afgesloten ruimte. Plaatsnaam Park in Heverlee (Vlaams-Brabant), Perk (Vlaams-Brabant).

Perckmans. Afleiding van Van (de) Perck.

Percy. Engelse familienaam die teruggaat op plaatsnaam Percy (Calvados, Manche). Zie ook Persi.

Perdiens. Leesfout voor Perdieus.

Perdijk: Plaatsnaam Paradieck tussen Diepholz en Vechta (Nedersaksen).

Perdreau. Bijnaam. Frans Perdreau: jonge patrijs.

Perdrix, Peredery, Petry, Pétrix, Petryx, Petrisse, Petris, Pétris Pétrisse, Petery, Pétry, Petry, Pétri, Petrisot, Petrizot: Oudfrans perdriz, Frans perdrix, van Latijn perdix: patrijs, veldhoen. Beroepsnaam van de vogelandelaar of de jager. De variant Perdrix / Petry / Petry / Pétrix zijn volkomen parallel met de Middelnederlandse perdrise/pertrise/ partrise/patrise. Petrisot is afleiding zoals de familienaam Perdrizet, Perdizot.

Perdu. 1. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Perdieu = Pardieu; Oudfrans deu: dieu. 2. Eventueel Frans perdu: verloren. Vondelingnaam. Vergelijk Duits Verloren.

Pere, Père, Peer, Peere, Peire, Peyr, Peyre. 1. Bijnaam naar de vrucht: peer. 2. Mogelijk een vadersnaam uit Pierre.

Pereboom, Peereboom: Verspreide plaatsnaam Pereboom, een enkele keer wel ‘perenboom’, maar meestal wel ‘afsluitboom’. Op het verdwenen dorp Peerboom bij de Braakman in Zeeland slaat: 1240 Hugo presbyter de Perbome.

Pereira, Pereiro, Perera. Spaanse familienaam; perenboom.

Perel, Perau, Peraux, Perrault, Perraut, Pairault, Peral, Perraudin, Perraud, Perraux, Perreault, Perreaut, Perreaux, Perreau, Peraux, Pereau, Peyraud, Perea, Periaux, Perriaux, Perria, Pirault, Pirau, Piraux, Pireaux, Pireau, Pirreault, Paraut, Praud: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.

Perel, Perels, Peirels. Middenenderlands peerle, perel: parel. Beroepsnaam van de parelhandelaar of bijnaam. Vergelijk Peerlinck, Duits Perl.

Perelaer. Naar de vorm reïnterpretatie (Zuidnederlands perelaar: perenboom) van plaatsnaam Perlaar = Berlaar (Antwerpen).

Perelcwajg. Joodse familienaam Perlzweig; pareltak.

Perelgut. Duitse-Joodse familienaam.

Perelman, Perlman, Perleman, Perlmann: Beroepsnaamvan de parelhandelaar of parelrijger. Vergelijk Duits Perelmutter, Perelmiter, zie Perlmutter.

Perestam: Plaatsnaam? Vergelijk Duits Birkenstamm.

Pereti, Peretti, Peretto. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro. Vergelijk P(i)erret.

Perexempel. Par exemple: bijvoorbeeld? Bijnaam naar een zegswijze?

Perez, Pérès: 1. Vadersnaam. Spaanse afleiding van de voornaam Pedro: Petrus. 2. Variant van Péret.

Perger, Pergher. Beierse variant van Duits Berger: die aan of op de berg woont.

Péricard, Périchard, Perchard. Vadersnaam. Afleiding van een k-dim. van de voornaam Pierre. Ook Perricard.

Perick, Peric, Perich. Vadersnaam Perrique, afleiding van de voornaam Pierre.

Perier, Periez, Perier, Perie, Peri, Perrier, Perri, Perriez, Perry, Pery: Plaatsnaam. Oudfrans perier: perenboom. Vergelijk van de Peereboom.

Pérignon, Parion. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Père =Pierre.

Périgny. Plaatsnaam (Allier, Calvados enz.).

Perikel, Preukels. Middelnederlands perikel: gevaar. Bijnaam. Vergelijk Péril.

Péril: Bijnaam. Frans péril: gevaar. Vergelijk Périll(i)eux.

Périlleux, Périllieux, Parilleux, Pereleux, Perlaux, Perlau, Perleau: Bijnaam. Oudfrans perillos: gevaarlijk, gevreesd. Perlau, van Périllaud.

Perin, Périn, Perrain, Perain, Perrinini, Perrin, Perini, Perin, Perrins, Perijns, Perings, Peerens, Peeren, Perens, Peren, Perene, Peirens, Peiren. Vadersnaam. Vleivorm van Pierre: Petrus. Perene is de romanisering van Peren; vergelijk Pirenne. Zie ook Pierin(s).

Périnet, Perine, Perinet, Périné, Prinet, Perinot, Perino: Vadersnaam. Vleivorm (met dubbel suffix -in-et/-in-ot) van Pierre. Vergelijk Perin.

Periquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Père = Pierre. Vergelijk Franse familienaam Perrichet.

Périsse, Périssi, Périssino, Perissinotto. Vadersnaam. Afleiding van Pierre, Pietro.

Perizonius. Latinisering van Pierson.

Perk, van de, der, Park, Perks. Plaatsnaam. Vlaams-Brabant.

Perla, Perlart. Afleiding van Frans perle: parel. Vergelijk Perels? Of an Perlau? Of van Franse familienaam Parlât, van parler ?

Perlberg, Perlberger, Perleberg. Duitse plaatsnaam Perleberg of Perlberg.

Perlin. Vadersnaam. Afleiding van Père, Pierre.

Perlmutter, Perelmutter, Perelmiter. Duits Perlmutter: parelmoer.

Perlstein, Perelsztein, Perelsztejn. Duits-Joodse familienaam; parelsteen.

Perloff: Vadersnaam. Oudhoogduitse vorm van Germaanse voornaam Berolf: Berulfus, Perolf.

Permain. Waalse aanpassing van Perman?

Permas: Misschien uit Peremans.

Permeke. Nederlandse naam van plaatsnaam Prémesques (Nord).

Perneel, Pernel, Permel, Preneel, Perinaud, Perrenoud, Perniaux, Prenau, Pérénia, Pirnay, Pornel. Vadersnaam uit het het Romaanse Pernel/Perrinel. Dit is een afleiding van Pierre Perre (vergelijk Perrin) of van Péronel, afleiding op -on-el (vergelijk Pernelle). Pérênia is de Naamse variant, Pirnay de Luikse.

Pernelle, Purnelle, Pronelle: Moedersnaam Pernelle, van Péronella. Petronella was een Romeinse martelares.

Pernet, Pernez, Perne, Pernetti. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre, uit Perrinet of Peronet.

Pernin. Vadersnaam van Perronin, vleivorm van Pierre.

Pernis, van. 1. Plaatsnaam Pernis (Zuid-Holland). 2. Eventueel plaatsnaam Pernes (Pas-de-Calais).

Pernot, Pernod, Purnot, Parnot, Prenot. Vadersnaam, knuffelvorm uit Perrinot, uit Pierre.

Peroni, Peyronie, Peyrouny: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro.

Perquin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Pirkin, verkleinvorm van de voornaam Pier, Peer = Pierre.

Péronnet, Péromet, Pérornez. Vadersnaam. Afleiding van Peron.

Perpête, Perpete, Perpette, Perpet, Perpeet, Parpaite: Vaders-, moedersnaam. Latijnse heiligennaam Perpetuus, Perpetua 'eeuwig'.

Perpignano, Perpinien.

Perre, van de(der), van Perre, Uit Perpignan (Pyr.-Or.).

Perqui, Perquy. 1. Zie Pirkin. 2. Uit Porquin, afleiding van porc: varken.

Perrels: Spelling voor Perels, zie van de Parel.

Per, Perren, van de, der, van Perre, van der Perren, van der Pere, van der Per, van de Peer, van de Peere, van de(der) van der Pert, van (de) Paar, van de Paer, van de Par, van de Parre, Vandeparre, van der Parre, van der Parren. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Perre/Parre; omheinde plaats, afgesloten terrein.

Perette. Moedersnaam. Vrouwelijke afleiding van de voornaam Pierre. Of verschrijving voor Perret.

Perillat. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Père = Pierre.

Perroncel, Pernechele. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.

Perruche, Perrussel, Perus, Perusse. Familienaam uit de plaatsnaam Perrusse (Haute-Marne): plaats met stenen overdekt.

Persan, Persant: Familienaam Persent. Oudfrans persant ‘machtig man’.

Perschel. Duitse vadersnaam. Afleiding van Persch, van de voornaam Perthold, Berthold of Peter.

Persi, Persy, Percy. 1. Bijnaam. Oudfrans persi: bleek. 2. Zie Percy.

Persijn: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de literatuurnaam Perceval. Of vleivorm op -ecin van Pierre. 2. Verkort uit Despersyn, van d’Esplechin. Plaatsnaam Esplechin (Henegouwen), eventueel Esperchin in Wattrelos (Nord).

Perseau, Persiau, Persiaux, Persieaux, Persia, Perseo, Perséo. 1. Het Oudfranse 'persel', vervormde tot pers: bleek, paars. Wellicht dus een bijnaam. 2. Eventueel kan het een klankverandering zijn van Préseau(x).

Persennel, Percenel, Perschenel: 1. Personnel, afleiding van Frans personne: persoon, pastoor. Zie Persoone. Vergelijk Personneau in Bonen. 2. Vadersnaam. Afleiding van Persin, Perrecin, vleivorm van Pierre.

Persoon, Persoone, Persoons, Persooms, Person, Personne, Parsons, Lepersonne, Lapersonne, Personnet, Personnel. Het Middelnederlandse persoon, het Latijnse Persona betekenen: pastoor, parochiepriester. En die hadden vroeger nogal eens kinderen. Vergelijk Engels parson. Engelse familienaam Pearsons.

Persyn, Persyns, Persijn, Persain, Perseyn, Persin, Persine, Percyn, Parcyns. 1. Vadersnaam knuffelvorm uit de voornaam Perceval (deze is een literatuurnaam) of uit de voornaam Pierre. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Esplechin (Henegouwen) of Esperchin in Wattrelos (Nord).

Pertsman, Peertsman, Peersman, Peersmans, Peirsman, Persmanne en wellicht ook Pisman. Vadersnaam uit de voornaam Perceval.

Peruzzi, Peruzzo, Peruzetto, Peruzzaro. Italiaanse vadersnaam van Pietro; Petrus.

Perveux. Waarschijnlijk een variant van Perwuelz; zie Perwez.

Perwez, Péruwelz, Perwetz, Perwuelz, Perruez, Perruwé, Perruwe, Perrewe, Perrewé, Pervé, Pervé, Parrevée, Parvais, Parvaiz: Plaatsnaam Péruwelz (Henegouwen): 1187 Perewes, of Perwez, (Waals-Brabant, Namen) 1179 Perewez; ‘wad, doorwaadbare plaats met stenen’.

Perz, Pertz. Vadersnaam. Beierse afleiding van Berthold.

Pesant, Le Pesant, Lepezant. Bijnaam voor een zwaarlijvige.

Pesch, van. 1. Plaatsnaam Pecq (Henegouwen): 2. Duitse plaatsnaam Pesch (Noordrijn-Westfalen), van Latijn pascuum: weide.

Peschel, Peschl, Peschke, Peschkes, Peszke: Vadersnaam. Oostduitse, Slavische afleiding van Petrus.

Peser, de. Afleiding van Middelnederlands pesen: van een pees (boogpees, strik) voorzien? Beroepsnaam of bijnaam?

Pesesse. Paatsnaam Pessesse in Pessoux (Namen).

Pesin, Pezin, Pezyn. Variant met -in-suffix voor Oudfrans pesel, peson: klein gewicht. Beroepsnaam voor de weger.

Peskens: Variant Peiskens Peschkes, Peschke, Peszke: Vadersnaam. Oostduitse, Slavische afleiding van Petrus. 1. Pijskens, verkleinvorm van Middelnederlands pise ‘maat, gewicht’. 2. Vadersnaam. Uit Limburgs Puisken, Paesken, Poesken, verkleinvorm van de voornaam Passchijn.

Peski, van. Plaatsnaam Peschke, afleiding van Pesch: weide.

Pessemier, de, Pessemiers, de, Pessemier, Pessemiers, de Peissemier, Depessemiez, Passemier, Passemiers, Possemiers, Posemiers, Pussemier, Passenier, Passeniers, Possenier, Posseniers, Poussenier, Puissenier. Naam uit het Middelnederlandse persemier: woekeraar. Bijnaam.

Pessendorfer, Pessendorffer. Met b/p-verscherping uit Bessendorfer.

Pesser, Pessers. Deze familienaam komt hoofdzakelijk in Luik voor, mogelijk dat Pesser(s) teruggaat op de Limburgse familienaam Plessers, wellicht hypercorrect; vergelijk Nederlands pleisteren, van Middelnederlands peisteren. Beroepsnaam van de pleisteraar.

Pestel, de: Beroepsnaam. Middelnederlands pester, pister ‘bakker’. Duits Pfister.

Pestel, van. De Pestel, gereïnterpreteerd als herkomstnaam?

Pester, de, (de) Pestele, Pestel, de Peyster, Pisters, Pister: Beroepsnaam. Middelnederlands pester, pister: bakker. Vergelijk Duits Pfister.

Pestiaux, Pestiau, Pestieau, Pestieaux, Pestiat, Petel, Petiels, Peteaux, Peteau, Petiaux, Petiau, Petieau, Pétiau, Pétiaux, Pettiaux, Pettiau, Petteau: Oudfrans pe(s)tel, petteau: stamper van een vijzel, beroepsnaam.

Pestre. Variant van (de) Pester of van Paitre.

Petac, Petack, Pijtak. Vadersnaam Pittak, Oost-Duitse afleiding van de voornaam Peter.

Pétain, Pétin, Petein, Pétein, Pietin, Piétain, Pietain. 1. Familienaam uit het Oudfranse pietin: dit is een soort wapen, een met ijzer beslagen stok. Beroeps(bij)naam. 2. Maar wellicht uit het Oudfranse piet, pié: voet, zoals piéton: voetganger; pietin: voetstuk, sokkel; Oudfrans pietier, petier: te voet lopen, wandelen. Bijnaam voor een voetganger, loper, zwerver.

Pète, Pète, Pette, Pete: Waalse uitspraak van Pêtre. Vergelijk de Waalse familienaam Pète uit Petre, Pète uit Pêtre, Luik.

Pete, Peten, Peeten, Petten, Pettens, Peiten: 1. Uit Middelnederlands pète? Vergelijk (de) Peet. 2. Vadersnaam Vleivorm van voornaam Peter.

Peteers. Spelling van Waalse uitspraak van Peters als Pétèrse.

Petegem, van, van Peteghem, Venpeteghem: Plaatsnaam Petegem (tweemaal in Oost-Vlaanderen).

Peter, de. Verwantschapsnaam: peter. Vergelijk Parrain.

Peterbroeck, Peterbrouck, Peetersbroeck, Peetersbroek, Peeterbroek, Peeterbrock, Pieterbrouck: Plaatsnaam Peterbroek in Vollezele (Vlaams-Brabant).

Peterburger, Peterburs. Uit Sint-Petersburg (Rusland). Vergelijk Petersborg.

Petereit. Vadersnaam. Litouwse afleiding van de voornaam Peter.

Peterfreund. Vadersnaam Peter + bijnaam Freund; vriend.

Peterkin, Peterkenne, Péterkenne, Petrequin, Peturkenne, Peturquenne, Peteerges, Petges: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter.

Péterlé, Petterle. Vadersnaam Peterle. Oudhoogduitse afleiding van Peter.

Peterlini. Aanpassing van Italiaanse vadersnaam Petrolini, afleiding van Pietro.

Petermeijer: Naam van een meier met de voornaam Peter.

Peternelli, Peterneli. Aanpassing van Italiaans Petronelli, afleiding van de voornaam Pietro. Vergelijk Perneel.

Peters, Peterse, Petersen, Peeters, Peet, van der, Pet, Petersma: Vadersnaam. Heiligennaam Petrus. Pieters is westelijk (onder meer Vlaams), Pe(e)ters is Brabants-Limburgs.

Petersborg, (de) Petersbourg, Pieterbourg: De Russische stad Sint-Petersburg (Frans Saint-Pétersbourg), in 1914 Petrograd en van 1924 tot 1991 Leningrad.

Petersem, Peetersem, Petersheim, van Peeterssen: Plaatsnaam Petersem in Lanaken (Limburg).

Petersheim. Verspreide Duitse plaatsnaam, Silezië. Zie ook Petersem.

Petersil, Petersille, Peterseil, Petersiel, Petersille, Peetersille, Pietercelle, Pietercil, Pitersil, Perselis, Petersilie (Duits). Beroepsbijnaam van kruidenier, kweker, uit de kruidennaam Peterselie.

Peterson, Pettersson: Dit kan een Engelse familienaam zijn ‘son of Peter’, maar ook Nederlands Peters zoon (zie Peters). Pettersson kan Zweeds zijn.

Peteryns, Peterijns, Petereyns, Peterens, Petryns, Petrins, Peetrain, Pestrin, Peterreins, Petrens: 1. Bijnaam. Oudfrans peterin: klein, onbeduidend, waardeloos. 2. Plaatsnaam Piétrain (Waals-Brabant), Nederlands Petrem. 3. Dubbel vadersnaam Peter Hein.

Pètes, Petes, Petesch, Petesh, Petisch: Duitse vadersnaam van Peter.

Peteurson. Spelling voor Peterson.

Péteux, Péteur, Péteux, Péteur: Middenfrans péteux: bangerd, schijterd. Bijnaam.

Petges. Vadersnaam. Afleiding van Peter.

Petipas, Petitpas. Bijnaam voor iemand die kleine, korte pasjes zet.

Petiqueux, Petitqueux. 1. Bijnaam Petit queux: kleine kok. 2. Eventueel reïnterpretatie van petit cul, uitspraak eticu: kleine aars, anus.

Petignot, Pétignot, Petinio, Petitniot: Bijnaam. Afleiding op -in-iot van pet, van petit. Kleintje.

Petit, Petiet: Frans petit ‘klein’. Bijnaam naar de kleine gestalte.

Pétillon, Petillion, Petilleon, Pittillion, Pitillion, Pitftjeljon, Pittillioen, Pittilioen, Pittellioen, Pitellion, Pitelioen, Pitelloein, Pintelon: Oudfrans pétillon: punt, naald. Beroepsnaam van de naaldenmaker; vergelijk Lewille.

Petillot. Uit Pétillon? Of spelling voor Petiot.

Petit, Lepetit, Petyt, Pety, Petijt, Petiet, Petie, Pettit, Petti, Pettitt: Bijnaam naar de kleine gestalte.

Petitat, Petitain, Petiteau, Petito, Petiot, Petetot. Bijnaam uit petit: klein.

Petitberghien, Petitberghein, Petiberghien, Petiberghein: Reinterpretatie (petit klinkt vaak als ft) van Tiberghien.

Petitbois. Plaatsnaam Petit Bois; klein bos.

Petitbon, Pettibone. Dubbele bijnaam: Petit bon: klein en goed, dapper.

Petitdemange. Bijnaam Petit + voornaam Démange, Latijnse heiligennaam Dominicus.

Petitdidier. Bijnaam Petit + vadersnaam Didier.

Petitfils. Verwantschapsnaam: kleinzoon, of bijnaam kleine zoon. Vergelijk Petitfrère.

Petitfrère. Bijnaam Petit frère: kleine broer.

Petitgirard. Bijnaam + vadersnaam. Petit Girard = kleine Gérard.

Petithan. 1. Plaatsnaam Petithan in Grandhan (Luxemburg). 2. Bijnaam + vadersnaam Petit Han: kleine (Jo)han(nes). Vergelijk Petitjean, Duits Kleinhans.

Petithomme. Bijnaam Kleine man. Vergelijk Kleinman.

Petitimbert, Petitembert. Bijnaam + voornaam; Kleine Imbert.

Petitjean. Bijnaam + voornaam. Kleine Jan. Vergelijk Grootjans, Grosjean.

Petitpierre. Bijnaam + voornaam. Kleine Pierre: Pieter.

Petitpré, Petitprez, Petitprêt, Petipré: Plaatsnaam Petit Pré: kleine wei.

Petitte. Bijnaam. Vrouwelijke vorm van Petit.

Petoud, Petoux. Bijnaam; log?

Petras, Petrasch, Petraz. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Peter.

Pêtre, Pètre, Pétre, Petre: 1. Zie Paitre. 2. Vadersnaam van de voornaam Peter.

Pétré, Petré, Pètrè, Petrez, Pétrée. 1. Pètrê is een Waalse plaatsnaam die 'wilde perenboom' betekent. Daaruit is dan weer de familienaam afgeleid. 2. Eventueel verschrijvingen voor Pétret, afleiding van Pêtre. Vergelijk Pétrel

Petrenko. Vadersnaam. Oekraïense afleiding van de voornaam Peter.

Petrick, Petrik, Petryk. Vadersnaam. West Slavisch van Peter.

Pétriaux, Pétrieux. Plaatsnaam. Picardisch pétriau: jeneverstruik.

Petricek. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Peter.

Petrillo, Petrilli, Petrini, Petrinoli, Petrioli, Petroci: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro.

Petroff, Petrov, Petrow. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Peter.

Petron, Petrons, Pétrons, Petronio, Peetroons, Petroons, Peetrons, Peetroms, Petroens, Pitrons, Pietrons, Pietron, Pietroons, Pieterhons: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Petronius.

Petronella. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam. Zie Femelle.

Petropoulos. Griekse vadersnaam van Petrus.

Petrovic, Petrovits, Petrowitch, Petrovci, Petrovski: 1. Vadersnaam. Pools-Slavische afleiding van de voornaam Peter. 2. Plaatsnaam Petrov, Petrovice.

Petrus, Pietrus, Petri, Petrie, Petry, Petrij, Petery, Pittery, Pitterij, Petro, Pietri: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Petrus en afleiding Petri.

Pets. Waarschijnlijk vadersnaam. Zoals Petsch van Peter.

Petsch, Petz, Petschke, Poetsch, Pötzsch, Potz: Vadersnaam. Sorbische en Wendische afleiding van de voornaam Peter.

Petteloo, Petteloot, Petloo. Uit Pestelot, afleiding van pestel. Zie Pestiau(x)/Petiau(x).

Petteno. Gedemouilleerde vorm van Petignot. Of Italiaanse familienaam?

Petter (de). 1. Naam uit het Middelnederlandse putte, pitten, petten: water putten, scheppen. 2. Of uit De Peter: verwantschapsnaam Peter.

Pettersdorfer. Plaatsnaam Pittersdorf, Beieren.

Pettinger. Afleiding van verspreide plaatsnaam Petting/Pôtting (Beieren).

Petzold, Petzel, Petsolt, Pätzold, Patzelt, Paetzhold, Paschold, Pechholt: 1. Vadersnaam. Oost-Duitse (Silezië) afleiding met secundair -old van Petz, van Peter. Eventueel Oudhoogduitse vorm van Germaanse voornaam Berchtold, Betschold.

Peuckert, Peukert, Peuker: Plaatsnaam Peuke (Silezië).

Peucelle, Puchelle. 1. Oudfrans pucelle: jong meisje, dienstmeisje, maagd. 2. Evventueel van Pelicel(le), afleiding van Oudfrans pelice: huid, bont(werk), bontjas. Beroepsnaam van bontwerker.

Peuchet, Peuche, Peuchot. 1. Afleiding van peuch, van plaatsnaam Puy, van Latijn podium: hoogte, heuvel. 2. Variant van Picardisch pauchet; zie Pochet. 3. Waarschijnlijk afleiding van Oudfrans (Normandisch, Picardisch) puch, dat is Frans puits: put. Oudfrans puchot: waterloop, kanaal.

Peugnet. Waarschijnlijk variant van Peignet, afleiding van Peigne. Of afleiding van peugn, Frans poing: vuist.

Peulen, Peulens. Vadersnaam. Limburgse variant van Paulen, vleivorm van Paulus.

Peulings, Peulinckx, Puelings, Puelinckx, Peulincx, Pulings, Pulincks, Pulinck, Pulinx, Pulinck, Pullin. Limburgse vorm van Paelings, zie bij Paling(s).

Peuman, Peumans. Limburgse variant van Palmans (vergelijk Palmen, Paumen, Peumen).

Peute: 1. Lokale uitspraak van plaatsnaam Peutie (Vlaams-Brabant). 2. Variant van Putte, in van (de) Putte.

Peurette. Variant van Poirette, zie Poret.

Peurquaet. Bijnaam voor een kwaadstoker, kwaadstichter. Vergelijk Nederduits Pinsequat: die kwaad beraamt.

Peutat. Afleiding van peute, Oudfrans pute: vuil, slecht, gemeen.

Peute. 1. Lokale uitspraak van plaatsnaam Peutie (Vlaams-Brabant). 2. Zie (van) Putte.

Peute, van de. Zie van den Putte. Peuteman(s):1. Afleiding van plaatsnaam Peutie, lokale uitspraak Peute, Vlaams-Brabant. 2. Zie Putteman(s).

Peuteman, Peutemans. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Peutie. 2. Zie ook Putteman(s).

Peuterman, Peutermans. 1. Afleiding van De Peuter. 2. Variant van Peutemans.

Peutieman. Afleiding van de plaatsnaam Peutie, Vlaams-Brabant.

Peuvrade, Peuvrate. Afleiding van Luiks-Waals peûve, Frans poivre: peper.

Pevée, Pevee. Plaatsnaam Péville in Alleur en Grivegnée (Luik).

Pevenage (van), van Pevenaegge, van Pevenaege, Pevenaeyge, Peveneayge, Pevernagie, Pevenasse, Pluvinage, Bevernaegie, Bevernagi, Bevernagie, Bevernage, Bevernaeyge, Bevernayge, Bevernaeye. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Puvinage in Vloesberg (Henegouwen), Pevenage in Everbeek (Oost-Vlaanderen en in Verchain-Maugré (Nord), Puvinage (1348 Putsvinage in Beloeil, Henegouwen) van Puteus vicinaticus: openbare drinkplaats, waterput voor het vee.

Pexstaerts, Peckstards, Pexstadt, Peckstadt, Peckstdat, Peksteerts, Pekstards, Pexsters, Pexters, Pecters, Speckstadt, Spexstaerts: Beroepsnaam Peekstaart: steel van een piek, lans.

Pey, Peys, Peij: Middelnederlands peye, poye, van Oudfrans puy, van Latijnse Podium ‘pui, stoep, podium; hoogte’.

Peycker, Pijcker, Peijcker: Andere spelling voor Pijcker, afgeleid van Middelnederlands pike, pijcke ‘piek’, zie Pijck(e). Beroepsnaam van de piekenmaker of piekenier.

Peyls, Peijls, Peil. 1. Middenenderlands pegel, peil: merkteken in maten voor vloeistoffen, graad van sterkte van het bier, pegel. Beroepsnaam van de pegelaar, de ijker van vochtmaten. Vergelijk Pegel. 2. Brabantse spelling van Pyls.

Peynhaert, Peynaerts, Peijnaerts: 1. Duitse verscherpte vorm van Beinhard, Benhard, Bernhard? 2. Zie Pénard.

Peyralbe, Peyrable: Plaatsnaam. Occidentaals Peyre albe: witte steen. Vergelijk Peyraube (Htes-Pyr.).

Peyrelongue. Occidentaalse plaatsnaam; lange steen, Basses-Pyr.

Peyeron. Waarschijnlijk variant van Peyron.

Peyskens, Peskens, Peiskens: 1. Brabantse gediftongeerde vorm van Pijskens. Pijsken, afleiding van Middelnederlands pisé: maat, gewicht. 2. Zie Puystjens.

Peysmans. 1. Beroepsnaam van de peismaker, paisierer: vrederechter. 2. Ontrond van Puysmans = Poesmans, Paeschman.

Peyster, de. 1. Oudfrans paistre: herder. Beroepsnaam. Vergelijk Paitre. 2. Zie de Pester.

Peytier, Peijtier. Occidentaalse vorm voor plaatsnaam Poitiers. Vergelijk Peytieu.

Pfaff, Phaff, Paffen, Paff, Pfaeffli, Pfaffli, Pfäffle. Van origine Duitse familienaam, met een betekenis als Paaps: familienaam uit het Middelnederlandse pape: priester (die wellicht de vader was). Rijnlands Paff. Afleiding -li is Zwitsers.

Pfaffenbach. Plaatsnaam, Beieren.

Pfannenstiel, Pfannestiel, Phannenstiel: 1. Verspreide Duitse plaatsnaam Pfannenstiel: langwerpig stuk land in de vorm van een pannensteel. 2. Beroepsnaam van de pannenmaker.

Pfannschmidt. Duitse beroepsnaam Pfannenschmied: pannenmaker; vergelijk (De) Pannemaeker.

Pfau. Duitse bijnaam Pfau: pauw. Vergelijk De Pauw.

Pfeffer, Pfefer, Peffer, Pfeffermann: Duits Pfeffer, Rijnlands Peffer: peper. Beroepsnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Peper.

Pfeiffer, Pfeiffer, Pfayfer, Pheyffer, Pheijffer, Pfayfer, Phyffer, Feyfer, Feifer, Fajfer, Fajfar, Fefer, Peifer, Peiffer, Peyffers, Peyfers, Peijffers, Pieffer, Pieffert, Piffert, Piffer. Duitse beroepsnaam uit het Middelhoogduitse phîfer: fluiter, speelman: Duitse beroepsnaam Pfeifer, Middelhoogduits Phîfer ‘fluitspeler, speelman, muzikant’. Vergelijk Pijpers, De Pyper. Peifer is Rijnlands.

Pfister, Pfisterer, Pfischter, Fiszter: Beroepsnaam. Middenhoogduits Phister, van Latijn pistor: bakker. Vergelijk Pestel.

Pfizer. Duits ontrond van Pfützer, van Middenhoogduits Phütze, Duits Pfütze: waterput, bron, fontein, van Latijn puteus. Beroepsnaam van de waterfitter, die waterleidingen, waterputten aanlegt. Frans fontainier, Zuid-Nederlands fonteinier.

Pfloug, Pflug, Phlok, Pfluger, Pfluger, Pflieger: Duitse beroepsnaam.

Plfeiderer. Ontrond van Duits Pfleuderer, van Middenhoogduits vlôudern: fladderen. Bijnaam naar het wisselvallige karakter.

Pflug. Ploeg; Beroepsnaam Pfluger, (ontrond) Pflieger: ploeger, ploegenmaker.

Phaff: Duits familienaam Pfaff, pendant van De Pape.

Phalempin, Falempin, Falepin, Fallempin, Valepin, Valepyn, Valepijn, Vallenpint, Valenpint, Vallepin. Familienaam uit de plaatsnaam Phalempin (Nord, in Frankrijk).

Phallus. Latinisering van Phal, van Latijnse heiligennaam Fidolus.

Phan, Pham. Verschrijving voor de Duitse familienaam Pfann(e). Beroepsnaam. Zie Pan.

Pharazijn, Pharasijn: Andere spelling van de West-Vlaamse familienaam Farazijn, door p/f-wisseling uit Parizijn, uit Frans Parisien ‘Parijzenaar’.

Phélizon. Vadersnaam. Afleiding van Phélis = Félix.

Phernambucq: Pernambuco, andere naam voor Recife, hoofdstad van Pernambuco, een deelstaat in Brazilië.

Philifert. Waarschijnlijk variant van Philibert met f-perseveratie.

Philimon, Fillemont. Vadersnaam. Voornaam uit de Griekse. mythologie: Filemon en Baukis. Ook Bijbelse voornaam.

Philipoom: Vadersnaam. 1. Philip Oom; vergelijk Duits Clasohm, Hansohm. 2. Herinterpretatie van Philippon, afleiding van de voornaam Philippe.

Philippa: Luiker Waalse vorm van Philippart, afleiding van de heiligennaam Philippus.

Philipart, Philip, Philippaerts, Philippaert, Philipart, Phillippart, Philipparts, Philipaars, Philipaers, Philipa, Philipat, Philipaert, Flippart. Vadersnaam uit de heiligennaam Philippus.

Philippette, Philipette, Philipet, Philippeth, Philippe: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Philippe.

Philippin, Philipin, Filippin, Philippens, Philippen, Phillipens, Pheulpin, Flippen: Vadersnaam. Vleivorm van Griekse heiligennaam Philippus.

Philippekin, Philpkin, Phillipekin, Flipkens. Vadersnaam uit de heiligennaam Philippus.

Philipoom. Vadersnaam. 1. Philip Oom; vergelijk Duits Clasohm, Hansohm. 2. Reïnterpretatie van Philippon.

Philippaux, Philippeaux. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Philips.

Philippo, Philippot, Phelippot, Flipo, Flipot, Philippo, Phlypo, Flypo, Flippo, Philpot, Philpott. Vadersnaam uit de voornaam Philippe.

Philippon, Philippont, Philipon, Filippone, Philipperon, Philippron, Philippront, Phlipront: Vadersnaam. Franse vleivorm van de voornaam Philippe.

Philippus, Philippy, Philipppe, Philip, Philipp, Philipe, Filpe, Philups, Phillips, Philips, Philipse, Philipze, Van Philips, Plips, Plipsen, Philippsen, Philipsen, Philipsen, Philippson, Philipson, Phillippsen, Phlips, Phlups, Phlippsen, Filipe, Filip, Falip, Filipp, Filippi, Filippy, Flipts, Flips, Flipse, Flipsen, Flyps, Fleps, Filipson, Philippi, Philippy, Filippi, Felipe. Vadersnaam uit de Griekse heiligennaam Philippos (=paardenliefhebber).

Philippo: Vadersnaam. Spelling voor Frans Philippot, verkleinvorm van de voornaam Philippe.

Philipse, Philipsen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Philippus.

Philis. Moedersnaam. Vooral Engelse voornaam Phyllis, Phillis, van Grieks phullis: tak met blaren. Phyllis was de dochter van koning Sithon van Thracië.

Philisijn, Philisyn. Variant van (de) Pillecijn in Munkzwalm.

Phimister. Engelse beroepsnaam Femisterm, van fée master: veemeester, herder.

Pholien, Phollien, Folien, Foullien, Fouillien, Fouillen, Fouilen, Foyin, Fouyn, Fouin, Foyin, Foyen, Fuyen, Feuillien, Feuillen, Feullien, Feulien, Fieullien, Defollin: Vadersnaam. Ierse heiligennaam, naam van de abt van Fossen-la-Ville. Saint-Pholien is de naam van een kerk in Luik: 1244 Sancti Foliani presbyteri Leodienses.

Pia, Piat. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Piatus (vereerd in Denemarken).

Piaget. Afleiding van Oudfrans péage, Frans péage: tol. Beroepsnaam van de péager: tollenaar, tolinner.

Paina, Pioano, Piani, Pianetti. Italiaanse plaatsnaam piano; vlak.

Pianet. Z.-O.-Franse vorm van Planet, afleiding van plan: vlak, effen. Vergelijk Italiaans Pianetti.

Piasecki, Piasek, Piaskowski: Afleiding van Poolse plaatsnaam Pias(ek): zand.

Piaveau, Piaveaux. Zinwoord; kalverviller?

Piazza. Italiaanse plaatsnaam Piazza; plaats, plein.

Picalausa, Picalause, Picalouse, Picalose. Pica Lausa. Naam uit het Oud Occitaans lauza: platte daktegel. Beroepsbijnaam voor de steenhouwer, de leikliever.

Picard, Picart, Picar, Picaaer, Picat, Pica, Picas, Piquard, Piquart, Liccaert, Piccart, Piccar, Piccard, Pickard, Pickar, Pickart, Picardt, Pickaer, Picaert, Picaerts, Picartz, Picquaert, Picquart, Pikaar, Pikard, Pikaerts, Pikaertert, Piekaerts, Piekarz, Lepicard. 1. Naam voor een Picardiër, inwoner van Picardië. 2. Naam uit het Middelnederlandse pic(k)aert: piekenier. Beroepsnaam. Dit uit het Oudfranse picart: scherp.

Picarelle, Piccarelie, Picarrel, Pycarelle, Piquerel, Pickerell, Picherel, Pichereau, Picheret, Pickorelle, Picorelle, Spyckerelle, Spicarolen: Oudpicardisch peskerel, Middenfrans picarel: vis, (soort) snoek. Bijnaam zoals Pecquereau. Oudfrans picaret = picarel.

Picavet, Picavez, Piccavet, Pickavet, Pycavet, Pyckhavet, Pyckavet, Pyckevet, Pykevet, Pijkevet, Piekavet, Pecavet, Pijckevet: Oudfrans Picavet ‘takkenbos’. Beroepsbijnaam van de houthakker.

Piccin, Piccini, Piccinni, Piccione, Piccioni, Piccinini, Piccinin, Piccinno, Piccino. Italiaanse bijnaam; klein.

Piccoli, Piccolo, Piccolotto. Italiaanse bijnaam Piccolo; klein.

Pichal: Oudfrans peschalle, pesc(h)aille ‘visvangst, gevangen vis’. Beroepsbijnaam van de visser.

Pichard, Pichar, Picha, Pichâ, Piesschaert, Pissard, Pissart, Pisart, Pizar, Pitsaer, Pihart, Pihard, Piha: 1. Oudfrans pichard: groene specht. Bijnaam. Vergelijk (de) Spicht. 2. Picardisch pichard, Frans pissard, afleiding van pisser, Oudfrans pissier: wateren, urineren, plassen, pissen. Vergelijk Oudfrans pisseur en het volkse gezegde 'Saint-Médard le grand pissard', de regenheilige. Luiks-Waals piha.

Pichel, Pichelle, Pichault, Pissel, Picault, Picaud, Pihay: Zoals Péchet afleiding van Frans poisson: vis. Variant met i zoals in Pi(c)queur = Pe(c)queur, Pichonnier, Picardie. Vanwege de Luikse ft-variant moet de naam wel op een sk-vorm teruggaan

Pichèque. Oost-Duitse familienaam Pischek, van Slavisch Picek. Afleiding van heiligennaam Petrus.

Pichet, Pihet, Pissé, Piscé, Pisce, Piket, Pickett, Picquet, Piquet, Piué, Picqué, Pické, Piquette, Picquette, Pinquet, Pincket, Pinket, Pyncket, Pynket, Pijncket. 1. Oudfrans pichet, Oudpicardisch pi(c)quet, Middelnederlands piket, peket: maat voor vloeistoffen, zout, graan. Beroepsnaam van de meter, korenmeter. 2. Variant van Péchet. De Waalse vorm Pihet verwijst naar een oorspronkelijke vorm met sk (piscis).

Picheyns. Middenfrans péchin, afleiding van Oudfrans pesche (Latijn piscis): vis. Vergelijk Péchet, Pichet 2.

Pichler. Beierse vorm van Duits Bûhler, afleiding van plaatsnaam Bûhl: heuvel.

Pick, Picke, Pické, Pik, Picque, Picq: 1. Middelnederlands picke: pikhouweel. Beroepsnaam voor de maker van pikhouwelen of voor de steenhouwer. Vergelijk De Picker. 2. Zie Peck. 3. Eventueel= Pyck(e).

Pickel, Peckel, Peckels, Pechels, Peekel, Pekel, Pyckels, Pykels, Pijkels: Middelnederlands pickel, peckel, Waals-Vlaams pekkel: poot (van meubel), (gemeenzaam ook) been. Beroepsnaam voor timmerman, houtdraaier. Of bijnaam voor iemand met lange benen. Vergelijk Schinckel, Peckelbeen.

Picker (de), Pickere (de), de Pikker, Pickers, de Pecker, Peckre, Peckers, Pecker: Middelnederlands picker, pecker: 1. steenbikker, -houwer; 2. maaier; 3. gauwdief, zakkenroller.

Pickery, Piquery, Picquery, Picry, Picrit, Picret, Pichry, Pichrist, Picherit, Pichrit, Piekry, Pecquery: Oudpicardisch peskerie, Oudfrans pescherie: visvangst, visserij, visrecht, visplaats.

Pickman, Pickmans, Peckmans, Picman: Beroepsnaam van de Picker/Pecker: steenbikker, steenhouwer.

Picon, Pikon, Piquon. Oudfrans picon: hak, pik(hamer). Beroepsnaam van de steenhouwer. Vergelijk Picot 1.

Picot, Piccot, Picquot, Piquot, Pichotte, Pichot, Pischot, Pitchot, Pitcho, Pihot: 1. Oudfrans picot: scherp voorwerp, puntig wapen, pik, houweel, pikhamer. Beroepsnaam van de steenhouwer. 2. Synoniem met Pichet/Piquet, met ander suffix.

Picou, Picoux. Oudfrans picou; kleine haak, kram.

Picrart. Hypercorrect voor Picquereau? Of van Picard?

Pictoel, Pictoul. Wellicht variant, verschrijving van Pecto(o)r. Zie daar.

Piddington. Plaatsnaam, Oxfordshire.

Pidgeon. Engelse bijnaam van Oudfrans pigeon: jong van een vogel, duifje. Vergelijk Duyvejonck.

Pijkeren, van. Plaatsnaam.

Pijncket. 1. Naam uit het Oudfranse pichet: piket, peket (maat voor vloeistoffen, zout, graan). Beroepsbijnaam voor de meter, korenmeter. 2. Variant van Péchet. De Waalse vorm van Pihet. Zie bij Pechet.

Pie, Py. Bijnaam. Frans pie: ekster. Vergelijk Lagace, Axters.

Pied, Piet. Bijnaam. Frans pied: voet. Vergelijk Voet.

Piedboeuf, Pieboeuf, Piedbeuf: Bijnaam naar het lichaamsgebrek, de klompvoet. Vergelijk Coevoet, Kuhfuss.

Piedbois. Bijnaam: houten voet. Vergelijk Duits Holzfuss/Holtfot.

Piedeloup, Piedleu, Piedeleu: Bijnaam Pied de loup: wolvenpoot.

Piederiet: De Duitse familienaam Piderit komt al in de 15de eeuw voor in Lemgo en Lippe (Noordrijn-Westfalen). Piderit, van Germaanse voornaam Bitherid.

Pieders. Vadersnaam. Waals, Brabantse vorm van Pieters

Piedfer. Bijnaam Pied de fer: ijzeren voet. Vergelijk Bradfer.

Piedferme. Bijnaam. Frans pied ferme: stevige voet.

Piedfort, Piéfort, Piefort: Bijnaam voor iemand met zware, stevige voeten.

Piednoel. Franse familienaam Piednoël, Piénoël, waarin noël: noiel: knoop, strik, gesp. Bijnaam voor iemand met een gesp aan de schoenen.

Piedplat. Bijnaam voor iemand met platvoeten. Vergelijk Plaetevoet, Plapied.

Piéfonck, Piefonck. Verzwaarde vorm van Piéfort?

Pieksma: Vadersnaam. Friese afleiding van Piek, Puike, van Pieter.

Pielquin. Waarschijnlijk van Pierquin (//r-wisseling).

Pieltain, Pieltin. Bijnaam voor iemand die zijn tijd verliest. Zinwoord Piers le temps, Waals piède li timps.

Piémont, Piemont, Piemonte. 1. Plaatsnaam Piémont: voet van de berg, in Roisin (Henegouwen), Zellik (Vlaams-Brabant). 2. Piémont, streek in Italie.

Piena, Pinna, Pina, de, Pinas, Luiker Waalse variant van Pinard. Oudfrans pinard ‘kleine munt’.

Pienbroek, van: Plaatsnaam Piebrouck in Berten (Frans-Vlaanderen).

Pien, Piens, Piems, Piem, Pieyn, Pieyns, Pieheyns, Piheyns. Waarschijnlijk knuffelvorm van een vadersnaam. Wellicht uit de stamvorm Pedin, Pidin (uit Petrus ?). Herkomst nog onduidelijk.

Piening, Pienick. Afleiding van Nederduits pien: pijn. Bijnaam voor een pijniger, folteraar.

Pieplu, Pieplus, Piedplu, pied pelu/poilu. Bijnaam voor iemand met harige, ruige voeten. Vergelijk Rouwvoet.

Piera: Vadersnaam. Ook Pira, Luiker Waalse vorm van Pïrard, Pierrard, afleiding van de voornaam Pierre.

Pierache, Pierrache. Franse plaatsnaam Perrache: plaats met stenen.

Pieren, Pierens: Vadersnaam. Uit Pierin(s), vleivorm van de voornaam Pierre.

Pierat, Pierrat, Piera, Pierra, Pira, Piras, Pirat, Pyra, Pijra, Perat, Pera, Spira, Spyra: Vadersnaam. Waalse variant van Pierrard.

Pierie, Pier, Pieringa, Piersma, Piers, Aupiers in Brabant, Pierson, van Petrus.

Pierlet, Pierlé, Pierlay, Pierle, Pirlet. Vadersnaam uit Pierre (Franse vorm van Petrus).

Pierlot, Pierloz, Pierlotte, Pierloot, Perlot, Perloo. Vadersnaam, vleivorm van Pierre of van Pieter.

Piernbaum: Zuid-Duitse vorm van Duits Birnbaum ‘perenboom’.

Pierrard, Pierrat, Pierrart, Pierar, Pierard, Pierards, Pierardt, Pierart, Pieraerd, Pieraerts, Pieraet, Pirard, Piraerd, Pirart, Pirart, Spiraers, Pérard, Perrard, Peeraer, Peeraert, Peerar, Peeraerts, Peeraets, Peyrard, Peyra, Peyrat. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Pierre.

Pier, Pierre, Pir, Pire, Pyre, Pyr, Pirre, Payre, Paire, Pair, Peye, Pey, Père, Per, Pere, Peere, Peer, Peers, Pees, Pers, Peire, Peirs, Peirce; Vadersnaam, variant van Pierre, uit de heiligennaam Petrus.

Pierre, de: Depierre, kortere vorm voor Delepierre, Delpierre, pendant van van den Steene.

Pierremont, Piermont. Plaatsnaam Pierremont (Pas-de-Calais).

Pierret, Pierets, Perrets: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Pïerre.

Pieraets. Vadersnaam. Variant van Pieraerts.

Pierce, Pearce. Vadersnaam. Engels Pierce, Oudfrans Piers = Frans Pierre.

Pierchaux, Pierschaux, Piersaux, Pierseaux: Vadersnaam. Afleiding op -ecel van de voornaam Pierre: Pieresel.

Pierco, Piercot, Pirco, Pircot, Pierkot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.

Pierik, ten, Perik. Plaatsnaam bij Zwolle.

Pierrian: Vadersnaam. Spelling voor Pierjan ‘Pieter Jan’, Frans Pïerrejean.

Pierin, Pierins, Pierrin, Pierens, Pieren, Pirens, Pirenne, Pirijns, Piryns, Pireyn, Pireyns, Pirrhyn, Pirrhijn, Perijns: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre. Zie ook Perene, Perin.

Pierlet, Pierlé, Pierlay, Pierle, Pirlet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.

Piery, Pierry, Piéry: Plaatsnaam Pierry (Marne) en in Bra (Luik).

Pierlot, Pierloz, Pierlotte, Pierloot, Pirlotte, Pirlot, Perlot, Perloo: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.

Piermain. Vadersnaam Piernain, van Pierenin, afleiding van de voornaam Pierre.

Pierman, Piermans, Piermanne, Piermant. Afleiding van de voornaam Pierre.

Pierron, Pierront, Pierronnet, Pièron, Pieron, Pieront, Pieronne, Peron, Péron, Peyron, Peyronnet, Perron, Perrone, Paron, Piron, Piront, Pirons, Pirong, Pirongs, Pironnet, Pironet, Pirononneau, Pirron, Pirrong, Pirrung, Pirroen, Pyrrhon. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Pierre (Franse vorm van Petrus).

Pierro, Pierrot, Piero, Pierot, Piro, Pirot, Pirro, Pyro, Pirotton, Piroton, Piroth, Pirothon, Pirottin, Pirotin, Piroteau, Pirotte, Pirote, Piroote, Pirrotte, Perrot, Perrots, Perrotti, Perros, Peyrot, Pairot, Perrouty, Perot, Perriot, Périot, Prijot, Priod, Priotte, Peeroo, Peero, Pero, Perro, Peiro, Pieropan, Paro, Parot, Parote, Proot. Zinwoord. Oudfrans pirer: slecht maken, bederven + Oudfrans pan: brood. Vergelijk Duits Schadebrot.

Paroot, Paro, Parotte, Parot, Proot. Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Pierre.

Pierquet, Pirquet, Parquet, Parqué: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.

Pierrard, Pierra, Pierrrt, Pierard, Pierar, Pierards, Pierardt, Pierart, Pieraerd, Pieraerts, Pieraert, Pirard, Piraerd, Pirar, Pirart, Spiraers, Pérard, Perrard, Peeraer, Peeraert, Peerar, Peeraerts, Peeraerts, Peyrard, Peyra, Peyrat: Afleiding van de voornaam Pierre.

Pierrehumbert. Dubbel vadersnaam. Pierre Humbert.

Pierrejoseph. Dubbel vadersnaam. Pierre Joseph.

Pierret, Pierree, Pierré, Pierre, Pierets, Pieret, Pièret, Pierey, Pirets, Pirret, Piret; Pirretz, Piré, Pire, Piree, Pirez, Pirey, Perret, Perrett, Pereth, Peret, Perehté Perehte, Perehtez, Perehtets, Perehtetz, Pereytey, Pereytee, Pérée, Perrais, Perrez, Perrée, Perrey, Pairet: Vadersnaam. Afleiding van de boornaam Pierre.

Pierrou, Pierroux, Pieroux, Payrou, Perroux, Peyroux, Piriou, Piroux, Prioux, Priou, Proult, Prou, Proux: 1. Plaatsnaam Pieroux in Jumet, Marbaix (Heneguwen): stenige bodem. Pirou (Manche), Piroux in Petit-Roeulx-lez-Nivelles (Henegouwen). Zie ook Spiroux 2. 2. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.

Piers, Pirs. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Pier(re).

Piersaek, Pirsack, Piersack, Pirjak: Vadersnaam. Franse dubbele voornaam Pierre Jacques.

Piersin, Piersyn. Vleivorm op –ecin van de voornaam Pierre.

Pierson, Pierchon, Pirson, Pircon, Persson, Perrichon, Perichon, Pericon, Peyrusson, Pietreson, Petrusson: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -eçon (Piereçon, Pieresson) van de voornaam Pierre. 2. Pietreson/Petrusson kan ook wel de Zoon van Pieter, Petrus zijn.

Piersoul, Piersoel, Pirsoul. 1 Vadersnaam. Vleivorm op -eçoul van Pierre. 2. Plaatsnaam Piersoulx in Gosselies (Henegouwen).

Pierssens, Pirsens, Piessens, Piessen, Piesens, Piesen, Spiersens, Spiessen, Spiessens, Spuessens, Spuesens, Pissens, Spissens, Piers, Piersma, Piert, Pirt. Hypercorrecte spelling voor Pierre?

Piessierssens, Piessiersens, Pissierssens: Waarschijnlij reïnterpretatie van Paesschierssens onder invloed van Piessens/Pierssens.

Piet, Piets. 1. Vadersnaam. Voornaam Piet: Petrus. 2. Zie Pied.

Pieté, van der. Verspreide plaatsnaam Ter Pieté.

Pieteman, Pietemans. Variant van Pieterman(s).

Pietersma: Vadersnaam. Pierszoons ‘zoon van Pier(re)’. Piessens door assimilatie rs > ss en Spiersens door s-anticipatie.

Pieteraerens, Pieteraerents, Pieterarent, Pieteraerens, Pieterarens, Piteraerens, Piteraerens, Piteraerents, Pieraerens, Pitraerens. Dubbele vadersnaam uit Petrus en Arend, Arnoud.

Pieterman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pieter.

Pietermaat. Verhaspeling van Pieterman.

Pieters, Pieterse, Pietersen, Pieterson: Vadersnaam. Pieters is de Vlaamse vorm naast Brabants-Limburgs Pe(e)ters. Fries Pier en Engels Pierson.

Pietkin, Pietquin, Pietequin, Piquint, Piquin, Pinquin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Piet, van Petrus.

Pietowski, Pietowska. Poolse familienaam uit de plaatsnaam Pietow (waar ?). De kans is reëel dat het verschrijving uit de plaatsnaam Pietrow (= Petrusdorp). De familienaam Pietrowski/Pietrowska komt veel meer voor en er zijn heel wat plaatsen die Pietrow heten.

Pietras, Pietrasik, Pietaszek, Pietraszko. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Petrus.

Pietron: Vadersnaam. Ook Petron. Latijnse heiligennaam Petronius.

Piteruschka, Pietruska, Pietryk, Pietrzyk, Pittrzak: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Petrus.

Pietrzak: Vadersnaam. Poolse afleiding van de heiligennaam Petrus.

Piette, Pieete. 1. Afleiding van pie: ekster. Vergelijk Lagace, Pie. 2. Waalse aanpassing van Piètre = Pieter.

Pietzsch, Pietsch, Pietschmann. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter.

Pietzykowski: Russisch Pietuchowski, van Petukhov, afleiding van de bijnaam Petukh ‘haan’.

Piévache. Franse pendant van Coevoet. Vergelijk Piedboeuf.

Pifferoen, Piferoen, Pyfferoen, Pyferoen, Pyfferaen, Pijfferoen, Peferoen, Pefroen, Phyfferoen, Phyeferoen. Beroepsnaam uit het Franse pifferon, afgeleid uit het Franse piffre, het Italiaanse piffero, van Middenhoogduits phîfer (Duits Pfeifer, Middelnederlands Pijper): fluitspeler, muzikant, speelman.

Piffet. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans pif, piu, Frans pieu: vroom, barmhartig, medelijdend.

Pigault. Waarschijnlijk variant van Picault.

Pigeard, Pigeaud, Pigeot: Afleiding van Oudfrans pige, van Latijn pedicus, van pes, pedis: voet.

Pigeolet. Afleiding van Pige, zie Pigeard. Of van Pigoulet.

Pigeon. Oudfrans pigeon: jong van een vogel, duifje. Vergelijk Pidgeon.

Pigière. Oudfrans pesiere: erwtenveld. Plaatsnaam Pésières in Epéhy (Somme).

Pigmans: Wellicht variant van Biechtmans, afleiding van plaatsnaam Biecht bij Maastricht (Nederlands-Limburg).

Pignel, Pigneau. Afleiding van Oudfrans pigne, Frans peigne: kam. Beroepsnaam van een kammaker. Vergelijk Pignet.

Pignet, Pigné, Pignez, Pigneret, Pingnet: Afleiding van Oudfrans pigne, Frans peigne: kam. Beroepsnaam van een kammaker.

Pignier, Pigniez, Pigné, Peigny: Beroepsnaam. Oudfrans p(e)ignier: kammaker.

Pignolet. Frans pignolet: nougat d'amandes de pin.

Pignot, Pignon. Afleiding van Oudfrans pigne, peigne: kam. Beroepsnaam van een kammaker.

Pigou. Picardisch pigouche: zachte, overgevoelige vrouw. Bijnaam. Of variant van Picou?

Pihl: 1. Zuid-Duitse verscherpte vorm (p < b) van Bihl, Biehl, ontrond uit Bühl ‘heuvel’. 2. Duits Piel, van Middennoordduits pîl ‘pijl’.

Pijlman, Pijlmans, Pyleman, Pijllemans, Peyleman, Pilmans, Pielmans: Beroepsnaam van de pijlenmaker.

Pijnen, Pynen, Peinen, Peyne, Peenen, Peene, Penen, Pene: Dialect variant van Puynen; zie Paenen.

Pijnenburg, Pijnenburgh, Pijnenborg, Pynenburg, Pynenburgh, Pynenborg, Pynenborgh, Peynenborg, Peijnenburg, Peijnenburgh, Peijnenborg, Peijnenborgh, Peynenborg, Peyenborg, Peyrenborg: Plaatsnaam Pijnenburg (Utrecht). Maar de familienaam heeft zijn grootste concentratie tussen Tilburg en Den Bosch (Noord-Brabant). Mogelijk dan Puinenburg in Belveren (Noord-Brabant).

Pijpe, Pijpen, Pijpens, Pype, Pyp, Pypen, Pypens, Pyppe, Piep, Piepsz, Pip, Puype, Pupe. Beroepsnaam van de pijper, fluitspeler, (stads)speelman.

Pijpen, van der, van der Pypen, van der Peypen: Plaatsnaam Pijp(e): pijp, buis, afvoerbuis.

Pijpops, Pypops, Peypops, Pypendop. Naam uit het zinwoord pijp op: fluit op, fluit er op los. Bijnaam voor een fluitspeler. Pendant van Duitse Pfeifauf.

Pijsel. Afleiding van Middenenderlands Pisé;'gewicht'?

Pikaar, Pekaar, Piekart, Pikkaart, Pikkart: 1. Frans Picard, volksnaam van de Picardiër, inwoner van Picardië. 2. Middelnederlands pic(k)aert‘ piekenier’. Beroepsnaam.

Piket, Pinquet, Penquet: Pinquet met ingevoegde n uit Oudpicardisch pi(c)quet, Middelnederlands piket, peket ‘maat voor vloeistoffen, zout, graan’. Beroepsbijnaam van de meter, korenmeter.

Pilaar, Pielaert: Frans Pillard, afleiding van piller ‘roven’. Bijnam voor een rover, plunderaar. Pielaert kan ook wel uit Pielaet zijn ontstaan, met r-invoeging.

Pilaat, Pilaet, Pilaete, Pilaeten, Pielaat, Pielat, Pilat, Pilatte, Plaete: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Pilatus.

Pille, Pil, Pel, De Pil, Pillen, Pelle, Pele: Middelnederlands pil(le)‘geestelijke zoon of dochter, doopkind, petekind’ en verder geëvolueerd tot familienaam.

Pilaeis, Pilays, Pilaeys, Pilaeijs: Met voortonige klinkerwisseling can Frans Palais? Plaatsnaam.

Pilaert. 1. Zie Pillard. 2. Variant van Pilaet.

Pilaet, Pilaete, Pilaeten, Pielaet, Piela, Pilaat, Pilat, Pilatte, Pilate, Plaete: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Pilatus.

Pilet, Pilette, Pillet, Pillette: Oudfrans pilet: stamper van een vijzel; pileter: wol reinigen door ze in een kuip te roeren; pilette: gereedschap om wol te kaarden. Beroepsnaam.

Pilgersdorfer. Plaatsnaam Pilgerndorf, Beieren.

Pill. Vadersnaam. Beierse variant van Duits Bill. Voornaam.

Pillain. Franse spelling voor Pillin, Pillen?

Pillard, Pillards, Pillar, Pillart, Pillaert, Pilard, Pilaert, Pilart, Pilliaert, Pelliard, Pildaer. Afleiding van Frans piller: roven. Bijnaam voor een rover, plunderaar. Vergelijk Spilliart.

Pillebout. 1. Zinwoord: Oudfrans peler: villen en bot(e): pad. Paddenviller. 2. Variant van Spillebou(d)t.

Pillens, Pillin. Vanwege de geografische spreiding veeleer variant van Pellens, dan van Pillen.

Pillier, Pilier, Pilliez, Pillez, Piller. Plaatsnaam. Oudfrans pillier: pilaar, zuil, paal. Vergelijk Dupillier.

Pillon, Pillons, Pilon. Beroepsnaam. Frans pilon: stamper van een vijzel. Vergelijk Pilet(te).

Pilorge, Pillorget. Beroepsnaam. Zinwoord: pile (pèle) orge: die gerst pelt of plet. Vergelijk Schelhaever, Buysrogge.

Pilot, Pilote, Pilotte, Pillotte, Pillot: Oudfrans pilot: paal. Plaatsnaam. Vergelijk Pilier.

Piloy, Pilois, Pilo, Pilloy, Pillois. 1. Zinwoord Pile oie. Oudfrans peler: villen, ontharen; Frans oie, Oudfrans oe, van Latijn avica, avis: vogel, (later) gans. Bijnaam van een vogelplukker. Vergelijk Pelloie, Poilloue. 2. Maar de volgende voorbeelden op -ois, -oit wijzen toch op een -oi-suffix. 1359 Pierart Pilloit, Hoei; 1438 Thiebaut le Pillois, Laon.

Pilu, Pilut, Pillu. Bijnaam. Variant van Frans poilu; behaard, harig.

Pimentel, Pimontel, Pumentel: Afleiding van Oudfrans piment: balsem, kruiderij, gekruide wijn. Beroepsnaam van kruidenhandelaar, Oudfrans pimentier.

Pimmelaar: Bimmelaar, afleiding van van Bemmel? Of uit Pamelaar, afkomstig van Pamel?

Pimpernel, Pimpurniaux, Pinpurniaux, Pimpergniaux: 1. Oudfrans pimpernel: soort paling. Bijnaam voor een levendige, alerte of gladde, behendige kerel. 2. Oudfrans piprenele, pipornele: (kruidnaam) pimpernel.

Pin, Pins, Spins, Spijns, Spyns. Naam uit het Middelnederlandse pin(ne): houten of ijzeren pin of pen, ijkteken van maten. Beroepsbijnaam van de ijker.

Pinoy, Pinnoy, Pinnoye, Pinoye, Pinoie, Pinoit. 1. Zie Despinoy. 2. Eventueel =Pinot.

Pinard, Pina, Pinart, Pinna, Pynaert, Pynaerts, Pynaet, Pijnaert, Pijnaerts, Pynnaert, Pienaert. Naam uit het Oudfranse pinard: kleine munt.

Pince. Frans pince: tang. Beroepsnaam. Vergelijk Tange, Pincet.

Pincel, Pinceel, Pinseel, Pynseel: Berooepsnaam. middenenderlands pinceel: penseel; vaantje, banier; tangetje.

Pincemaille, Pinsmaille, Pinchemail, Pincemail, Pinsmaye, Painsmaille, Painsmay, Painsmaye, Spincemaille, Spinsemaille, Spencemaelle: Bijnaam. Zinwoord Frans pincer: knijpen + maille: munststuk. Voor een vrek die het geld tussen de vingers knelt of het in tweeën zou knijpen. Vergelijk Duits. Quetschpfennig.

Pincet, Pincé: Afleiding van pincer. Oudfrans pincette: tang. Beroepsnaam. Vergelijk Tange.

Pinchart, Pinchard, Pinsard, Pinsart, Pinsar, Pinsaert, Le Pinçart, Peynshaert, Peynsaert, Peijnsaert, Spijsschaert, Spysschaert, Spiesschaert, Spietsaert, Spitsaert, Poinsart, Ponchard, Ponsar, Ponsard, Ponsaert, Ponsaert, Ponsart, Ponsaers. Beroepsnaam uit het Oudfranse espinchier, pincier, Frans épincer:, : knijpen, noppen, met de noptang het weefsel zuiveren van pluisjes.

Pinchedé. Bijnaam voor de dobbelaar. Zinwoord pince dé: die de dobbelsteen tussen de vingers knijpt; vergelijk Hochedé.

Pinck, Pinckx, Spinks: Bijnaam naar de pinkvinger, pink. Naar de kleine gestalte.

Pinel, Pinelle, Pinnel, Pineau, Pineaud, Pineault: Vadrsnaam. Afleiding van Coppin of Philippin.

Pinet, Pinee, Pinné: Vadersnaam. Korte vorm van Philippine, Coppinet.

Pingaut Pingaux, Pingot. Afleiding van Oudfrans pingue; vet, dik.

Pingel. 1. Wellicht Waals-Vlaamse pingel: dunne reep, lang stuk touw. 2. Spellingvariant van Pignel.

Pinot, Pino, Pinnoo, Penno, Penot, Pynoo. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornaam Philippinot of Coppinot.

Pingre, Pingret, Pingray, Pingree. Middenfrans pingre zou een vorm zijn van épingle: speld. Via de betekenis speldenraper, speldenzoeker zou Frans pingre 'gierig(aard)' zijn gaan betekenen.

Pinguet, Pinget, Penguet: Afleiding van Oudfrans pingue, van Latijn pinguis: vet. Bijnaam.

Pinkers, Pinckers, Pinkert, Pinckaers, Pinkaarts: 1. Afleiding van Middelnederlands pinken: schitteren, glanzen (van het oog). 2. Afleiding van pinken: hinken.

Pinkhof. Plaatsnaam. Vergelijk Pinklhof in Wiesent (Beieren).

Pinon. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Philippinon of Coppinon.

Pinot, Pino, Pinnoo, Penno, Penot: Vadersnaam. Korte vorm van voornaam Philippinot of Coppinot. Vergelijk Pinon.

Pinoy, Pinnoy, Pinnoye, Pinnoit. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Espinoit en Espinoy (Nord), l'Espinois (Henegouwen) of Epinois (Pas-de-Calais). Uit het Latijn spinetum: plaats met doornstruiken. 2. Mogelijk bijnaam voor een stekelig iemand. 3. Verkorte vorm van de voornaam Philippinot of Coppinot.

Pinpin. Vadersnaam. Herhaling van –pin in bijvoorbeeld Coppin.

Pinskier. Variant van Poolse familinaam Pinsker, Pinsky, van plaatsnaam Pinsk (Wit-Rusland).

Pinson, Penson, Pinchon: 1 Frans pinson, van volkslatijn pindo: vink. Vergelijk Vincke. 2. Zie Ponchon.

Pint, (de) Pinte, Pynte, Pinten, Pintens, Pintjens. Een pint is een vochtmaat en een korenmaat. Beroepsbijnaam voor de meter, de korenmeter.

Pinteau, Pintiaux, Paintiaux: Oudfrans pintel, pinteau: kleine pint. Vergelijk Pint.

Pintelon: Met n-invoeging uit Oudfrans pétillon ‘punt, naald’. Beroepsbijnaam van de naaldenmaker.

Pinter, Penters. Beroepsnaam van de korenmeter? Vergelijk Pint.

Pinxten, Pinxt, Pinxteren, Penxten, Pinkster. 1. Bijnaam naar het Pinksterfeest. Misschien ook een voldelingennaam. 2. Mogelijk ook een moedersnaam uit de voornaam Penxte.

Piolé, Piolon, Piolot. Oudfrans piolé: gekleurd, geverfd. Bijnaam.

Pion, Péon, Pein, Payon, Pionet. Familienaam uit het Oudfranse peon, pionier: voetganger, soldaat te voet.

Piontek: Bijnaam afgeleid van Pools piatek ‘vrijdag’.

Piot, Piotte, Pyot, Pyotte, Peyot. Naam uit het Oudfranse pie: ekster. Bijnaam.

Piotrowski, Piotrowsky, Piotr.. Vadersnaam. Poolse afleiding van voornaam Piotr; Petrus.

Piosevan, Piosevana. Herkomstnaam, uit Piove di Sacco.

Pipaut, Pipeaux. Afleiding van pipe; fluit. Bijnaam.

Pipeleer, pipeler, Piepeleers, Pipelard, Piplard, Pipelart, Pippelart, Piplart: Afleiding van Middelnederlands piperen/pipelen: fluiten, trompet spelen, doedelzak spelen. Beroepsnaam van de muzikant, speelman. Vergelijk Middelnederlands pipenaar. Zie De Pyper.

Pipenpoi. Vadersnaam. Bakernaam van de Germaanse voornaam Willem.

Pïreau: Vadersnaam. Verkleinvorm (-au van -el) van de voornaam Pierre.

Piqueron, Picron, Picron: Oudfrans piqueron: punt, doorn, stekel, angel. Vandaar Waals picron, Picardisch piqueron: mug.

Piraprez, Pirapré: Plaatsnaam in Grand-Halleux (Luxemburg).

Pircard, Pircart, Pircar. Vadersnaam. Afleiding op -ek-ard van Pierre.

Pïrenne: Vadersnaam. Zoals Perene, Perin, vleivorm van de voornaam Pierre.

Pire. Oudhoogduits Pirk, Duitse plaatsnaam Birke: berk. Maar misschien is Pire een spellingvariant van Pirz.

Pirghaye. Dubbele voornaam?

Pirick. Vadersnaam. Afleiding van Pierre.

Pirkin, Pirkenne, Pirquin, Pirquinne, Pirquenne, Pierquin, Pierquain, Pierrequint, Pierrequin, Pierre Quin, Perquin, Perkain, Perqui, Perquy, Parquin, Parqui, Perkins, Pergens, Perriens, Perrien, Perriëns: Vadersnaam. Afleiding van Pier, Peer = Pierre.

Pirla, Pirlat. Plaatsnaam Pierlas (Alpes-Mar.)?

Pirmez, Pirmé: Plaatsnaam Pire, Pierre: steen + mez, me, van Latijn mansus: woning?

Pirmolin. Plaatsnaam, 1650 Pierremolen, Grâce-Berleur.

Piron: Vadersnaam. Zoals Pierron, vleivorm van de voornaam Pierre.

Pirosson, Piroson. Vadersnaam. Afleiding met dubbele suffix van Pire = Pierre.

Pirsch. Beierse familienaam. Middenhoogduits birser, van birsen, pirschen: jagen. Bijnaam van de jager.

Pirz, Pire. Waarschijnlijk een vadersnaam. Afleiding op -zo van Peter of een bakernaam.

Pisan, Pisano, Pisani, Pisan, Pisane, Pisant, Pasaneschi, Pisanello, Pisaniello. Uit Pisa, Italie.

Piscador. Spaanse beroepsnaam pescador; visser.

Piscart, Piscaert. Picardisch piscard; visser. Beroepsnaam.

Piselé, Pisele: Wellicht van Pichelet, afleiding van pichel: kruikje, pot, maat.

Pison: 1. In West-Vlaanderen geëvolueerd uit Pinson ‘vink’. 2. Bijnaam. Oudfrans pisson, Picardisch pichon, Frans poisson ‘vis’. Beroepsbijnaam van de visser of vishandelaar.

Pissoet, Pissort, Pissort. 1. Naam uit de plaatsnaam Pissote in Asse (Vlaams-Brabant). 2. Eventueel een verschrijving van Pichot.

Pishoud, Pishoudt. Reïnterpretatie van Pissoet?

Pisman. Waarschijnlijk van Peirsman, zie Pertsman.

Pisseleu, Pisseloup, Pesleux, Pesleut, Pessleux, Pessleu: 1. Picardisch Piceleu, zinwoord met Oudpicardisch piecer: in stukken hakken. Bijnaam voor een wolvenvanger. Andere namen van wolvenvangers zijn: Karqueleu, Hurteleux, Tueleu. 2. Plaatsnaam Pisseleu in Picardie.

Pissinger, Bissinger, van plaatsnaam Bissingen, Beieren.

Pissoet, Pissoort, Pissort. 1. Plaatsnaam Pissote in Asse (Vlaams-Brabant) 2. Eventueel aanpassing van Pichot.

Pisterman. Beroepsnaam van de bakker. Vergelijk De Pester.

Pisters, Pesters, de, Pusters, Pistorius: Latinisering van pester, pister, van Latijnse pistor ‘bakker’.

Pistoor. Waarschijnlijk variant van Pastoor (met versterkte voortonige klinker).

Pistorius. Latinisering van Pester, Pister, van Latijn pistor: bakker. Beroepsnaam.

Pisvin. Bijnaam. Frans pissevin, wijnpisser, dus wijndrinker.

Pit, Put, Pitstra, Pittens, Pet. Plaatsnaam.Piteau, Pitau, Pittau, Pitel, Pittia. 1. Middenfrans piteau: boer. 2. Variant van Peteau.

Pitié, Pittié, Pitti, Pittie, Pithie, Pittier. 1. Naam uit het Franse pitié (= medelijdend): bijnaam voor een medelijdend of een meelijwekkend iemand. 2. Of bijnaam uit putier: wellusteling, losbandige.

Pitance, Pittance. Oudfrans pitanc(h)e, ook Middelnederlands pitancie: maaltijd verstrekt aan lid van kloostergemeenschap. Beroepsnaam. Oudfrans pitancier, Middelnederlands pitanciemeester: persoon belast met het beheer van de renten waaruit de pitantiën bekostigd werden, die toezicht houdt over de bedelingen, huismeester. Pitance was ook een plaatsnaam, namelijk de naam van akkers waarvan de opbrengst moest dienen voor de pitantie.

Pitchen. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter.

Piteurs, (de) Pitteurs: Plaatsnaam Pitteurs in Bouge (Namen). Of hypercorrect van Piteus?

Piteus. Bijnaam. Oudfrans pitos, Oudpicardisch piteus: medelijdend, meelijwekkend.

Pitiot. Bijnaam. Frans petiot; heel klein.

Pitlo: Variant van Petlo, van Frans Pettelot, van pestelot, verkleinvorm van Oudfrans pe(s)tel ‘stamper van een vijzel’. Beroepsbijnaam.

Pitman. Afleiding van Van de Pitte. Of Engelse Pitman.

Piton, Pitot, Pitton. Afleiding van Oudfrans pite: medelijdend, barmhartig, goedhartig; meelijwekkend.

Pitonville, Pithonville, Pittonvils, Pittonwils, Pittomvils, Pitomvils: Plaatsnaam Bettonville in Rukkelingen-aan-de-Jeker (Luik): 1176 Bettunville. Of van Pend(e)ville?

Pitout. Bijnaam. Oudfrans pilous: medelijdend, goedhartig; meelijwekkend. Vergelijk Piteus.

Pitrebois. Plaatsnaam Piétrebais (Vlaams-Brabant).

Pitreel. Oudfrans pétrel, van Latijn petralis: muurtje?

Pitsch, Pitschy, Pitsy, Pithsy, Pitsi: Vadersnaam Pietsch, Pitsch. Silezisch-Sorbische vorm van de voornaam Peter. Vergelijk Petsch.

Pittem, van. Plaatsnaam Pittem, West-Vlaanderen.

Pittoors, Pitoors, Patoor, Patoir. Bijnaam uit het Middelnederlandse putoor, butoor, pittoor (= roerdomp): houding, roep..

Pitz. Vadersnaam. Oudhoogduitse ontronde vorm van Butz, oude vleivorm van de voornaam Burkhard.

Pitzele, Pitzelé: Vadersnaam. Oudhoogduitse afleiding van Pitz, zoals Pitzl, Buitzl(e)in.

Pius. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Pius; vroom.

Pivin, Pivon, Pivont, Pivot: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans piu, pif: vroom, barmhartig.

Plaa, de: Vooral Vlaamse familienaam Depla, vertaald uit Frans Leplat, bijnaam voor een magere, iemand met platte buik.

Plaat, van der: Plaatsnaam Plaat ‘buitendijkse aanwas, gors’, bijvoorbeeld Colijnsplaat (Zeeland).

Plaating, Plaetinck, Plaetinckx, Platinck, Plettinck, Plettinckx, Plettincx, Plettinginx, Plettinckx, Pleetinckx, Pletinck, Pletinckx, Pletincks, Pletinchx, Pletincx, Pletinks, Pletinx, Pleitinckx, Pleitinx, Peltin, Peltyn, Peltijn, Pultyn, Pultijn, Spletinck, Spletinckx, Spletincx, Spletinx, Speltinckx, Speltincx, Spletinx, Spiltyns, Spiltijns, Spilstijns, Spilsteyns, Spilstyns. Vadersnaam. Afleiding van Germaans blad-naam, met verscherping b/p, d/t, zoals Blatbertus, Blathatrdus, Blatharius, Bladinus. De vormen met Pelt-, Spelt- door metathesis.

Plaats, van der: Verspreide plaatsnaam de Plaats(e)‘dorpsplein’, bijvoorbeeld in Hulst.

Placet, Placette, Pletschette, Pletschet. Naam uit het Middelfranse placette: het Picardische plachette: klein open plein in stad of dorp. Er is onder andere een Placette in Buissenal en Vloesberg (Henegouwen).

Placle, Placq, Plaeke, Plak. Beroepsnaam van de plakker: stukadoor, witter, lemer. Vergelijk Placquet.

Placlet, Placklé, Placqlez, Plaqlez: Vadersnaam. Variant van Paclet, Packlé (zie Pacolet), met 1-epenthesis of 1-anticipatie.

Placquet, Plaquet, Plaquette, Placqué, Plaquée: Beroepsnaam van de stukadoor, pleisteraar, Zuidnederlands plakker, Oudfrans plaquier. Zie Plaetsier.

Pladet, Pladdet: Verkorte vorm van van de Pladutse. Plaatsnaam Pladutse in Zulzeke en Melden (Oost-Vlaanderen) van plicaticium ‘omheining van gevlochten takken’.

Pladijs, Pladys. Middelnederlands pladijs: schol. Bijnaam of beroepsnaam voor visser of vishandelaar.

Pladius. Waalse verhaspeling van Van de Pladutse?

Pladutse, van de, Pladuyt. Plaatsnaam Pladutse in Zulzeke en Melden (Oost-Vlaanderen), van plicaticium 'omheining van gevlochten takken'.

Plaen, de. Bijnaam. Middelnederlands plaen: effen, vlak. Maar wellicht aanpassing van Frans Duplan. Plaatsnaam Le Plan: vlakke, effen plaats.

Plaet, Plaete, Plaetens, Platen, Plate, Platten, Pletens, Pleijte, Plaatsjes, Plaat: 1. Middelnederlands plate: plaat, deel van wapenrusting, pantser. Ook: zwaargewapende. Of beroepsnaam van de plaatmaker: 2. Waals-Vlaams plate: schol. Beroepsnaam. 3. Zie Pilaet(e).

Plaetse, van der, Plaetsen, van der, Verplaetse, Verplaetsen. Naam uit de verspreide plaatsnaam Plaats(e): dorpsplein. Vergelijk Delaplace.

Plaetsier, Plaitsier, Pletsier, Plassier. Beroepsnaam uit het Oudfranse plakieres, Picardisch plachier: pleisterwerker, muurwitter, leemplakker, stukadoor.

Plaetsmans. Afleiding van Van der Plaetse.

Plahiers, Plehier, Plehiers, Pleyiers, Pléyier, Pliers, Plier, Playé, Playez, Plaiy, Pleiy, Pley: Onzeker. Kan worden verklaard uit Oudfrans plasquier, plaquier: moeras, afleiding van Oudnederlands plask: plas. De sk wordt in Luik h. Of Waalse variant van Plaisir/Plasi(e)r, blijkens Waals plêhant/plêjant: plaisant. Verwarring en kruising met Pleyers is niet altijd uit te sluiten.

Plaideau. Afleiding van Plait.

Plainchamps, Plainchamp. Plaatsnaam Plain champ: vlak, open veld, in Cerexhe (Luik).

Plainevaux, Plaineveau, Plaineveaux, Plainnevaux, Pleinevaux, Plènevaux, Plenneveauc, Plenevaux, Pleivenaux: Plaatsnaam. Luxemburg.

Plaisant. Bijnaam voor iemand met prettig, aardig karakter.

Plaisir, Plaisier, Plaizier, Playsiere, Playsir, Plaieser, Pleisier, Pleysier, Pleyzier, Plezier, Plesier, Plysier, Plijsier: 1. Frans Plaisir, van Nederlands plezier ’pret’. Bijnaam voor een pleziermaker. 2. Reïnterpretatie van Plaitsier, Plaetsier, van Picardisch plachier ‘pleisterwerker, muurwitter, leemplakker, stukadoor’.

Plaissiet, Plessiet, Plessit. Oudfrans plaissié: omheining, haag, omheind terrein. Plaatsnaam.

Plait, Plet, Plé: Oudfrans plait: akkoord, discussie, twist, procès. Beroepsnaam voor een pleiter, advocaat. Vergelijk Pleiter.

Plaitin, Plaitain, Plétin, Pletain: Afleiding van Plait.

Plamon, Plamont. Plaatsnaam Plat Mont: afgeplatte berg. Enfla Mon in Merdorp (Luxemburg); Plamont (Puy-de-Dôme).

Plancqueel, Planqueel, Planckeel. Afleiding van Picardisch planque: (loop)plank, houten brugje, vlonder. Plaatsnaam Plankeles in Lens (Pas-de-Calais).

Plana, Planard. Afleiding van Oudfrans plain, plan: effen, eenvoudig. Vergelijk Plein. Of van Frans planer: effen maken.

Plancenoit. Plaatsnaam, Waals-Brabant.

Planchenault. Spelling voor Planchonneau, afleiding van Planchon.

Planchestainer. Plaatsnaam Plankenstein, Beieren.

Planchet, Planché: Plaatsnaam. Afleiding van Planche. Vergelijk Planchette in Chiny (Luxemburg) en Néchin (Henegouwen).

Planchon, Plançon, Plantsoen, Plansoen, Deplanchon: Oudfrans plançon, Middelnederlands plantsoen: plant, stek, poot. Beroepsnaam voor een planter of plaatsnaam.

Plancius. Humanistennaam van geograaf en theoloog Pieter Platevoet (Dranouter 1552 - Amsterdam 1622).

Plancquet, Plancké, Planquette: 1. Picardische pendant van Flanchet. 2. Variant van Placquet/Plaquette met n-epenthesis.

Plangère, Plangere. Door r/l-wisseling van Prangère: middagdutje.

Plank, Planke, Planken, van dede(r), van de(der) Plancke, Plancken, van den Plancken, van der Planck, van de(der) Planque, Verplancken, Verplanke, Verplanken, Verplancke, Plank, Plenk, Planc, Planq, Plancke, Plancque, Planque, Plancké, Planken, Planques, Plankaart, Plankaert, Planckaert, Plaenckaert, Plancquaert, Plancquart, Planquaert, Planquart, Planchar, Planchard, Planchaert, Planchart, Planchat. Plaatsnaam Plank ‘loopplank, houten brugje’. Of mogelijk de beroepsnaam voor diegene die op die overstap (plank) tol vroeg.

Plantade. Plaatsnaam (Aveyron): boom- of wijngaard.

Plantefeber: Vervorming van de familienaam Plantefève ‘bonenplanter’.

Plantefêve, Plantefeve, Plantefever. Beroepsnaam Plante fève: bonenplanter.

Plantenberg. Reïnterpretatie (door n-epenthesis) van plaatsnaam Plattenberg (Noordrijn-Westfalen) of Plettenberg bij Soest (Noordrijn-Westfalen). Zie ook Platenburg.

Planter, de, de Planterd. Middelnederlands planter: planter, grondlegger, stichter.

Plantin, Plantain, Plantyn, Plantijn, Plantinga, Plantenga, Plantema, Planting, Planten, Plantinus (Plantyn of Plantijn te Antwerpen) . Oudfrans plantin, plantain: plantsoen, aanplanting. De grote Antwerpse drukker Christoffel Plantijn was in 1514 in Tours geboren als Plantin. († 1589, Antwerpen).

Plantoir. Beroepsnaam van de planter.

Plapied. Bijnaam Plat pied: platvoet. Zie Plaetevoet, Piedplat.

Pilard, Plart. Samentrekking van Pilard, Pilart?

Plantsoen, Plandsoen, Plansoen: Frans Planchon, van Oudfrans plançon, Middelnederlands plantsoen ‘plant, stek, poot’. Beroepsbijnaam voor een planter of plaatsnaam.

Plas, Plasch, Plaes, Ples: Verkort uit van den Plas(ch) of van der Plast. 1313 Jan van der Plast (beleend met het hof ) ter Plast, Laken. 2. Soms eventueel verschrijving voor Place.

Plas, van den, van de(der) Plasse, van de Plassche, van den Plasch, van de, den, der Plassche, van der Plasschen, van der Plaschen, van der Plasken, van der Plaes: Plaatsnaam Plas, ten Plassche ‘plas, waterplas’. Soms van Van der Plast (zie Plas). Plaatsnaam Plast: plaats met plassen.

Plaschaert, Plasschaert, Plaeschaert, Plaesschaert, Plascaert, Plasskaert: Afleiding van Van den Plas(sche).

Plas, de, de Plasse. 1. Vernederlandsing van Déplace. 2. Verkort van Van den Plas(sche). Zie Plas.

Plastki, Plaskie, Plasky, Plaskij, Plasqui, Plasquy. Oost-Duits – Slavische afleiding van de voornaam Blasius. Duitse familienaam Blaske, Blaschke, Plaschke.

Plasmans, Plasman, Plasmann, Plasmanne, Placeman: Afleiding van van den Plas.

Plasria, Plastria, Plessaria, Plesseria: Waalse familienaam beantwoordt aan Franse familienaam Plassereau. Plessaria afleiding van Middenfrans plessier: vlechter van twijgen voor heggen, wanden. Of evenzeer komt Picardisch plachier (zie Plaetsier) in aanmerking: pleisterwerker, leemplakker. Hoewel de twee woorden een etymologisch andere oorsprong hebben (respectievelijk plectere: vlechten en plakken), toch kan het om hetzelfde beroep gaan: de leemplakker strijkt leem op gevlochten wanden.

Plassard, Plassart, Plasson. 1. Afleiding van Frans Plasse, Place. 2. Plassart kan variant zijn van Plasschaert.

Plasschaert, Plaschaert, Plaesschaert, Plaesschaert, Pascaert, Plasskaert: Afleiding van van den Plassche, “plas’ waterpartij.

Plastria. Of variant van Plasria (allebei in Waals-Brabant). Eventueel met 1-epenthesis (vergelijk Plantecoste, va Pentecoste) van familienaam Pastoureau.

Platvoet, Platevoet, Plaetvoet, Plaetevoet, Plevoets: Bijnaam voor iemand met platvoeten. Engels Platfoot, Duits Plattfuss.

Plat, (de), de Plaedt. Kan een Nederlandse familienaam zijn: Middelnederlands plat: vlak, effen, mager. Maar kan ook vernederlandsing zijn van Leplat. Vergelijk Depla.

Plat, Platje, Plaats, Plate. 1. Een plat(te) of platje is een benaming voor een slimmerik, een schelm, een geslepen persoon. Vergelijk in dit verband bijvoorbeeld Platte Tijs, een beruchte rover uit de 18de eeuw (in Noord-Holland) en de zegswijze 'een platte Jan' of 'een platte Peer' voor een slimmerd of een geslepen mens. 2. Schipper van een plat, waarmee in Noord-Holland een platboomde boerenschuit met platte achtersteven wordt bedoeld en elders ook een soort botter, vergelijk het Platje van Maassluis. De naam Plat is dan onder meer een equivalent van Kwak(man) en Quak. Hierbij willen we ook refereren aan de bijnaam De Platjies voor een tak van de familie Spaargaren te Aalsmeer. Deze tak heeft zijn bijnaam aan weer een andere platte bodem te danken, namelijk die van de aardbeienplatten, de platte aardbeienmanden die zij gebruikten. 3. Wonend op een plek die (het/de) Plat wordt genoemd, bijvoorbeeld duidend op een vlak terrein of een ondiepe heideplas in Drente; vergelijk Van der Plaat. Zo kunnen Engelsen met de naam Platt hun 'roots' vinden bij Platt, benaming van een planken brug in Lancashire, of in het dorp Platt bij Rusholme, Manchester.

Platane. Plaatsnaam. Boomnaam; plataan.

Platschorre, Platteschor, Platteschorre, Platschart: Plaatsnaam Platte Schor ‘aangeslibd of buitendijks land’ (Zeeland). Plaatsnaam in Oudenlande (Zeeland). De naam werd achteraf geherinterpreteerd als Platschaert.

Plattel, Platel, Platelle, Platteel, Plateel, Plateau, Plateaux, Platteau, Platiau, Plattiau, Plotieau, Planteau, Platieu, Platieux, Platieau, Platteauw, Platjouw, Plotjauw, Plaijouw, Platteeuw,, Platay, Platteuw, Platteuw, Platjouw: Oudfrans platel, Middelnederlands plateel ‘platte schotel’. Frans plateau. Platteeuw is de weergave van de Picardische uitspraak. Beroepsbijnaam van de schotelmaker.

Platenburg. Waarschijnlijk variant van Nederlandse familienaam Plettenburg. Plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen). Maar aangezien berg en burg vaak verward werden, kan de familienaam ook op plaatsnaam Plattenberg teruggaan (zie Plantenberg).

Platerink (van), Van Plateringen. Naam afkomstig uit de plaatsnaam Platering/k (locatie nog onbekend). De plaatsnaam Platering/k betekent wellicht: horend bij de stam van ene Plate.

Plateus, Platéus, Platëus: Latinisering van Leplat?

Platevoet, Plattevoet, Plaetevoet, Plaetvoet, Plevoets. Bijnaam voor iemand met platvoeten.

Platon, Platton. 1. Plaatsnaam Platon: vlak terrein, in La Gleize (Luik). 2. Middenfrans. platton: plaat (metaal) Beroepsnaam. Vergelijk Plaete.

Platschorre. Platte schor, aangeslibd of buitendijb land (Zeeland). Plaatsnaam in Oudnlande (Zeeland). De naam werd achteraf gereïnterpreteerd als Platschaert.

Platteborse, Platteborze, Plattenbos, Plattenbosch. Bijnaam voor iemand met een lege beurs, zonder geld.

Plattner, Plättner, Plettener, Plettner: Beroepsnaam. Middennoordduits pletener, Middelnederlands platenaer: platenmaker, harnasmaker, wapensmid.

Platbàcker, Platbecker: Duitse beroepsnaam: bakker van vlaaien, koeken.

Plaum. 1. Middelduitse vorm van Middenhoogduits plume, van Latijn pluma, Duits Flaum, Nederlands pluim. Vergelijk Pluim. 2. Eventueel Middenhoogduits phlûme, van Latijn pruna, Duits Pflaume: pruim. Vergelijk Pruim.

Plavé. 1. Waarschijnlijk variant van Pavé, met ingevoegde 1 (vergelijk Nederlands plaveien). 2. Eventueel variant van Plové.

Plâtzer: Afleiding van de Duitse plaatsnaam Platz ‘plein’.

Pleck, Pleeck, Pleick: 1. Middelnederlands pleke, plecke: vlek, zere plek. Bijnaam naar een huidaandoening. 2. Variant van Placke. Vergelijk De Plekker.

Pleckspaen. BerBoepsnaam; spaan gebruikt door de plekker, plakker, stukadoor.

Plein, Pleim, Pleines, Pleyn: Bijnaam. Oudfrans plain: eenvoudig, van Latijn planus.

Pleisters, Pliester, Pliesters, Pleesters, Plesters, Spleesters, Pletser, Pletsers, Pletzer, Plessers, Pesser, Pessers. Beroepsnaam voor de pleisterwerker, de stukadoor. Pesser(s) is de Luikse variant. Of uit het Duitse pliesten: slijpen, polijsten.

Pleiter. Beroepsnaam van de pleiter, advocaat.

Pleivenaux. Metathesis van Plainevaux.

Plekkenpol: Plaatsnaam Plekkenpoel, Plekenpol bij Winterswijk (Gelderland): 1227 Bleckincpole.

Plekker, de, de Plecker, de Plerker. 1. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse placker, plecker: witter, stukadoor. 2. Mogelijk ook uit het Middelnederlandse plecken: villen. Beroepsnaam van de viller/vilder.

Plenecassagne. Zuid Franse plaatsnaam. Cassagne; kastanje,( eik?).

Plenger, Plingers. Afleiding van Middelnederlands plengen; mengen.

Plets, Pledts, Splets. Onduidelijk. Misschien bijnaam uit het Middelnederlandse bijwoord plets: geheel en al, helemaal. Mogelijk voor iemand die dat woord vaak gebruikte.

Pletser, Pletsers, Pletzer, Plessers: Waarschijnlijk variant van Plesters (metathesis); vergelijk trouwens Pletsier.

Plette: Wellicht bijnaam de Platte ‘magere’, vergelijk de Plaa.

Pleunis, Pleune, Plune: Vadersnaam. Polleunis uit de Latijnse heiligennaam Apollonius ‘tot Apollo behorend’.

Pleusie: Misschien Italiaans Pelosi, van peloso ‘harig, behaard’.

Pleijs: Plaatsnaam? 1550 Zebert van Pleys, Sint-Oedenrode.

Pleyers, Pleijers, Pleier, Plier, Pliers, Pleers, Plees, Pleérs. Pleien betekent in het Middelnederlands pret hebben, juichen, dansen en springen van vreugde. Een bijnaam dus voor een zeer vrolijk iemand.

Pleyn, van der. 1. Ontrond van Van der Pluyen. 2. Plaatsnaam Plein?

Pleijt, Pleijte: Oudfrans Plait ‘akkoord, discussie, twist, proces’. Beroepsbijnaam voor een pleiter, advocaat.

Plice. Oudfrans pelice; bont. Bijnaam of beroepsnaam.

Plichard, Plichart, Plissart. Naam uit het Oudfranse pelice: bont. Beroepsbijnaam van de bontwerker.

Plichon, Plisson, Plyson: Oudfrans peliçon: bont, met bont gevoerd kledingstuk. Beroepsnaam van de bontwerker of bijnaam naar de kleding.

Plinchon. Variant van Pinchon of Plichon.

Plinke, Plinck. Nederduitse familienaam (vooral Hannover). Middennoordduits plinken: knipogen.

Plisniers, Plisnier, Plissenier, Plismy: Beroepsnaam. Oudfrans peleçonier: bontwerker.

Plissart de Brandignies. Dubbele (lagere) adellijke familienaam. Zie bij Plichard. Brandignies werd in 1977 aan de naam toegevoegd. Het is de naam van het oude familie-eigendom in Henegouwen.

Ploegman, Ploeghman, Ploeghmans. Beroepsnaam van de ploegman: ploeger of ploegenmaker. Zie Plumacker.

Ploeg, de, Ploegh, Ploog, Plog, de Ploch, Plugge, Plug: Beroepsnaam voor de ploeger of huisnaam.

Ploeg, van (der). Familienaam uit de plaatsnaam Ploeg: onder andere in Bonheiden, Brasschaat, Herselt, Kallo, Haasdonk, Moorsel, St.-Andries.

Ploeg, van de(der), Verploeg: Plaatsnaam of huisnaam de Ploeg.

Ploegaart, Ploegaert, Ploeger, Pluijgers: Beroepsnaam van de ploeger, landbouwer.

Ploegmakers. Beroepsnaam van de ploegenmaker.

Plomp, Plompe, Plompen: Bijnaam voor een lomperd, die plomp, dom is.

Ploegmakers, Ploemacher, Pluijmaekers, Pluymaekers. Beroepsnaam.

Plom, Plomb, Pion, Leplomb: Frans plomb: lood. Beroepsnaam van de loodgieter.

Plombeur, Plombier, Plumier. 1. Franse beroepsnaam van de loodgieter. 2. Beroepsnaam van de keurmeester van lakens, die de gekeurde lakens met een loodje merkte.

Plomion, Plumioen. Plaatsnaam Plomion, Aisne.

Plomp, Plompen. Bijnaam voor een lomperd die plomp, dom is.

Plomteur, Plomteux, Plomdeur, Plompteux. Beroepsnaam. Oudluiks voor Plombeur: loodgieter.

Plottier, Pelotier. Van Oudfrans pelote; bal.

Plouette, Ployette. Waals plouyète: gebogen stokje ?

Plouvier, Plevier, Plouviez, Plouviet, Pluvier, Plovier, Plovie, Plové, Plovy, Plovyt, Plovijt, Plouy, Plowy, Pluy, Pluij, Pluijs: Picardisch plouvier, Frans pluvier ‘pluvier, plevier, regenvogel, regenfluiter’. Bijnaam voor een fluiter.

Plowman. Engelse equivalent van Ploeghmans.

Ployaert, Ployart. Afleiding van Middenfrans ploier: plooien, vouwen, (ook) betalen.

Pluchart, Pluchard, Plouchard. 1. Beroepsnaam. Van Oudfrans peluchier, Frans éplucher: noppen, pluizen, reinigen (van laken). 2. Geronde variant van Plichart.

Pluche, Pluss, Plusse, Plus, Pluys, Pluijs. Beroepsbijnaam van de nopper, pluizer: die het laken van onzuiverheden ontdoet.

Pluchet, Plusjé: Franse variant van Pluquet.

Pluim, Pluijm, Pluym, Pluymen, Pluimen, Pluem, Plum, Plume, Plumes, Plumen, Ploem, Ploemmen, Ploemen, Plom, Ploum, Ploumen. Beroepsnaam voor de pluimenverkoper of de kippenplukker.

Pluimgraaff: Beroepsnaam. Middelnederlands pluumgrave ‘ambtenaar belast met het opzicht over het pluimvee van ene voornaam persoon’. Vergelijk familienaam Hanegraaf.

Plukker, de, de Plucker, Pluckers: Bijnaam of beroepsnaam voor de plukker van vruchten, bloemen.

Plumacker, Plumacher, Plummacher, Ploemacher, Plumacher, Pleumakers, Pleumeekers, Pleumeckers, Pluymaekers, Pluymakers, Pluymaeckers, Pluymackers, Pluijmackers, Pluijmeekers: Beroepsnaam van de ploegenmaker.

Plumans, Plumanns, Plouman, Plumhans, Ploumhans: Beroepsnaam van Ploegman(s). Zie Plumacker.

Plumart, Plumat. Afleiding van Frans plume: pluim, veer, dons. Beroepsnaam van de koopman in dons of van kippenplukker, vergelijk Plumecocq.

Plumecocq, Plumecoq. Beroepsnaam: die een haan, kip, vogels plukt, (dialect) pluimt, een plukvogel. Vergelijk Plumejeau (jau, van Latijn gallus: haan), Duits Plûckhahn.

Plumerel, Plumeret, Plumerault. Afleiding van Plumier.

Plumet. Frans plumet, afleiding van plume: pluim, veer. Oudfrans garçon plumet: onbezonnen jongeman, melkbaard.

Plumot. Afleiding van Frans plume. Vergelijk Plumet.

Plun. Vaders-, moedersnaam van heiligennaam Apollonius, Apollania.

Pluquet, Plouquet, Plusquin, Pluquin, Pluskin: Afleiding van Oudfrans pelux, van Oudfrans peluchier, van Latijn piluccare, afleiding van pilus, Frans poil (haar): ontharen, pluizen, noppen, zuiveren. Beroepsnaam van een nopper van laken, vergelijk Pluchart. Vergelijk Waals plukin: pluksel. Plusquin, Pluskin kunnen we ook als afleiding beschouwen van Pluche, Plu(y)s, wat op hetzelfde neerkomt.

Pluta, Pluttart. Poolse familienaam, achteraf gereïnterpreteerd als 'plus tard'. Poolse bijnaam, dialect pluta: slecht weer, regen

Pluijm, Ploum, Plaum: Beroepsbijnaam van de pluimenkoper of de plukker van kippen.

Pluijm, van der, Pluym, van der, van der Pluyen, van der Pleyn, Pluim: Huisnaam De Pluim. Of beroepsnaam van een pluimenkoper of plukker? Zie Pluim.

Pluymer, de, Pluymers, Pluijmers, Pluimers, Plumer, Pluijmert: Beroepsnaam. Middelnederlands plumer ‘kussen-of dekenstikker’.

Plijter: Spelling voor Pleiter. Beroepsnaam van de pleiter, advocaat.

Poche. Oudfrans po(u)che: zak, tas. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Pochet.

Pochet, Pochez, Poschet, Poechet, Polchet, Pocquet, Poquet, Poquette, Pocket, Poket, Pouchet, Pouquet, Pocet, Posset, Possé, Posse, Pauchet, Pauquet, Puaqué, Passet, Passez. 1. Naam uit het Oudfranse po(u)chet, pauchet, Normandisch pouquet, Picardisch pauquet: zakje, beursje. Beroepsbijnaam voor de beurzenmaker. 2. Zie ook Poucet.

Pockelé, Pockele, Poclet: 1. Zie Pacolet. 2. Eventueel Picardisch pokelet, paukelet, afleiding van Picardisch pauke: zak, tas. Vergelijk Pochet. 3. Soms variant van (van) Backelé.

Podevin, Peutevijnck: Frans Poitevin, Middelnederlands po(i)tevijn ‘inwoner van Poitou, de streek van Poitiers’.

Podor, Podoor, Potdor: Huisnaam Pot d'Or: De Gouden Pot.

Poeck, Poecks, Poeckx, Pok, Pocque: 1. Middelnederlands poke, poeck: dolk, steekmes. Bijnaam voor een messentrekker, vechter. Vergelijk Nederduits Poock. Zie ook Poeker(s). 2. Middelnederlands pocke, poeck, Picardisch pauke: zak, tas. Vergelijk Poche.

Poecke, van, van Pouck, Poeke van, van Poeck, van Poucque, Verpoucke: Plaatsnaam Poeke (Oost-Vlaanderen).

Poeckens, Poukens, Peukens, Peukenne: Limburgse familienaam en Luikse aanpassing op -enne. Vadersnaam. Wellicht van Pakens, van Paque, Pasquier.

Poeker, Poekers, Poeckers. 1. Van Middenenderlands poken: steken, stoten, duwen. Vergelijk Duits pochen. Bijnaam voor een vechter. Vergelijk Poeck 1. 2. Afleiding van OostMiddelnederlands poken: pochen, bluffen. Bijnaam voor een opschepper. Ook Duits Pocher, Bocher.

Poekes. Familienaam in Luxemburg, zoals Poeckes. Waarschijnlijk vadersnaam zoals Poeckens.

Poel, van (der) Poele, van de(den), van (der) Poel, van der Poele, van Poulle, van Poele, Poelstra, Poelsma, Polstra, van der Poelen, Vanterpool, van der Puijl, Poelaert, Poelart. Verspreide plaatsnaam Poel; waterpoel als Oud Poelgeest in Oegstgeest.

Poellaer, Poellaert, Polaert, Pollaert, Pollard, Polard, Polart, Verpoelt, Verpoylt, Verpuylt: Verspreide plaatsnaam Poel ‘waterpoel’.

Poelgeest, van. Plaatsnaam bij Oegstgeest, Zuid-Holland.

Poelhekke, Poelhekken: Plaatsnaam ‘hek bij een poel’.

Poelje, van, Vampouille, Vampoulle, van Poullie: 1. Plaatsnaam Le Pouille(Fouille) in Haut-Pont (Sint-Omaars). 2. Huisnaam La Pouille (fouille) ‘de kip’. Vertaling van Dépouille; zie Lapouille. 3. Eventueel plaatsnaam Poeliën bij Gouda. Of Middelnederlands Poelge, Poeliën ‘Apulië’.

Poelmans, Poelmann, Poelman, Poelemans, Poelleman, Poulman, Poulmans, Pouelmans, Pulman, Pulmans, Polman, Polemans, Polmans, Poolman: Afleiding van van den Poele.

Poelvoorde (van), Pollefoort, Pollefort. Familienaam naar de plaatsnaam Poelvoorde= oversteekplaats over de poel/beek, in Egem, Ruiselede, Wingene. (West-Vlaanderen). Zie ook Blaas.

Poepelen, van: Plaatsnaam. Middelnederlands Popel ‘populier’.

Poer. Waarschijnlijk hypercorrect van Van Poeyer.

Poers, de. Wellicht een Vlaamse aanpassinge van de familienaam Duporche, in Vlaanderen en Picardie gesitueerd. Plaatsnaam Porche: portiek, portaal.

Poerstamper, Poerstomper: Beroepsnaam van de poederstamper ‘fijnstamper van buskruit of van kleurstof’.

Poest, van der, Verpoest: Plaatsnaam Ter Poest ‘koestal’.

Poète, Poëtte: 1. Middelnederlands, Waals-Vlaams poète, Oudfrans pute: hoer, lichtekooi. 2. Oudfrans, Frans poète, Middenenderlands poète: dichter, schrijver? 3. Poëtte kan Waalse vorm zijn van Normandisch Pouettre; zie Pouêtre.

Poets. 1. Zie (de) Pot. 2. Verschrijving voor Poetsch?

Poeyer, van, van Poeyr, van Poyer, van Poyel, Poeijer van: Plaatsnaam Poeier, Poeiel, lokale uitspraak van Poederlee (Provincie Antwerpen).

Poggman, Poggemann, Paagman. Afleiding van Oostmiddenenderlands en Nederduits pogge: pad, kikker. Vergelijk Nederduits Poggenpohl: paddenpoel, Westfaals Poggemeyer.

Pohlmann, Pohlmeyer, Pohlmuller. Man, pachter, molenaar bij een poel.

Poidlin, Poidlins. Frans poids de lin: gewicht, hoeveelheid vlas ?

Poignaert, Poignart, Poignard, Poignaert, Poinart, Ponjaert, Pogna, Pognat, Poonja: Afleiding van Frans poing ‘vuist’. Bijnaam voor een vuistvechter, iemand die op de vuist gaat.

Poignant. Bijnaam van Frans poing: vuist. Vergelijk De Vuyst, Poignard.

Poignie, Poignié, Poignet, Poinet, Pongie, Ponjee, Ponjée, Punie: Oudfrans poignet: pois; of afleiding van poing: vuist.

Poilvache, de Poislevache: 1. Beroepsnaam Poile vache: vil (de) koe, dat is een koeviller. Vergelijk Poilvé, Pollevèche, Nederduits Pagenvilre: paardenviller. 2. Plaatsnaam in Houx (Namen). Plaatsnaam in Dormaal (Vlaams-Brabant).

Poilvé, Pelvé: Zinwoord. Oudfrans peler (verward met Oudfrans peler, van Latijn pilari: ontharen, vandaar de vorm poil): villen; Oost Waals vé, van Latijn vitellus, Oudfrans vedel, veel: kalf. De variant Pellevat bevat dialect va: kalf in Pont-Audemer (Eure). Beroepsnaam van de kalverviller. Vergelijk Poilvache, Duits Kalbfelle.

Poincignon, Poinsignon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ponce: Pontius.

Point, Points. Frans point: punt? Vergelijk Punt. Of Franse vorm voor heiligennaam Pontius; vergelijk plaatsnaam St-Point ?

Pointe, Ponte, Lepoint, Lepointe, Lapointe: Waalse vorm van Oudfrans pointre, peintre: schilder; of Middelnederlands pointer: ambtenaar die de hoofdelijke omslag bepaalt, zetter van de belastingen. Zie ook Punt.

Poire, Poirre. Beroepsnaam van de perenteler, perenverkoper.

Poissonnier: Beroepsnaam van de vishandelaar.

Poirier, Poirie, Poiriez, Poirrier, Poiry, Pourrier, Pourier: 1. Plaatsnaam of huisnaam Au Poirier: Perenboom. 2. Oudfrans porier: preihandelaar, preiteler, groentekweker.

Poirson. Hypercorrecte spelling voor Poisson.

Pois, Poels, Poelst, Pools, Poils: 1. Vadersnaam. Variant van Pauwels, via Franse vorm Paul, Pol. Zie Paul. 2. Bijnaam. Middenenderlands pol: boel, minnaar, bedrogen echtgenoot, hoorndrager.

Poisseroux. Plaatsnaam in Warzée, Marchin (Luik).

Poissinger. Afleiding van Duitse plaatsnaam. Vergelijk Pôsinger, van Pôsing (Beieren).

Pol, Poel, Pool: 1. Vadersnaam. Pol, spelling voor Frans Paul. 2. Bijnaam. Middelnederlands pol‘ boel, minnaar, bedrogen echtgenoot, hoorndrager’. 3. Korte vorm voor van de Pol, resectievelijkvan der Poel.

Poisson, Pichon, Pisson, Pison, Pysson, Pyson, Pijsson, Pijson, Pizon, Pitschon, Le Pichon: Oudfrans pisson, Picardisch pichon, Frans poisson: vis. Beroepsnaam van visser of vishandelaar. Vergelijk De Vis(ch).

Poissonnier, Poissonier, Poissoniez, Poisonnier, Pisonnier, Pisonier, Pissonnier, Pisnier, Pisnière, Pichonnier, Pischeny, Picheny, Pecheny: Beroepsnaam van de vishandelaar.

Poitevin, Poittevin, Potavin, Potvin, Podvin, Poidevin, Podevin, Podevins, Poddevin, Potdevin, Podevain, Podevijn, Podevyn, Peudevin, Peutevinck, Peutevynck, Putefin, Putteveyn. Familienaam uit het Franse Poitevin, Middelnederlands poitevijn of potevijn: inwoner van de Poitou, de streek van Poitiers.Vienne.

Poitier, Poitiers, Poitiez, Poittié, Poittie: Oudfrans putier, Middelnederlands putier, poytier: hoereerder, pooier; vagebond.

Poitoux, Poitous, Poetou. 1. Plaatsnaam Le Poitou, de streek van Poitiers. Vergelijk Poitevin. 2. Misschien reïnterpretatie van: ±1300 Vinchans Potous.

Poivre, Lepoivre, Lepeve, Lepever, Lepève, Lepelve, de Pever, Peever: Frans poivre, Normandisch peivre: peper. Beroepsnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Pepermans.

Poix, Poiz. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Poix (Nord, Somme, Marne, Ardeche). 2. Of uit het Franse poix: pik. Vergelijk Peck. Beroepsbijnaam. 3. Of uit het Franse pois: erwt. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Poizat, Poijsat, Poysat, Puysat: 1. Oudfrans pesaz, pesas, van Middenlatijn pisacium, van pisum, Frans pois: erwt. Poisas: erwtenstro, erwtenpeul. Beroepsnaam van de erwtenboer. 2. Oudfrans pesaz, van Oudfrans pois, Frans poids: weeghaak, unster. Beroepsnaam van de weger.

Pol, van de(den, der), van de Poll, van der Poil, Vandrepol, Vanterpool: Plaatsnaam Pol ‘opgeworpen hoogte, zandheuveltje, hoge plek, eilandje’. Pol (Nederlands Limburg), De Pol (Overijssel, Drenthe).

Polaert, Pollaert, Pollaerts, Pollard, Pollard, Polart, Polar. 1. Zie Poelaert. 2. Zie Paulard. 3. Zie (van) Pollaert. 4. Afleiding van wrkwoord polen: pellen, doppen. Vergelijk Pollers, Peellaert.

Polak, Polack, Pollak, Pollac, Pollack, Polakiewicx, Polakoff, Polakowski: Volksnaam van de Pool.

Polane: Bijnaam. Middelnederlands polane ‘omgekrulde punt van de schoenen’.

Polanen, van. Landnaam Polanen ‘Polen’. Ook naar Polen vernoemde plaatsen Polanen (Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland).

Polder, (van de): Plaatsnaam Polder.

Polderdijk: Plaatsnaam (Zuid-Holland).

Polderman, Poldermans, Poltermann: Afleiding van van de Polder of beroepsnaam van een polderboer.

Poldervaart. De stamreeks van deze Nederlandse famille begint met 1608 Adriaan Jorisz, Vlaardingen-Ambacht, wonend aan de Poldervaart en bijgenaamd Op de Poldervaart.

Pole, Polen, Polenne, Pohle, Pohl, Pohlen, Poolen, Pool, Pollen: 1. Herkomstnaam van de Pool. Vergelijk Polak. 2. Vadersnaam. Romaanse spelling van de voornaam Paul. Pollen, Pollema en Polsma met Polsius in Friesland, Polling in Drenthe, aan Pols en Pollsen, waarschijnlijk ook aan Pol (in Friesland), en aan de plaatsnamen Polleben, dorp bij Eisleben in Saksen; Polling, dorp bij Weilheim in Beieren; Pollhorn bij Rendsburg in Holstein, moet een mannenvoornaam Pol of Polle ten grondslag liggen—al is die naam niet te bewijzen. Deze naam zal wel één zijn met de Friese mansnamen Pelle en Palle, waarvan Pelsma, Pels, Pellens en Van Pellecom, met Palma, Palsma en Pals.

Polen, van. Afkomstig van Polen. Eventueel reïnterpretatie van Van (den) Poêle.

Polet, Pollet, Pollé, Poleij, Poley: Vadersnaam. Spelling voor Frans Paulet, verkleinvorm van de voornaam Paul.

Polfliet, (van) Polvliet, Pollefliet, Palfliet, Parlevliet: Plaatsnaam Polfliet in Hulsterambacht, Polvliet in Kluizen, Oost-Vlaanderen: 1281 Polflit; Polfliet, Polvliet in Kluizen (Oost-Vlaanderen). Middenenderlands pol: hoge plek, eilandje.

Poli, Poly. Bijnaam uit het Oudfranse poli: bevallig, beschaafd.

Polidor, Polidori, Polidoro. Vadernaam. Grieks Polydorus; met veel giften.

Polinard, Polinet. Vadersnaam. Afleiding van Polin, Paulin, van de voornaam Paul.

Polk, Polke. Vadersnaam. Silezische korte vorm van Slavisch Boleslaw.

Pollaert, (van), Polaert, Pollard, Polard, Polart: Plaatsnaam Pollaert (Vlaams-Brabant) of Pollare (Oost-Vlaanderen).

Pollaris, Pollari, Polaris. Vadersnaam, verkorting van de heiligennaam Apollinaris.

Pollard: Paulard, afleiding van de voornaam Paul.

Pollentier, Poultier. Beroepsnaam uit het Oudfranse pouletier, polletier; poelier, pluimveehandelaar.

Pollepel. Bijnaam voor de (pol)lepelmaker. Vergelijk De Lepelaer.

Poller, Pollers, Polders, Polder, Poelder, Peulders, Pouders: Afleiding van Middelnederlandse werkwoord polen, peulen: pellen, doppen. Vergelijk Peellaert, Pollaert. Pouders is een Limburgse hypercorrecte vorm voor Polders.

Polleunis, Polleunus, Poleunis, Poleunus, Pleunis, Pleune, Pleunes, Pollenus, Polenus, Plenus, Plénus, Plunus: Vadersnaam van Latijnse heiligennaam Apollonius 'tot Apollo behorend'.

Polleur. Pouler, Poleur. Plaatsnaam Polleur, Luik.

Pollevaiche, Polvèche, Paulvaiche, Polleveys, Pollefeys, Pollefeyt, Pollefyt, Pollefait, Pollevydt, Pollevijdt, Polfiet: Polvaiche, Polweche is frequent in Béthune en Atrecht in 1820. Polvaiche, Polveche is een dialect variant van Poilvache: koeienviller. Vergelijk Oudfrans vaiche, vaichelin = vachelin, vaichin = vachin. Pollefeyt kan ook uit Poilvé worden verklaard, vergelijk variant Pelvey. Pollefait is een herverfransende spelling. Pollefyt en Polfiet zijn duidelijk beïnvloed door Polfliet.

Pollmann, Pollmanns. Oudhoogduitse variant van Duits Bollmann, van plaatsnaam Boll: ronde heuvel. Vergelijk Boll.

Pollie: Pollier, Poulier. Beroepsnaam van de poelier, de pluimveehandelaar.

Polkamp: Plaatsnaam Polkamp in Oosseld (Gelderland).

Pologie. Spelling voor Polagier, afleiding van Oudfrans polage: gevogelte, pluimvee; synoniem met poulailler: poelier, handelaar in gevogelte.

Polomé, Poleme: Volgens de familieoverlevering een Porugese familienaam. Of een variant van Bolomé.

Pols, Poels, Poelst, Pools, Poils. 1. Vadersnaam, variant van Pauwels. Zie Paul. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse pol: boel, minnaar, bedrogen echtgenoot.

Polspoel, Spolspoel, Pospoel. Bijnaam voor iemand die in de poel polst: die met de pols roert om de vis op te jagen, die in het water woelt. Of zelfs overdrachtelijk voor een woelwater.

Polyte, Polite. Vadersnaam. Verkort van familienaam Hippolyte, Griekse heiligennaam Hippolytus.

Polzer, Polinder. Wellicht zijn beide Duitse knuffelvormen van de heiligennaam Paulus.

Poma. 1. Italiaanse familienaam Poma: appel. Bijnaam. Vergelijk Appels. 2. Waalse vorm van Pomart.

Pomart, Poma, Pomat, Poumaer, Poumaert. 1. Afleiding van pomme: appel. Vergelijk Appelmans. 2. Plaatsnaam Pommard (Côte-d'Or).

Pombereu, Pombreu, Pambreu, Prémereur, Premeruer: Pombreu (met dissimilatie m/mb) van Franse familie-, plaatsnaam Pomereu, van Latijn pomeriolum: kleine boomgaard (met appelbomen), bijvoorbeeld Pommeroeul (Henegouwen), Pommereuil (Nord), Pommereux (Oise, Seine-Mar.). Prémereur (met epenthetische r) van hypercorrect Pommereur, van Pomereu.

Pomerant, Pomeranc, Pommerenke. Naam van de Pommer, inwoner van Pommeren (Pomerania, nu Polen).

Pommé, Pommez. 1. Naam uit het Oudfranse pomé: appelcider. Beroepsbijnaam voor de maker of bijnaam voor de 'gebruiker'. 2. Zie ook Pommée.

Pommée, Pomey. Naam uit het Middelnederlandse pomeye, het Oudfranse pomée: appelmoes. Naam voor de producent of de liefhebber. Zie ook Pommé.

Pompe, Pompen, Pump. Beroepsnaam van de pomper, die water uitpompt.

Pompe, van der: Plaatsnaam Pomp in Middelstum (Groningen). Of beroepsnaam van de pomper, die water uitpompt.

Pompernolle: Ongetwijfeld een verhaspeling van Compernolle, door anticipatie van de p.

Pompoene: vroeg Nederlands pompoene, van Oudfrans pompon, pe ‘pompoen’. Bijnaam. Pon, du, zie du Pont.

Ponce, Poons, Pons, Poms, Ponche, Spoens, Spons, Poncet, Poncé, Ponchez, Poncel, Pomsel, Pinceele, Ponseel, Ponseele, Ponceau, Ponciau, Ponchau, Ponchaut, Poncheau, Poncheaux, Poncelet, Ponchel, Ponchelet, Ponselet, Ponslet, Ponsselet, Poincelet, Poincelot, Sponselee. 1. Vadersnaam of moedersnaam uit de Waalse voornaam Ponse, die komt uit de Latijnse heiligennaam Pontius of Pontiana. 2. Zie ook Poncelo.

Poncelo, Pomsel, Ponseel, Ponseele, Ponceele, Ponscele, Pontseel, Pontseele, Pontzeele, Ponceau, Pociau, Ponchau, Ponchaut, Ponchaux, Poncheau, Poncheaux, Poncelet, Ponchel, Ponchelet, Ponsselet, Ponselet, Ponslet, Sponselee. 1. Vadersnaam of moedersnaam: zie Ponce. 2. Naam uit de plaatsnaam Poncel, dit uit het Latijnse ponticellus, dit uit pons: brug. 3. Zie ook Duponchellle.

Ponchard, Ponchart, Ponsard, Ponsar, Ponsaert, Ponsarts, Ponsars, Ponsaers, Poinsart: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ponce.

Ponchon, Ponson, Pinson, Penson, Pinchon: 1. Frans poinçon, Oudfrans ponchon, van Middenlatijn punctio(nem), Middelnederlands poenchoen, pinchoen, poensoen, pintsoen: werktuig om op metaal een waarmerk aan te brengen, keurmerk. Beroepsnaam van de keurmeester, vaak van edelsmeedwerk. 2. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Ponce.

Poncin, Ponsin, Ponçain, Ponsaint, Pouchain, Poussin: Vadersnam Poncin, Waals Pôchèn, vleivorm van Ponce, Pons, Latijnse heiligennaam Pontius.

Pond, Pont. Munt- en gewichtnaam. Vergelijk Tienpond.

Pondant. Tegenwoordig deelwoord van Oudfrans poindre, Waals pond(re): steken, prikken, naaien, borduren.

Pondman. Beroepsnaam van de weger.

Ponet, Ponette, Ponnet, Ponnette, Paunet. Vadersnaam of moedersnaam: Knuffelvorm van Philipponet(te), vleivorm van Philippe.

Ponomarewa: Russische vrouwelijke vorm bij ponomar ‘koster, kerkbewaarder’, van Grieks paramonarios.

Ponsard, Ponsaerts, Ponsaert, Ponsart, Ponsar, Ponsaers. 1. Variant van Ponchard. 2. Zie Pinchard. 3. Zie Pensaert.

Ponse, Ponsen, Pontz, Pontze, Ponsing: Vadersnaam van de Latijnse heiligennaam Pontius.

Pönsgen, Poensgen, Ponsgen. Vadersnaam. Rijnlands afleiding van heiligennaam Pontius; vergelijk Ponsin, Ponsen.

Ponsteen: Blijkens de varianten Ponstein, Ponstijn, Ponsijn vermoedelijk volksetymologisch als -steen-naam geherinterpreteerd.

Ponsijn, afleiding van heiligennaam Pontius; zie Poncin, Ponse(n).

Pontanus. Latinisering van Dupont of Van der Brugge. Dom Godefridus Pontanus (±1555-1623), prior van Neerwaver, was afkomstig van Eigenbrakel.

Pont, du, du Pon, de Pont, de Pondt: Frans Dupont, pendant van van der Brug(ge), Verbrug(ge).

Ponte: Variant van Pointe, Lepointe, Waalse vorm van Oudfrans pointre, peintre ‘schilder’; of Middelnederlands pointer ‘ambtenaar die de hoofdelijke omslag bepaalt, zetter van de belastingen’.

Pontegnies, Pontégnie, Pontegnis, Pontagnier, Pontignies, Pontignie: 1. Plaatsnaam Pontigny (Yonne). 2. Beroepsnaam Pontenier, van Oudfrans pontonnier: bootsman.

Ponten, van der. Plaatsnaam Ponte; brug, veerpont.

Ponteur. Middelnederlands poenture: schilderij. Beroepsnaam van een schilder? Of Oudfrans ponteure: nakomelingschap?

Ponthière, Ponthir, Ponthier, Pontier: 1. Plaatsnaam in Ombret-Rawsa (Luxemburg). 2. Ponthier, Pontier is ook dialect vorm van Pontheu.

Ponthieu, Ponthieux, Pontieu. Streeknaam Ponthieu, Somme.

Ponton. Plaatsnaam Ponton: ophaalbrug, ponton, aanlegsteiger. Le Ponton in Tihange (Luik).

Pontot, Ponthot, Pantoto, Panto: Plaatsnaam Ponthoz in Clavier (Luik).

Pontus. Latijnse heiligennaam Pontius.

Ponty, Ponti. Plaatsnaam Ponty in Bouge, Namen.

Pontz, Pontzen, Ponz. Vadersnaam. Duitse vorm van Latatijnse heiligennaam Pontius. Zie Ponce.

Pool, van der: Variant van van der Pol of van der Poel.

Poomans. Variant van Bomans?

Poonja. Variant van Pogna. Zie Poignard. Of Indische naam?

Poort, Poorts. Korte vorm voor van Vander Poorte of hypercorrect voor Pool?

Poorte, van der, Poorten, van der, van de(den) Poorte, van der Poort, van der Poord, van de Port, van Poorten, van (de(der) Poorter, van der Pooten, Poten, van der Poote, van Pooter, Wanpooter, Wanpoutre, van Poeteren, van Peuter, Terpoorten, Terpoorter, Verpoort, Verpoorte, Verpoorten, Verpooten, Verpoot, Valderpoot, Verpoten, Poort, Poorte, Poorts, Porten: Plaatsnaam Poort ‘poort; haven, stad’.

Poorter, de, Poortere, de, Poorters, de Poortère, Poortere, Depoortere, de Porter, de Portere, Depoortére, Derpoortere, Poorters, Poerters, Porter, Porters: Poorter ‘poorter, stedeling, burger met stadsrechten, met poortersrechten’. Frans Bourgeois.

Poorthuis: Plaatsnaam. Vergelijk Poorthuizen in Losser, Overijssel.

Poortman, Poortmans, Poorterman, Poorteman, Porteman, Portemans, Portman, Portmans, Pootemans, Pootmans, Potemans, Sportmans. 1. Beroepsnaam van de poortwachter. 2. Afleiding van "(Van der) Poorte": uit de plaatsnaam (wonende bij). 3. Poorterman kan ook een afleiding zijn van De Poorter: zie Poorter.

Poortinga: Friese afleiding van poort.

Poortvliet (van): Plaatsnaam Poortvliet (Tholen, Zeeland): 1204 Portflit.

Poos. 1. Middelnederlands pose: (rust)poos, rusttijd. 2. Zie Paasch.

Poot (de) Poodt, Poodts: 1. Bijnaam naar een lichamelijk gebrek. Paardenpoot of horrelvoet? Verkorte vorm van De Poo(r)ter: zie Poorter.

Pooter, de, Pooters, Poter, de Peuter, Peuters: 1. Variant van De Poorter: poorter, stedeling met stadsrechten, met poortersrechten. 2. Zie ook Poterre.

Pootjes: Verkleinvorm van Poot.

Popescu: Roemeense familienaam: zoon van de pope, priester.

Popelin, Poplen, Popelen, Populin: Vadersnaam. Afleiding van baker-naam Pop(p)o, zie Poppe

Popering, van, Poperinghe, van, Poperinge, van, Vampoperinghe, van Popeling: Plaatsnaam Poperinge (West-Vlaanderen).

Popieul, Popieule. Plaatsnaam Popuelles, Henegouwen.

Popin, Popijn, Popyn, Poupin, Poupinet, Paupinet, Puppin, Pupin, Puppinck, Puppynck: Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse bakernaam Poppo; zie Poppe.

Poplimont, Poplemon, Poplemont, Depoplimont, Poppelemon, Poppelmonde: Plaatsnaam Popelimont in Zinnik (Henegouwen).

Popma, Poppinga: Vadersnaam. Friese afleiding van de bakernaam Poppe.

Poppe, Pop, Pops, Pops, Poppé, Popon, Poepjes, Popken, Popkema, Popping, Pop. Popma: Vadersnaam. Poppo, bakervorm van de Germaanse voornaamhroth-berth (Robrecht). Met het woord 'poepe' werd eertijds iemand uit Duitsland aangeduid, in het bijzonder een Westfaalse seizoensarbeider. Ook aan die betekenis zou de achternaam kunnen refereren. In hedendaagse betekenis is het woord poepie een koosnaampje. Vergelijk het Duitse woord Puppe = 'pop, schatje', Püppchen = 'poppetje, schatje'.

Popoff, Popof, Popov, Popow, Popovic, Popovici, Popovitch, Popovies, Popovits, Popowicz, Popowycz, Popovski, Popowski, Popowsky: Slavische afleiding van pope: paap, priester.

Popp. Roemeense familienaam; preister. Vergelijk De Pape.

Poppe, de. 1. Middelnederlands poppe: meisje, lichtekooi, pop, modepop. Bijnaam. Vergelijk Poupard, Poupe.-2. Reïnterpretatie van de vadersnaam, door toevoeging van Iidwoord aan Poppe.

Poppel, van, Poppelen, van: Plaatsnaam Poppel (Provincie Antwerpen).

Poppelier, Poppelaars: Verspreide plaatsnaam Populier.

Poppelmans. Afleiding van Van Poppel? Maar blijkens Duitse familienaam Poppelmann, Pôppelman veeleer afleiding van Poppel, van vadersnaam Poppe.

Poppelsdorf. Plaatsnaam in Bonn, Duitsland.

Popper, Popperl, Popplers, Popperl: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Poppe.

Poppinga. Vadersnaam. Friese afleiding van Poppe.

Poppinghuys. Plaatsnaam: huis van Popping (zie Popin). Vergelijk Poppenhuizen (Friesland), Poppenhaus(en) (verspreide Duitse plaatsnaam als in Beieren).

Poppleton. Plaatsnaam in Yorkshire.

Populaire, Populier, Poppeleer, Poupeleer, Poupeler, Pouppeleer: Plaatsnaam Populaire, Frans peuplier: populier,

Populiere, van de, van de Popeliere, van de Papeliere, Papelière, Popelier, Popeliers, Popeler, Popeleer, Poppelier, Poppeliers, Poppeleer, Poppelaars, Populier, Populiere, Populaire, Populer. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Populier (naar de boom).

Popta, van, Pupts, Friese vadersnaam Popt, Pop, Poppe (Popke).

Porzenheim, Portzenheim. Plaatsnaam Pforzheim (Duitsland).

Posch, (de): Bijnaam naar de visnaam pos(t), Middelnederlands posch.

Porcari: Italiaanse beroepsnaam Porcaro ’varkenshoeder’.

Porcelijn. Frans Porcelin, afleiding van porcel; zie Porchel.

Porcélius. Latinisering van Porcel; zie Porchel.

Porchel, Porcel, Pourcel, Pourchelle, Pourcelle, Pourceaux, Pourceau, Pourchaux: Oudfrans porcel, porchiel, Frans pourceau, porcelet, afleiding van Porc: varken(tje). Bijnaam naar de onzindelijkheid of grofheid. Of beroepsnaam voor de varkensfokker:

Porchet: Verkleinvorm van Frans porc ‘varken’.

Porcheret, Porcheron. Afleiding van porc; varken.

Porcheron, Porcheret. 1. Afleiding van porc: varken. Hoeder, handelaar of kweker van varkens. 2. Of van porche: aanbouw, veranda. Beroepsbijnaam van metselaar of van bewoner van een huis met een porche.

Porre (de). Naam uit het Middelnederlandse porren: prikkelen, aansporen, kwellen, opjagen, aanraken. Bijnaam..

Poret, Porez, Porée, Porret, Porrez, Porré, Porre, Poirette, Poiret, Peurette, Poire, Poiré, Poirré, Porreye, Poreye: Oudfrans poret, pore, poree: prei, groente. Beroepsnaam van de preiteler, groenteboer.

Poriau, Poriaux, Porriau, Poireau, Poirot, Pourreau, Poureau. Bijnaam of beroepsbijnaam uit Picardisch Poriau, Frans poireau: prei. Oudfrans porreau, porrel, van Latijn porrum, prei. Poireau onder invloed van poire. Kweker, verkoper.

Porignaux, Porigneaux, Porigniaux, Porignon, Porrigniaux, Pourigneaux, Pourignaux, Porineau: Afleiding van Poriau.

Porion, Poiron, Poirion, Pourrion, Poron: Oudfrans porion: prei. Vergelijk Poriau.

Porke, Porkert. Vadersnaam. Duits dialect verscherpte vormen van Borke, Borkert, de Germaanse voornaam Burkhard.

Porphyre, Porphir, Porfiri, Porfirio, Porfirione: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Porphyrus.

Porquet, Porchet. Afleiding van porc; varken.

Porre (de). Middelnederlands werkwoord porren: prikkelen, aansporen, aanzetten; kwellen; opjagen, aanraken. Bijnaam.

Porreij: Oudfrans poret, poré, poree ‘prei, groente’. Beroepsbijnaam van de preiteler, groenteboer.

Porsch, Porschen, Porchmann, Pörsch, Pörschke, Pörschmann: Vadersnaam Porsch(e) van Slavische voornaam Boreslaw.

Porson, Porsont. Waarschijnlijk hypercorrect van Posson.

Portael, Portaels, Portail, Portaals, (van) Portai, Porttals, van Portal, van de Portael, van de Poortaele, van de Portaele: 1. Typische vondelingnaam. Op 21 mei 1636 werd Anneken Portael in een portaal in Antwerpen gevonden; in 1702 werd de vondeling Joannes Portael in Mechelen gedoopt; op 19 augustus 1744 werd Maria Joanna Portael gevonden in het portaal van de herberg 'Groenen Bogaert' in Har; op 28 okt. 1792 werd Elizabeth Portael gevonden in het portaal van de Sint-Romboutskerk in Mechelen. 29 november 1780 werd Franciscus Portael gevonden ante portam nostrae ecclesiae in Lv. 2. Plaatsnaam. Oudfrans portai: deur, portaal.

Porte. Frans porte (de ville); poort.

Porteau, Portauw, Portauwe: Plaatsnaam van Oudfrans portai: poort, deur, portaal. Vergelijk Portaels, Duportail.

Portelance, Portelange, Pottelancie. Beroepsnaam Porte lance: lansdrager.

Portelette. Plaatsnaam. Oudfrans portelette; kleine deur.

Portenart, Porteners, Peurteners, Pôrteners: Middelnederlands po(o)rtenaer: deurwachter, portier.

Porteret, Portray. Afleiding van Portier.

Portheine: Plaatsnaam Potheine in Ommen, Overijssel.

Portielje, Portetelle. Oudfrans portille; kleine deur.

Portier, Porter, Porters, Porty: Middelnederlands portera, Frans portier, Waals porty: portier, deurwachter. Vergelijk De Deurwaerder.

Portion. Reïnterpretatie, wellicht van Pochon; zie Posson.

Pörtner. Nederduitse vorm van Duits Pfôrtner, pendant van Middelnederlands poortenaer. Zie Portenart.

Porto. Plaatsnaam Porto (Oporto) in Portugal; poort.

Portocarrero, Portocarero. Spaanse familienaam. Plaatsnaam Porto en beroepsnaam Carrero: wagenmaker, voerman.

Portois, Portoy, Porton, Pourtois, Pourtoit, Pourtoix, Pourtoy, Protois. Wellicht uit het Oudfranse port, het Latijnse portus: haven, stad: burger, zoals bourgeois van Bourg: burg, stad. Familienaam van burger, poorter.

Porton: Verkleinvorm van Frans porte ‘deur’.

Portugaels, Portugal, Poortugael. Naam van een Portugees, iemand uit Portugal. Of naar een huisnaam.

Pos, Pors, Porsch, Posius, Potse, Putzes, Potzel, Pötzsch: Bijnaam naar de visnaam pos(t), Middelnederlands posch.

Poschmann: Zuid-Duitse variant van Duits Boschmann, afleiding van Bosch ‘struikgewas, bosje’.

Poskin, Pôsken, Posquin: Vadersnaam. Afleiding van Paas, van heiligennaam Pascalis. Zie Paasch, Paquet, Poisket, Puystjens.

Possel. Waarschijnlijk van Posselt.

Posselius: Latinisering van Italiaanse bijnaam Porcelli: varkentje.

Posselt, Possolt. Van Slavisch Posse; voornaam Peter.

Posson. Oudfrans poçon: pot, kom. Waals posson: water-, bierpot. Bijnaam, beroepsnaam of huisnaam.

Possot, Possoz. Bijnaam naar de kleine gestalte.

Post: 1. Bijnaam naar de visnaam pos(t). Zie Posch. 2. Oudfrans post, poste, Middelnederlands post ‘post, stijl van deur of raam, paal’. 3. Korte vorm voor van Post. Plaatsnaam Bost in Webbekom. 4. Beroepsbijnaam van de postmeester.

Post, van der: Plaatsnaam Post; zie Post 2, 3.

Postal. Oudwaals postal, postalh; podesta, stadbesturder.

Postel, Posteau, Postiaux, Postiau: Oudfrans postel, Frans poteau, postille: deur- of raampost, stijl, paal. Vergelijk Post(e). Beroepsnaam.

Postelmans, Postel, Postels. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Postel (Antwerpen).

Posthuizen: Naam voor de bewoner van een posthuis, een postbeambte. Schönfeld noemt Posthuizen in Lo en aan de Regge.

Posthumus, Posthuma, Postma, Postuma, Posthumius, Postmus, Posmus, Potums: Familienaam van een kind dat na het overlijden van vader geboren werd. Latijn postumus; kind geboren na de dood van de vader. De naam Posthumus komt in Nederland meer voor. Potums is mogelijk een vereenvoudiging ervan. Of misschien zijn beide afkomstig van Postma (wat dan weer betekent: van de post).

Postma, Postema, Posthuma, Posma: Friese afleiding van Post.

Postman. Afleiding van Post.

Postula, Postulart. Bijnaam naar de muntnaam Postulat, Middelnederlands postulaetgulden: gouden munt.

Postyns, Postijns. Variant van Bostyn.

Poswick. Plaatsnaam Postwick, Norfolk.

Pot (de) (de) Podt, Pott, Pots, Poedts, Poets: Familienaam uit het Nederlandse en het Franse pot. Huisnaam of beroepsbijnaam van de pottenbakker, potgieter of ketellapper.

Pot, van der: Huisnaam ‘De Pot’.

Potage, Potache. Potage was vroeger het dagelijkse poteten, een stamppot van moes of brij van verschillende spijzen, groenten, bonen. Beroepsnaam.

Potappel: Bijnaam (huisnaam) of beroepsbijnaam. Potappel ‘stoofappel’,

Potargent. Reïnterpretatie van Picardisch pau d'argent, Frans peu d'argent; weinig geld. Bijnaam.

Potbecker, de, de Potbeeker. Beroepsnaam van de pottenbakker.

Pote, Potée, Potez, Pothé, Porté, Portée, Porte, Portee: Vadersnaam. Frans Potet, verkort van Philippotet.

Poteau, Poteaux, Potel, Potelle, Pottel, Potteaux, Potteau, Pottiau, Pottiaux, Potiaux, Potiau, Pottieau, Potjeau, Potjau, Pouteau, Poutiau, Potteeuw: Oudfrans postel, Frans poteau: paal, stijl, schandpaal. Bijnaam of beroepsnaam. Zie ook Postel.

Potemberg. Plaatsnaam Pottenberg in St.-Blazius-Boekel en Elst (Oost-Vlaanderen en Nederlands-Limburg), Of reïnterpretatie van Pottelberg.

Poter, de, Poterre, de, de Pooter, Pooters, Poter, Poiters, De Poitre, Depoitre, Depoitte, Depôtre, de Peutter, de Peuter, Peuters,d De Puyter. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse werkwoord poten, poeten: planten, enten. Beroepsnaam. 2. Zie ook Pooter.

Poterat, Potérat: Lotharings afleiding van Potier.

Potgens, Pottgens, Potjes, Pötgen, Poetgens, Pottschien: Afleiding van Pot.

Potgieter. Beroepsnaam van de potgieter, gieter van tinnen of koperen kannen, potten. Vergelijk Duits Kannengiesser.

Pothoff, Pothof, Pothoven. Potthoff is een Westfaalse (Duitsland) hoevenaam. Maar zijn ook Vlaamse plaatsnamen: Pothovestedeken in Beernem en Pothove in Hondegem en Oostende.

Pothuizen. Plaatsnaam in Ronde Venen te Schalkwijk.

Potier, Potiers, Potié, Potie, Pothier, Pothiez, Pottier, Pottie, Pottié, Potti, Pottiez, Potiez, Poty, Pouthier, Poutier: Beroepsnaam. Frans potier: pottenbakker. Vergelijk De Potter.

Potillius, Pottillius, Pottilius. Latinisering.

Potin, Potten, Pothin, Pothen, Potums. Vadersnaam van de voornaam Pottin. Dit is de knuffelvorm van de voornaam Philipottin.

Potjewijd: Volks etymologisch uit Podszuweit, van Litouws Podszuwaitis, afleiding van Litouws pot, puodzius ‘pottenbakker’.

Potlood, Potloot. Vondelingennaam. Christianus Potloot werd zes maanden oud op 28.06.1775 in Brussel 'int pottien' gevonden en heette oorspronkelijk Franciscus Tielemans. Bij het kind lag een briefje waarop in potlood (!) stond: dit kind is gedoopt. Hij trouwde tweemaal in Wolvertem.

Potmans, Pothman. Beroepsnaam van de pottenbakker?

Potocan. Familienaam in Oostenrijk en Slovénie. Plaatsnaam Potocan inWest-Kosovo.

Potriquet, Potriket, Potriquier, van poutre: merrie. Bijnaam voor een lafaard

Pottaert, Potard, Potar, Potart. Afleiding van pot, synoniem met De Potter. Beroepsnaam.

Pottafeir. Frans pot à refaire. Beroepsnaam voor een ketellapper.

Pottelberge, van, Pottelberghe, van, Pottelberge (van), van Pottelsberghe, van Pottelsberge, van Pottelsberghs, van Pottalberghe, Pottelbergue, Pottelberg, Pottelberghe. Naam uit de plaatsnaam Pottelbere in de Vlaamse Ardennen op de grens Oost-Vlaanderen-Henegouwen (Schorisse-Vloesberg-Elzele). Ook plaatsnaam Pottersberg/Pottelsberg in het Land van Waas, dat aan Zeeuws-Vlaanderen grenst.

Pottelet, Poterlet. Potelet, afleiding van postel: stijl, deur- of raampost. Zie Postel.

Potter, de, Potter, Potters, Spotters: 1. Beroepsnaam van de potter, pottenbakker. 2. Bijnaam voor een bijzonder zuinig iemand, die op zijn geld let, vrek.

Pottier: Beroepsnaam Frans potier ‘pottenbakker’.

Pottieuw. Uit Pottieu, variant van Ponthieu(x) in Dottenijs.

Potuit: Vervorming, misschien uit petuit, van Frans petit ‘klein’?

Potums, Potoms. Plaatsnaam Pottum, (Rijnland-Palts).

Potvlieghe, Potvliege. Wellicht reïnterpretatie van plaatsnaam Potvliet (Antwerpen). De bewoner van de eerste en grootste van de Sint-Michielshoeven werd daarnaar Potvliete genoemd in Antwerpen.

Potvlieger: Herinterpretatie van Potvlieg(e), vermoedelijk zelf ook al vervormd uit plaatsnaam Potvliet of de bijnaam Botervliege?

Poublant, Poublan, Poublanc, Poublang, Poyblant, Poublon, Poblon, Poblome: Oudfrans po(u)blant: bewoner van een gemeente waarvan hij geen poorter is, bewoner zonder poorterrecht.

Poucet, Poucez, Pousset, Pouchet, Pochet, Pochez, Poschet, Pocet, Posset, Possé, Posse. 1. Verkleinvorm van het Franse pouce: duim. Bijnaam voor een klein iemand. 2. Zie ook Pochet. 3. Zie ook Pousset.

Poucha: Waalse vorm van Frans Pochart, afleiding van poche: zak, tas. Bijnaam of beroepsnaam.

Pouchain, Poussin. 1. Picardisch pouchin, Frans poussin, van Latijn pullicinus: kuiken. Vergelijk Kuyken. Bijnaam.

Pouchelle, Pouchele, Posschelle, Pouseele, Pouseel: 1. Plaatsnaam Ponchel(le), Poncel(le), afleiding van pont: brug. Vergelijk Duponc(h)el(le). 2. Hypercorrect voor Pouseele.

Pouchelon. Plaatsnaam. Afleiding van pont; brug.

Pouêtre. Normandisch ook Pouettre. Verfransing van Pauweter?

Pougin, Paugin. Afleiding van Frans dialect pouge; kleine hoogte.

Poulain, Pouleijn, Poulaint, Poullain, Poulin, Pouleyn, Pollain. Pollain, Polain, Polin, Poleyn, Poleeijn, Lepoulain, Lepollain, Lepolain. Bijnaam uit het Franse poulain, het Waalse polin: veulen. Zie ook Paulin. Bijnaam. 2. Of uit Paulin, Polin, afleiding van de voornaam Paul, zoals Pauwelijn.

Pouillard, Poulliart, Poullart, Pouliart, Poulliart, Pouilart, Poliard, Poliart, Polliart: Oudfrans pouillard. Bijnaam voor iemand met luizen, luizige kerel.

Poulleau, Pouillaude, Poulliau. Zoals Pouillet, afleiding van Oudfrans poil.

Paulard, Pouart, Poular, Poulaert, Poularde. 1. Zie Paulard. 2. Spellingvariant van Poelaert.

Pouleau. Variant van Pauleau of Pouilliau.

Poulet, Pouley, Poullet. 1. Frans poulet: kip. Bijnaam. Vergelijk Pouillet. 2. Variant van Paulet.

Poullet, Pouillez, Pouilliez, Poliet, Poljet, Pouyet, Pouyez, Poyet: 1. Afleiding van Oudfrans poil: haan, kip, dus: kuiken. Vergelijk Pouillon. 2. Afleiding van Oudfrans poil: luis. Bijnaam. Vergelijk Pouillard.

Poullier, Pouillie, Poullier, Poulli, Poulliers, Poulliez, Pouili, Poelier, Poliers, (de) Pollier, Pollie, Poly. Beroepsnaam van de poelier, de pluimveehandelaar.

Pouillon, Poullion, Poillon, Poillion, Pouyon, Dupouillon: Afleiding van Oudfrans poil: haan, kip; poillon: kuiken. Bijnaam. Vergelijk Kuykens.

Pouilly. 1. Plaatsnaam Pouilly (verspreid). 2. Variant van Pouillier.

Poultrinier, Poultreniez. Beroepsnaam. Oudfrans poltrenier: kippenkweker en -handelaar.

Poukemans, Pouckmans. Afleiding van Van Poeke.

Poumay, Poumai, Poumaij. Luiks-Waals poumê, Frans pommeau, Oudfrans pome: degenknop, sabelknop. Bijnaam of beroepsnaam.

Poupart, Poupard, Poupaert, Pouppart, Popa: 1. Oudfrans popart, van Latijn puppa: meisje, pop; Frans poupard: pop, kind. Bijnaam voor iemand met popperig uitzicht of papperig gezicht. 2. Oudfrans poupart: laf.

Poupé, Poupe, Pouppez, Pupaye, Poupeye, Popeye. Van het Middelfrans poupée, van het Volkslatijn puppa; meisje, pop. Bijnaam voor iemand met een popperig of papperig gezicht. Zie Poupart.

Poupier, Pupier. Waalse variant van Peuplier; populier.

Pouplard, Poupelard. Van Poupard.

Pouplier. Verspreide plaatsnaam Pouplier. Oudfrans poplier, Frans peuplier: populier.

Pourbais, Pourbaix, de Pourbaix. Plaatsnaam Bourbais in Bornival, Waals-Brabant.

Pourcelet Pourcelot. Afleiding van porcel; varkentje. Zie Porchel.

Pouriol, Pouriole, Pouriolle: Variant van Pour(r)eau?

Pourpoint. Beroepsnaam. Frans pourpoint; wambuis.

Pourqué. Picardisch porquet, Oudfrans porchet, afleiding van porc: varken.

Pourquoi, (de) Pourquoy, Dupourquoy: Plaatsnaam, 1537 den Pourquoy, Zellik, ca. 1650 Duborquoy; 1698 Dubourquoy. Is Bourquoy oorspronkelijk, dan eventueel Romaanse vorm van plaatsnaam Burtscheid (bij Aken): 1018 in Purceto, 1136 Porcetum, 1166 de Burceto. Is Brocquoy oorspronkelijk, dan plaatsnaam Brocquoit, van Bruscetum, een collectivum 'plaats waar heide groeit', afleiding van Latijn bruscum 'heide'.

Pourveur, Pourvoyeur, Pourvoïeur, Provoyeur, Prouvoyeur: 1. Beroepsnaam. Oudfrans proveor, pourveur, Frans pourvoyeur: bevoorrader, leverancier, die de voorraden moet bijhouden. 2. Zie Prouveur.

Pouseel, Pouseele, Pousseele. 1. Plaatsnaam Poesele (Oost-Vlaanderen). 2. Zie Pouchel(l)e.

Poussard, Poussart. 1. Frans pochart, afleiding van poche: zak, tas. Vergelijk poucha. 2. Afleiding van pouce: duim. Bijnaam naar de kleine gestalte; vergelijk Poucet.

Pousset, Poucet. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Pousset of Poucet (Luik). 2. Zie ook Poucet.

Pousseur. Plaatsnaam Poulseur, Waals Poûsseûr.

Poussière, Poussiere. Plaatsnaam Poussière in Schalafie (Henegouwen).

Poussol. Afleiding van dialect pousse: stof (poussière) ?

Pouterman. Misschien variant van Boterman.

Poutrain, Pottrain, Poitrain: 1. Oudfrans poutrain: dobbelspel. Vergelijk Middelnederlands potereinen: dobbelen. Bijnaam voor een dobbelaar. Vergelijk De Dobbelaere. 2. Oudfrans poutrain: veulen. Bijnaam voor een levendig, overmoedig mens. Vergelijk Poulain.

Pouvreau. Bijnaam. Afleiding van pauvre; arm.

Pouw, van der: Vermoedelijk huisnaam, zie pauw.

Pouwaart: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Paulus.

Pouwen, Pauwen. Vleivorm van de voornaam Paulus of afleiding van Pauwe (zie de Pauw).

Poux. Frans pou; luis. Bijnaam.

Pouyfaucon. 1. Oudfrans poi faucon: kleine valk. Bijnaam voor een j ager. Vergelijk Duits Kleinfalke. 2. Plaatsnaam Puy Faucon in Rilhac-Lastours (Hte-Vienne).

Pover, de, Povere, de, Depovere, De Poover, de Poovere, de Pouvre, Depouvre, Povre, Pover. 1. Bijnaam uit het Oudfranse povre, het Middelnederlandse pover: arm, pover. 2. De West-Vlaamse familienamen Depouvre/De Pover/Depover, Depovere/.. zouden ook kunnen teruggaan op Antoine Le Poivre (1533): beroepsbijnaam van de peperhandelaar.

Povre. Spelling voor Povre (met accent). Of Povret, afleiding van pauvre: arm.

Powell. 1. Engelse plaatsnaam Powel, Pool: poel. 2. Vadersnaam van de voornaam Paul.

Powis. 1. Engelse familienaam van plaatsnaam Powis, oud district in N.-Wales. 2. Jacques-Benoît Pauwens (1705-64), secretaris van de Raad van Brabant, werd door Karel VI in 1732 geadeld. Hij liet toen zijn familienaam wijzigen in Powis, omdat hij meende van Welse afkomst te zijn. Hij stamt evenwel van: +1600 Gillis Pauwens, Antwerpen.

Poznanski, Poznantek: Afeiding van plaatsnaam Poznan, Duits Posen (Polen).

Praag, van, van Praagh, van Praeh: Plaatsnaam Praag in Bohemen (Tsjechië).

Praast, Prahst, Prast, Praas: Nederduits prahst, van pravest, provest ‘proost’.

Praat, (van) Praet, (van) Prat. Verpraet: Plaatsnaam Praat, van Latijnse pratum ‘wei(land)’.

Prade, Pradde, Pratte: Occidentaals prade, Frans prée: wei. Plaatsnaam. Vergelijk Duprat.

Pradelles (van) Pradel, Pradels, van Pradelle, van Pradel, van Pradeele: Plaatsnaam Pradelles (Nord), Pradeels.

Pradier. Afleiding van plaatsnaam pré, van Latijn pratum: weide.

Praet, Praets, Praat, Praats. 1. Bijnaam voor een prater, iemand die veel praats heeft. 2. Verkort, van Van Praet.

Praet, (van), van Peraet, (van) Prat, Verpraet: Plaatsnaam Praat, van Latijn pratum: wei(land).

Praga. Plaatsnaam Praha; Praag in Bohemen, Tsjechie.

Prangenberg: Plaatsnaam (Rijnland-Palts)
Prager, Präger, Bragers, Brager: Afkomstig van Praag.

Prail, Praile, Praille, Praillet, Pralle: Dialect van Frans praille: grote wei; afleiding praillet.

Prairial. Prairial was een maandnaam in de revolutionaire kalender (weidemaand). Misschien vondelingnaam.

Prairie. Plaatsnaam Prairie; weide.

Pranger, Prangier, Pringier, Pringiers, Prinsier, Prinsie, Prinzie, Princée: Vadersnaam van Bérenger / Béringer.

Pranger, Prange, Prangen, Prenger, Spranghers, Sprangers, Spanger, Sprenghers, Sprengers, Sprenger. 1. Beroepsnaam voor een worstelaar. Uit het Middelnederlandse prangen: worstelen, vechten. 2. Of uit het Duitse Branger, Pranger. Dit uit het Middelhoogduits brangen: pronken, pralen, opscheppen.

Prater, de, Pratere, de, de Praeter, Praetere, Depraetre, Depraete, de Preeter, Preetere, de Preter, Pretere, de Pretre, de Prêtre, de Prettere, de Preiter, Preitere, Depreiter, Depreitere, de Praiter, Praitere, de Preytere, Depreytere, de Pruyter, de Proetere. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse prater, prêter, van pratarius, van pratum: weide. Weideopzichter, boswachter. 2. Soms is De Prater: babbelaar. 3. In de 16-17de eeuw. werd De Prêter ook wel als De Pre(e)ster opgevat.

Pratte. 1. Zie Prade. 2. Verkort van Depratte.

Prause: Zuid-Duitse variant van Duits Braus(e) ‘heftig mens, bruisende kerel’, van Middelhoogduits brûs ‘lawaai’.

Prausnitzer. Plaatsnaam Prausnitz, Pools Prusnice (Silezië).

Praxel. Duitse beroepsnaam: helper, plaatsvervanger, dagloner.

Prayez, Prié, Priez, Priet: Plaatsnaam. Frans prayet, afleiding van pré: wei.

Prayon, Préion, Preillon: Plaatsnaam Prayon in Forêt-lez-Chaudfontaine (Luik).

Précel, Précelle, Precel, Precelle, Princelle: Dialect Frans percel, princhelle: korenbloem.

Preckler, Priqueler. Afleiding van Preckel, werktuig van palingstekers of turfstekers. Beroepsnaam. Vergelijk Prekel.

Predon. Waarschijnlijk variant van Predom.

Preem. 1. Zie Priem(s). 2. De Blankenbergse familie Preem stamt af van ene Brems (in de 18de eeuw geboren in Adinkerke). 

Prégardien, Prégaldin, Prégaldien: Beroepsnaam. Frans prégardien, dat is gardien de pré: veldwachter.

Préhaut, Prehat. 1. Plaatsnaam Pré haut: hoge wei. Vergelijk Dehopré. 2. Hypercorrecte spelling voor Préau, Preat.

Preiser. Oudhoogduitse familienaam. Middenhoogduits briser: passementwerker.

Preiserowicz, Preizerowicz, Preserovits: Slavische afleiding van Duits Preiser. Preisler, Preizler: 1. Variant van Preiser met -ler-suffix. 2. Ontronde vorm van Preusler, variant van Preusser: Pruis.

Prekel, de. Familienaam uit het Middelnederlandse prekel: werktuig (prikker) van palingstekers en turfstekers. Een beroepsbijnaam. Vergelijk Preckler.

Preker, de, Preckher. Naam van de prediker, predikheer, dominicaan.

Prélat. Naam van een prelaat, kerkelijke waardigheidsbekleder.

Premer, Premers. Oudhoogduits, van Bremer, uit Bremen.

Prenen: Bij de Nederduitse beroepsbijnaam Prehn, van midden noord-Duits prên(e)‘priem, (schoenmakers)els’.

Prengel, Prengels, Pringel, Pringels. Bijnaam. Nederduits prengel: knuppel. Vergelijk De Clippel.

Prent, Prenten, Prends: Middelnederlands prente ‘toestel om op laken een merkteken te prenten, afbeelding, prent’. Beroepsbijnaam van de prenter, merker, drukker, tekenaar.

Préseau, Préseaux, Preseaux, Présiaux, Presiaux, Pressia. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Préseau (Nord) of Pressiat (Ain). 

Presburg, Pressburg. Duitse naam van Bratislava (Slowakije) of Pozsony (Hongarije).

Present, Présent. Naam uit het Oudfranse présent: present, geschenk, gave. Bijnaam voor de brenger, verkoper, die zichzelf zag als, die begiftigd was met,.. 

Presseria. Variant van Plesseria met r//-wisseling.

Presseur. Beroepsnaam van de wijn- of olieperser, olieslager. Vergelijk Depresseux.

Pressia. Plaatsnaam Pressiat. Ain.

Pressoir. Beroepsnaam van de wijn- of olieperser. Zie Presseur, Dupressoir.

Presta, Prestat. Occidentaalse afleiding van Frans prêt: lening. Bijnaam.

Prestiaux. Oudfrans presteau, van prestreau: priestertje.

Preston. Frequente Engelse plaatsnaam Preston.

Prête, Prete: Waals van prêtre: priester. Zie (de) Priester.

Pretlot. Afleiding van Frans prêtre: priester.

Preudhomme, Preud'Homme, (de) Preud'homme, Preudhoms, Preud'homs, Prudhomme, Prud'Homme, Prud'homme, Preudom, Preudoms, Prudhon, Prudon, Prudum, Predhomme, Pred'homme, Predhom, Predom, Prodhomme, Prodomme, Prodan, Deprédomme, Predhom, Predom, Prodhomme, Prodomme, Prodan, Deprédomme, Prond'homme, Pardon, Perdon, Purdon. Naam uit het Franse preu d'homme: eerlijk en wijs man. Bijnaam.

Preuninger: Vadersnaam. Met Zuid-Duitse verscherping b/p uit Breuni(n)ger, Bräuni(n)ger, afleiding van Brüning, van de voornaam Bruno.

Preuschoft, Preuschoff, Preukschat. Duitse bijnaam Preuss-Hoft: hoofd met stoppelig, verward haar.

Preusser, Preusse, Preusner, Pruys, Pruissen, Pruijssers, Preiss: Volksnaam van de Pruis.

Preutens. Onduidelijk.

Preux, Lépreux: Bijnaam. Oudfrans preu: wijs, moedig, deugdzaam. Vergelijk Preudhomme.

Préver, Prévert, Prévers. Plaatsnaam Pré vert: groene wei.

Preijers, Preyers: Waarschijnlijk grafîe voor verkeerd begrepen Preys.

Prick, Pricken, Prikken, de Prieck, (de) Prijck, (de) Pryck, de Pruyck, (de) Pruijck, Pruijk, Prique, Pryke. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse pric(ke): visnaam, een mager iemand. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse pric(ke): klein muntje, waardeloos iemand. 3. Mogelijk zelfs beroepsbijnaam voor de pruikenmaker. 

Prieels, Priëels, Priëls, Priels, Préels, Preëels. Plaatsnaam uit het Middelnederlandse pradeel, prayeel, prieel. Dit uit het Latijnse pratellum: weide, boomgaard, lusthof, tuin. 

Priem, Priems, Priemen, Prieme, Prime, Primen, Prims, Prim, Prym, Pryen, Preem, Preenen, Priemes, Priemis, Priemus, Prenen: 1. Beroepsbijnaam van de schoenmaker, naar Middelnederlands priem ‘(schoenmakers) els’. Vergelijk Duits Pfriem. 2. Voornaam Priamus.

Priester, (de): Middelnederlands priester, preester, Oudfrans prestre, van Latijnse presbyter ‘priester, gewijd geestelijke’.

Prijcker, de, de Prycker. Familienaam uit het Middelnederlandse priken: juichen, pralen, pronken, ophef maken. Of uit het Middelnederlandse priker: muzikant met een snaarinstrument. Bijnaam of beroepsnaam.

Prijot, Priot. Van Piriot, afleiding van Pierre.

Prijs, Preys, Prys, Preis, Preijs, Preijse. Prijs: prijs, roem, ereteken van de overwinnaar. Bijnaam voor een lovenswaardig man. Vergelijk Duits. Preis.

Prijs, Pries, Prijs, Preijs, Preys. Plaatsnaam Pries in Duitsland.

Pril: Wellicht uit Dupréel, van Deprel of uit Deprelle, Deprel, Oudfrans prael(e), Frans préau, van Latijnse Pratellum ‘kleine weide’.

Prince, (de); Prins, (de) Prinse, Prinssens, Prinssen, Prinsens, Prinsen, Prince, Princen, Prinz, Pryne, Printz, Leprince, Prinzen: Middelnederlands prince, Frans prince, Duits Prinz ‘prins, vorst, hoofd’. Bijnaam uit een bepaalde karaktereigenschap of een huisnaam.

Priou, Prioux. 1. Zie Pierrou(x). 2. Variant van Prior/Prieur.

Prison, Prizzon. Oudfrans prison; gevangene. Bijnaam.

Prist, Priest, Prisse, Price: Vadersnaam van Latijnse heiligennaam Praeiectus, Pr(e)iectus.

Pritchard. Vadersnaam. Wels: zoon van Richard.

Privé. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Privatus.

Procé: Spelling voor Procet, van Perrochet, verkleinvorm van de voornaam Pierre.

Promeren, van, Proemeren, van, van Ploemeren. Plaatsnaam Prummern, Noordrijn-Westfalen.

Procet, Procès, Procès, Procé, Prochette, Prossé, Presse: Uit Perrochet, afleiding van Pierre?

Proctor, Procter. Beroepsnaam. Middenengels prok(e)tour, van Latijn procurator; zie Procureur.

Procureur. Beroepsnaam van een administrateur, beheerder; of advocaat, pleitbezorger, procureur.

Prodéo, Prodeo. Reïnterpretatie van Brodéoux? Of Pro Deo; voor God ?

Proestman, Proesman, Proesmans, Prosmans, Prosman, Prosmanne: Afleiding van Proost.

Proetorius, Praetorius. Latinisering van de naam van een of ander ambt (Latijn praetor).

Profijt: Volks etymologische vervorming van Profeet, Frans Prophète ‘voorspeller, waarzegger’.

Progneaux. Vadersnaam Perronneau, afleiding van Pierre.

Prokes, Proix, Proksch. Duits, Slavische vorm van heiligennaam Procopius.

Prokopfo, Prokopfof. Vadersnaam. Heiligennaam Procopius, patroonheilige van Bohemen.

Prommel, Promelle, Promil: 1. Plaatsnaam Promelles in Oud-Genepiên (Waals-Brabant). 2. Eventueel variant van Pronelle.

Pronckaert, Pronkaert, variant van Bronkaert.

Pronce. Waarschijnlijk van Ponce met epenthetische r.

Pronk: Middelnederlands Pronk ‘stuurs, misnoegd, pruilerig, knorrig’.

Pronkhorst: door verschrijving ontstaan, oorspronkelijk was naam Bronkhorst. Toen Levi David Bronkhorst geboren 17 december 1792 dienstplicht van loteling Teunis Ootes uit Spanbroek overnam werd hij geregistreerd met de achternaam Pronkhorst.

Pront. Vadersnaam van Perron, Pierron.

Proosdij, van: Plaatsnaam Proosdij ‘ambtswoning, ambtsgebied van een proost’.

Proost (de), (de) Prost, Proosten, Prosten, (de) Proft, Proos, Proest, Proes, Proess, Pröss, Prös, Proehs, Probst, Props, Propst, Provoost, Provost, le Provost, Provo, Provot, Provou, Provos, Provoste, Prouvost, Prouvot, Prouvosq, Pruvoost, Pruvost, Pruvot, Pruûost, Pruuost, Pruwast, Prevos, Prevost, Prevo, Prevot, Prevots, Prevoor, Prevoot, Prevoz, Prévox, Le Prevost, Preuvot, Preveas, Pervost, Pervoot, Privot, Privoo, Proust. Uit het Middelnederlandse provest, proo(f)st, het Oudfranse provost, prevost, het Duitse Probst. Allemaal afkomstig uit het Latijnse prepositus: proost, hoofd van een kathedraal, kapittel, kloostervoogd, maar meestal een gerechtelijk ambtenaar, voorzitter van de schepenbank, baljuw. Beroepsnaam.

Proot: Vadersnaam. Samengetrokken uit Perroot, van Pierrot, verkleinvorm bij de voornaam Pierre.

Prooije, van, Prooijen, van, van Proyen: Plaatsnaam Poederoijen, uitgesproken als proï (Gelderland).

Prop. Bijnaam voor Propper?

Prophète, Prophete, Profète, Profeta, Profiter, Profit: Bijnaam voor een profeet, een voorspeller. Vergelijk Waerzeggers.

Propper, Prôpper, Proepper: Beroepsnaam van de man die proppen in schietwerktuigen stopt. Nederduits Propper, eventueel = Duits Propfer: enter.

Propsma: Friese afleiding van Probst ‘proost’.

Prosec, Procek. Slavische familienaam Prosec, Proschek. Afleiding van heiligennaam Ambrosius.

Prosper, Prospert, Prospère: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Prosperus 'gelukkig, voorspoedig'.

Proth, Prott. Waarschijnlijk Nederduits Proot, Prott, bijnaam voor een veelprater, luidmchtige kerel.

Protin, Prottin, Protain: Vadersnaam van Perrotin, afleiding van Perrot, van Pierre.

Proumen, Proumens. Oostelijk voor Pruimen, verbogen vorm van Pruim. Of variant van Ploumen. Vergelijk Duits Flaum, Pflaume (in plaats van Plaum).

Prouveur, Prouvier, Pourveur, Proveur, Prover, Proveux: Beroepsnaam. Oudfrans proveor: advocaat, verdediger, onderzoeker. Zie ook Pourveur.

Prové, Prove, Provez, Prouvé, Prouve, Prouvee, Prouver: Oudfrans prové ‘moedig’. Bijnaam.

Provence, Province. 1. Herkomstig van de Provence in Frankrijk. 2. Reïnterpretatie van Provins.

Provenier, Prevenier, Preveneers, Preuveneers, Pruveneers, Prévinaire. Naam uit het Middelnederlandse proven(den)are: iemand die prebende bezit. Iemand, die opgenomen in een proveniershuis (komende uit een geestelijk goed) recht heeft op bepaalde voordelen, uitdelingen. Met andere woorden die huisvesting en verzorging kan bekomen. Frans Provendier, Nederduits Profener.

Provensal, Provinciael, Provincial, Provenzano. Naam van iemand die afkomstig was uit de Provence. Vergelijk Middelnederlands Provinciaelsch = Provençaals.

Provis, Prevys. Plaatsnaam Prouvy in Jamoigne (Luxemburg).

Provyn, Provijn, Provin, Provins, Proven: Plaatsnaam Provins (Seine-et-Marne): Vergelijk Deprovins.

Prowizor, Prowizur. Ambtsnaam van de provisor, groot-vicaris, vicaris-generaal.

Proy, Proye, Prooi. Oudfrans preie, proie, Middelnederlands pro(o)ye: prooi, buit. Vergelijk Pryde. Bijnaam.

Proyard. Plaatsnaam Proyart, Somme.

Prudent, Pruden. 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Prudentius 'wijs'. 2. Bijnaam. Frans prudent: voorzichtig. 3. Variant van Prudon, Preudhomme.

Prüfer, Prufer, Prüwer, Pruwer: Beroepsnaam van de keurder (laken, waren), ijker.

Pruim, Pruijm, Pruym, Pruin, Prum, Prume, Prumers, Prüm: Bijnaam naar de vrucht, de pruim. Beroepsnaam voor pruimenteler of -handelaar.

Pruimboom, Pruymboom, Pruijmboom, Prumbaum. Plaatsnaam Pruimenboom.

Prum, Promm. 1. Plaatsnaam Prum (Rijnland-Palts). Oude vorm Prome. 2. Zie Pruim.

Pruis, Pruissen, Pruijs, Pruys. Plaatsnaam, afkomstig van Pruisen.

Prul: Bijnaam van het werkwoord prulen ‘pruilen’?

Prümers, Prummel: Middelnederlands prumer ‘pruimenboom’.

Prijcker, de: Afleiding van Middelnederlands priken ‘juichen, pralen, pronken, ophef maken’. Middelnederlands priker ‘snarenspeler’.

Prumpeler, Prômpener: Met p-anticipatie van Duits Trumpler: trommelaar.

Pruniau, Pruniaux, Pruneau, Pruneaux, Prugneaux: Frans pruneau: pruimpje. Beroepsnaam of bijnaam. Vergelijk Purnelle.

Prunier, Pronier, Pronnier, Prunières: Plaatsnaam Prunier: pruimenboom. Vergelijk Notenboom.

Prüss, Prus, Prues: 1. Nederduits Prusse, Duits Preusse: Pruis, afkomstig van Pruisen. 2. De Oudhoogduitse en Elzassische familienaam Prüss gaat terug op een plaatsnaam Brüsch: heide, struikgewas, van bruscia, Oudfrans broce. Vergelijk Labrousse.

Pruyssen, van, Pruissen. Landnaam Pruisen. Zo ook Pruyssenaer.

Pruyt, Pruydt. Misschien van Preit, Pareil (met ronding ei/ui). Of uit Prez, van Depré (zie De Pruyt)? Of: 1387 Meus Proyt, Amsterdam.

Pruyer, de. 1. Zie De Prater(e). 2. Aaanpassing van Nederduits Pruter, Prüter: knoeier.

Pryde, Prijden, Priede, Pride. 1. Middelnederlands pride, prie: buit, prooi, kreng. Scheldwoord. 2. Engelse familienaam Pryde = Pride. Bijnaam voor een trotse.

Prync. Spelling voor Duits Prinz.

Przybyla, Przybylak, Przybylek, Przybylski: Poolse bijnaam voor een nieuwkomer.

Publie. Schrijfvariant van het Zuidfranse Publier/Publié/Pubellier, het Franse Peuplier: populier. Plaatsnaam. 

Puche. 1. Bijnaam. Picardisch puche, Frans puce: vlo. Vergelijk De Vloo. 2. Zie Dupuis.

Puers, (de). 1. Van Middenenderlands poderen, puederen: in iets roeren, met een poder (tros wormen) vissen, peuren? 2. Maar de huidige familienaam Depuers/Puers kan een hypercorrecte vorm zijn van Depues/Pues. Depuers komt trouwens 16 maal voor in Henegouwen. Of vertaling van Van Puurs (Anwerpen)?

Puffelen, van. Zeer merkwaardige familienaam waarvan de oorsprong onduidelijk is. Is mogelijk afgeleid uit (ge)peupel: volk. Of uit een plaats Puffel(en) die dan ergens in de buurt van Rotterdam moet liggen. Of uit een stopwoord dat regelmatig door de stamvader gebruikt werd. Of Puffelen, van: Plaatsnaam Puit, de; Puite, de Puijt, Depuijat: Middelnederlands puut ‘kikvors, kikker’. Bijnaam voor een mager mens of naar het gekwaak, of voor iemand die huppelt.

Puivelde, van; van Puijvelde: Plaatsnaam Puivelde in Belsele (Oost-Vlaanderen, Waasland) ‘puidenveld, kikkerveld’.

Pugh, Puig. Frans dialect (Roussillon) vormen voor Puy: hoogte. Vergelijk Dupuis 2.

Puimège. Franse familienaam Puymège: middelste hoogte.

Puissieux, Puisieux. Plaatsnaam Puisieux (Pas-de-Calais, Seine-et-Marne, Aisne), Puisieulx (Marne).

Puissant. Bijnaam naar de fysieke kracht. Vergelijk De Sterke.

Pul, van, Pullens, Pullen, Pul,van Pulle, Pollen: Plaatsnaam Pulle (Provincie Antwerpen).

Pulfer. Duits Pulver. Beroepsnaam van de poe(de)rverkoper, -menger, kruidenhandelaar.

Pulle, Puis. Middenenderlands pulle: pul, kruik, vaas, kan. Bijnaam of beroepsnaam voor kannengieter.

Pulles. 1.Van Pulle: familienaam naar de plaats van herkomst. 2.Afgeleid van het Middelnederlandse pulle: kruik. Beroepsnaam voor een kannengieter. 3. Afgeleid van het Middelnederlandse puls: roerstok. Beroepsnaam van een pulser: iemand die met een roerstok de vis opjoeg. 

Pulman, Pulmans, Pulemans. 1. Afleiding van Van Pulle. 2. Zie Poelmans.

Puls. 1. Middenenderlands puls, pols: polsstok, stok om in het water te roeren (polsen) om de vis op te jagen. Bijnaam vooreen pulser. 2. Zie Pulle.

Pulst, (van der). Plaats waar pois/puis groeit. Pois: lisdodde, Typha.

Pulteau, Pultau. Verscherpt van Bultau (zie Bulteel)?

Pultrum: Trijntje Jacobs nam in 1811 in Surhuisterveen (Friesland) de naam Pulterum aan.

Pulver, van, Pulvere, van. Plaatsnaam Pulver. Bijvoorbeeld in Wormhout, Frans-Vlaanderen.

Punder (de), Pundert, de: Beroepsnaam punder, ponder ‘weger, schatter’.

Pundke, Püncke: Verkleinvorm van Nederduits Pund, Duits Pfund ‘pond (geld, gewicht)’.

Punt, (de), de Pun: Vergelijk Frans Pointe, Lapointe. Wellicht uit punter ‘schilder’. Als Lepointre toch de oudere vorm zou zijn, dan kan De Punt uit De Punter, dat is de schilder, worden verklaard. Zie ook Ponte.

Punter, Punte, Pinter. Beroepsnaam, 1. Platbodem met vierkante uiteinden, aangepast voor ondiepe wateren, 2. Om iets te stuwen, punteren.

Puntman: Afleiding van de Punt.

Purcell: Oudfrans porcel, porchiel, Frans pourceau, porcelet, verkleinvorm van porc ‘varken(tje)’. Bijnaam naar de onzindelijkheid of voor een varkensfokker.

Purdon. Frans preu d'homme: eerlijk en wijs man. Vergelijk De Vroe. Door klankevolutie Preudon/Predon/Perdon (metathesis) ging de naam samenvallen met de al bestaande familienaam Pardon.

Purée, Puree, Puraye. Oudfrans purée: gerecht, groentenpuree, -moes. Bijnaam.

Purement, Puremont. Plaatsnaam in Oteppe, Luik.

Pureur, Dupureur. Oudfrans pureur: die zuivert. Wellicht beroepsnaam van de lakennopper.

Purnell, Purnelle, Pronelle, Purnal, Purnaels. 1. Luiks-Waals purnelle: prunelle, slee(pruim), brunel. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Zie Pernelle.

Purnode. Plaatsnaam. Namen.

Purnotte. Vrouwelijk van Purnot of variant van Purnode.

Pusch: Zuid-Duitse verscherpte variant van Duits Busch ‘struikgewas, bosje’.

Pusters. Middelnederlands poester, puyster: blaasbalg. Beroepsnaam. Nederduits Pûster.

Put, (de), Puth, Puts, Pit, Pitt: 1. Plaatsnaam Put, en kustdialectische, ontronde variant Pit, Engels Pitt, wellicht verkort uit van de Put(te)/Pitte. 2. Eigenaar van een waterput, waterfitter, die waterputten aanlegt.

Put, van de, den, Putt, van de, den, van de Peute, van de Peutte, van de Pitte, van de Putt, (van der) Put, van de(der) Putten, Putte, Puth, Puts, van Put, van Putte, van der Potte, Vandrepotte, Vandrepote, Vantrepotte, Vantrepote, Verpeuten, Verpeut: 1. Verspreide plaatsnaam Put, ten Putte, Puth (dit bij Sittard). Pit is Waals-Vlaams. Beroepsbijnaam voor de eigenaar van een waterput, de aanlegger van putten.

Put, de. 1. Grafïe voor De Puydt. 2. Verschrijving Deput = Depu = Dupuis. 3. Plaatsnaam Put.

Putanier. Middenfrans putanier: van slecht gedrag. Franse familienaam Putignier.

Putcuyps, Putcuijps. Middelnederlands putcupe: kuip, emmer om water te putten. Beroepsnaam. Ook plaatsnaam.

Putmaker, de. Beroepsnaam van de puttenmaker of eventueel grafdelver.

Putman: Afleiding van van de Putte.

Putois, Pittois, Pitois. Oudfrans en Frans putois; bunzing. Bijnaam.

Putpièce, Putpiece, Peudepièce: Putepièce: slecht stuk. Oudfrans put: slecht + pièce: 1. Tijd, tijdsduur. Bijnaam voor iemand die ten ontijde of te ontijde (te vroeg) komt. Oudfrans bonne pièce: langdurig. 2. Plaatsnaam: stuk land. Vergelijk Kwaad Stuk, Duits Quatlânder, Frans Malpièce.

Puts: 1. Aaanpassing van Picardisch puch(e) ‘put’. 2. Afleiding van Put.

Putseys, Putseijs, Putzey, Putzeys, Putzeyse, Putzeysse, Putzeis, Putzeist, Putzys, Putzeijs, Pudzeis, Pitzeys, Pitseys, Puzey, Putsage. Familienaam afkomstig van de plaats Poucet of Pousset (allebei in Luxemburg). Putsage is hypercorrect.

Putte, van de; van der Put, van der Putte, van de Pitte: Verspreide plaatsnaam Put, ten Putte, kustdialectisch Pit.

Puttegem, van. Een plaatsnaam Puttegem is onvindbaar. Misschien Petegem in Waregem (West-Vlaanderen). Of een Oost-Vlaamse plaatsnaam.

Puttaert, Puttart, Putard. 1. Beroepsnaam van de waterputter. 2. Variant van Van de Putte, zie bij Put. 

Putteman, Puttemans, Putman, Putmans, Peuteman, Peutemans, Peutteman, Peutman, Pitteman, Pittemans, Pitman. 1. Afleiding van Van de(n) Putte, Van Putte (plaatsnaam). 2. Afleiding van een waterput : beroepsnaam van iemand die met waterputten of –leidingen bezig is.

Putten, van, van Put, Peutte, Peute: 1. Plaatsnaam Putten (Noord-Brabant, Gelderland, Antwerpen). 2. Eventueel van Van den Putte.

Puttenaers, Puttenaars, Putteneers, Putteniers. Afleiding van put: waterput. Beroepsnaam van de waterfitter, die waterputten en -leidingen aanlegt. Vergelijk Pfizer. Duits Pfützer/Pfützner, ontrond Pfitzer/Pfitzner.

Puttens. Afleiding van familienaam Put of van de Put(te).

Putter, (de), Putters, Puters: Beroepsnaam van de waterputter, waterschepper, waterfitter.

Putterie. Wel geen plaatsnaam, maar reïnterpretatie van Pittery.

Puttin, Puttine. Afleiding van Frans pute: slecht. Bijnaam voor iemand van slecht zedelijk gedrag.

Pütz, Putz: Dialectisch variant van Duits Pfütze ‘put, waterput’. Beroepsbijnaam van de waterputter, waterfitter, de Putzemeister. Vergelijk de Putter.

Putzer. Dialect variant van Pfützer. Zie De Putter, Putz.

Puvrez. Afleiding van Oudfrans peivre, Frans poivre: peper. Vergelijk Poivre. Luiks-Waals peûvré: poivré.

Puy, du: 1. Plaatsnaam. Oudfrans pui, puy, van Latijnse podium ‘hoogte, heuveltje’. 2. Spellingvariant van Dupuis ‘van de Putte’.

Puyaubert. Plaatsnaam Puy; hoogte, van Aubert.

Puydebos. Franse plaatsnaam Puy, van Latijn podium: hoogte. Puydebois is waarschijnlijk een reïnterpretatie van de Franse familienaam Puydebat: heuvel die een dal beheerst.

Puydt, de, Depuydt, de Puijdt, de Puyt, de Puidt, Puyt, Puyts. Bijnaam uit het Middelnederlandse puut: kikker. Bijnaam voor een mager, een luidruchtig, het gekwaak, of een huppelend iemand. 

Puyenbroeck, van, Puyyenbroek (van), (van) Puijenbroeck, Puijenbroek, van Puyenbrouk, Puyenbrouck, van Puyembroeck, van Puymbroeck, Puymbroek, Puymbrouck, Puymbrouck, van Puijmbroeck, van Puinbroek, van Puynbroeck, Vampuymbrock: Plaatsnaam Puidenbroek ‘moeras met puiden, kikkers’, in Vrasene en Haasdonk (Oost-Vlaanderen, Waasland).

Puijlaert, Puylaert, Puijlaert, Puijbaert: Puijbaert door leesfout. Plaatsnaam Pu(i)laar, van Middelnederlands Puunlaar in Belsele (Waasland, Oost-Vlaanderen).

Puym, van, van Puijm, van Puyen, van Puyden. Plaatsnaam Puiden: waar puiden, kikkers leven.

Puyraymond. Plaatsnaam Puy; hoogte, van Raymond.

Puijsseleire, de, (de) Puijsseleijr, Puysselaer, de, Puysseleir, Pusseleire, Pusseleyr, Puyseleir, de Peusseleir: Variant van de Puysselaer, van Puislager ‘puidenslager, die kikkers slaat om kikkerbillen te verkopen’. Beroepsnaam. Waaslands puislagen.

Puystjens, Puystiens, Puijstjens, Pustjens, Peuskens, Peustjens, Peusgen, Peushgens, Pöschkens, Peyskens, Peiskens, Peskens. Vadersnaam, Limburgse vormen van Paesken, Poesken. Deze zijn dan weer afgeleid van Paschalis. 

Puyvelde, van, van Puijvelde. Familienaam uit de plaatsnaam Puivelde (kikkerveld) in Belsele (Oost-Vlaanderen).

Pyck, Pycke, Pijck, Peycke, Pijcke, Peyck, Pik, Piek, Pik, Pique, Picque, Picq, Pieck, Piec, Piek, Pik, Piecque, Piecq, Lepique; Familienaam uit het Middelnederlandse pike: piek of lans met een platte ijzeren punt. Beroepsbijnaam voor de wapensmid of de piekenier. Het is mogelijk ook een bijnaam voor iemand (uit het West-Vlaamse pijk) die wrokkig, niet sociaal is. Beroepsbijnaam voor de wapensmid of een piekenier. Overdrachtelijk ook ’haat, wrok, slechte verstandhouding’, Bijnaam naar het karakter.

Pijckhout: Samenstelling van werkwoord Middelnederlands picken ‘houwen’ en hout. Beroepsnaam van de houthakker.

Pijfferoen: Frans pifferon, afleiding van Frans piffre, Italiaans piffero, van Middelhoogduits phîfer, Duits Pfeifer, Middelnederlands Pijper ‘fluitspeler, speelman, muzikant’.

Pijl, Pijls, Pijlman, Pyl, Pijl, Pyle, Pyls, Piel, Piels, Pielke, Pieltjes: Beroepsbijnaam voor een schutter of pijlenmaker.

Pyliser, Pylise, Pyllyser, Pylyser, Pijlijser, Pillyser, Pilyser, Pilyzer, Pilijser. Familienaam uit het Middelnederlandse piliser: ijzer of staal gebruikt voor pijl of pijlpunt. Beroepsbijnaam van de pijlenmaker of boogschutter.

Pijn: Vadersnaam? Vergelijk Pijnen.

Pijnckels: 1. Verkleinvorm van pink ‘kleine vinger’. 2. Variant van Pinkers. Afleiding van Middelnederlands pinken ‘schitteren, glanzen’, ook ‘hinken’. 3. Door n-invoeging uit Pyckels, afleiding van Pickel. Middelnederlands pickel, peckel ‘poot van een meubel’, ook ‘been’. Beroepsbijnaam voor een timmerman, houtdraaier of bijnaam voor iemand met lange benen.

Pynebrouck, Pynnebrouck, Pynenbrouck, van Peenenbrouck: Plaatsnaam Penningbroek in Oxelaere (Frans-Vlaanderen): Vergelijk Waals-Vlaams pijneware/peneware, van Middelnederlands pennincwaerde.

Pynaker, Pijnaken, Paanakker. Plaatsnaam Pijnacker, Zuid-Holland.

Pynckels, Pynckel, Pijnckel. 1. Theoretisch afleiding van pink: kleine vinger. Waals-Vlaams pinkel. 2. Variant van Pinkers (1/r)? 3. Of veeleer van Pickel, Pyckels, met n-epenthesis.

Pijnen: Vadersnaam. Van Puijnen, Panen, bakernaam, wellicht van de voornaam Frans.

Pijnenburg, Peijnenburg: Plaatsnaam Pijnenburg (Utrecht). Maar de familienaam heeft zijn grootste concentratie tussen Tilburg en Den Bosch. W. Pijnenburg situeert Puinenburg in Belveren (Noord-Brabant).

Pypaert, Pijpaert, Pipar, Pipart, Piepar, Pipa. Naam uit het werkwoord pipen: pijpen, fluiten. Beroepsnaam van de fluiter, de (stads)speelman. 

Pijpe, Puijpe: Beroepsbijnaam van de pijper, fluitspeler, (stads)speelman. Vergelijk Pijpers. Puijpe, van dialectisch Pupe, met geronde klinker onder invloed van de p.

Pijpelinck: Afleiding van Pijpe.

Pypenpoy. Vadersnaam. Bakernaam voor Willem.

Pijpenseel: Plaatsnaam Pijpenzele in Sint-Maria-Oudenhove (Oost-Vlaanderen).

Pyper, de, de Pijper, de Pijpere, de Pypere, de Peyper, de Peijper, de Puyper, Pieper, Piepers, Piper, Pipers, Pipere, Pijpers, Peypers, Pypers, Pijpers, Peijpers: Beroepsnaam van de pijper, de fluitspeler, trompetter, speelman, (stads)muzikant. Vergelijk Duits Pfeiffer, Engels Piper.

Pyperzeele, van Pyperzeel, van, Pijperzeel, Pijperzeele, Pyperzele, Pijpersele, Peyperzeel: Plaatsnaam Pijperzele in St.-Maria-Oudenhove (Oost-Vlaanderen).

Pypots. Ongetwijfeld verhaspeling van Pypops.

Pyr-dit-Ruys, Pirditruys: Pyr/Pire (Waals, Picardisch voor de voornaam Pierre) bijgenaamd (genoemd) 'Ruys'.

Q.

Quaasteniet, de: Spelling voor de kwaadste niet.

Quaaijtaal: Spelling voor Kwaaitaal, bijnam voor een kwaadspreker.

Quackelbeen, Quakelbeen. Middelnederlands quackelen: schudden. Bijnaam voor iemand die de benen schudt bij het lopen. Vergelijk Hocepied en Waals-Vlaams kwakkelgat.

Quackenbush, Quackenbusch. Nederduitse plaatsnaam Quackenbusch: zompig bos, struikgewas op moerassig terrein; vergelijk Quakebruck, Quakenburg.

Quaclaeys. Bijnaam + vadersnaam. Kwade Klaas (Nikolaas). Een Pietere Quaclaeys (Pieter, de zoon van den kwaden Klaas) woonde in 1500 te Berthen in (Frans)-Vlaanderen. En de vrouw die in 1520 waardin was in »den Engel”, een herberg aan de zuidzijde van de Groote-Markt te Iperen, heette Elisabeth Quaedjonck. Duidde deze haar geslachtsnaam reeds aan dat een van haar voorvaders, wie deze naam eerst als bijnaam gegeven was, kwaadaardig van inborst was geweest, Elizabeth droeg die naam terecht, want ook zij was wijd en zijd berucht als een boos wijf. Daarvan wisten de reizigers en de bezoekers van haar herberg mee te praten; vooral zij die door een schrale buidel genoodzaakt waren weinig vertering te maken. Ze had dan ook van haar omgeving de bijnaam Qua-Bette ontvangen. Ook keizer Karel V, de volksaardige Vlaming, die eens, als een eenvoudig reiziger vermomd, in haar huis kwam om te beproeven of het gerucht waarheid sprak, moest haar boze aard maar al te zeer leren kennen. Tot haar straf veranderde de keizer de naam van haar herberg. Hij liet »de Engel” wegnemen, en »de Beer” daar voor in de plaats stellen »ter gedachtenis hoe Elisabeth de mensen niet als een engel, maar als een berin placht te bejegenen.” En nog heden staat de herberg »de Beer” te Iperen aan de Markt.

Quad, Quadt. Duitse bijnaam. Middenoordduits quât: kwaad, boos. Vergelijk De Quae.

Quaden, Quadens, Quaaden. 1. Vorm van (de) Quae: bijnaam voor een kwaad, boos, misdadig iemand. 2. Naam uit de plaatsnaam Quaden in Paderborn (Noordrijn-Westfalen).

Quadekker: Variant van Quatacker. Plaatsnaam Kwaadakker ‘slechte akker’.

Quader. Middenhoogduits quader: bouwsteen, vierkante tegel. Beroepsnaam of verkort van Quaderer.

Quadflieg, Quadflicg, Quadflige, Quaedvlieg, Quadvlieg, Quadvlies, Quatflieg: Bijnaam: kwade vlieg, voor een lastig mens. Quadvlies door assimilatie gs/s van Quadvliegs.

Quadpeerds, Quadpeerdts, Quaedpeerdt, Quaedpeerdts, Quaedpeerds, Quaedpars, Quaetpeerds, Quatpers: Bijnaam kwaad paard, slecht paard, wellicht voor een paardenkoopman of naar het karakter. Vergelijk Nederduits Quadvasel: slecht fokdier.

Quae, de, de Kwae, de Kwaai, Kwa, Quaaden, Quaade, Quadens, Quaden, Squaden: Bijnaam voor de kwade, slechte, boze, misdadige.

Quaehaegens, Quaeyhaege, Quaeyhaegens, Quaeyhaeghen, Quaeyhaegen, Quaehaags, Quayhackx: Plaatsnaam Kwade Haag.

Quagebeur, Quaeghebeur, Quaghebeur, Quagebeur, Quaegghebeur, Quaeybeur, Quaegnebeur: Bijnaam voor een kwade buur.

Quahannens, Quatannens, Quatannens, Quathannens; zoon van Qua-Hannes of Quaet-Hanne; de kwade Johannes.

Quaclaeys; zoon van kwade Klaas.

Quaesaet, Quasaet: Reïnterpretatie van Casaert (variant Quassaert).

Quaille, van: Spelling van Van Caillie, van Van Coillie. Plaatsnaam in Oostnieuwkerke (West-Vlaanderen): 1187 Colia, 1202 Coilge. Romaans collia, van collis ‘heuvel’.

Quaiser. Waalse aanpassing van Kaiser of Keizer.

Quakkelaar. 1. Spelling voor Kakelaar, afleiding van Middenenderlands cakelen: kakelen, snateren, babbelen. 2. Eventueel afleiding van Middelnederlands quackelen: schudden (vergelijk Quackelbeen), beuzelen, kletsen. Bijnaam.

Quambusch. Duitse plaatsnaam op -busch: bos, struikgewas. Quadenbusch?

Quaniers. Lees: Kanjers. Zie Caignaert.

Quarante, Quaranta. Middenfrans quarante, van volkslatijn quaranta, van quadraginta: veertig. Vergelijk Carême.

Quarles: Vadersnaam. Spelling voor Carles, Picardisch vorm voor Charles.

Quartel, (de): Oudfrans quartel, Middelnederlands quarteel, carteel‘’korenmaat (1/4)’.

Quast, Quasten: Middelnederlands. Middenhoogduits quast: kwast, badkwast, takkenbosje, rijsbosje, plumeau. Beroepsnaam van de kwastenmaker (zie Quasters) of van de badmeester (die de baders met de rijsbos bewerkt). 1314 Arnold Quast, Rostock (heeft in zijn wapen twee gekruiste bezems).

Quasters. Beroepsnaam van de kwastenmaker.

Quataert: Afleiding van Middelnederlands quaet ‘kwaad, slecht, boos’.

Quaethoven (van), (van) Caethoven, Kaethoven. Naam uit de plaatsnaam Kwaadhoven in Hasselt (Limburg). 

Quast, Quasten, Quasters. Uit het Middelnederlandse quast: kwast, badkwast, takkenbosje, rijsbosje, plumeau. Beroepsnaam voor de kwastenmaker of de badmeester (die de baders bewerkt met een rijsbosje). 

Quataert, Quaetaert. Naam uit quaet: boos, kwaad, slecht. Bijnaam.

Quatannens, Quatanne, Quatannes, Quatanens, Quatannes, Quatennens, Quatennent, Quatannews, Quattanens. Bijnaam + vadersnaam uit Quaet Hannin: kwade Jan.

Quaterman, Quarterman, Quartermaine, Quotermans, Quattromano, Catterman, Catternan, Caternang, Katherman, Kettermans: Frans Quatremain. Bijnaam voor een handige, die als het ware vier handen heeft. Vergelijk Sevenant.

Quathem, Quatem, van, Vanquathem, van Quaethem, van Quaetem, van Queathem. Naam uit de plaatsnaam Quaethem in Lichtervelde, Kwatem in Herne (Vlaams-Brabant) of Kwaadham in Gent en Aarschot.

Quatacker, Quadackers. Plaatsnaam Kwaadakker: slechte akker.

Quatre, Quatrus. Het Franse cijfer vier.

Quatrecoeurs, Catteceur. Bijnaam naar een uithangbord met vier harten? Of reïnterpretatie van Contrecoeur: met tegenzin.

Quatresooz, Quatresous. Bijnaam Quatre sous: vier schellingen (munt). Vergelijk Trentesaux.

Quatretemps. Frans quatre-temps, van Latijn quatuor tempora: quatertemper, vastendag. Vergelijk Carême, Duits Quatember.

Quatrevaux. Plaatsnaam; vier dalen.

Queeker, de, Queecker, de, de Queker, de Quecker, de Quecquer, Queeckers: Middenenderlands kweker, kwaker: dobbelaar, die met een 'quaecbert' of triktrakbord speelt.

Quekelberghe, Quekelberge, (van); van Queckelberche, zie Kwekelberg.

Quéhen, Quihen. Plaatsnaam Quehen in Beuvrequen en Isques, Quehen in Bonen, Quehem in Ergny (Pas-de-Calais).

Quelerij, (de): Uit Delcoeuillerie. Oudfrans cueillerie ‘oogst’. Als plaatsnaam wellicht de naam van de oogstschuur, tiendenschuur.

Quellhorst: Plaatsnaam Quellhorst (Nedersaksen).

Quellin, Quellijn, Quellien, Quoilin, Quoillin, Coilin: Vadersnaam. Waalse voornaam Cwèlin, Qwèlin = Quirin, heiligennaam Quirinus. Vergelijk Quirin, Quoirin.

Quelquejeu. Bijnaam voor een speler?

Quemener. Bretonse beroepsnaam Quemener; kleermaker.

Quénéhen, Quenehen: Plaatsnaam Quenhem in Calonne-Ricouart (Pas-de-Calais).

Quennelle: verkleinvorm van Picardisch que(s)ne ‘eik’, Frans chêne.

Quennery. Picardische vorm van Oudfrans chenerie; troep honden?

Quenon, Quenont. Vadersnaam. 1. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Cono (Koen). 2. Variant van Quinon.

Quenton. Vleivorm op -on van de voornaam Quentin?

Quéré, Queré, Quere: 1. Bretonse beroepsnaam kere: schoenmaker. 2. Zie Carré.

Querido: Spaanse-Portugese bijnaam querido ‘lief’; of voltooid deelwoord van querer ‘beminnen, liefhebben’, dus ‘geliefde’.

Querinjean. Vadersnaam. Querin + Jean.

Quernette. Moedersnaam Querinette, afleiding van heiligennaam Quirinus.

Queroles. Oudfrans queroles, Frans caroles: rondedansen.

Querp, van. Plaatsnaam (Erps-)Kwerps (Vlaams-Brabant).

Quertainmont, Quertaimont, Quertenmont, Quertemont, Quertinmont, Quertimont, Quertémont, Quartimont: Plaatsnaam Cartimont ? in Nijvel (Waals-Brabant).

Quertin, Quertain. Picardisch kèrtin: mand. Beroepsnaam.

Quertinier, Qiertigniez. Metathesis van Crétinier: mandenmaker. Afleiding van Quertin.

Questel, Questiau, Questiaux, Quoistiaux, Quetel, Quétaut, Quetaut. Familienaam uit het Oudfranse Questel, van queste (van Nederlands kist): kist, kast, koffer. Beroepsnaam. 

Questienne. Plaatsnaam. Waals castinne, calistiène, van kalksteen.

Questier, Quettier, Quétier, Kestier: Beroepsnaam. Oudfrans questier: ontvanger van een heffing, een belasting, de queste.

(de) Quid, Quidt. Variant van De Kwik: bijnaam voor iemand die levendig/vlug is. 

Questroy, Quetstroey: De familienaam komt vooral in West-Vlaanderen en Henegouwen voor en zal ongetwijfeld uit Noord-Frankrijk stammen.

Quêtard, Quitard: Beroepsnaam belastinginner zoals Questier.

Quetel. 1. Zie Questel. 2. Spelling voor Ketel. Vergelijk Quetelard=Ketelaar.

Quétin, Quetin, Quitin, Quittyn, Quityn, Quoitin, Ketin, Keten, Ketting, Kettin: 1. Vadersnaam. Waals Cwètin, gedenasaleerd van Quentin. 2. Oudfrans questain: belastingontvanger. Vergelijk Questier.

Quets, Kwets, Quetsch. Afleiding van Middelnederlands quit(e), quijt: rustig, gerust, vreedzaam, onbezwaard? Vergelijk De Quidt.

Quetteville. Plaatsnaam Quétiéville (Calvados). Ook Quédville, Quiédeville, Chédeville, van Chef de ville: hoogste punt van het dorp. Vergelijk Dassonville.

Quevauvillers, Quevauviller. Plaatsnaam, Somme.

Quévrain, Quévrin, Quevrin, Quivrin, Keveryn, Kevereyn, Keverijn, Kiveryn, Kiverijn. Plaatsnaam Quiévrain (Henegouwen).

Quibaille. Bijnaam. Die geeft?

Quibel. Variant van Occidentaals cubel, Frans cuveau: ton, vat. Beroepsnaam van de kuiper. Zie Quiblier.

Quiblier. Occidentaals Cubelier, Frans Cuvelier; kuiper.

Quibus. Korte vorm van Coquibus.

Quichelheege, van. Schrijf- of leesfout voor Van Quickelberge.

Quickelberge, van, Quickelberghe, van, van Quikelberghe, (van) Quekelberghe, Quekelberge, van Quequelberghe, van Quckelberge: Plaatsnaam Kwikkelberg in Binkom (Vlaams-Brabant). Maar de oudste vindplaatsen van de familienaam verwijzen naar Oudenaarde.

Quickels, Quickeld,           Quekel, Quikiels, Quikels: Bijnaam. Afleiding van Middelnederlands quic: levendig, vlug, beweeglijk.

Quidet, Quidé, Quidey, Kidey: Variant van Guidet, met verscherping /l.

Quidonne, Guidonne: Waarschijnlijk reïnterpretatie van Guidon.

Quidouce, Quidousse, Quidoes, Quiddoes, Cuidosse: Wellicht de Italiaanse familienaam Guiducci(o), Guiduzzi, afleiding van Germaanse voornaam Wido.

Quidt, de. Variant van De Kwik. Bijnaam voor een levendige, vlugge. Maar misschien werd de t als c gelezen. Zie Quels.

Quiéfry. Verhaspeling van Quiévy (met r-epenthesis)?

Quièvre. Picardisch quièvre, Frans chèvre: geit. Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk Dechèvre, De Kyver.

Quiévy, Quiévit. 1. Plaatsnaam Quiévy (Nord). 2. Zie Dequévy.

Quignon, Quingnon, Kignon, Kunion: Bijnaam. Frans quignon: homp brood. 2. Zie Kinon. 3. Zie Cugnion.

Quintersleger. Beroepsnaam van de slachter. Middelnederlands quene: onvruchtbare koe.

Quijo, Quyo. Spelling voor Guio(t) of Guillot (vergelijk Quillemain, Quilliot). De familie is afkomstig uit Stene, waar de oudste voorvader in 1680 geregistreerd staat als Guillot.

Quik, Kwik. Bijnaam. Middelnederlands quic ‘levendig, vlug, kwik’. Vergelijk Engelse familienaam Quick(e), Duits Quick.

Quillemain, Quilliot, Quillonnet, Quilloux: Variant van Guillemin, Guillot enz. met verscherping.

Quinau, Quinaut, Quineaux, Quinaux, Quenault, Kinaux, Kinay: Vadersnaam van Quinel, verkort van Jacquinel of andere afleiding; vergelijk Kinard.

Quint: Onduidelijk. Frans le quint ‘de vijfde’?

Quinchon, Quinson, Kinsoen, Quenson, Quennesson, Quenneson: Vadersnaam. Afleiding op -eçon van Germaanse voornaam Cono; vergelijk Quenon.

Quenque, Quinke: Afleiding van werkwoord quinken: zich snel bewegen, op en neer gaan, heen en weer gaan, flikkeren.

Quint, de, Kwint. Onduidelijk. Variant van Quinke of Quinten?

Quinten, Quintens, Quintin, Quinting, Quintijn, Quinteyn, Quinten, Quintyn, Quinter, Quointin, Quentin, Quantin, Quintiens, Quintgens, Kwinten,

Kwintens, Kwint, Kwindt, Guinten: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quintinus.

Quintana, Quintaene: Oudfrans quintaine, Latijn quintana: Oefenpop voor steekspel, duel.

Quintard, Quintart, Quintas, Quintaes, Quintans, Kintaert, Kinthaert: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Quintus.

Quintet, Quintez, Quinti. 1. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Quintinus. 2. Bijnaam. Oudfrans quint: vijfde.

Quintus. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quintus; vijfde.

Quintz, Qvincz. Vadersnaam. Duitse vorm van heiligennaam Quintus.

Quinzebilles, Kinsabil, Kinsabel, Keynsabyl, Keysabil, Keysabyl. Het Oudfranse bille: geldstuk. Bijnaam uit 'quinze billes': vijftien ballen, muntstukken. Andere talen hebben vergelijkbare bijnamen: Tienpond, Hondermarcq, Fünfzehnschilling.

Quinzin. Afleiding van Frans quinze: vijftien. Vergelijk Quatre. Oudwaals quinsin: munt.

Quiquempois, Quiquempoix, Quiquampois, Quiquenpois, Quiquanpois, Quinquenbois, Kiekepoos: Plaatsnaam Quicampois, molen in Bazuel bij Kales: 1218 molendinum quod Quikenpoist appellatur, Quinquempoix (Oise), Quincampoix in Angleur (Luik). Oudfrans cui qu'en post: tot spijt van wie 't benijdt.

Quirijnen, Quirijns, Quirin, Quiring, Quirain, Querin, Quiriny, Quireyns, Quireijns, Quircyns, Querceijns, Quirynen, Quireynen, Quierijnen, Quirijnen, Quirynen, Quoiron: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quirinus.

Quist. Familienaam uit Tholen, ontleend aan de Wlcherse veldnaam 't Quistken, een stuk grond waarover getwist werd.

Quisthoudt, Quisthout, Quishoudt, Quishout, Kwisthout. Bijnaam voor een timmerman, die kwistig omspringt met hout, die hout verkwist. Vergelijk Gâtebois, Quistnagel.

Quistnagel. Bijnaam voor een timmerman die zijn nagels, spijkers verkwist. Vergelijk Gâtedout.

Quistpenninck, Wïspenninck, Wïspenninckx. Bijnaam voor een geldverkwister.

Quistwater, Quisquaeter, Quisquater, Quitsquater. Bijnaam voor een waterverspiller.

Quite: Middelnederlands quit(e), quijt ‘rustig, gerust, vreedzaam, onbezwaard’.

Quitelier, Quittelier, Quitteliers, Quintelier, Quittebier. Familienaam uit het Oudfranse cuintel, afgeleid uit coite, cuilte, coûte, van Latijn culcita, Middenenderlands Culcte of culte: matras, kussen, sprei, gestikte deken. Beroepsnaam van het Oudfranse coultillier, cotiller: dekenstikker, matrassenmaker. Middenenderlands culctstickere.

Quitens. Waarschijnlijk van Quintens.

Quiter, Quittre, Quitman: Waalse aanpassing van Ketter(man).

Quitijnen. Contaminatie van Quitin en Quirijnen.

Quitin. Wellicht van Guilletin, afleiding van Guillaume. Vergelijk Guelton. Voor de Q, vergelijk Quillemain.

Quitis. Middenfrans quittus: vrij van elke verplichting, van Latijn quietus.

Quoidbach, Quodbach, Quoidbac, Quoidback: Plaatsnaam Quoidbach in Clermont-lez-Walcourt (Luik). Ook Duitse plaatsnaam Qua(de)beck, Quodbach, Quadbach: slijkerige beek.

Quoibion. Waalse uitspraak van plaatsnaam Corbion (Luxemburg) of Coibion in Niverlée (Namen).

Quoniam. Bijnaam voor een kerkzanger, naar het Latijnse woord quoniam (omdat), bijnvoorbeeld in het Laudate: Quoniam confirmata est..

Quy. Verscherpte vorm van Guy.

R.

Raa, Rae, Raë. Variant van Rawee (Zie bij Ravet) of van Rayet. Zie bij beide. Of afleiding van Raa De. Zie daar.

Raa, de, Ra, de, de Rae. Varianten van De Raad of van (van) der Aa. Zie bij Raed(t) De en bij Aa, van der.

Ra, van de, van (de) Raay, Raaij, van Draye. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Rade, dit onder andere in Deerlijk (West-Vlaanderen), Maldegem (Oost-Vlaanderen). Of uit de plaatsnaam Rade: Rode in Limburg. Of uit de plaatsnaam Raai. 2. Zie ook (Van der) Aa.

Raad, de; de Raadt, de Raat, Raats: Beroepsnaam van de raadsman, raadgever, lid van de stedelijke raad.

Raadman: 1. Beroepsnaam. Middelnederlands Raetman ‘raadgever, raadsman’. 2. Vadersnaam. Zie Raman.

Raaffels: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van een bakervorm van een Germaanse voornaam, zoals Radfried, Radolf of Rafolt. Vergelijk Duits Räffle(in). Of Rafel, van Bijbelse voornaam Rafael. 2. Zie Ravels.

Raak, van, van Raek: Plaatsnaam De Rake in Ardooie, Koolkerke, Wingene.

Raalte, van. Plaatsnaam Raalte, Overijssel.

Raam, van. Familienaam uit de plaatsnaam Raam? Mogelijk verband met raem: droogramen voor lakens. Beroepsbijnaam.

Raamdonck, Raamdonk, van; Raamsdonk, (van) Raemdonck, van Raemsdonck, Rondonck: Plaatsnaam Raamsdonk (Noord-Brabant), Ra(a)msdonk in Brussel, bij Mechelen (Provincie Antwerpen, Lokeren, Haasdonk en Melsele (Oost-Vlaanderen).

Raams: Plaatsnaam Rahms, van goed den Rahm in Alsum bij Duisburg (Noordrijn-Westfalen). Eberhard Rahms kwam in 1801 naar Arnhem en spelde zijn naam Raams.

Raan, van: Plaatsnaam Raan, Overijssel.

Raap: Bijnaam, eventueel voor de rapenteler.

Raaphorst, van Ravenhorst. Plaatsnaam, Zuid-Holland.

Raas, Raes, Ras, Ras, Raze, Race, Rasse, Raassen, Raassens, Raessen, Raessen, Rassens, Rassen, Ressen, Rees, reese, Roes, Roesens, Roesems, Roussen, Rousen, Reusen, Reusens, Reuss, Reussens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Razo, van rêda ‘raad’ + achtervoegsel –zo.

Raasch. Variant van Raas of van Rasch?

Raaij, van: Plaatsnaam ’t Raij bij Sinderen (Gelderland).

Raaijen, van, Raay, van: Plaatsnaam Raayen (Elst, Gelderland).

Raak, van, Rakers, Rake, Raakman. Plaatsnaam.

Raatschelders, Raadschelders, Raetschelders, Raedschelders. Hypercorrect van Duits Rotschilder: die rood schildert, de rode initialen in handschriften schildert, miniaturist. Vergelijk Duits Rotmaler. Schelder is Rijnlands voor Schilder.

Raaven, van. Plaatsnaam Raaven, Gelderland.

Rab, Rabe, Rabbe, Rabbold, Rabbod, Raben, Raab, Raabe, Rabens: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Radbode, Rabbodo of Radbert. Ra(a)be kan ook Duitse Ra(a)be zijn: raaf.

Rabaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-berht 'raad-schitterend': Radbert, Rabertus. Of variant van Robaert, met voortonig versterkte vocaal.

Rabat, Rabas. Oudfrans, Middenenderlands rabat: rumoer, kabaal, twist. Bijnaam voor lawaaimaker of twistzoeker.

Rabau, Rabout, Rabaud, Rabaux. 1. Middelnederlands rabaut, van Oudfrans ribaud: landloper, schurk, hoerenloper. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Variant van Rabout.

Rabbeschon. "Mogelijk" (verdwenen) familienaam (Duitse afkomst is niet zeker) uit de oude voornaam Rab(b)e (rab(an) of Rad) + schon (mooi). Zoiets als schone Rab(b)e.

Rabbers: Vadersnaam. Afleiding van Rabbert, van Radbert, de Germaanse voornaam rêd-berht ‘raad-schitterend’: Radbert, Rabertus.

Rabet, Raabé: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rabout of Rabode.

Rabeux, Rabeuf, Rabu: Vadersnaam. Picardische vorm van de Germaanse voornaam Radbode; zie Rabo.

Rabi, Rabbi, Raby: Variant van Robi, met voortonig versterkte vocaal? Zie Robijt.

Rabier, Rahier, Rapier, Ravier: Beroepsnaam van rapenteler? Of veeleer variant van Robier.

Rabinovich, Rabinovitch, Rabinovitsj, Rabinowicz, Rabinowitz. Poolse afleiding van Joodse familienaam Rabin: rabbi.

Rabiot: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam als Rabout, Rabo.Vergelijk Rabet.

Rabo, Raboz: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-bodo 'raad-bode': 2. Verschrijving voor Rabaux.

Rabois, Raboisson, Rabischon, Rabischung: Vadersnaam. Vleivorm op -eçon van Rabert, Rabout of Rabo.

Rabosée, Rabosee, Rabozée, Rabozee: Plaatsnaam Rabosée in Wandre (Luik), Baillonville (Namen), Saive (Luxemburg).

Rabouin. Oudfrans raboin; muntnaam (3 schellingen).

Rabout, Raboud, Raboude, Raboux, Rabaut. Rabau, Rabaud, Rabeuax, Rabaux, Rabol, Rapol, Rapolder, Rabouw: 1. Vadersnaam. Raboud, Germaanse voornaam rêd-balth ‘raad-moedig’: Ratboldus, Radbaldus. De geromaniseerde vorm is Rabaud, waaruit Rabouw. 2. Middelnederlands rabaut, van Oudfrans ribaud ‘landloper, schurk, hoerenloper’. Bijnaam.

Racelle. Plaatsnaam in Hodister, Luxemburg.

Rach, Raach. Bijnaam. Middenhoogduits rach, raehe: ruw, ruig, stijf, stram.

Rachard, Rachart. 1. Afleiding van Oudfrans rachier: spugen, braken? 2. Aanpassing van Raschaerd.

Rachel, Rachels. 1. Duitse familienaam. Vadersnaam Rachold. Of veldnaam Rachl. 2. Zie Raekels.

Rachet, Rachez. Bourgondische bijnaam: met hoofdzeer.

Racine. Frans racine: wortel. Beroepsnaam.

Racke. 1. Vadersnaam Racco, bakervorm van Germaanse ragin-naam. 2. Verkort, van Middenenderlands rake: hark. Beroepsnaam. Vergelijk Raekels. 3. Middenenderlands racke: pijnbank. Beroepsnaam van de beul. Vergelijk De Racker.

Racker, de, Rakers. 1. Afleiding van Middelnederlands racke: pijnbank, folterwerktuig. Beroepsnaam van de gerechtsdienaar, beul. 2. Afleiding van Middelnederlands raken: harken. Vergelijk Raekels.

Rackham. Plaatsnaam in Sussex.

Rackier. Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam rêd-ger 'raad-speer': Ratcherius, Rathker, of rag-hari: Racherius.

Radach, Radak, Radacsi, Radakovic, Radek, Radecki, Radeck, Radetzky, Radics, Radic, Radici, Radicchi, Radicev: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Radomir of van een Germaanse Rad-naam.

Radder: Spelling voor de beroepsnaam Rader ‘radenmaker, wagenmaker’.

Rademaker, de, Rademaekers, Rademaecker, van Rademaker, Rademaeker, Rademaekers, Rademaker, Rademaker, Rademackers, Rademacker, Rademâcher, de Raedemacker, Rademaeker, Raedemaker, Raedemaecker, Raedemeker, Raedemaecker, Raedemaeckers, Raedemaekers, Raedemaeker, Rademacker, raedemacker, Raedemakers, Raedemaker, Radermacher, Rademacher, Rademecher, Radermaecker, Radereker, Radermaker, Radermakers, Radermaiker, Radermecker, Radermeker, Raedermacker, Radermaeker, Raedermecker, Raermecker, Raerdermaecker, (de) Ramaker, de Raemaker, Raemaecker, Raemaeker, Raemakers, Raemaeckers, Raemaeker, Raemaeckers, Raemackers, Raemaykers, Ramaakers, Ramaajer, Ramakers, Ramaker, Ramaeckers, Ramaeker, Ramakers, Ramack, Ramachers, Ramacher, Rameekers, Rameckers, Remeker, Remek, Raeimakers, de Raeymacker, Raeymaecker, Raeymaeckers, Raeymaekers, Raeymaeker, (de) Raeymaekers, Raeyemaeker, Rayemaeker, de Raeijmaeker, Rayemackers, Rayemakers, Raeijemaeckers, Raeymakers, de Rayemaeker, (de) Raymacker, Raymaker, de Raymaecker, Raymaeker, Raeymaeker, Rayemaeckers, Raymaeckers, Raymaekers, Raeymackers, (de) Raynaekers, Raymaeker, Raymaker, de Raijmaeker, Raijmaeker, Raymackers, Raymacker, Raeijmaekers, Raeijmakers, Raijmakers, Raiemakers, Raaijmakers, Raaymaekers, Raaymakers, Raaymaker, Raaymakers, Raay-maekers, Raaimaakers, Raaimakers, Raimarckers, de Reymaeker, de Reymaker, de Reymaecker, Reymacker, de Reijmaeker, Reymaekers, Reymakers, Reijmaekers, de Ruymaecker, de Ruymaeker, Ruymaeckers, Ruymaekers, Ruymaekers, Ruijmaekers, Ruijmaekers, Roomacker: Beroepsnaam van de radenmaker, wielenmaker, dus wagenmaker.

Rader. Duitse beroepsnaam: rademaker, wagenmaker.

Radespiel: Beierse familienaam ontrond uit Radesbühel, waarin bühel ‘heuvel’ betekent. Vergelijk Dinkelspiel, van Dinkelbühl.

Radewalt: Uit frequente plaatsnaam Rodewald (onder meer Nedersaksen) ‘gerooid bos’.

Radier. Beierse afleiding van plaatsnaam Radel: moeras, ven.

Radig, Radigue, Radiguet: Misschien afleiding van Germaanse voornaam (Radger)?

Radijs, Rady, Radys, Radis: Bijnaam van de radijzenteler of -eter.

Radinardi. Familienaam in Limburg. Wellicht Italiaanse vorm van de Germaanse vornaam Reinaard.

Radings, Rading Radink, Radsma Raden, Raads: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rêd-naam, zoals Radbert, Radbode.

Radke, Radké, Radtke: Vadersnaa,. Nederduitse afleiding van Germaanse Rad-naam, zoals Radolf.

Radlgruber. Duitse familienaam voor iemand die aan een laag (Grube) gelegen ven, moeras woont. Vergelijk Radier.

Rado. Spellingvariant van Radau of variant van Radoux?

Radoux, Radou, Radoul, Radoes, Raddoux, Raoult, Raoul, Raoud, Raout, Raouf, Raoux, Raulf, Rault, Raux, Rahou, Rahoens, Rawoens, Rawoe, Rauwoens, Ravou, Radu, Radeur: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rêd-wulf'raad-wolf: Radulf, Raulphus, Radolfus.

Radstake: Tussen Varsseveld en Lichtevoorde (Gelderland) stond de herberg met uithangbord de Radstake, een paal met rad waarop misdadigers geradbraakt werden.

Raë, Rae. Waarschijnlijk weergave van uitspraak ravfee (zie Ravet) of rajee (zie Rayet). Of voor De Rae.

Raeck, de. 1. Zie Rake. 2. Volgens JVO heette de familie De Raeck in St.-Lambrechts-Woluwe nog Draeck. Zie Draeck(x).

Raedt, de, den, de Raed, den Raedt, (de) Raad, de Raet, Raedt, Raath, Raat, Raats, Raadts, Raedts, Raedts, Raets, Roedts, Roets, Traets. Beroepsnaam van de raadsman, raadgever, lid van de stedelijke raad.

Raedsheere, Raedshere. Beroepsnaam. Middenenderlands raetshere: raadsheer, lid van de stadsraad. Vergelijk De Raed(t).

Raekelboom, Rackelboom, Raeckelboom: Zinwoord Rake boom: die de boom snoeit. Cents rakken: snoeien.

Raekels, Rakels, Rackels, Rachel, Rachels: Bijnaam naar het gereedschap: rakel, hark. Vergelijk Rake.

Raemdonck, van, van Ramdonck, van Ramdonk, Raemdonckx, Raemdonck, Raemdonk, Raamsdonk, Ramsdonck, Ramdonck, Rondonck, Ransdonck. Familienaam uit de plaatsnaam Raamsdonck. Plaatsnaam Raamsdonk (Noord-Brabant). Ra(a)msdonk, bij Mechelen (Antwerpen), Lokeren, Haasdonk en Melsele (Oost-Vlaanderen).

Raepe, van de(der): Plaatsnaam, wellicht huisnaam de Rape ‘raap’.

Raepsaet, Rapsaet, Rapsant, Raepsaert, Ripzaad: Beroepsnaam van de rapenteler. Of huisnaam, bijvoorbeeld in de Kapittelstraat in Kortrijk.

Raes, van, van Rast, Verraes, Verraest, Verras, Verraz, Verhaest, Verhas, Verhast, Varras. Familienaam uit de plaatsnaam Raas: geul, kreek, (ook) droog liggende land tussen de geulen. Plaatsnaam De Raas in Moorslede.

Raesmaeker, de. Verhaspeling van De Rademaeker.

Rafelaar, (van de); van de Ravelaar: Wellicht de plaatsnaam Rafelder (Gelderland).

Rafin, Raffin. Vadersnaam. Vleivorm van Rafold of Radolf (vergelijk Raff) of Radfridus.

Rafaele, Raffaele, Raffaelli: Vadersnaam. Italiaanse vormen van Bijbelse voornaam Rafaël.

Rafelgem, van, Rafelghem, van, van Raefelgem, van Raefelghem: Plaatsnaam in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen), St.-Martens-Latem (Oost-Vlaanderen), in Aalst en Herdersem. Soms ook = Affligera (Herdersem, Vlaams-Brabant).

Raff. Duitse vadersnaam, verkorte vorm van Rafold (uit raban-wald) of Radolf (uit rad-olf).

Raffault, Raffa, Rafaa, Rafa: Vadersnaam. Rommanse vorm van de Germaanse voornaam raf-wald: Raf(f )aldus, Rafoldus, Rafolt.

Raffel, Raffeld, Raphelt: Vadersnaam. Afleiding van Raff of met verdofte klinker van Raffold (zie Raffault). Of variant van Raphaël?

Raffetin, Ravetin. Afleiding van Ravet. Franse familienaam Ravatin.

Raffier, Rafié, Raffy, Rafi: Germaanse voornaam raf-hari?

Raffo. Waarschijnlijk verschrijving voor Raffault.

Raffoux. Romaanse vorm van Germaanse voornaam raf-wulf: Rafulfus.

Rafhay, Rafhai, Rafay, Raffay, Raffai, Rafai: Plaatsnaam Rafhay in Ayeneux, Olne, Soumagne en Xhendelesse (Luik).

Rafroidy. Vadersnaam. Herinterpretatie (Frans refroidi) van Rafroid, van Germaanse voornaam rêd-frith 'raad-vrede': Radfridus.

Ragaert, Raga. Moedersnaam. Germaanse voornaam rêd-gard 'raad-gaard': Ratgardis.

Rager, Ragé. Vadersnaam uit het Germaanse red-ger : raad-spies (Radger).

Ragmey. Variant van Ragnet?

Ragnet, Rainet, Renet, Renné, René, Renne, Rene, Reyné, Reynez, Rinné, Roynet: Vadersnaam. Afleiding van Rainier/Renier, Reinoud/Regnaud of Re(g)nard.

Rago, Ragot, Racot. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-gud 'raad-god': Ratgaudus, Raacoz. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germanse voornaam Radger.

Ragon, Ragons, Ragoen, Ragorme. 1. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Rago, bakervorm van bijvoorbeeld Radger of Radgod. 2. Spelling voor Ragond, Germaanse voornaam rêd-gunth 'raad-strijd': Radegundis. 3. Moedersnaam. Vergelijk Ragondet.

Ragondet. Moedersnaam. Afleiding van Ragond.

Ragonnaud, Raguenaud. Vadersnaam. Afleiding van Ragon.

Raguet, Raguè. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam rad-ger of rad-god. Radger, Radgod.

Ragut: Spelling voor de Romaans familienaam Raguet, verkleinvorm van de Germaanse voornaam Radger, Radgod.

Rahier, Rahir, Rahyr, Rayer, Rayr. 1. Vadersnaam uit het Germaanse red-hari; raad-leger (Ratharius, Raherius). 2. Plaatsnaam Rahier, Luik.

Rahm. Duitse beroepsnaam Rahm; room.

Rahmé, Rahmeh: Indien inheems, variant van Ramet.

Rai. Van werkwoord rallen; babbelen, kletsen? Bijnaam.

Raic, Raick. De familie Raick in Glain stamt af van een Nederlander Reck, die in 1631 geïmmigreerd is. Plaatsnaam Reek (Nederlands-Limburg).

Raiglot. Vadersnaam. Wellicht van Renglot. Vergelijk Renglet.

Raikem, Raiken: Plaatsnaam Rekem (Limburg).

Raillard, Ralliard: Afleiding van werkwoord railler: spotten, schertsen, gekscheren. Bijnaam.

Raillon, Rajon: 1. Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans raille: staaf, lat, plank, balk. 2. Afleiding van Frans raille: scherts.

Raincourt, Raincour. Plaatsnaam (Hte-Saône), Rainecourt (Somme).

Raindorf: Plaatsnaam (Beieren) of Rheindorf (Noordrijn-Westfalen).

Raineij: Vadersnaam. Spelling voor Rainet, verkleinvorm van de voornaam Rainier/Renier, Reinoud/Regnaud of Re(g)nard.

Raisin. Beroepsnaam van de druiventeler of –handelaar.

Raison. Bijnaam voor iemand die graag redeneert. Vergelijk Franse familienaam Raisonneur.

Raiter, Rajter. Duits Reiter. Zie Reiter 2.

Raithel. Plaatsnaam Rethel, Ardeche.

Rajner. Duitse familienaam Reiner. Zie Reiner.

Rake, Raecke, de Raeck, Raeke: Bijnaam naar het gereedschap. Middelnederlands rake ‘hark’. Zie ook Raekels.

Rakow. Plaatsnaam Rakow.

Rakt (van de). Familienaam uit de plaatsnaam Raacht in Oostakker en in Lochristi en misschien nog elders.

Ralet, Raele, Raelet, Ravelet, Raulet, Raulin, Radelet, Radlet, Redelé, Rédelé, Rédélé, Redele, Rodelet, Roudelet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Raoul, van Radolf. Een familie Raulé heette oorspronkelijk Rauwel.

Ralph. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam Radolf.

Ram, Rams, Rans. 1. Vadersnaam. Korte vorm van bijvoorbeeld de voornaam Ingelram. De n door assimilatie, vergelijk Lanssens, van Lamsins, Ransdonck, van Ramsdonk. 2. Afleiding van De Ram.

Ram, de. Bijnaam naar de ram: mannetjesschaap, stormram. Vergelijk Schaap, de Weer. Zie ook Ram.

Ramage. Oudfrans. ramage, afleiding van rame (tak): woud, recht om hout te hakken. Beroepsnaam van de houthakker, boswachter.

Raman, Raeman, Ramaen, Ramandt, Ramant, Ramand, Ramman, Rammant, Rademan, Radema, Raymann, Rayman, Reymans, Reyman, Reijman: Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-man ‘raad-man’: Ratman, Radmannus.

Ramard, Rama, Ramart, Rammaert, Rema: Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-mêr 'raaf-beroemd': Ravemarus, Ravamarus. Of hraban-hard 'raaf-sterk': Ramardus. Of rêd-mêr 'raad-beroemd': Ratmar(us).

Rambacher. Plaatsnaam Rambach, Beieren.

Rambert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-berht'raaf-schitterend': Rambertus.

Rambour, Rambur, Rambure, Ramboer. Moedersnaam uit de voornaam Ragamburgis/Raimburga/Renburgis. Dit uit het Germaanse ragin-burg; raad-burcht.

Rambout, Rambaut, Rambau, Rembalda, Rembalda, Rembald, Rambo, Rambot, Ramboux, Rambeaux, Ramboux. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ramboud: hraban-balth 'raaf-moedig': Ramboldus. Of ragin-balth 'raad-moedig': Ragambaldus, Rembaldus.

Ramelet. Oudfrans ramelet; tak.

Ramelot, Rammeloo, Rameloo, Ramlot. 1. Naam uit het Oudfranse ramel: tak. Bijnaam. 2. Of uit de plaatsnaam Ramelot (Luxemburg). 3. Er is ook een Antwerpse familie Rammeloo uit Ramele (Overijssel). 1195 Ramelo.

Ramen, Raemen. Vadersnaam van Germaanse voornaam, zoals Ramard, Raman, Ramond, Ramoud.

Ramet, Ramette, Ramé, Ramez, Ramey: 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam, zoals Raman, Ramond. 2. Plaatsnaam (Ivoz-) Ramet (Luik).

Ramharter. Plaatsnaam Ramhart, een bosrijke streek bij Rottenburga, Namen.

Rami, Ramis. 1. Oudfrans ramil, Oudwaals ramyz: takje, twijgje. 2. Variant van Remy.

Ramier. 1. Vadersnaam. Rommanse vorm van Germaanse voornaam hraban- hari'raaf-leger': Ramarius, Ramerius. 2. Variant van Romier of Romée.

Ramioul, Ramioulle. Plaatsnaam Ramioul in Ramelet, Luik.

Ramjee. Indische familienaam Ramjoie: 1. Luiks-Waals ramadjôye: woordenvloed, geklets? 2. Vadersnaam. Rangeois de Canler, St-Georges-de- Hesdin; 1748 Ramjoie = Ramsoe, Raeren.

Rammelaere, (de) Rammelare (de), (de) Remmelaere. Bijnaam uit het Middelnederlandse rammelen: lawaai maken, veel praten, lawaaimaker, babbelaar, prater. Mogelijk ook beroepsbijnaam van de belleman.

Rammelmann. Zoals Rammelaere bijnaam voor een lawaaimaker.

Rammer, Rammers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-hari 'raaf-leger'; vergelijk Ramier. Of van Ramaerts.

Ramo. Verschrijving voor Ramau(l)t.

Ramoiseaux, Ramoisiaux: Oudfrans ramisel, rameisel: takje, twijgje.

Ramoisy. Plaatsnaam Ramousies (Nord) of variant van Ramoisée.

Ramon, Ramont, Rammon, Ramundi, Ramundo, Ramondt: Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-mund ‘raad-bescherming’: Ra(t)mundus.

Ramos. Spaans, Portugese familienaan, van Latijn ramus; tak.

Ramoudt, Ramoud, Ramout, Ramaul, Ramault, Rameau, Rameaux, 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-wald 'raaf-heerser': Ramolt, Ramoldus. 2. Zie Desrumeaux.

Ramoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hraban-wulf' raaf-wolf : Ramnolf, Rammulfus.

Rampaart, Rampaer, Rampaert, Rampart, Rempart: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Rambert (vergelijk Lambert, van Lampaert): hraban-berht ‘raaf-schitterend’. Rambertus. 2. Plaatsnaam Rampaart in Oosterland (Zeeland). Rempart, Namen; vesting.

Rampel. Duitse vadersnaam. Afleiding van de voornaam Rambrecht, Rambold.

Rampelberg, (van) Rampelbergh (van), Rampelbergs, Rampelbecs, Rampelberg, Rompelberg. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Asse (Vlaams-Brabant) en in Baardegem (Oost-Vlaanderen).

Rampignon. Plaatsnaam Rampillon (Seine-et-Marne)?

Ramrath, Ramroth: Plaatsnaam Ramrath in Rommerskirchen (Noordrijn-Westfalen).

Ramscheid, Ramscheidt. Plaatsnaam Ramscheid, Beieren, Noordrijn-Westfalen. Eventueel Remscheid, Noordrijn-Westfalen.

Ramsdam, Ransdam, Rasamme: Waarschijnlijk van Ramsdonck.

Ramsel. Plaatsnaam. Antwerpen.

Ramselaar, (van): Plaatsnaam Ramsler (Beieren)

Ramu, Ramus, Ramut, Remu, Remua, Remus. 1. Naam uit het Oudfranse ramuy (van rame; tak) die in de bossen leeft, wolf. Bijnaam voor een bosbewoner, een wolf. 2. Variant van Ramoux. Romaanse vorm van de Germaanse vadersnaam, rad-mund. Vergelijk Radu.

Ramussen: Vermoedelijk uit Rasmussen, zoon van Rasmus, korte vorm van de Griekse heiligennaam Erasmus ‘beminnelijk’.

Ramzée, Ramezee, Ramesée, Ramoisée, Ramseyer, Ramsey, Ramseier: Plaatsnaam Ramezee in Barvaux-Condroz (Namen).

Rancelot, Ranscelot, Rencelot: Vadersnaam. Afleiding van Reinzo, van Germaanse ragin-naam. Vergelijk Rançon, Ransquin.

Rand. Duitse plaatsnaam Rand: waterloop, lijn van bergketen.

Randax, Randaxhe, Randasche, Randach, Randag, Rondaxhe, Rondache, Ronda, Rondas, Rondags, Rendace, Renda, Rendack: Luiks-Waals randahe: krachtig, sterk, potig, robuust, roekeloos. Bijnaam. Maar 1256 Jehans Rendas, Atrecht, moet wellicht anders worden verklaard.

Randelhoff, Randelovic: Vadersnaam van Randlof, metathesis, van Germaanse voornaam Randolf.

Randen, van: Plaatsnaam Rande in Diepenveen, Overijssel.

Randerath, Randeraat, van: Plaatsnaam Randerath in Heinsberg (Noordrijn-Westfalen).

Randet, Randez, Rendez: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rand-naam; vergelijk Randon.

Randolet, Rendolet: Vadersnaam. Afleiding van Randoul, van Germaanse voornaam Randolf.

Randolph, Randolfi, Randoux, Randour, Randoe, Rondou. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Randolf: (rand-wolf). Randolf(us), Randulfus. 2. Of uit Radolf (rad-olf).

Randon, Rendon. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rand-naam, zoals Randolf.

Randuineau. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Randwin: Randuin, Rantwin.

Randwijck, van: Plaatsnaam Randwijk in Heteren (Gelderland).

Ranger, Rangé, Range: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hraban-ger 'raaf-speer': Ravengerus, Rangerius.

Ranghe: Misschien spelling voor Rangé = Ranger, Romaanse vorm van de Germaans naam hraban-ger ‘raaf-speer’: Ravengerus, Rangerius.

Ranieri, Raneri, Rainfieri. Italiaanse vadersnaam. Pendant van Reiner.

Ranocha. Afleiding van Oost-Duits-Slavische naam Ranisch, Ranusch, korte vorm van de voornaam Ranislav.

Ransart. Plaatsnaam, Henegouwen, Pas-de-Calais, Somme.

Ransbeeck, (van) Ransbeek (van), (van) Ransbeck, van Ransbeke, van Resbeck. Familienaam afgeleid van een van de volgende plaatsnaam: Ransbeke was de oude naam van St.-Antelinks, Oost-Vlaanderen, Ransbeek in Neder-Over-Heembeek, Vlaams-Brabant, Ransbeke in Drongen, Oost-Vlaanderen.

Ransbotijn, Ransbotyn, Ransbottyn, Ransbotyn: Engelse plaatsnaam Ramsbottom (Lancashire).

Ransem, van. Plaatsnaam Ransem, Vlaams-Brabant.

Ranshoven. Plaatsnaam Ramshoven in Hakendover en Goetsenhoven (Vlaams-Brabant).

Ransmans. Afleiding van Van Ranst.

Ranschaert: Hypercorrecte vorm van Rasschaert. Middelnederlands rasschaerd ‘vluggerd’, afleiding van rasch.

Ransou, van de: Plaatsnaam Rantzau (Sleeswijk-Holstein). Ferdinand Heinrich Wilhelm von Ranzow werd in 1872 in de Nederlandse adel opgenomen.

Ranst, van: Plaatsnaam Ranst (Provincie Antwerpen).

Ransquin, Ramskindt: Variant van Rasquin met ingevoegde n.

Ransy, Ranzy, Rensi, Renzi: Plaatsnaam Ransy in Vaux-sous-Chèvremont (Luik).

Ransijn: Met voortonig versterkte klinker uit Ronsin, Roncin. 1. Oudfrans roncin ‘trek -en lastpaard’. 2. Plaatsnaam Ronchin (Nord) van rumicinium, van rumicem, van Frans ronce ‘braamstruik’.

Ransem, Ranssem, van. Naam uit de plaatsnaam Ransem (Vlaams-Brabant).

Ranst, van. Familienaam uit de plaatsnaam Ranst (Antwerpen).

Ranter, de, Rantere, de, de Rant, de Rantère: Afleiding van Middelnederlands ranten ‘zotteklap uitslaan, kletsen’. Bijnaam voor een zwetser, kletsmajoor.

Ranwez, Ranwet: Plaatsnaam Le Ranwe(l)z in Strée-lez-Beaumont (Henegouwen).

Rapaport, Rappaport, Rappeport, Rapoport: Joodse familienaam van ene Râpa (van Duits Rappe) die in Porto woonde.

Rap, Rappe, (de) Rapp, Raeps, Raps. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Rappo, Rabbo, knuffelvorm van Radboud of Radbrecht.

Rapaert. 1. Afleiding van werkwoord rapen: oprapen, opnemen, grijpen, bijeenschrapen, inpalmen. Bijnaam voor een schraperig mens. 2. Plaatsnaam Rapaert: rapenveld. Beroepsnaam voor een rapenteler.

Rapaille, Rapaillerie, Rappaille, Rapailde, Respeel, Rispail: 1. Oudfrans raspaille, Middenenderlands rappailge, raspeele, respeelle: boef, landloper, vagabond. 2. Plaatsnaam Raspaille of Rapaille: struikgewas. Zie Van der Raspaille.

Râpé, Rapez, Rappez, Rappé: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rappo. Rap(p)é ook spellingvariant van Rappe, met secundair accent. 2. Uit Raspé?

Rapenbusch, van, (van) Raepenbusch: Plaatsnaam Rapenbos in Mollem (Vlaams-Brabant) in Ruddervoorde en Waardamme (West-Vlaanderen). Waarschijnlijk herinterpretatie van plaatsnaam Rapenburg in Bredene, Harelbeke, Moorslede, Oostkerke, Ruddervoorde (West-Vlaanderen) en Maldegem (Oost-Vlaanderen).

Raper, Rapers, Raeper, Raepers: Afleiding van werkwoord rapen: plukken, grijpen. Vergelijk Rapaert 1.

Raphaël, Raphael. Vadersnaam. Bijbelse voornaam van de engel Rafaël.

Rapin. Bijnaam, dialect Frans rapin; gierig, vrek.

Rapiteau, Rapicault: Variant - met voortonig versterkte vocaal - van Franse familienaam Ropiteau, plaatsnaam in Chéméré (Mayenne).

Rapol. 1. Vadersnaam? Germaanse voornaam Raboud. Zie Rabout. 2. Rapol kan ook variant zijn van Ripol, met voortonig versterkte klinker.

Rapolder. Afleiding van Duitse plaatsnaam Rappolden of Rappold (Oostenrijk).

Rapoye, Rappoye, Rapoeye, Rapoeje: Plaatsnaam Rappoy, van Latijn raspetum: struikgewas, kreupelbosje. Le Rappoy in Boyaval (Pas-de-Calais).

Rappel, Rappelet. Oudfrans rapel: beroep (op)? Of afleiding van Germaanse voornaam Rappo (zie Rappe)?

Rapport, Rappoort, Raport, Raspoort, Raspor: Middenenderlands rappo(o)rt: rapport, verslag, protocol, aangifte, presentiegeld.

Rapsey. Waarschijnlijk Engelse familienaam. Misschien Ramsey, plaatsnaam (Essex).

Rary. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rêd-rîk 'raad-machtig'? Vergelijk Rairicus.

Rasbourg, van. Misschien Franse vorm van Duitse plaatsnaam Ratzeburg. Deze familienaam schuilt in de hoevenaam Raesboer in 1846 in Alveringem. Vergelijk Ratzborg.

Rascaille, Roscail. Bijnaam. Oudfrans racaille; boef, schurk.

Rasch, Ras, Rasing, Rasink, Raasing, Rosing: Bijnaam. Middelnederlands rasch ‘ras, vlug, levendig, flink, sterk, krachtig’.

Raquet, Raquette, Raquez, Racquet, Racquette, Racquez, Racket, Raket: Afleiding van Picardisch raque, Oudfrans rasque: modderpoel. Plaatsnaam.

Raschdorf: Plaatsnaam Rasdorf (Hessen).

Rascop. Nederduitse familienaam Ras(e)kop: raaskop, heethoofd. Vergelijk Rauscop.

Rasenberg, Razenberg. Plaatsnaam.

Raset, Rasez, Razée: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Raas.

Rasier, Rasie, Rasir, Rasy, Rassier, Razier, Razir, Raisier, Raisir, Raisière: Oudfrans rasier, rasière, Oudpicardisch raisier, Middenenderlands razier: korenmaat. Beroepsnaam van de korenmeter.

Rasker. Middelnederlands rasscher, van rasschen: zich haasten. Vergelijk Rasschaert.

Raskin, Rasking, Raskins, Raszkin, Raskinet, Raskeync, Raskynx, Raeskin, Raeskinet, (de) Rasquin, Rasquinet, Rasquain, Rasquinha, Reeskens, Reuskens, Reijskens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Raas.

Rasmussen, Rasmus, Rozmus: Vadersnaam. Korte vorm van Griese heiligennaam Erasmus 'beminnelijk'.

Raspaille, van de, van der Aspaille, van Ryspaillie, van Respaille, Respailie, Respalie, van der Aspoilden, Vanderispaillie, Vandrespaille, van der Hispallie, Hispalie, Van der Hispaillie, Verspaille, van de Spailden, Vanderaspoilden. Familienaam afgeleid uit de Oudfranse plaatsnaam Raspaille, Rapaill, van Romaans raspalia; hakhout, struikgewas. Ook de naam rapalje (gespuis) komt uit dezelfde bron en is best te begrijpen). De plaatsnaam komt zowel in Vlaanderen als in het Franse deel van de wereld voor. Bijvoorbeeld Raspalje in Onkerzele (Oost-Vlaanderen).

Raspe, Raspé: Middenenderlands en Oudfrans. raspe: rasp. Beroepsnaam voor een rasper of maker van raspen.

Raspiller, Rapelier, Reparlier, Raparlier, Respeliers, Respelier, Repriels, Repplier. Uit Raspaillier, Rapaillier, van plaatsnaam Raspaille, Rapaille, wat zoveel als struikgewas betekent. Deze namen zouden vondelingennamen kunnen zijn.

Raspoet. Raspoet komt uit het Middelnederlandse 'ram(p)spoet': treurige toestand, ongeluk. Een bijnaam die iemand meegekregen heeft omwille van grote tegenslag of ongeluk.

Rassaert, Rassaers, Rassart, Rassaerd, Rassard. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Raas.

Rasschaert, Rasschaerts, Rasschaerdt, Raesschaert, Raeschaert, Rascaert, Raskar, Raskart, Rascar, Rasquart, Rassckaert, Rosschaert, Ransschaert, Ranschaert. Bijnaam uit het Middelnederlandse rasschaerd, van rasch: vlug iemand, vluggerd.

Rassel, Raselle, Rasele, Rassalle, Raseau, Rasseaux, Rassauw, Rassoux. Varianten van Rossel(le)/Rousseau. Zie bij Rossel.

Rassel, van: Uit Verrassel, van Verasselt, van Verhasselt, van van der Hasselt. Plaatsnaam ter Hasselt ‘plaats waar hazelaren groeien, hazelarenbosje’. Rassel, Rassele, Rasselle, Rassallé, Rasseaux, Rasseau, Rassauw, Rassoux, Ressauw: Wel niet van de voornaam Rasse (Raas), maar variant van Rossel(le)/Rousseau met voortonige klinkerwijziging (vergelijk Risseeuw, Marcel).

Rasseneur, Rasseneux, Rasneur, Rasneux, Rancheneur, Racheneur, Resseneur, Rassemeur, Rosseneu, Rossenu, Rossenue: Afleiding van het werkwoord rachener (Frans rassembler) in de Borinage en het Rouchi. Bijnaam voor iemand die kolen raapt (op de slakkenberg).

Rassin. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Raas.

Rasson, Raçon, Racon, Rosson: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Razo: Raas.

Raster, Rasters. Duitse afleiding van de plaatsnaam Rast; rustplaats.

Rat, Rath, Raths: 1. Vadersnaam Verkort van een voornaam als Ratfried. 2. Beroepsnaam: raadsheer, raad. Vergelijk De Raet.

Ratcliff. Zie Radcliffe. Verspreide Engelse plaatsnaam: rode klip.

Ratel. Beroepsnaam van de ratelwacht, klepperman, nachtwacht, die de bevolking met een ratel waarschuwde. Vergelijk Belleman(s). Ook beroepsnaam van de klokluider, die de stadsklok luidde.

Rath, de: Wellicht: De Rat. Bijnaam naar het knaagdier, bijnaam voor een kleine handige vluggerd. Of= De Raet?

Rath, van den: Verspreide Plaatsnaam Rath: Rode (Noordrijn-Westfalen).

Rathé, Derathé, Rathe, Rattez, Rotté, Rotte, Rothé, Routé, Rottey, Rotey, Rutté: Heel waarschijnlijk variant van Rotti(e)/Rot(t)y; zie Rottiers.

Ratelband: Bijnaam voor iemand die met een band ratelt?

Ratheiser. Ontrond van Rathäuser, van Rathaus: raadhuis. Maar Rathâuser is waarschijnlijk hypercorrect voor Rothäuser, van plaatsnaam Rothaus(en). Vergelijk Raatschelders.

Ratjen, Rathke: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam, zoals Ratfried, Rathart.

Rathmes, Ratmes: Waarschijnlijk Waalse reductie van Duitse familienaam.

Ratier, Ratti, Rattier, Rathy, Raty: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rêd-hari 'raad-leger': Ratharius. Of variant van Rottier/Rotty.

Ratieuville. Plaatsnaam (Authieux-)Ratiéville (Seine-Mar.). Ook familienaam Ratieville.

Ratinckx, Ratin, Ratink, Radinck, Radink, Reding, Retinc. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse rêd-naam: Radingus, Ratingus, Rado.

Ratingen, van, Ratttinghe, Rattingen, (van): Plaatsnaam Ratingen bij Düsseldorf (Noordrijn-Westfalen).

Raton. Oudfrans raton; kleine rat. Bijnaam.

Ratmeiser. Leider van een rot, groep.

Ratte. Middelnederlands ratte; rat.

Ratz, Rats, Rätz, Ratzel: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaans naam Razo, van rêd-so, pendant van Raas.

Ratzborg. Plaatsnaam Ratzeburg (Duitsland, O.-Pruisen).

Ratzersdorfer, Ratzesdorfer. Plaatsnaam Ratzendorf, Beieren.

Rau, Rauw, de, Rau, Raue, (de) Rouw, Rauwens, Rouwen, Rouwens. Bijnaam uit het Middelnederlandse rau(w): ruw.

Rau, de, Rauw, de, Raue, (de) Rouw, Rauwens, Rouwens, Rouwen: Bijnaam. Middelnederlands rau(w): ruw, onbeschaafd. Vergelijk Rauh.

Rauwerda: Friese afleiding van de plaatsnaam Rauwerd (Friesland), Fries Raerd.

Raus, Rauws. Afleiding van Rauw.

Räuber. Rover.

Rauch, Rauck, Raucq: 1. Middenhoogduits rouch, Middennoordduits rôk: rook. Vandaar Nederduitse familienaam Roock, Rook. Beroepsnaam voor een smid. 2. Variant Van Rauh.

Raucourt, Raucoux. 1. Plaastaan in Meux (Namen) en Frankrijk (Nord, Meurthe-et-Mos., Ardeche., Vosges). 2. Variant van Rocour.

Rauh, Rauher: Bijnaam. Middenhoogduits rûch, rûhe: ruw, ruig; harig, stoppelig. Vergelijk Rauw.

Rauïs, Rauis: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rêd-wid 'raad-boom': Radioidis, Ratwis.

Raumans, Roumans, Ruymans, Ruman, Rumans: Afleiding van De Rauwe: de ruwe

Raussens, Rausens. Variant van Raessens of Waalse verschrijving voor Roos(s)ens.

Rausa, Rasa, Raza. Plaatsnaam Rausa in Amay en Ombret (Luik).

Rausch, Rauchs, Rauschen, Rausche, Rousche, Rousch: Bijnaam. Middenhoogduits, Middennoordduits rûsch: onstuimigheid, bruisende beweging. Bijnaam voor een lawaaierig mens; vergelijk Reuscher(t).

Rauscop, Ruijschop, Rouschop, Roujob, Rauschkop. Bijnaam voor een onstuimige, lawaaimaker. Vergelijk Ruysschaert, Rausch, Nederduits Dusekop. Zie ook Rascop.

Rausin, Raussin, Rawsin, Rauscent, Raucent, Raussent: Vadersnaam. Waalse afleiding op -ecin van de voornaam Raoul.

Rauter. Tiroolse vorm van Duits Reuter, van Middenhoogduits riute: rode, gerooid land of bos.

Rauwel. Vadersnaam van Raoul, Romaanse vorm van de voornaam Radolf. Zie Radoux. Vergelijk Raveau(x).

Rauwers: Beroepsnaam van de lakenruwer of-rauwer, de lakenvolder.

Ravach, Ravache, Ravèche, Ravêche: Oudfrans ravace: overstroming, stortvloed?

Ravels, Raaffels: Plaatsnaam Ravels (Provincie Antwerpen).

Rave (de), de Raeve, de Raaf, de Raef, Raeven, Raevens, Raven, Ravens, Raeves, Raaf, Raaf, Raaff. Bijnaam naar bijvoorbeeld de pikzwarte haarkleur. Of een vadersnaam uit de Germaanse voornaam hravar; Ravemar, Walrave, die een lidwoord kreeg en als vogelnaam geherinterpreteerd werd.

Raveau, Raveaux, Ravaux, Ravua, Ravaut, Ravays, Raway, Ravalau, Ravel, Raveleau, Ravelle, Raveel. Vadersnaam uit Rawel, Ravel. Dit zijn varianten van de voornaam Raoul, eventueel afleiding op –el.

Ravegeer, Ravegeers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-ger 'raaf-speer': Ravangerus.

Ravelingien, Ravelingeen, Ravelingée, Ravelenghien, Ravelengien, Ravelengee, Ravalinghien. Naam uit de plaatsnaam Raulengh(i)en in St.-Léger (Henegouwen).

Ravels, van, van Raevels: Plaatsnaam Ravels (Antwerpen).

Raven, Ravens, Raeven, Raevens, Raeves: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaans hraban-naam, zoals Walrave.

Ravenaux. Plaatsnaam Raveneaux (Saône-et-Loire).

Ravenel. 1. Plaatsnaam Ravenel (Oise). 2. Middenfrans ravenel: meikever. Bijnaam.

Ravenhorst, van. Plaatsnaam Ravenhorst in Winterswijk (Gelderland): hoog ruig nest van raven. Ook Duitse plaatsnaam Rabenhorst.

Ravensbergen: Plaatsnaam Ravensbergin Reeuwijk (Zuid-Holland).

Ravenstein, (van) Ravesteyn, (van) Ravensteyn, (van) Ravestijn, (van) Ravenstijn, (van) Ravestyn: Plaatsnaam Ravenstein in Uckerath (Noordrijn-Westfalen), Aardenburg (Zeeland) en in Noord-Brabant, Antwerpen en Vlaams-Brabant.

Ravenswaaij, van: Plaatsnaam Ravenswaai (Gelderland).

Raverdy, Reverdy: 1. Oudfrans raverdie: loof, gebladerte, groen. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Reverdy (Savoie). 3. Voltooid deelwoord van Oudfrans raverdir, Frans reverdir. Bijnaam: verjongd.

Raveschot, Raeveschot: 1. Plaatsnaam in Eeklo en Adegem (Oost-Vlaanderen). 2. Wellicht ook plaatsnaam in de buurt van Lv. (Vlaams-Brabant).

Ravesloot. Plaatsnaam Ravels: 1165 Ravenslo?

Ravet, Ravez, Ravets, Ravetz, Raveits, Raveyts, Raveydts, Ravijts, Ravyts, Ravyedts, Ravits, Ravijst, Ravyst, Revets, Rawet, Rauwet, Rawoé, Raë, Rae, Raa, Raiwet, Raiwez. 1. Vadersnaam uit de voornaam Raoul. Dit is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam, red-wulf. 1. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse ravet: mierikswortel.

Ravestein, van Ravesteijn: Plaatsnaam Ravenstein (Noord-Brabant) en in Aardenburg (Zeeland).

Ravia: Centraal-Waalse variant van Raveau, van Ravel. Vadersnaam. Rawel, Ravel, variant van de voornaam Raoul, van Germaans Radolf.

Ravignat, Ravigna, Raviar, Raviart, Raviaer, Ravias, Ravignon, Ravignot, Ravion: Vadersnaam. Afleiding op -ignard, -ignon, -ignot van voornaam, zoals Raoul (vergelijk Ravel, Ravet) of een hraban-naam (Rave-).

Ravinet. 1. Afleiding van een Germaanse hraban-naam; zie Raven(s) 1. 2. Vleivorm van de voornaam Raoul (zie Radoux).

Ravo. Wellicht spelling voor Ravau(t).

Ravyse. Oost-Vlaamse familienaam zoals Ravyts. Daarom variant ervan via metathesis Ravyst, van Ravets.

Rawart, Rawa, Rawas, Reward: Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-ward 'raad-bewaarder': Radward.

Ray, Raye. 1. Oudfrans raie: rog (visnaam). 2. Plaatsnaam Raye (Pas-de-Calais) en in Ensival (Luik).

Rayet, Rayez, Rayé, Rayée, Rayee, Raë, Rae, Raa. Vadersnaam uit Rahier. Zie daar.

Raymond, Raymont, Raymon, de Raymond, Raimondi, Raimont, Raimon, Raimond, Raimondo: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-mund 'besluit-bescherming': Regenmundus.

Rayon. Vadersnaam. Afleiding van Rahier of Romaane verbogen vorm van Germaanse korte voornaam Rado.

Reabel. Variabel: Niet geïdentifîceerde plaatsnaam (Spanje?). Variabel door assimilatie nr/r < Van Reabel.

Read-Cutting. Engels-Schotse dubbelnaam. Het read-deel (bijnaam uit het Oudengelse read: rood) verwijst naar een rode haar- of gelaatskleur. Of komt uit de Oudengelse plaatsnaam Read (dit uit het Oudengelse roegheafod: berenland of uit het Oudengelse hreod: rietland met struikgewas). Of uit de Oudengelse plaatsnaam Ried (onze Nederlandse tegenhanger is Rode): plaats waar de bomen gerooid zijn. Het cutting-deel is een vadersnaam, een knuffelvorm van Cudbeort, dat later de Germaanse naam Cuth-bert werd.

Real, Real, Réaux, Reeuws, Rial, Roial, Royal, Royaux, Royo: 1. Middenfrans real, Frans royal, Middelnederlands reael: koninklijk, royaal, mild, edel. Ook muntnaam: de reaal. Real is ook Spaans. De plaatsnaam Real (afkomstig uit het Arabisch): boerderij. 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rêd-wald 'raad-heerser': Ra(d)aldus.

Réard, Reard, Reardon, Rea, Rayard, Riard, Riat: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rêd-hard 'raad-sterk': Rathardus.

Réaux, Reeuws: Reeuws is de Waals-Vlaamse aanpassing van Réaux. 1. Plaatsnaam Réau (Seine-et-Marne), Réaux (Char.-Mar.). 2. Uit Real.

Rebeck. 1. Moedersnaam. Bijbelse voornaam Rebecca. 2. Plaatsnaam Rebecques (Pas-de-Calais).

Rebel: Middelnederlands rebel, ribel ‘weerspannig, oproerig’. Bijnaam.

Reber, Reeber. Duitse beroepsnaam van de wijnboer.

Rebere, Reberez, Rébére, Rébérez, Rebérez, Rebree, Rebre, Rêverez: Variant van Reubrez, Rubrez, vleivorm van de voornaam R(e)ubrecht, Robrecht? Of variant van Ribreu(x)?

Reberg, Rebergen, van, Reebergen, Rhebergen. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Rebholz. Duits Rebholz: druivenstok. Beroepsnaam van de wijnboer.

Rebours, Rebout: Bijnaam. Oudfrans rebors, van Latijn reburrus: met borstelig, stekelig haar; (figuurlijk) nors, bars.

Rebuffat, Rebufat, Rebuffat, variant van Rebuffe, Rebufé, Rebiffé. Bijnaam voor iemand die de neus optrekt.

Receveur. Beroepsnaam van de ontvanger, inner van belastingen, tienden.

Recht, Rech, de Regt: Middelnederlands recht: rechtvaardig, rechtschapen, braaf. Bijnaam. Vergelijk Rechtschaffen.

Rechsteiner: Afleiding van plaatsnaam Rechtenstein (Baden-Württemberg)?

Rechter, de; de Richter, Richters, Rigter, Rigters, Rigterink, Boerrigter, Rychter, de Reghter, de Regter, Regters, Riegter: Beroepsnaam van de rechter, schout, ambtman.

Rechtschaffen. Bijnaam voor een rechtschapen man.

Reck, van, van Reckt, van Drecq, van Dreck: 1. Plaatsnaam Recq (Henegouwen). Zie Derecque. 2. Zie Van (de) Reck. 3. Zie Van Reek.

Reck, van (de), van Drecq, van Dreck, Vandereck: Rek: droogrek waarop de nieuw gevolde lakens werden gehangen. Naar de woonplaats of het beroep van de rekhouder.

Reckem (van), van Reckhem, van Rechem, (van) Recken. Familienaam uit de plaatsnaam Rekkem in West-Vlaanderen.

Recker, Reckers, Reckert, Rekkers, Reker, Reekers: Vadersnaam. Variant van Rijker(s), eventueel van Ryckaert(s).

Recki. Franse familienaam Requis, Requier, van Riquier.

Reckinger. Duitse plaatsnaam Reckingen.

Reckt, van. 1. Plaatsnaam Recht, Luxemburg. 2. Zie van Reck.

Recktenwald. Plaatsnaam Rechtenwald.

Reclaire, Reclercq: Franse familienaam Régulaire: regulier geestelijke, monnik.

Recloux. Oudfrans reclus: afgesloten ruimte, kluizenaarswoning. Plaatsnaam of bijnaam voor een heremiet, eremijt.

Reconnu. Frans reconnu: herkend, (>) erkend, bekend.

Recoquiller, Recoquillion, Recoquillon. Afleiding met re- van Oudfrans coquillier: maker van mutsen (Oudfrans coquille). Bijnaam voor iemand met een muts, of die mooi gekapt is? Les cheveux frisez et recoquillez. Of Oudfrans recoquillé: die een stevige, flinke penis heeft, viriel. Oudfrans coquille: penis.

Recorbet. Bijnaam Recourbé: met gebogen rug. Vergelijk Courbet.

Recordon, Recourdon: Afleiding van Oudfrans record: herinnering, verhaal, getuige. Franse familienaam Record.

Recoulès, Recoules. Plaatsnaam (Cantal, Lozère, Aveyron).

Recour. 1. Plaatsnaam Recourt in Cortil-Wodon (Namen). 2. Variant van Rocour. 3. Zie ook Derécourt.

Recoura, Recourat. Variant van Recourat/Recurat. Plaatsnaam in onder andere Lot en Saillac.

Recouvreur. Beroepsnaam van een dekker. Vergelijk Couvreur.

Rectem. Plaatsnaam Rectum in Wierden, Overijssel.

Rector. Beroepsnaam van en rector, bestuurder, hoofd van klooster of onderwijsinstelling.

Reculé, Reculé, Reculez, Recule, Recueilez, Recolet, Recolet, Recollet, Recolle, Recollecte: Plaatsnaam. Afgelegen (reculé) plaats. Plaatsnaam Le Reculle in St-Martin-Boulogne (Pas-de-Calais). Recolet en varianten zijn latere reïnterpretaties, want de recollecten dateren pas van 1602.

Redant, Reydant, Reydams, Reydon, Rydant, Rydans, Rydams, Rijdams, Rijdant, Ridon, Ruidant, Ruydan, Ruydant, Rudan, Rudant, Rudent. Vadersnaam uit een Germaanse rid-naam zoals Ridbaldus, Ridwart. Vergelijk Ridart, Ridoux, Ridouar.

Rede, de, Deré, Dere, Derez, Derhe, Derhé: De Rede=De Gerede. Bijnaam voor iemand die altijd gereed, klaar is, bereidwillige. Vergelijk Ongereet.

Redel: Vermoedelijk Duits Redle, van (Kon)rädle, verkleinvorm van de voornaam Konrad.

Redeman, Redemans, Redemann, Redmann, Reddemann, Reddmann, Reeman, Reemans, Reman, Remans, Remand, Remande, Remant, Rémant. 1. Afleiding van het Nederduitse Rede: moeras. 2. Vadersnaam. Variant van Rademan, Raman(uit de Germaanse voornaam rad-man: raad-man).

Reder, Reeders, Redert: 1. Beroepsnaam van de bereider, bewerker van stoffen, bijvoorbeeld lakenreder. 2. Vadersnaam. Nederduitse vorm van de Germaanse voornaam rêd-hari ‘raad-sterk.

Rediers. 1. Vadersnaam Redier. Germaanse voornaam rêd-hari; zie Reder 2., Rahier. 2. Zie Rodier(s).

Rédiger, Rediger: Vadersnaam. Germaanse voornaam rêd-ger 'raad-speer': Hredgaerus.

Reding, Redig, Reddin, Redding, Reddink, Reddingius: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rêd-naam, zoals Radboud, Radbert, Ramond.

Redlich. Bijnaam. Middenhoogduits redelich: welsprekend, verstandig, rechtschapen.

Redolfi. Vadersnaam. Italiaanse Rodolfi van Germaanse vornaam Rodolf.

Redon, Redondo. Occitaans, Catalaanse bijnaam; rond.

Redouté, Redoute, Redouty, Redoté, Redotté, Redotte, Redottez, Leredotté, Leredotte: Frans redouté: gevreesd, geducht. Bijnaam.

Ree, van, van Rey, van Reye: Plaatsnaam Ree (Drenthe).

Reed. Engelse familienaam Read. Oudengels read, Engels red: rood. Bijnaam.

Reede, de; Ree, de Reet: De Rede = de Gerede. Bijnaam voor iemand die altijd gereed, klaar is, een bereidwillige.

Reede, van; van Reeden, (van) Ree, van de(r) Ree, van (de(r)) Rhee: Plaatsnaam Reede bij Den Helder (Noord-Holland), Ree in Vries (Drenthe).

Reedeker, Redeker: Nederduitse beroepsnaam, van Middennoordduits Redeker ‘radenmaker, wagenmaker’

Reedijk: Plaatsnaam Reedijk (Binnenmaas, Zuid-Holland).

Reek, van, van den Reek, van den Reeck, van Reckt, van Reck: 1. Plaatsnaam Reek in Bilzen of in Noord-Brabant. 2. Zie Van Reek.

Reekers, Rekers, Rekkers, Reckers: Vadersnaam. Reker, van Germaanse voornaam Rijker.

Reekmans, Reeckmans, Reeckmann, Reechtmans, Rechtman, Reckman, Reckmans, Reckmann, Raickmanne, Raickman: 1. Afleiding van Van den Reke, Van der Reken, Van Reek of Van Reek. 2. Vadersnaam. Afleiding van Re(c)k.

Réel, Reel, Reels, Rels, Rheel, Relens, Reeling, Reelinck, Relick, Relik: Vadersnaam Réel, van Radilo, afleiding van Germaanse rêd-naam. Vergelijk de voornaam Reelf, van Radolf, Rel, van Reilof en Friese voornaam Reeltsje.

Reems, van: Plaatsnaam Reemst in Ede (Gelderland).

Reempst, van. Plaatsnaam Riemst (Limburg) of Reemst in Ede (Gelderland).

Reen, van. Plaatsnaam in Lutkewierum (Friesland).

Reenen, van, van Rhienen: Plaatsnaam Rhenen (Utrecht).

Reeper, de, Reepere, de, Repper, Dereepere, de Reepre, Reper: Beroepsnaam van de reper, touwslager.

Reepingen, van, Reepinghen, van, van Reepinghem: Plaatsnaam Repingen in Vollezele (Vlaams-Brabant).

Reepkens, Repkes. Afleiding van Reep, Rip. Vadersnaam.

Reepmaker, Reepmakers. Beroepsnaam van de reepmaker, de reper of touwslager. Vergelijk De Reeper.

Reeren, Reerink, Reering, Reeringa, Rerren: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam  Reerdink, Rederding, Retharding, Rethart, Redert: rêd-hard 'raad-sterk'. Ook Nederduitse voornaam Reder. Friese voornaam Reer, varint van Reier. In Westfalen onder den Hoogduitse vorm Rörink, hoewel er ook aan deze zijde onzer oostelijke grenzen Reurink’ s, Rörink’ s en Rörik’ s (dit is een versletene vorm) wonen.

Rees, van: Plaatsnaam Rees in Kasterlee (Provincie Antwerpen).

Rees, (de), Reese, (de), de Rese, de Reze, Derèse, Derèze: Middelnederlands rese: reus. Bijnaam voor een reus van een kerel. Vergelijk De Reuse.

Reest, van de(r): Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van der Eest. Plaatsnaam Eest ‘ast, droogoven’ (zie van der Est). In Friesland is ees(t) ‘bijeen gelegen bouwland, es’, est kan ook een spelling zijn voor heest ‘beukenbos, struikgewas’.

Reesema,  Redersma, Redartsma, Reersema, Reersna, Redartsma, Reersema, Reesink, Reterink, Reerink, Reering, Reurink,

Rörink, Rörik, Rördts, Rierink, Reurts, enz.; vadersnaam, Germaanse naam Rese, redart, Redhart.En tevens de plaatsnamen Rederstall, een dorp in Ditmarschen; Redertshausen, een dorp by Friedbergen in Ober-Beieren, Reringhausen bij Olpe in Westfalen, Reersum (Rethardesheim) bij Norden in Oost-Friesland.

Reeter: Wellicht variant van Reiter ‘ruiter’.

Reeth, van, Reet van, van der (der) Reeth, van Reth, Verreet, Verret, Verreth, Vered, Veret, Verit: 1. Plaatsnaam Reet (Provincie Antwerpen). 2. Eventueel van Van der Reet.

Reeuwijk, van. Plaatsnaam Reeuwijk (Zuid-Holland).

Reffay, Rifay: Plaatsnaam Refail (Namen): 1211 Refai.

Refrégler, Refrégé. Bijnaam voor een kouwelijk mens.

Refuge. Plaatsnaam Refuge: toevluchtsoord. Abdijen en kloosters hadden vaak een refuge in de nabije stad.

Regan. Ierse familienaam, ook O'Regan: afstammeling van Riagàan: kleine koning.

Regeer, Regheere, Reger, Rieger, Reghers, Reggers, Réggers: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-ger 'raad-speer': Reggers en Reghers kunnen eventueel uit Regaerts verdoft zijn (zie Reingardt).

Regel, de, de Reghel, Reigel, Reygel, Reijgel. 1. Vadersnaam uit een ragin-naam. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse regele voor bijvoorbeeld iemand die heel strak op de regels let. Zich aan de regels houdt.

Regelbrugge. Plaatsnaam Regelsbrugge in Aalst (Oost-Vlaanderen).

Regeling, Reilingh: Vadersnaam. Afleiding van Regel, verkleinvorm van ragin-naam: Regilo.

Regelink, Regellinck. Vadersnaam. Afleiding van Regel.

Regemortel, van, van (den) Regenmortel, Remortel, van Remortelle, Remortele, (van) Remoortel, Remoortele, van Remoortere, van Regenmorter, van Regenmoorter, van Regemoorter, van Regenmoortel, van Regemortel, Regenmortel, Regenmortels, Regemortel, Regemortels, van Regenmorter, van Regemorte, van regenmeuter, van Regemeuter, Regenmeutter, Regemeuter, van Reguemortel, Reguemeute, Reguemente, van Remoorte, van Remoortel, van Remorte, van Remortel, van Remoortere, van Remoorter, van Remooretere, van Regemortel: Plaatsnaam Regenmortel ‘drassige grond als grensscheiding’. Plaatsnaam in Kontich, Reet (Provincie Antwerpen) en bij Helvoort (Noord-Brabant).

Régent, Regent. Middelnederlands régent: bestuurder, prelaat. Bijnaam, beroepsnaam.

Regenwettr, Regenvetter. Bijnaam; regenweer.

Regge, de. Reïnterpretatie van Der(h)egge, van Van der Heggen.

Regina. 1. Moederrsnaam. Latijnse heiligennaam Regina 'koningin'. Ook vrouwelijk van Germaanse ragin-naam: Ragina.2. Variant van Reginard, Regnard = Reinaert.

Régine, Regien. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Regina.

Reginster. Plaatsnaam in Louveigné (Luik).

Régis. Afleiding van Latijn rex; koning.

Regoort: Waarschijnlijk door dialectische uitspraak uit Regaert, van Reingard. Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-gard ‘raad-gaard’: Raingardis.

Reguème, Reghem, Reghem: Vadersnaam. Germanse voornaam rîk-helm 'machtig-helm': Richelmus, Riquelmus.

Regt, (de): Spelling voor de Recht. Bijnaam. Middelnederlands recht ‘rechtvaardig, rechtschapen, braaf’.

Regtop, Rechtop, Zijtregtop, Regtuit, Oprecht, Aufrecht. Bijnaam, als naar de rechtopgaande gestalte.

Reh, Reeh, Rehe. Duitse bijnaam Reh; ree.

Rehfeldt, Réfeld: Duitse plaatsnaam Reh(e)feld.

Rehlinger. Duitse plaatsnaam Rehlingen.

Rehman, Rehmann, Rehermann, Rehema: Vadersnaam Rei(n)marm, afleiding van ragin-naam.

Rehorst. Plaatsnaam Re-horst; ree-bosje.

Reiber, Reyper: Beroepsnaam. middenhoogduits rîber: badknecht, (van pej) boef.

Reich, Reiche, Reichen, Reisch: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Korte vorm van rîk-naam. Vergelijk Ryk. 2. Bijnaam voor een rijke. Vergelijk De Rijk.

Reichard, Reichart, Reichart, Reichartz, Reichertz, Reicher, Riechers, Riechers, Riechers: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Rijkaard, Richard.

Reichel, Reichelt, Reichl, Reischl, Richil, Richl, Richel: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse rîk-naam. Vergelijk Reichlin(g). 2. Germaanse voornaam Reichwald

Reichenbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Reichenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Reicher, Riechers: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Rijker; zie Rijkers. Of van Reichert.

Reichler, Reychler: Vadersnaam. Afleiding van Reichel(t).

Reichlin, Reichling, Raychlin: Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse rîk-naam. Vergelijk Ryckelynck.

Reichman, Reichmann, Rejchman, Richmann, Richtmann, Richtman: Duitse pendant van de familienaam Rijkman(s).

Reicksmann: Duits Reichmann, pendant van Rijkman, Germaanse voornaam rîk-man: Ricmannus, Richman.

Reidanus. Latinisering van Reid (zie Reith 2.); vergelijk Reidinga, Reijding.

Reidemeister, Reymester: Beroepsnaam van de ritmeester.

Reiden, van der: Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van der Heiden.

Reif, Reiff, Reeff, Réeff, Reff: 1. Vadersnaam. Korte vorm voor Reifin, vleivorm van Germaanse voornaam Renvard, Reinveerd, Raginfrid. 2. Duitse familienaam Reif(f ) van Rîfo, van Germaanse voornaam Rîchfrit. Zie Ryf. 3. Duitse familienaam Reif(f) kan ook een beroepsnaam zijn voor een kuiper (naar de hoepel) of huisnaam.

Reifenberg. Plaatsnaam, Beieren, Rijnland-Palts.

Reiffer, Reiffers, Reffers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Rifarius, Riferius, Ripherus.

Reifferscheidt: Plaatsnaam Reifferscheid (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts)
Reigel, Reigil: Vadersnaam. Verkleinvorm van ragin-naam: Regilo.

Reiger, de; de Reijger, de Rijger, de Reijer: Bijnaam naar de waadvogel, de reiger. Voor iemand met lange hals of spillebenen.

Reiher. Bijnaam. Duits Reiher: reiger. Vergelijk De Reygher(e), Reiger.

Reijendam, van. Plaatsnaam Reidam in Oostkamp, West-Vlaanderen.

Reijten, van. Wellicht variant van Van Reydt.

Reilhof. Vadersnaam. Germaanse voornaam Reilof; ragin-wulf.

Reiling. Duitse plaatsnaam Reilingen.

Reilly. Plaatsnaam (Oise). Of variant van Rely?

Reim, Reym, Reijm, Reims, Rem, Rym, Rymen, Rijm, Rijmen, Reime, Reymen, Ruymen, Ruijmen. 1. Vadersnaam uit Ryme, Rim(m)o: knuffelvorm van de Germaanse voornaam Rikmar. 2. Vadersnaam, verkorte vorm van Reimaar, Reimboud of Rembert. 3. Vadersnaam of moedersnaam, knuffelvorm van de voornaam Remigius, Remigia. Vergelijk afleiding Reimkens in Limburg.

Reiman, Renema, Reneman: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-man ‘raad-man’.

Reimer, Rajmer. Duitse vadersnaam. Zie Reimers.

Reimer, Reimers, Reymer, Reymers, Remer, Rémer, Reemers, Remmers, Remmersma, Remmersna: Vadersnaam. Germaanse voornaam Reginmar, ragin-mêr 'raad-beroemd': Ra(g)inmar, Regemarus.

Reimeringer, Reimerink. Plaatsnaam Reimering, Beieren.

Reimersdal, Reimersdahl, (van) Reymersdael, (van) Rijmersdael, (van) Rymersdael, van Ruymersdael: Plaatsnaam Remersdaal (Limburg).

Reimerswaal, van, (van) Remmerswaal, Remmerzwaan, Rimmelzwaan, de Rommerswaele: Plaatsnaam Reimerswaal, in 1530-1552 verdronken stad op Tolen (Zeeland).

Reimet, Remits: Vadersnaam. Limburgse vormen van Germaanse voornaam Reimboud, Reinboud, via Reimots.

Rein, Reyne, Reynen, Reynens, Reijnen, Reijn, Rijnen, Reine, Renn, Rennen, Renne, Reyns, Reyn, Reijns, Reins, Rens, Reens, Rents, Rins, Ryns: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse ragin-naam, zoals Reinaert, Reiner.

Reinaer, Reinaers, Reinarz, Eeinartz, Reynaers, Reijnaers, Renar, Renaer, Renaers, Renaeers, Reenaers: Vadersnaam. Theoretisch de Germaanse voornaam Reinaar: ragin-hari, ‘raad-sterk’: Reg(e)nardus, Raginhardus, Rainardus.

Reinaert, Reinard, Reinart, Reinards, Reinarts, Reinarz, Reinartz, Reinaerts, Reinertz, Reinerz, Reinaer, Reinaers, Reinaerst, Reinard, Reinardt, Reinhart, Reinharz, Reinha, Reinhas, Rheinhard, Reynaarts, Reynaert, Reynaerts, Reynaertz, Reynertz, Reynersz, Reynaers, Reynardts, Reynards, Reynartz, Reyna, Reijnaert, Reijnaerts, Reijnaers, Rynaerts, Rynaert, Rijnaerts, Rijnart, Rinnaert, Renard, Renar, Renart, Renarts, Renaert, Renaerts, Renaers, Renaer, Renardy, Renardie, Lerenard, Rénaers, Renaeers, Reenaerts, Reenaers, Renna, Reneert, Renert, Rennerts, Rennertz, Renerte, Renert, Rénerte, Rénert, Rinert, Regnard, Regnart, Raynard, Roynard: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-hard: 'raad-sterk': Reg(e)nardus, Raginhardus, Rainardus. In de roman 'Van den vos Reinaerde' kreeg de vos zoals de andere Middelnederlandse dieren een mansnaam. In het Frans taalgebied was de 'Roman du renard' zo populair, dat de eigennaam renard soortnaam werd voor de vos en het oude woord goupil (van Latijn. Vulpicellus; vosje) verdrong. Zie ook Reinaer(s).

Reinbout, Reinbold, Reinboit, Reinbot, Reinbothe, Reymbouts, Reymbaut, Regibaut, Regibaux, Regibeau, Regibo, Regibot, Régibot, Rigebo, Résibeau, Résibois, Resibois, Resboux, Rimbold, Rimbout, Rimbaut, Rimbaud, Rimbaet, Rimbeau, Rimbeaux, Rimbauw, Rembouts, Rembaut, Rembaud, Rembaux, Rembold, Raimbaud, Raimbault, Rainbeaux, Reynebeau, Rennebo, Reeneboog, Renneboogh: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-balth ‘raad-moedig’: Raginbold, Rainbold, Reinboldus, Rembaldus. Vergelijk Rambout 2.

Reindel. Vadersnaam. Oudhoogduitse afleiding van Germaanse ragin-naam.

Reinders, Reijnders, Rijnders, Rinders, Rynders: Vadersnaam. Met epenthetische d(vergelijk donder < donre) uit Reiners. Germaanse voornaam ragin-hari‘raad-leger’: Raginhari, Reginarius, Reiner(us).

Reinecke, Reineke, Reinike, Reinicke, Rijneke, Rijnek, Rynek, Rynik, Rennecke, Renique: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van ragin-naam; zie Renkin.

Reiner, Reiners, Reinertz, Reinehr, Reyners, Reyner, Reijners, Reijner, Regener, Reinehr, Renner, Reeners, Reners, Rener, Renerius, Reinders, Reynders, Reijnders, Rijnders, Rynders, Rinders, Rinder, Renders, Rainier, Raignier, Reignier, Reigner, Reygnier, Regniers, Regnier, Regner, Regniez, Regnez, Regny, Reyniers, Reynier, Reijniers, Rijniers, Ryniers, Rynier, Reinier, Reynheere, Rniers, Renier, Renière, Reniere, Rayner, Regnery, Renery, Renieris: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-hari 'raad-leger'. Raginhari, Reginarius, Reiner(us). Rainier/Renier is de Romaanse vorm. 2. Soms verward met Reinaard. Renard uit Renier; Renier uit Reinhart; of met Reinoud.

Reinesch, Reinis, Reinisch, Reinitz: Vadersnaam. Silezisch-Saksische afleiding van Germaanse ragin-naam.

Reingardt, Ryngaert, Rynharz, Ringaert, Ringard, Rygaerts, Rygaert, Rijgaert, Rigaert, Rigart, Rigats, Rigas, Reigardt, Reygaerdts, Reygaerd, Reygaert, Reygaerts, Reygaers, Reijgaerts, Reghert, Regaerd, Regaert, Regard, Réga, Regat, Rega, Riega, Rièga, Riga, Ruga: Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-gard 'raad-gaard': Raingardis.

Reiniger, Reinigert: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-gêr ‘raad-speer’: Regingerus, Regenger, Reingerus.

Reininger. Plaatsnaam Reiningen. Noordrijn-Westfalen.

Reinoud, Reinouds, Reinaut, Reinhoud, Reinholt, Reinholz, Reinaud, Reynouds, Reynoudt, Reynot, Reynaud, Reynolts, Reynhout, Reijnhoudt, Rijnhout, Rynwalt, Rijnwalt, Renoudts, Renout, Renoult, Renout, Renauld, Renaud, Renault, Renaud, Renau, Renaut, Renault, Reneau, Reneaux, Renau, Renaux, Reono, Renosz, Rennauld, Rennaux, Renneau, Renneaux, Rainaud, Rainaut, Rainaux, Raineau, Raynaud, Raynal, Raynel, Reynal, Regnaud, Regnault, Regno, Regnoult, Raigneau, Royneau, Rainhold, Rainhol, Rainhaldi, Reginaldi, Reginaud, De Renau. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ragin-wald; raad-heerser. Raginald, Reinold, Reinoldus

Reinsdorf, Reinsdorff. Duitse plaatsnaam Reinsdorf.

Reis, Reys, Reijs, Rys, Rijs, Reisen, Reysen, Reysens, Reyses, Reyzen, Ryssen, Ryssens. 1. Vadersnaam uit een Germaanse Ragin-naam. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Riso. Zie Rys. 3. Verkorte vorm van Laureys. Zie Laurentius.

Reidinga, Reitinga, Reiding, Reidsma, Reits, Friese vadersnaam Reits.

Reitsma, Reitsema, Reitzema, Retsema: Friese afleiding van de plaatsnaam Reitsum in Ferwerderadeel (Friesland).

Rejack: Franse familienaam Riac, van plaatsnaam Riac in Marseillan (Hérault).

Reijonen. Familienaam uit de plaatsnaam Raijonen in Finland.

Reisdorf, Reisdorff. Duitse plaatsnaam als in Beieren.

Reisen. Duitse plaatsnaam als in Beieren.

Reiser, Reisser, Reyser, Raiser, Raizer, Raizair, Reitzer, Reizer, Reser, Réser, Rezer, Rêzer, Risser: Middenhoogduits reisaere: soldaat, krijger, huurling.

Reisgen, Reisgies, Reiske. Afleiding van Reis, vergelijk Reyskens.

Reisinger, Reisiger, Riesinger: Verspreide plaatsnaam Reising(en), Reisig: struikgewas, rijshout.

Reismann, Reitzmann, Roizman: Beroepsnaam. Middenhoogduits reisman: krijger, huurling. Vergelijk Reiser.

Reisner, Reisener, Rajzner, Rejzner, Risner: Afleiding van Middenhoogduits reisen: te velde trekken. Beroepsnaam van soldenier, krijger. Vergelijk Reiser.

Reisse, Reiss, Reisz, Reitz, Rais, Raïs, Raïss, Rajz: 1. Vadersnaam. Joodse familienaam Reis(s) van Zacharias. 2. Vadersnaam van Ragizo, Regizo, afleiding van ragin-naam. Zie Reis 1.

Reiter, Reiters, Reitter, Reytter, Reyter, de Reytere, de Ryter: 1. Middelnederlands reiter: werkman die sloten schoonmaakt, ze zuivert van kroos en waterplanten. 2. Duitse familienaam Reiter: de Ruiter.

Reith, Raydt, Reidt, Reid: 1. Plaatsnaam Rheidt (Noordrijn-Westfalen, Reitdiep, water in Groningen). 2. Vadersnaam Reid, Reit. Friese voornaam.

Rek, Reck, Recq, Rekk, Rekx, Rex: Vadersnaam. Germaanse voornaam Recco. Of korte vorm van een rîk-naam; vergelijk Rekkers.

Reken, van der. 1. Plaatsnaam de Reke in Krombeke en Wervik (West-Vlaanderen). 2. Spelling voor Vander Eeke(n).

Rekeneire, de. Beroepsnaam van de rekenaar, die de rekeningen maakt.

Rekinger. Plaatsnaam Reckingen, Duitsland.

Rekom, van, van Rekum, Rekoms: Plaatsnaam Rekem (Limburg). Vergelijk Raikem.

Releghen, van, Relegen, van, Relecom, Relekom. Familienaam uit de plaatsnaam Relegem (Vlaams-Brabant) waar het kasteel van de heren van Relegom stond. Er is ook een gelijknamige plaats in Zemst (Vlaams-Brabant).

Rellemaekers. Onduidelijk. Verhaspeling van Reymaekers?

Relmont. Waarschijnlijk Remont met epenthetische 1.

Rem: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse voornaam, zoals Reimaar, Reimboud, Reimbrecht/Rembert/Remmert.

Remacle, Remacly, Remark, Remak, Remarque, Remaque, Durmarque: Vadersnaam. Keltische heiligennaam Remaclus. De H. Remaclus was bisschop van Mtr. en werd vooral aan de Nederrijn vereerd.

Rembert, Remberg, Rimbert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ragin-berht; raad-schitterend.

Rembry, Rembrij, Remmerique, Remmericq, Remericq, Rebry, Rebrij, Remmery, Remery, Remerij, Remerie, Remory, Remorij, Remorie, Remoriet. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hraban-rîk ‘raaf-machtig’: Rabanrih, Ramerich, Ramericus. De oudste vorm doet evenwel meer aan een ragin-naam denken.

Remeeus: Vadersnaam. Variant van Remeis uit de heiligennaam Remigius.

Remels, Remmel, Remmele, Remmelink. Vadersnaam uit Ramilo, een knuffelvorm van een Germaanse hraban-naam. Ramilo of van Rembert, Remboud.

Remendaer, Remanda, Remandas: Vadersnaam van Raimondard, afleiding van Raimond. Vergelijk Raymondias, Ramondou.

Remfert, Renfer: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-frith 'raad-vrede': Reginfrid, Remfredus.

Remi, Remy, Rémy, Rimy, Riemis, Remie, Remis, Remisz, Remits, Remeijsen, Remijsen, Remeysen, Remysen, Rameysen, Rameyssen, Rameijsen, Ramijsen, Ramysen, Remes, Remès, Remee, Remée, Remé, Rimez, Rimette, Rimetz. Vadersnaam uit de heiligennaam Remigius, patroonheilige van Reims. Zijn feest op 1 oktober in Keulen heette Sintermeisdag, van Sint-Remeis-dag.

Remias. Vadersnaam Remiard, afleiding van de voornaam Rémi.

Remiche, Rémiche: Duitse plaatsnaam Remich.

Remiens, Remience, Deremiens, Deremience, Deremince, Dermience, Dermiens, Dermien, Dermiemce: Plaatsnaam Remience in Morhet (Luxemburg).

Remijn, Remijnse. Oost-Vlaamse familienaam waarschijnlijk van Romijn.

Remilly, Remili: Plaatsnaam Remilly (Pas-de-Calais, Ardeche).

Remion, Remiot, Rémion, Remiton: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Rémi.

Remkes. Vadersnaam, Nederduitse afleiding van de Germaanse voornaam Rembert; ragin-berth.

Remmé: Vermoedelijk een afwijkende spelling voor Remy.

Remmen, van. Misschien van Remen = Middelnederlands Riemen, dat is Reims (Marne): Remis. Of hypercorrect voor Veremme?

Remmerden, van: Plaatsnaam Remmerden in Rhenen (Utrecht).

Remmerswaal: Plaatsnaam Reimerswaal, in 1530-1552 verdronken stad op Tholen (Zeeland).

Remy: Vadersnaam. Romaans vorm Remi/Remy van de heiligennaam Remigius.

Remortel, Remoortel, Remoortele, Remortel, Remortele, van, van Remoorter, Remoortere, van Remooretere. 1. Zie Regenmortel van. 2. Naam uit de plaatsnaam Rietmoorter: drassige grond met riet (Waasland).

Rémond, Rémon, Rémont, Remond, Remont, Remon: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Reimond. Zie Raymond.

Remouchamps, Deremouchamps, Dermouchamps, Dernouchamps: Plaatsnaam Remouchamps (Luik).

Rems. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse naam als Rembert, Remboud.

Remy, Remi, Remie: 1. Plaatsnaam Remy (Pas-de-Calais, Oise), Remy = Remies (Aisne). 2. Zie Rémi.

Ren, de. Reïnterpretatieve spelling van Deren? Of spelling voor Derenne?

Renalda, Ringnalda: Vadersnaam. Variant van Reinalda, Friese afleiding van de Germaanse voornaam Reinald, Reinoud; zie Reijnoudt.

Renant. Bretonse doopnaam Ronan, van Ierse oorsprong.

Renap. Vondelingennaam, geen verklaring gevonden. 1783 Renap Mauritius, gevonden te Brussel.

Renardeau, Renardias, Renardie. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Renard.

Renaudin, Renaudineau, Renodeyn, Renodeijn, Renaldin, Renodeijn. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Renaud.

Renaville. Plaatsnaam in Comblain-au-Pont (Luik).

Rendu. 1. Oudfrans rendu: monnik. 2. Vadersnaam van Randoux? 3. Plaatsnaam Rendeux (Luxemburg)?

Reneerkens, Renerken, Renericken, Renierkens, Renirkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Reiner.

Renelde, Renel, Renell. Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-hild 'raad-strijd'. Reinelt.

Renen, van; van Reenen, Rheenen: Plaatsnaam Rhenen (Utrecht).

Renesse, (van), Renes, (van), van Rennes, de Renesse: Plaatsnaam Renesse (Schouwen-Duiveland, Zeeland).  Renes in Lopik, boerderijnaam in Scherpenzeel.

Renette, Rennette, Roynette: 1. Moedersnaam. Afleiding van ragin-naam; vergelijk Ragnet. 2. Zie De Ren(n)ette.

Rengelink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Reinger.

Rengen, van, van Raingen, Verrengen, Verenghen: Plaatsnaam Rengen in Vertrijk (Vlaams-Brabant).

Rengissart. Plaatsnaam in Horion-Hozémont (Luik).

Renglet, Renglé, Ranglé, Ringlet, Ringelé: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Reingod of Reingard.

Renier, Reniers, Reijniers, Reijnierse: Vadersnaam. Renier, Rainier is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Reiner; zie Reinders.

Renkema: Friese afleiding van de plaatsnaam Renkum (Gelderland).

Rengruber, Reingraber: Plaatsnaam Reingrub (Beieren).

Renguet, Ranguet, Ranguin, Ringuet: Waarschijnlijk variant van Renquet, Renquin.

Renkin, Renken, Renckens, Renkens, Reinkin, Reinke, Reinken, Reinkens, Reinquin, Rinke, Rinken, Rinkema, Rinken, Rinnema, Renninghoff, Renning in Engeland, Renkema,  Rentjema, Rintjema, Rintjes, Rinkens, Rinkes, Rinkin, Rinckins, Rienckens, Rienkens, Riemkens, Rengke, Reynckens, Reynkens, Reijnkens, Rijnkens, Rijnkels, Rynkens, Renquin, Ranquin, Rankin, Rainkin, Reintjens, Reintjes, Reintges, Reyntjens, Reyntiens, Reyntens, Reijntjens, Reyngens, Rentiëns, Rentien, Rentiens, Rentgens, Ryntjens.Vadersnaam afgeleid uit Reinaard, Reinoud, Friese Rinke, van Rinne, Renno.

Renko: Vadersnaam. Door assimilatie mk > nk uit Remco, Remko, Friese afleiding van de voornaam Remme; zie Rem.

Renne, van, Verhenne, Verenne, Verennes, Vérenne. Familienaam uit de plaatsnaam Renne: waterloop, kanaal, goot. Vergelijk Duits Rinne.

Rennebo, Renneboog, Renneboogh: 1. Vadersnaam Rennebo is een verschrijving voor Reynebeau (zie Reinbout). Renneboogh is een reïnterpretatie. 2. Niet uit te sluiten is Renneboog(h) van Regenboog. Vergelijk Duits Regenbogen, een huisnaam.

Rennenberg, Reinenbergh: Plaatsnaam Renneberg in Erps-Kwerps (Vlaams-Brabant) of in Linz (Rijnland-Palts).

Renneson, Rennesson, Renneçon, Renchon, Renson, Remson, Ranson, Rançon, Rantson, Ronson, Rainson, Reinson, Rainchon, Rinchon, Rinçon, Rincon. Vadersnaam, Waalse knuffelvorm van een ragin-naam zoals Reinaard.

Renni, Rennie, Rennies, Renis, Renyes: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ragin-naam. Vergelijk Engels Rainey, Rennie, Renny.

Rennuit, Rennuy, Renoy, Reynwit. Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-wid 'raad-boom': Ragnoidis, Rainuis, Renuis, Rainois.

Renollet. Vadersnaam. Afleiding van Renoult.

Renon, Renom. Vadersnaam. Verbogen vorm van Germaanse voornaam Regino, Raino.

Renotte, Renootte, Renotto Renottoz, Rennotte, Rhenotte, Rhénotte, Rhainotte, Rainotte, Reinotte: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van ragin-naam, zoals Renard.

Renouf, Renou, Renoult, Renoux, Renous, Regnoult: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ragin-wulf'raad-wolf: Reginolf, Rainulfus, Renulfus.

Renoupré, Renouprez. Plaatsnaam Renoupré in Thimister, Andrimont en Charneux (Luik).

Renoussin. Afleiding van Renous.

Renquet, Ramquet, Ranquet, Reinquet, Rinquet: Vadersnaam. Afleiding van Renier, Renard of Renaud.

Rensberg, van, Rensbergen, van, van Rensberghen, Van Rensenberg, Rensburg, Reynsbergen, Rhynsbergen, Rinsbergh, Rinsberghe, Rinschbergh, Rinsbourg, Rhijnsburger. Berg- en Burg-namen werden vaak verward. Naam uit mogelijk Rensberg, Vollezele (Vlaams-Brabant) Rijnsburg (Zuid-Holland) en Rijsbergen (Noord-Brabant). Zie ook Rhijnsburger.

Rensen, Remsem, Rensing, Rens, van, Renssen, Renz, renzen, Reijns, Reyns, Rense, Rensink, Rentzing: Vadersnaam. Verbogen vorm en afleiding Van Reinzo, afleiding van een ragin-naam, zoals Reinaard.

Renshof, Renshofer: Plaatsnaam Reinshof (Nedersaksen).

Rensonnet, Ransonnet: Vadersnaam. Afleiding van Renson; zie Renneson.

Rentergem, (van) van Renterghem, Renterghen, van Reterghem: Plaatsnaam Rentergem in Landegem (Oost-Vlaanderen).

Renteurs. Variant van Rentiers, met ander suffix.

Rentiëns, Rentien, Rentiens, Rentgens: 1. Rentjen, afleiding van Middenenderlands rente. Beroepsnaam van een rentmeester of renteheffer. 2. Zie. Renkin.

Rentier, Rentiers, Renty: Frans Rentier ‘betaler of inner van rente, rentmeester’.

Renting, Rentink: Vadersnaam. Afleiding van Reinaard.

Rentmeester, Rentmeesters, Rentmeister: Beroepsnaam van de rentmeester, ontvanger, die renten en inkomsten beheert.

Rentrop. Plaatsnaam Rentrop (Noordrijn-Westfalen) of Rentrup (Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen).

Renville. 1. Plaatsnaam Ronville in Atrecht. 2. Zie De Ren(n)eville.

Renward, Renwar, Renwart, Renwaer, Renwa, Renvart, Renuard, Renuart, Renua, Renouard, Renoird, Renoirde, Renoirt, Renoirte, Renoitre, Renoire, Renoir, Rennoire, Rennoir, Rainoir: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-ward 'raad-bewaarder': Rainuardus. Vaak verward met Renard of Renier.

Renynghe, van. Plaatsnaam Reninge (West-Vlaanderen).

Réoprez, Réomprez, Reoprez, Reomprez, Réonprez: Wel een variant van plaatsnaam Renouprez, ook Renomprez (Luxemburg).

Reparon: Wellicht door r-anticipatie uit Frans Éperon ‘spoor’, Oudfrans esperon. Beroepsbijnaam van de sporenmaker.

Repoussez. Bijnaam Repoussé: verstoten?

Repe, van de; (van de(r) Reepe, Reep: Plaatsnaam. Middelnederlands reep, repe ‘strook, strook land (langs waterloop), streek’.

Repkes, Repko: Vadersnaam. Reepkens, verkleinvorm van Rip, Reep, Germaans bakervorm Ripo, van Rijbrecht of Rijboud. Repko is Fries.

Reppelen, van, Vanreppelen. Naam uit de plaatsnaam Reppel (Limburg) of in Molenstede (Vlaams-Brabant).

Republieke. Waarschijnlijk een politiek geïnspireerde vondelingnaam.

Requieron. Vadersnaam. Afleiding van Requier, Riquier.

Requigny. Plaatsnaam Requignies in Courcelles (Henegouwen).

Requillet, Requillez, Requillé, Requillier, Requillé, Requillez, Réquillez: Familienaam in Luik en Limburg, net als Reculé. Waarschijnlijk variant. van Reculé. 1715 Guil. Riquelez, Wezet. De laatste vorm suggereert Riquelet =Richelet.

Requin. Vadersnaam Riquin, vleivorm van Germaanse rîk-naam.

Resch. Duitse bijnaam. Middenhoogduits resch: ras, snel, behendig.

Reschké, Resca, Reszke, Reske, Reszka: Oost-Duitse Slavische familienaam Reschké. Slavische vadersnaam Reschek, Reschka, wellicht = Raschke, van Ratislav of Radomir.

Résimont, Rézimont, Régimont, Regimont, Resmond: Plaatsnaam in Evelette (Namen).

Resing, Resink, Reesink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Raas, Rees.

Rees, van Res, Reese, Ree, Reefs, zie vorige. Plaatsnaam Rees, Noordrijn-Westfalen.

Respout, Rispaud. Uit Rispail, Respeel; zie Rapaille?

Respelleux, Respeleux, Respilleux, Respillieux, Respilieux: Beroepsnaam. Waals rèspèleû: mandenmaker.

Respen, Respes, Respens, Rispens: Afleiding van Raspe?

Resseghem, van, van Risseghem, (van) Rysseghem, Ryssegem, (van) Rijsseghem, Rijssegem, van Rijzeghem, van Rijzeghem, van Ryzeghem. Familienaam uit de plaatsnaam Ressegem (Oost-Vlaanderen). De vormen met ij/y kunnen op Van Rysingen teruggaan.

Ressencourt. Plaatsnaam Ressancourt (Eure).

Ressort. Wellicht spelling voor dialect uitspraak van Ryssaert.

Rest, de. Verkort van Van der Rest.

Resteau, Restiau, Restiaux, Restieau, Restiaeux, Deresteau, de Restaux, Ristiau, Derestiat, Derestia, Rétaux, Rettau, Reta, Ratelle, Ratel, Rattel, Rateaux, Rateau, Ratta, Rata, Ratiau, Rattay: Oudfrans rastel, restel, Frans râteau: hark. Beroepsnaam. Vergelijk Rakels.

Resteigne. Plaatsnaam. Namen.

Restiaen, Restiaens. Oost-Vlaamse aanpassing van Restiau, Henegouwen.

Retelet, Rettelet: Afleiding van Oudfrans restel. Zie Resteau.

Reterre. Waalse aanpasing van Reiter of Reuter.

Rethaber. Frequente Oudhogduits boerennaam Ret(t)haber: Rotwildhaber: raaigras (zonder baard).

Rethy, van, van Rethij, Réti, Derethy: 1. Plaatsnaam Retie (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Réty (Pas-de-Calais).

Réti, Rétif, Retif. Bijnaam. Oudfrans restif, Frans rétif: stijfhoofdig, koppig.

Retoré. Oudfrans restoré: plaatsvervanger.

Retour, Retourné, Retoure: Bijnaam voor iemand die terugkeert. Vergelijk Revenu.

Retro, Rétro: Waals rétro: uithoek?

Retsin, Ritsen, Ritzen, Risteyn, Restin: Vadersnaam. Middelnederlands Ritsin, vleivorm van de voornaam Richard of Richier. De ts is te verklaren uit het Picardisch.

Rettel. Vadersnaam. Duits Rethel, Rettele, van Ratilo, afleiding van Germaanse rêd-naam.

Rettig: Duitse bijnaam Rettich ‘rammenas, radijs’, van Middelhoogduits retich, van Latijnse radix‘ wortel’.

Retz. Vadersnaam. Duitse vorm van Razo, Rezo. Vergelijk Raas.

Retzlaff, Retslaff: Vadersnaam. Slavische voornaam Radoslaw.

Reu, de: Bijnaam. 1. Middelnederlands Reude ‘sterke hond, bloedhond, reu, booswicht’. 2. Zie Dereu.

Reubsaets. Nederduits Rowesaat, Duits Rübensaat: raapzaad. Bijnaam.

Reuchamps. Plaatsnaam.

Reudink. Vadersnaam van een hrôth-naam, bijvoorbeeld Robrecht.

Reufels. Voornaam Ruifel, afleiding van Roef=Roelof.

Reuhman: Reuman, van Roman, de voornaam Romanus? Of Duits Reumann, van Reimann, van Reinmann?

Reuleaux, Reuliaux, Reullieaux, Reulliaux, Reullaux, Reuilleaux: 1. Plaatsnaam Reuleau in Natoye, Sovet (Namen). 2. Zie Rouleau(x).

Reuling: Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Roeling, afleiding van Roel.

Reumond, Reumont, 1. Naam uit de plaatsnaam Reumont (Nord) en in Thuillies (Henegouwen), 2. Of uit de plaatsnaam Reumont in Malonne (Namen).

Reunbroeck, Reunbrouck. De stamvader is Josephus Reunbroek, ca. 1763 in Glogau (Silezië) geboren, die zich in Nieuwpoort vestigde.

Reuneker: Vervorming van Renique?

Reunes, Reunis: Vadersnaam. Gepalataliseerde vorm van Roons, Roens, afleiding van Jeroen, heiligennaam Hiëronymus.

Reupers, Ruypers, Ruijpers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ruppert, Robert of gerond uit Rypers.

Reurink: Vadersnaam. Afgeleid van een Germaanse voornaam, zoals Roderik.

Reus, (de), Reuse, Reusen, de Reuze, Reusen, de Reuser: Bijnaam voor een reus, iemand met grote gestalte.

Reusel, van: Plaatsnaam Reusel (Noord-Brabant).

Reus, Reusen, Reusink, Ruesink, Ruessink, Roesink: Vadersnaam. Afgeleid van de Germaanse voornaam Raas of uit hrôth-so. Zie ook (de) Reus.

Reusch, Reusche. 1. Plaatsnaam Reusch, Rûsch, Middenhoogduits rusch: plaats waar biezen groeien. 2. Variant van Rausch.

Reuscher, Reuschert, Reuchert: Bijnaam. Duitse variant van Rauscher(t): luidruchtig mens, opgewonden bruuske kerel. Idem als Ruyschaert.

Reuselmans, Rezelman. 1. Beroepsbijnaam voor de reuzelmaker of -verkoper. 2. Variant van Van Reuzel. Zie bij Reuzel.

Reuskens. 1. Afleiding van reus. 2. Dialect variant van Raaskens, zie Raskin.

Reuten: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rutger of een andere hrôth-naam.

Reuter, Reuters, Reuther, Rheuter, Rojter: 1. Beroepsnaam. Middenhoogduits riutxre: rooier, die land vruchtbaar maakt. 2. Duits Reiter: ruiter.

Reuth, van. Plaatsnaam, Baarle-Nassau, Noord-Brabant.

Reuvekamp, Reuvecampm, Ruevekamp, Ruivenkamp, Rövekamp. Plaatsnaam, als Bij Gorssel, Eibergen.

Reuveni. Plaatsnaam Revigny, Meuse, Jura.

Reuver, de; Reuvers: Gepalataliseerde variant van de Roover.

Reuzel, van, van Reusel. Familienaam uit de plaatsnaam Reuzel (Noord-Brabant).

Réveil, Reveil. Wellicht van Revel of Rivail. Of plaatsnaam Réville (Manche, Meuse)?

Réveillon, Revellion, Revillion, Revillon: Plaatsnaam Réveillon (Eure-et-Loir, Marne, Orne) of Révillon (Oise).

Revel, Rivel, Raveel, Revaux, Reuviaux: Oudfrans rivel, revel: rebellie, révolte, geweld; vreugde, plezier. Revel 'plezier' was een vaak voorkomende naam van kastelen, bijvoorbeeld Reveau in Chapelle-à-Oie (Henegouwen): Bijnaam. Zie ook Derveaux.

Révélant, Revéland: Bijnaam. Oudfrans révélant: vrolijk, blij. Vergelijk Révelard.

Révelard, Révelart, Revelard, Revelart, Reveillard, Renvillard, Revilla, Reveraert, Revera, Rovillard: 1. Afleiding van Oudfrans révéler: zich aan uitbundige vreugde overgeven, uitgelaten zijn. Zie Revel. Bijnaam. 2. Plaatsnaam in de buurt van Estaimpuis en Evregnies (Henegouwen).

Revenberg: Wellicht de plaatsnaam Reifenberg (Beieren, Hessen, Rijnland-Palts)
Revenu. Bijnaam voor iemand die teruggekeerd is. Vergelijk Retour.

Revers, Revert, Revier, Reviers, Ravers, Ravert, Ravier, Rivers: Oudfrans revers: omgekeerd, tegendraads, weerbarstig. Bijnaam. Vergelijk Reversé.

Reversé, Réversé, Reverse, Revercé, Reverez, Renversé, Renversez: Voltooid deelwoord van Oudfrans reverser: omkeren. Bijnaam. Met dezelfde betekenis als revers; tegendraads, averechts.

Reviron, Reveron: Plaatsnaam (Puy-de-Dôme, St-Victor).

Revis, Reuvis: Variant van Middelnederlands Rivisch, Rivesch = Rijnvisch. Zie Rhijnvis(ch). Of moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-wid (zie Rennuit).

Reymerink is versleten van Reinmering, van de mannenvoornaam Reimer, Reinmer, Reimar, Reginmar, Raginmar.

Revyn, Revijn, Reveyn. 1. Naam uit het Franse Ravin: afleidingn van de voornaam Raoul, Rudolf. 2. Of uit de plaatsnaam Revin (Ardeche).

Reward. 1. Oudfrans reward: opzichter, vergelijk Ruwaert 1. 2. Zie Rawart. 3. Zie Rohaert.

Reweegs, Reweghs, Rewerk, van den Rewegs. Familienaam uit het Middelnederlandse Re(e)wech: weg waarlangs de overledenen naar het kerkhof gebracht werden.

Rewers. Beroepsnaam. Middelnederlands reeuwer: oppasser van besmettelijke zieken, lijkverzorger, lijkbidder.

Rexach. Spaanse familienaam.

Reij, de: 1. Aanpassing van Derez. Plaatsnaam Le Rez/Le Réin Sivry (Henegouwen), La Reid (Provincie Luik). 2. Een Zeeuwse familie De Reijstamt evenwel af van Jannis de Reijg, die omstreeks 1700 geboren is in Slesinge, dat is vermoedelijk Schlesien ‘Silezië’. Het zou de vernederlandsing kunnen zijn van de Duitse naam Derich, van Dierich ’Diederik’, die daarna in Zeeland aangepast werd aan de al bestaande naam De Reij.

Reijbroeck,van, Reijbroek, van; (van) Reybrouck, van Raebroeckx, van Raebroeck, van Reijbrouck: Plaatsnaam Reibroek, Familienaam uit de plaatsnaam Reibroek in Hansbeke, Evergem, Lotenhulle, Petegem-Deinze (Oost-Vlaanderen), Oedelem, Evelgem (West-Vlaanderen), St.-Omaars (Pas-de-Calais), Reebroek in Ieper, Lichtervelde, Kemmel (West-Vlaanderen), Merkegem (Frans-Vlaanderen) en Waasten (Henegouwen). Zie ook Rijbroek.

Reijchler: Duits familienaam Reichler, afleiding van Reichel, verkleinvorm van een rîk-naam.

Reydt, van, van Reyt: 1. Plaatsnaam Rheydt (Noordrijn-Westfalen). 2. Idem als Van de Reydt.

Reijen, van: Spelling voor van Rijn. Herkomstnaam naar de rivier de Rijn.

Reyer, Reyers, Reijers, Reijerse, Reyes, Reiersche: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragi-hari of rêd-hari: Raherius.

Reygher, de, Reygherde, de, Reyger, de, Reygere, de, de Reijger, de Reyer, de Reijer: Bijnaam naar de waadvogel, de reiger. Voor iemand met lange hals of spillebenen. Vergelijk Odevaer(e).

Reyland, Reylandt, Reiland, Reillant: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ragiland? Vergelijk Rainland, Regilint.

Reyman, Reymans, Reijman, Reimann, Reymann, Renmans, Renneman, Reeman, Reemans, Reman, Remans, Remant, Remand, Remande, Rémande. Rémand. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ragin-man: raad-man. 2. Reyman kan variant zijn van Rayman, met d-syncope uit Rademan; zie Raman.

Reijmers, Reijmes, Remmers, Reimert, Reemer: Vadersnaam. Reimer, van Germaanse voornaam ragin-mêr ‘raad-beroemd’: Ra(g)inmar.

Reymoudt. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Variant van Reynoud of leesfout voor Reymond?

Reynbeek. Plaatsnaam; beek die dienst doet als grens. Middelnederlands rein.

Reijne, Reijnen, Reynen, Rijnen, Rijntjes, Rijneke, Rinn, Reijns, Reints, Rens, Rennis, Rijn: Vadersnaam. Rein, korte vorm van een Germaans ragin-naam, zoals Reinaart, Reiner.

Reijnebeau: Uit Raimbaud, Franse vorm van de Germaanse voornaam Reinboud.

Reynegom, van. Plaatsnaam Rinnegom (Noord-Holland).

Reynewater. Reïnterpretatie van Germaanse voornaam Reinewaard. Vergelijk Renward en Duits Reinwart

Reyngoudt, Reyngout, Reijngoudt, Reijngoud, Reijngoudt, Regoudt, Ringot, Ringoot, Rinkhoud, Ringoet, Ringot, Ringotte, Raingo, Rigo, Rigot, Rogout, Regoudt, Regout, Regourd, Rego, Regos, Reynvoet, Reijnvoet, Reynvoet: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-gud (of gôd of gauta) ‘raad-god (goed of Goot)’: Regengot, Reingot, Reingaudus, R(e)ingodus.

Reijnoudt, Reinhoud, Reinhoudt, Reinhout, Reijnhoud, Reijnhoudt, Reijnhout, Rijnhout, Reijhoudt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Reinoud, Germaans ragin-wald ‘raad-heerser’: Raginald, Reinold.

Reynst, van der. Hypercorrect voor Van der Rijst.

Reijntjes, Rinkes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Reinaard, Reiner of Reinoud.

Reynvoet, Reijnvoet: Vadersnaam. Waarschijnlijk variant van Reyngoet, met v/g-wisseling. Zie Reyngoudt.

Reysel, van. 1. Plaatsnaam Reisel in Paal (Limburg). 2. Spelling voor Van Rijssel.

Reijsenbach: Plaatsnaam Reisenbach (Baden-Württemberg).

Reyskens, Reijskens. 1. Zie Raskin. 2. Afleiding van Reis. 3. Spellingvariant van Rijskens.

Reysschoot, van, Reysschot, van. Plaatsnaam Reinschoot: met palen afgeperkt terrein. Plaatsnaam Rijschoot in Ertvelde (Oost-Vlaanderen), Risschot in Zoersel (Antwerpen).

Reijtenbach: 1656-1730 Frederik Reijtenbagh, afkomstig uit Maagdeburg (Saksen-Anhalt), vestigt zich in Den Haag.

Reyven. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Reinverd: Raginfrid, Reinfred, Reinfridus.

Rez, Réz: Verkort van Derez.

Rezette, Rézette: Verdoft van Rosette. Zie Roussel.

Rhijn. Plaats, riviernaam.

Rhijnvisch, Rhijnvis, Rijnvis. 1. Bijnaam of beroepsbijnaam uit rijnvis voor bijvoorbeeld de handelaar in, of de visser van.2. Naam uit de gelijknamige huisnaam in Gent (onder andere 1438: den Rijnvisch). Naam van een heerlijkheid. 3. Naam uit de plaatsnaam Ryvisch in Zomergem (Oost-Vlaanderen).

Rhijnsburger. Plaatsnaam Rijnsburg, Zuid-Holland. Zie ook van Rensberg.

Rhode, Rhodes, Rodes, Rôdes, Rodés: Engelse vorm van plaatsnaam Rode: rode, gerooide plaats. Vergelijk Van Rode.

Rhodius, Rodius. Waarschijnlijk latinisering van Van Rode.

Rhoter, de: Wellicht verscherpt uit de Roder. Beroepsnaam van de rooier.

Riant. Wellicht variant van Rydant.

Ribaucour, Ribaucourt, Ribeaucourt, Ribeaucoup, de Ribaucourt: 1. Plaatsnaam Ribeaucourt (Somme, Meuse) of Ribaucourt in Mazinghien (Nord). 2. In 1748 erft de famille Christyn het graafschap Ribaucourt, dat is Raimbeaucourt (Nord), waardoor ze de naam Cristyn de Ribaucourt kan voeren. 3. Plaatsnaam Ribaucourt in Elzele (Henegouwen).

Ribaud, Ribault, Ribeaux, Riba, Ribas, Riboud, Riboux, Ribus, Ripaud: Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-balth 'machtig-moedig': Ricbaldus, Ri(g)boldus.

Ribaudo. Vadersnaam Ribaudot of Ribaudeau, afleiding van Ribaud.

Ribauville, Ribeauville, Ritbonville, Ribonville, Ribouville: Plaatsnaam Ribeauville (Somme, Aisne).

Ribbe, Ribbens: Vadersnaam. Bakernaam Ribbe, van de voornaam Rijbrecht (rîk-berht) of Rijboud(rîk-balth).

Ribbers, Ribbert, Rijpers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Rijbrecht: rîk-berht ‘machtig-schitterend’: Ricbertus, Ripertus. Vergelijk Ribbe.

Ribe, Ribes, Ribesse. Occidentaalse plaatsnaam. Frans rive; oever.

Ribeaufosse, Ribeaufossé, Ribonfossé: Plaatsnaam Ribaufosse in Tumaide (Henegouwen), Ribeaufosse in Lessive (Namen), Ribeaufosse in Fraipont (Luxemburg).

Ribeiro, Ribero. Portugese familienaam. Plaatsnaam; oever.

Ribeyre. Occidentaalse plaatsnaam (Puy-de-Dôme, Ardèche): oever. Vergelijk Ribeyro.

Ribeyrotte, Rebeyrotte, Rebeyrat: Afleiding van Occidentaals ribe, Frans rive: oever. Vergelijk Ribeyre.

Ribière, Ribiere, Ribierre: Occidentaalse plaatsnaam Ribière (Creuse, Puy-de-Dôme, Hte-Vienne), beantwoordt aan Frans Rivière.

Ribo, Ribot, Ribonnet: Vadersnaam. Afleiding van Ribert of Ribaud.

Ribourdouille. Waarschijnlijk van Ribaudeau, met r-epenthesis en ander suffix.

Ribreu, Ribreux, Deribreu, Deribreux, Duribreux, Duribreu, Derebreu: Plaatsnaam (les) Ribroeux in Lumbres.

Ricail, Ricaille. Vadersnaam. Hypercorrect voor Ricaud?

Ricaud, Rical, Rickal, Rekals, Richaud, Richaut, Richald, Ryssael: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam rîk-wald 'machtig-heerser': Ricoald, Ricold. Zie ook Rigout. De naam werd ook verward met Ric(h)ard. Ric(k)al kan een variant zijn van Ryckhalts.

Ricco, Rico. Italiaanse vadersnaam van Germaanse rîk-naam.

Rich, Riche, Rice, Rische, Risch, Risse, Riss, Rits: 1. Vaders-, moedersnaam. Romaanse korte vorm van een Germaanse rîk-naam: Rico, Rica of Rijk en hart. Rits van Picardisch. Vergelijk Ryks. 2. Zie Leriche.

Richard, Richart, Ricard, Rykaert: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rijkaard, Rijkhart: rîk-hard ‘machtig-sterk’.

Richardeau, Richardau, Richardin, Ricordeau, Ricordel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ric(h)ard.

Richebé. Vadersnaam. Variant of afleiding van de Germaanse voornaam Richebert. Ricbertus.

Richel. 1. Zie Reichel(t). 2. Spelling voor Richelle.

Richelet, Richelot. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rîk-naam. Vergelijk Richelin. 2. Richelet kan eventueel de plaatsnaam Richelette in Mortier (Luxemburg) zijn.

Richelin, Richeling, Risselin, Rysselin, Rysselinck, Rijsselinck. West-Vlaams/Henegouwse en Noord Franse namen: 1. Vadersnamen uit Germaanse rîk-naam. Vergelijk de voornaam Riki/Richard. Vergelijk Ryckelynck, Ryssens, Ryssaert en Richelet, Reichling. 2. Namen uit de plaatsnaam Richeling (Elzas), Reichling (Beieren)? Zie ook bij Riggeling.

Richelle. Plaatsnaam. Luik.

Richer. Spelling voor Richier of Richet.

Richerzhagen, Richartzhagen: Plaatsnaam Richerzhagen in Bechen (Noordrijn-Westfalen).

Richet, Richez, Riches, Rischette, Riquet, Riquette, Riket, Requette. Vadersnaam uit een Germaanse rîk-naam, bijvoorbeeld Rijkaard/Ric(h)ard.

Richier, Richer, Richy, Richir, Rikier, (de)Ricquier, Riquier, Riquier, Riquiere, Riquière, Riquire, Ricker, Rikir, Ryckier, Rijckier, Rekier, Rekir, Requier, Requiert, Requière, Requiere, Require, Requer, Ruquier. Vadersnaam uit de Frans-Picardische vorm van de Germaanse voornaam Rijker (: rijk-man). Zie Rijkers.

Richings. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse rîk-naam.

Richiling: Vadersnaam. Duits Reichling, afleiding van Germaans rîk-naam. Vergelijk Reijchler.

Richmond. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-mund 'machtig-bescherming': Rich(e)mundus. 2. Plaatsnaam Richmond (Surrey, N.-Yorkshire). Richomme: Bijnaam Riche homme: rijk man.

Richoz. Vadersnaam Richot, afleiding van een rîk-naam, bijvoorbeeld Richard.

Richterich. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Richtscheid. Duitse beroepsnaam Richtscheit: richtlat van houtbewerker.

Ricket, Rickett. Vadersnaam. Engelse variant van Richard, Rickert.

Rickstal, van, van Richstal. Familienaam uit de plaatsnaam, Rikstel, Rixtel (Noord-Brabant).

Rico, Reco, Recko, Rekko, Ryko: Spelling voor Ricaud of Italiaans Ricco.

Ricosset. Bijnaam. Oudfrans ricochet: liedje, refrein met vragen en antwoorden.

Ricou, Ricoul, Richou, Rickhoux, Riciou, Ricoux, Ricou. Vadersnaam: Romaanse vorm van de Germaanse voornaam rik-wulf; machtig-wolf.

Ricour, Ricourt. 1. Plaatsnaam Ricourt (Gers). 2. Variant van Ricou(l). 3. Eventueel variant van Rocour

Rickwardsma, Riquards; vadersnaam Ryckewaert, Ricwart.

Ridard, Rida. Vadersnaam. Germaanse voornaam rîd-hard? Of van Oudfrans rider, van Nederlands rijden?

Ridder (de(den), de Riddere, Riddersma, de Rudder, de Ruddere, de Ruddre, de Reuddre, de Reudre, Derrid, Derridder, Derid, Deridder. Familienaam uit het Middelnederlandse riddere, ruddere: ridder, ruiter.

Ridder, van de: Teunis van de Ridder heeft tussen 1815-1820 deze geslachtsnaam aangenomen, wellicht omdat hij op de boerderij de Ridder gewerkt heeft bij de Ridderwal in Putten (Gelderland).

Ridderbeecs. Limburgse ? plaatsnaam. Vergelijk Duitse familienaam Ritterbach.

Ridderbos. Plaatsnaam. Vergelijk Duitse familienaam Ritterbusch.

Ridderhof: Plaatsnaam, onder meer in West-Vlaanderen, in Kooigem, Menen, Moorslede, Passendale. Duitse plaatsnaam Ritterhof. Redderhof gaat terug op Ridderikhof, afgeleid van de plaatsnaam Ridderinc bij Arriën Overijssel. Vergelijk Duits Ritterhof (Hessen, Nedersaksen).

Riddering: Plaatsnaam in Enschede, Overijssel.

Ridderink, van ridder.

Ridel, Ridelle, Riddel, Rideau, Ridaeux, Riddo, Ridiaux, Derideau, Derideaux, Deridiaux, Deridoux. Familienaam uit het Oudfranse ridel: glooiing, golving van het landschap. Paatsnaam Rideau in Delettes (Pas-de-Calais).

Riberghs, Rieberghs, Ruberghs, Rieberghe. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam rik-berg.

Rides, Ridet, Ride, Rider, Ridey, Ryde, Rydey, Ryder, Rijde, Redée, Redee, Redei, Redey, Rédei, Reddé, Raddé, Radé, Radez, Rade, Rodet, Rodez: Bijnaam. Oudfrans ridé: gerimpeld.

Ridier, Ridelaire: 1. Engelse familienaam Ridler. Beroepsnaam van de zever, zifter. 2. Zie Riedler.

Riding. 1. Engelse familienaam, variant van Reading. Plaatsnaam. Oudengels rydding: laar. 2. Vadersnaam. Dialect dial. ontrond van Ruding, afleiding van hrôth-naam, zoals Rudolf.

Ridolfi, Ridolfo, Ridole, Ridoux, Rioult, Riou, Rious: Vadersnaam. Germaanse voornaam rîd-wulf. Riulfus, Ridulph.

Ridon. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Ridoux. 2. Zie Redant.

Ridouard. Vadersnaam. Germaanse voornaam rîd-ward: Ridwart.

Rié, Riée, Riee. 1. Verkort van Duriez. 2. Riet, verkort van Henriet?

Rie, du: Herkomstnaam Durie, Dury. 1. Plaatsnaam Waalse Ri ‘beek’. 2. Plaatsnaam Dury (Aisne, Pas-de-Calais, Somme).

Rie, van; van Rij: Verspreide plaatsnaam ten Riede. Rie(t), ride ‘kleine waterloop, beek’. Soms niet te onderscheiden van Riet. (De) Riede is de naam van een verdronken gehucht of oorspronkelijke plaats van Ridderkerk (Zuid-Holland).

Riebeek, van, van Riebeeck, van Riebeke: Plaatsnaam Riebeke in Kaprijke en Opbrakel (Oost-Vlaanderen), Moorslede en Rumbeke (West-Vlaanderen).

Riebensahm. Duits dialect ontronde vorm van Rubensamen: raapzaad. Duitse familie Rubsam(en), Rieb(e)sam(en).

Rieberghe, Rieberghs. Moedersnaam. Germaanse voornaam rîk-berg 'machtig-bescherming': Ri(c)berga. Of variant van Rietberg(en)?

Richelman, Riechelmann. Vadersnaam. Duits Ri(e)chelmann, afleiding van R(e)ichel.

Riedel: Duitse dialectisch ontronde vorm van Rüdel, Zuid-Duitse verkleinvorm van de voornaam Rudolf.

Rieder, Riederer. Afleiding op respectievelijk plaatsnaam Ried en Riedern (vooral Baden).

Rider, (de). 1. Beroepsnaam van de rietsnijder of de rietmaker, maker van weefrieten. 2. Afleiding van Van den Riede (zie Van Rie).

Riedinger, Riediger, Ridiger: Vadersnaam. Duits dialect ontrond van Rüdiger, Germaanse voornaam Rutger. Vergelijk Ruding.

Riedler, Ridler, Ridelaire: Afleiding van Beierse plaatsnaam Riedel.

Rieffel, de Ryffel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rifredus/Rifrit. Of ontrond van Rufel (zie Rouflart).

Rieg. Vadersnaam. Duits dialect ontrond van Rûg, korte vorm van Rüdiger, Rutger.

Riehl: Ontronde vorm van Rühl, Duits Vadersnaam, van Rudolf.

Riekwel: Volks etymologische vervorming van Reckewell.

Riel, van, van der Riel, van der Rielle, Riele: Plaatsnaam Riel (Noord-Brabant).

Rielant, van, Rieland, van, Rielandt, van, Ryelandt, Rijeiandt, Ryland, Rtlant, Rijlant: Plaatsnaam Rilland (Zeeland), verdronken in de Westerschelde. Het huidige Rilland ligt 2 km noordelijker. 1219 Rietland, 1213 Rielant.

Rielens. Vadersnaam. Ontrond van Rulens/Roelens.

Riem, Riems, Riehm: Beroepsnaam van de riemsnijder. Vergelijk Riemaker.

Riemaker (de), (de) Riemaecker, Riemaeker, (de) Riemacker, de Rymaeker, Rymaekers, Rymacker. 1. Beroepsnaam van de riemsnijder, de riemmaker. 2. Beroepsnaam van de rietmaker (ter voorbereiding van dakdekken).

Riemann, Riemans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-man ‘machtig-man’: Richman. 2. Dialectisch ontrond uit Rü(h)mann.

Riemen, van. Riemen is de oude Nederlandse naam van de stad Reims.

Riemens: Vadersnaam, uit de Germaanse voornaam Riemer.

Riemens. Vadersnaam van Germaanse voornaam Riemer. Vergelijk Reim.

Riemenschnijder. Verschrijving voor de Duitse familienaam Riemenschneider, beroepsnaam van de riemsnijder.

Riemers, Rijmers, Remmers, Roemersma, Riemersma: 1. Spelling voor Rymers. Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-mêr ‘machtig-beroemd’: Ricmarus, Rimaru. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands en Middelhoogduits riemer ‘riemensnijder, riemmaker’.

Riemeijer: Variant van Rietmeijer ‘meier, boer bij een moeras, ven, bij het riet’.

Riemis. Waarschijnlijk variant van Remis.

Riems: Beroepsbijnaam van de riemsnijder.

Riempst, van. Plaatsnaam Riemst, Limburg.

Riemsdijk, (van), Riemsdyk. Plaatsnaam. Riemsdijk Gelderland.

Riemslagh. Beroepsbijnaam van de riemslager, de riemmaker.

Riemsnider. Beroepsnaam van de riemsnijder.

Rienstra, Rijnstra, van, Reinstra. Plaatsnaam.

Ries, de: 1. Middelnederlands ries ‘vermetele, roekeloze, waaghals’. Bijnaam. 2. Voor Deries, zie ook Durie(z). 3. De Ries ook wel = De Rys.

Riesen. Verbogen vorm van Duits Riese; reus. Bijnaam.

Riesen, van, Riessen, van: Plaatsnaam Rijssen, Overijssel.

Riesmeijer: Vermoedelijk uit Duits Griesmeyer ‘meier op een hof, hoeve gekenmerkt door grint, kiezel, grof zand’.

Riesterer. Duitse beroepsnaam van de schoenlapper.

Riestmans, Riesman, Rysman, Rijsman, Reestman, Restmans, Resmann, Resman, Rissmann, Riszmann, Ritsmans: Afleiding van Van der Riest, Verriest.

Riet. Vadersnaam. Korte vorm van Henriet.

Riet, van (de(der), van de Rieth, van de Ridt, van de Rijdt, van de Rijt, van de Reijd, van de Reydt, van de Reyd, van de Reyt, van de Reet, van den Rijd, Rijdt, van de Rijt, van de Ryd, van de Rydt, van de Ryt, van de Reydt, van de Reyd, van de Reijdt, van de Reijt, Te Rijdt, van Rijt, van Ryt, van der Rijdt, Rijt, van de Ryt, van de Rit, van de Reydt, van de Reyd, van de Reeth, van de Reet, van der Eedt, van der Eet, van der Heydt, van der Rieten, van Riette, van 't Riet, Verriet, Verrydt, Verryt, Verrijdt, Verrijt, Verreydt, Verreyt, Verijdt, Vereijdt, Vereijt, Vereyt, Verayt, Verreet, Vereth, Verret, Vered, Veret, de Rijdt, de Rydt, de Ryt, de Reydt, de Reyt. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Riet, Rit, Rijt, Reet: kleine waterloop, geul in buitendijkse gronden. Komt veel voor in de Kempen en provincie Antwerpen.

Riet, Rieth, Rietjens: Beroepsbijnaam naar het weefriet. Zie De Rieder

Rietberg, Rietbergen: Plaatsnaam Rietberg (Noordrijn-Westfalen) en in Lichtenvoorde (Gelderland) en Tubbergen, Overijssel.

Rietbrock. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen

Rietdijk, Riedijk, Riddick, Riddeck: Plaatsnaam Rietdijk (Noord-Brabant). Ook in Westhuize in Hulster Ambacht:

Rietema: Friese familienaam ook Rytma. Afleiding van de voornaam Ryt.

Rieter, Riether. 1. Beroepsnaam van de weefrietenmaker. Zie Rieder. 2. Duitse familienaam Riet(h)er, van plaatsnaam Riet(h).

Riethaeve. Plaatsnaam: rietland.

Riethage, van, Riethagen, van. Plaatsnaam Riethage in Aalter (Oost-Vlaanderen).

Riethuisen. Verspreide plaatsnaam Riethuis. Of Riethausen (Duitsland).

Rietkerk: Plaatsnaam. Misschien Ridderkerk (Zuid-Holland).

Rietmaker, Rietmaeker, Rietmaeker, Riethmacher: Beroepsnaam van de maker van weefrieten. Zie ook Riemaker 2.

Rietman, Rietmans, Riettmann: Beroepsnaam van de rietmaker. Vergelijk Nederduitse Rethmann.

Rietmeijer, Riedmayer, Rittmeier: Boer bij een moeras, ven, bij het riet.

Rietmulder, Riethmüller: Beroepsnaam van de molenaar op een Rietmolen, Duits Riedmühle ‘molen aan de rand van een riet ‘waterloop’, Ried ‘ven’. Plaatsnaam Rietmühle (Hessen).

Rietschoten, van: Plaatsnaam. Er is een Rijschootbeek in Assenede (Oost-Vlaanderen).

Rietveld, Rietvelde: Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Zuid-Holland, in Wormhout (Frans-Vlaanderen) en in Westkapelle.

Rietvoort. Plaatsnaan; voorde, wad met riet.

Riezebos, Riesebos, Riezebosch. Plaatsnaam.

Riffaut, Rifaut, Riffaux, Ryfa: Middenfrans riffaut: nietsnut, deugniet, boef.

Rifon, Riffon, Riffont: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Rifo. Zie Ryf.

Riggeling, Riggelink, Regeling, Regelink, Richeling, Risselin (in Noord-Duitsland). Wellicht naam uit het Duits-Nederlands grensgebied (Nedersaksen-Overijssel/Drenthe) uit een gelijkaardig klinkende plaatsnaam 'Riggeling/Rickeling (?)' (woonplaats van het volk van Riki - plaats momenteel onbekend). Of vadersnamen uit de voornaam Riki/Richard. Zie ook bij Richelin(g).

Rigolle, Rigole, Rygole, Rijgole, Riguelle, Riguel, Rigelle, Rigollet, Rigolet, Ragolle, Ragole, Rogolle, Regolle. Vadersnaam, Waalse variant van de Germaanse voornaam Rigout; rik-wald.

Rigomont, Rigaumont: Waarschijnlijk geen plaatsnaam, maar vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-mund 'machtig-bescherming': Rigomundus.

Rigout, Rigouts, Rigault, Rigaud, Rigauts, Rigaut, Rigau, Rigaux, Regaus, Regau, Rega, Regat, Regoudt, Regout, Regourd, Rigo, Rigot, Riga, Rigal, Regaldo, Regal, Régal, Rego, Regos. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam rik-wald; machtig-heerser. Rig(u)aldus, Ricwoldus, Rigoldus.2. Soms ook uit Richard of een andere rik-naam.

Rigteren, van: Plaatsnaam Rechteren in Dalfsen Overijssel.

Rigterink, van richter; rechter.

Rikmans, Reckman: Vadersnaam. Variant van Rijkman(s). Germaanse voornaam rîk-man ‘rijk-man’: Ricmannus, Richman.

Rigtering, Rigterink. Nederduits Richtering, afleiding van Richter: (dorps)rechter.

Rihon, Rixhon, Ryhon: 1. Plaatsnaam Rihon in Harzé (Luik). 2. Zie ook Rion.

Rihoux, Reho, Ryheul, Reheul, Reul: Vadersnaam Ri(h)oul, Romaanse vorm van Germaanse voornaam rîk-wulf 'machtig-wolf : Rigulfus, Riulfus.

Rikxoort, van: Plaatsnaam Rijsoord in Ridderkerk (Zuid-Holland)?

Rijckx, de, de Rycks, de Ryckx: De spelling in twee woorden is waarschijnlijk een reïnterpretatie (als de Rijk) van Derijckx = Derickx; zie Diedericx.

Rijbroek, Rybroeck, Rybroek. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Riebroek (riet-broek) in Lichtervelde, Maldegem, Koolskamp. 2. Of uit de plaatsnaam Rietbrock (Noordrijn-Westfalen). 3. Of Ribbroek in Westerlo (Antwerpen). 4. Zie ook Reybroe(c)k.

Rijdt, de, de R)t, de Rydt, de Reydt, de Reyt: Verkort van Van de Riet = van der Rijdt = van der Reyd.

Rijen, van, van Rij, van Ryen. Familienaam uit de plaats Rijen (Noord-Holland) of uit de naam van het oude markgraafschap Antwerpen, dat het land van Rijen heette.

Rijgersberg. Wellicht de plaatsnaam Reigersberg in Grattersdorf (Beieren).

Rijk, de, Rijke, de, de Rijcke, de Rijken, de Rijck, de Ryck, de Rycke, de Ryk, de Ryke, Derycke, de Rieck, de Riek, de Reijck, de Reycke, de Reyck, Derique, le Rycke, le Rijcke, le Rijke, Rix, Ricx, Rits. 1. Bijnaam naar 'rijk': rijk, machtig, vermogend, aanzienlijk. 2. Zie ook Ryk(s).

Rijk, van, van Ryk, van Rycke, van Rieke: Uit Van de Rijke, is van der IJken, is van Van der Eyken.

Rijkel, van Rijkelen, van, van Rykel, van Rykelen, van Rijckel, van Ryckel: Plaatsnaam Rijkel (Limburg, Nederlands Limburg).

Rijkenberg. Plaatsnaam in Ruurlo, Gelderland.

Rijker, de, de Ryker, (de) Rijckere, Rijcker, (de) Ryckere, Rycker, de Ryckère. 1. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse riken: machtig worden, rijk worden. Een soort bijnaam. 2. Maar het lidwoord kan ook wel verklaard worden door reïnterpretatie van de Germaanse voornaam Rijker.

Rijkers, Rykers, Rikers, Rijkers, Rijckers, Reyckers, Reykers, Reijkers, Ryckers, Rikkers, Ricker. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Rijker; rik-hari; machtig-leger.

Rijkevorsel, van, van Rykevorsel, van Ryckevorsel, van Rijckevorsel: Plaatsnaam Rijkevorsel (Antwerpen).

Rijkhoff. Plaatsnaam Rijkhoven, Limburg.

Rijkman, Rijkmans, Rijckmans, Rijckman, Rijckeman, Ryckeman, Ryckmann, Ryckman, Ryckmans, Ryman, Rykmans, Rickman, de Ryckman. Vadersnaam uit een Gemaanse voornaam ric-man. Ricmannus, Richman.

Rijkse, Rijksen, Rykse, Rikse, Rixen, Rizens: 1. Vadersnaam. Afleiding op -so van Germaanse rîk-naam. Richizo, Rikizo. 2. Moedersnaam. Afleiding op -sa van rîk-naam.

Rijm, van, Rym, van, van den Reym. Heel waarschijnlijk variant van Van den Ryn, met «//n-wisseling.

Rijmenam, van, van Rymenam, van Rijmenant, van Rijmenants, van Rijmenant, van Rijmenants, van Rijmenan, van Rymenhand, (van) Reymenant, Reymenants, Rijmenams, Rymenams, Ryemenants, Rymenans, Rijmenans, Reymenants, Reymenans, Rymenhant, Reijmenants, Reijmenhaut, Reymenhaut, Rymenhaut, Rijmenhoudt, Rijmenhout, Rymenhout, Raijmenants, Raymenants. Familienaam uit de plaatsnaam Rijmenam (Antwerpen). De variant op -haut/-hout door verkeerde lezing van n als u.

Rijnberg. 1. Moedersnaam uit de Germaanse naam, ragin-berg; raad-bescherming, Reginberga, Rainberga. 2. Zie ook Van Rijnberk.

Rijnberk, van, Rijnberg. Familienaam uit de plaatsnaam Rheinberg (Noordrijn-Westfalen).

Rijndorp, Ryndorp, Reyndorp, RheindorfPlaatsnaam Rijndorp, oude en Nederlandse naam van verschillende plaatsen Rheindorf aan de Nederrijn, bijvoorbeeld in Bonn.

Rijnink. Vadersnaam Reinink, afleiding van ragin-naam, zoals Reinaard, Reinoud.

Rijnsent, Rincent: Moeders-vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-sinth 'raad-weg': Reginsint, Rainsend; Rainsindus; Rainsent.

Rijpens, Reypens, Rypens, Reppen, Rybens, Ribbens, Rippin, Ribbinck, Ribbink, Riebus, Riebs. Vadersnaam, knuffelvorm uit Ribbe, dit uit een Germaanse Ripo, van de voornaam Rijbrecht: rîk-berht; of van Rijboud: rîk-balth; of van Rijbode: rîk-bodo. Ripodo, Ripoldus.

Rijsbergen, van, van Rysbergen, Ryzenberg: Plaatsnaam Rijsbergen (Noord-Brabant); eventueel Rijsberg in Balen (Antwerpen).

Rijsbrack, Rysbrack. Familienaam uit de plaatsnaam Rijsbroek: moeras waar rijshout groeit.

Rijsouw, Riessauw, Risseeuw: 1. Vadersnaam. Aanpassing van Frans Richaud; zie Ricaud. 2. Vadersnaam. Kan, vanwege de onvastheid van de voortonige klinker, ook aanpassing zijn van Rouss(i)eau.

Rijsselbergen, van, van Rijsselberghe, van Rijsselberge, van Rysselberghe, van Rysselberge, van Rysselbergen, van Reysselberge. Familienaam uit de plaatsnaam Rijsellberg in Belsele (Oost-Vlaanderen), St.-Joris-Winge (Vlaams-Brabant) of in Herselt (Antwerpen).

Rijstenbil. Aanpassing van Picardische familienaam (Richeb..?)

Rijswjick, van, Rijswijk, van, van Ryswyck, (van) Rijsewijk, Rieswiek, Riswijk: Plaatsnaam Rijswijk (Noord-Brabant, Zuid-Holland, Gelderland).

Rijthoven, van, van Rythoven, de Ryhove: Plaatsnaam Riethoven (Noord-Brabant).

Rijvers, Ryvers, Rivers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ripherus. Zie ook Reiffer(s).

Riley. Wellicht de Ierse familienaam O'Reilly, van O Raghailligh.

Rilke, Rylke: Vadersnaam. Ontrond van Rülke, afleiding van Rühl: Rudolf. Vergelijk Rühle, Riehl.

Rillaar, van, van Rillaert, Rillaer, Rillaert, Rillaerts, Rillaers, Rielaert, Riellaerts, Van Rillas, Relaes, Familienaam uit de plaatsnaam Rillaar (Vlaams- Brabant).

Rillof, Rilhof, Rielhof: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ridolf (zie Ridolfi). 2. Waternaam Riedolf in Jabbeke (West-Vlaanderen).

Rima. Vadersnaam. Germaanse voornama rîm-wald: Rimolt, Rimald. Duits Reimelt.

Rimmenaers. Waarschijnlijk verhaspeling van Rymemams.

Rinaldo, Rinaldi, Rinallo, Renaldi: Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Reinoud.

Rinardi. Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Reinaard.

Rince, Rinche, Rinsche, Rins, Reyns, Ryns, Reins, Reijns: Vadersnaam van Reinzo, -so afleiding van Germaanse ragin-naam.

Rinchard, Rinchart. 1. Vadersnaam van Richard, met n-epenthesis; vergelijk Rincheval. 2. Plaatsnaam?

Rincheval, Ringeval. Familienaam uit de plaatsnaam Richeval (Moselle).

Rinckhout. Plaatsnaam Rinkhout in Zèle (Oost-Vlaanderen); Waarschijnlijk ook Nederduitse plaatsnaam; vergelijk Rinkhalde.

Rindin, Rindignez: Vadersnaam. Wellicht uit Renardin of Renaudin, Renaudinet.

Rindt: Duitse familienaam Rind ‘rund’. Bijnaam voor de veehoeder, koewachter.

Ring, (de) Ryng, Ringhs, Rings, (de) Rinck, Rink, de Rynck, Derynck, de Rijnck, Rienks, Rinkens. 1. Beroepsbijnaam voor de ringenmaker. Vergelijk Duits Ring, Ringe. 2. Bijnaam voor iemand die (opvallende) ringen draagt. 3. Huisnaam.

Ringaat: Moedersnaam. Van Ringaert, van Reingard. Germaanse voornaam ragin-gard ‘raad-gaard’: Raingardis. Of vadersnaam voor Ringoot?

Ringel. Afleiding van ring.

Ringelberg: Plaatsnaam Ringenberg in Hamminkeln (Noordrijn-Westfalen).

Ringelheim. Duitse plaatsnaam.

Ringen, Ringens. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Reingard of Reingoud.

Ringer, Ringers, Rengers, Renger, Rengger. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Reinger (uit ragin).

Ringersma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Reinger. Zie Reinger(t).

Ringler. Duitse beroepsnaam van de ringenmaker, vooral benen ringen, rozenkranskralen.

Ringoir, Rengoir: Variant met n-epenthesis van Rigoir, van Riquoir = Ricouart.

Rink, Ring, (de) Ryng.1. Beroepsbijnaam voor de ringenmaker. 2. Verkort van Rinken. 3. Huisnaam.

Rinkel: Verkleinvorm van Rink.

Rinne. Plaatsnaam Rhisnes, Namen.

Rinsbergh, Rinsberghe, Rinschbergh, Rinsbourg. Wellicht naam uit de plaatsnaam Rijnsburg (Zuid-Holland).

Rinskopf. Duitse bijnaam Rindskopf; rundskop.

Rinsma, Rinsema, Rinzema, Reinsma, Ringsma. Vadersnaam Rienks. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Ringer, Renger, van Germaans regin; raad, ger; speer.

Rinsveld, van, van Rinsvelt, Rinsveldt: Verspreide Duitse plaatsnaam Reinsfeld.

Rintel, van, Duitse plaatsnaam Rinteln.

Rion, Ryon, Rijon, Rihon, Ryhon, Royon. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van een knuffelvorm van Henrion/Hérion/Gerion. 2. Plaatsnaam Rhion in Dhuy (Namen), Ri(x)hon in Harzé (Luik).

Rioult, Riou, Rious: 1. Zie Ridolfi. 2. Plaatsnaam Riou = Rieu (zie Durieu).

Ripke: Vadersnaam. Verkleinvorm bij Ribbe.

Rip, Ripp, Rips, Reip, Reep, Rayp, Reeb, Repp, Rep, Reps, Rebts, Rebs: Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam, bakernaam Ripo. Zie Rijpens.

Ripak. Duitse familienaam Rippach, van plaatsnaam Riedbach (Beieren).

Ripet. Vadersnaam. Afleiding van Rip.

Ripmeester: Vervorming van Ritmeester?

Ripol, Ripoll, Ruppol: Spaanse familienaam. Plaatsnaam Ripoll in Gerona (Catalonië).

Ripperda, Rypperda, Friese vadersnaam Rippert.

Riquelle. Plaatsnaam in Flémalle-Grande (Luik).

Risac, Rissack, Risack, Risaac, Ryssack. 1. Wellicht Waalse uitspraak van vei, van preide, van de verspreide Duitse plaatsnaam Reisach. 2. Mogelijk vadersnaam uit Rysack (? Ric + sax).

Risch: Spelling van de Duitse familienaam Riss. Wellicht veeleer Duits Risch ‘vlot, snel, fris’.

Riské, Risque, Riske, Rischke: familienaam in Antwerpen en Oost-Vlaanderen: Riske, Riské. Verkleinvorm van Rys, van oude Germaanse voornaam Riso. Ofwel een variant van Raskin of van Reis. Zie bij Raskin en bij Reis.

Rison: Franse familienaam Rison, afleiding van ris, van Latijnse risus ‘lach, gelach’.

Rispens, Risp, van, Rippens. Plaatsnaam De Rips, Gemert-Bakel.

Risseeuw: 1. Moedersnaam. Aanpassing van Richeus, Romaanse vorm van germaanse voornaam rîk-hild 'machtig-strijd': Richildis, Richeldis. 2. Zie Rijsouw.

Riteco, Ritico, Rieteco, Rietero: Italiaans familienaam Retico?

Ritière, Ritiere. Vrouwelijk bij Ritier; hennepkammer.

Ritmeester. Beroepsnaam: aanvoerder van gewapende ruiterij.

Ritschie. Aanpassing van Italiaanse familienaam Ricci, bijnaam voor iemand met krulhaar.

Ritsema, Ritsma, Ritzema, Rietsema. Germaanse voornaam Ritse, een Fries, Groningse vorm van een Germaanse naam die met Rik; aanzienlijk, machtig (rijk) is samengesteld, bijvoorbeeld Ritsert/Ridzert (vergelijk Ritsma). In het Westerkwartier van Groningen stonden enkele Ritsema-boerderijen: Ritsemaheerd te Oldehove, in 1576 door Dirck Ritsema bewoond, Ritsemastede te Grootegast en Ritsemastede te Noordhorn. Bij deze laatste hoorden in 1577 Wirck Ritsema en Ype Ritsema. Mogelijk is Ype dezelfde als, of verwant aan, Eepe/Ipe Ritsema, die op de Zuidwende in Stitswerd was gevestigd. Van hem gaat een stamreeks uit, onder andere via muntmeester Rosier Alberts Ritsema (huwelijk Groningen 1623). Diens broer Lambertus Alberti Ritsema was in 1620 predikant te Bierum; hij noemde zich later naar deze plaats Bieruma.

Ritter, (de): Ritter is de Duitse vorm naast Nederlandse Ridder.

Rittweger. Afleiding van plaatsnaam Rittweg.

Ritz, Ritzel, Ritschel: Afleiding van Duits Ritz, van Richard.

Ritzerfeld, Ritzerveld, Ritserveldt, Ritsersveldt, van Ritservelde, Retserveldt: Plaatsnaam Ritzerfeld in Herzogenrath (Noordrijn-Westfalen).

Rius. Verschrijving voor Rieux?

Rivage. Verspreide plaatsnaam; oever.

Rival, Rivais, Rivaille, Rivail, Rivallier, Rivaux, Riveau, Revael, Reval: Plaatsnaam. Oudfrans rival, rivaille: oever. Ook Zuid-Frans rival, van rivalis: beek.

Rivalet. Afleiding van Rival.

Rivar, Rivart, Riva, Rivas, Rivât, Rêvas, Rêvât: 1. Afleiding van Oudfrans river, met verschillende betekenissen. Wellicht: jager op waterwild. 2. Vadersnaam, Rivardus.

Rivaux, Riveau: Uit Oudfrans rivel/revel; zie Revel. Of zie Rival.

Rivera, Rivero, Riveros. Spaanse plaatsnaam; oever, rivier.

Rivet, Rivez. Plaatsnaam. Afleiding van Rive.

Rivière, van de(der), (de la), Van de(der) Rieviere, (van) de Reviere, Revière, Rivier, Riverre, Rivir, Rivière: Plaatsnaam Rivier. Oudfrans rivière ‘oever, waterloop’. Vergelijk van den Oever.

Rivoux. Plaatsnaan, van rive.

Riyé. Spelling van Rie=Riet?

Ro, de, (de) Roo, de Rhô, Derho, (de) Rode, de Roode, de Rood, Rooden, Rood, De Roye, de Roy, de Roije, de Roij, de Rooij, de Rooy, de Roey: 1. Bijnaam De Rode, naar het rode haar. Vergelijk Rossel. 2. De Ro(o) eventueel van Deroi, Deroy.

Rob, Robe, Robbe, Robben, Robb, Robs, Roob, Roop, Roppe, Rop, Rope, Rops, Ruben, Rube, Roeben, Roben, Roebben, Roub, Roubben, Rouben, Rubes, Rueb: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Robrecht.

Robaard, Robaer, Robaert, Robard, Roba, Robart, Roobaerd, Roobaert, Roobaert, Roebaert, Roenart: 1. Bijnaam voor iemand met een rode, rosse baard. 2. Eventueel vadersnaam. Variant van Robert.

Robache. Plaatsnaam, Vosges.

Robaey, Robaeys, Robaest, Robaeijs, Robaye, Robays, Rabaey, Rabaeys, Rabaij, Rabaijs, Rabbay, Rubay, Rubais, Robey, Robeys, Robeyst: 1. Vadersnaam. Rommanse vleivorm van de voornaam Robert. 2. Robaeys: Plaatsnaam Robaais = Roubaix (Nord). Ook Rubais/Rubay kan variant zijn van Roubaix. Zie Van Robaeys, Deroubaix.

Robaeys, van, van Robais, van Robays, van Robaijs, Verbaeys, Verbaeijs, Verbaijs, Verbays, Verbayst. Naam uit de plaatsnaam Roubaix (Robeke) (Nord).

Rabaut, Robeaux, Robaux, Roubaud, Roubaux, Robou: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-balth 'roem-boud': Hrotbald, Rodboldus.

Robbé. Spelling voor Robet of Robbe met secundair accent.

Robbé, Robet, Robey, Robe, Rob, Robben, Robbe, Robb, Robs, Roob, Roop, Roppe, Rop, Rope, Rops, Ruben, Rube, Roeben, Roben, Roebben, Roub, Roubben, Rouben, Rubes, Rueb. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Robert, Robrecht.

Röbbecke, Robke, Röpcke, Ropcke, Rübcke, Rupke: Vadersnaam. Nederduits Röpke, Röbke, afleiding van de voornaam Robert.

Robbemont, Robbemond: Nederlands aanpassing van de plaatsnaam Robeaumont in Vinalmont (Provincie Luik).

Robbroeck, van, Robbroeckx, Robroeks, Roobroeck, Roobrouck, Roebroeck, Roebroeks, Roëbroëks, Roubroeks: Plaatsnaam Robroek: rood broek, rood moeras. Plaatsnaam Robbroek in Steenhuffel (Vlaams-Brabant) of Roebroek in Aubel (Luik).

Robeis: 1. Vadersnaam. Romaans vleivorm van de voornaam Robert. 2. Uit Robais, oude verschrijving van plaatsnaam Roubaix (Nord).

Robelet, Roblet, Robles, Reblé: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.

Robelin, Roblin, Roblain, Robbelein, Robbelin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Robert.

Robels, Rubel, Robelus: Vadersnaam en latinisering van de voornaam Robert.

Roberecht, Robbregts, Robert, Roberti, Rober, Röber, Robeerts, Robers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-berht ‘roem-schitterend’: Hrodebert, Hrotbert, Ro(t)bertus, Rubert, Robbertus, Rubbertus.

Robesin: Vadersnaam. Waalse vleivorm op –ecin van de voornaam Robert.

Roberfroid, Robiefoid, Robiefroid: Plaatsnaam Robertfroid in Andenne (Namen).

Robersscheuten. Wellicht plaatsnaam Ruppertshutten (Beieren).

Roberteaux, Robertaux. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.

Robertson, Robertsen, Robinson, Robinsohn: Vadersnaam. Zoon van Robert.

Robeson, Robson, Ropson, Robbeson, Robbesom, Robisson, Robichon: Vadersnaam. 1. Romaanse vleivorm op -eçon van de voornaam Robert. Voornaam Robechon. 2. Engelse familienaam van Robertson, Robinson of Robeson; zoon van Robe(rt).

Robesyn, Robesijn, Robecyn, Robesin, Robecin, Robbesyn, Robbesyne, Robbesin, Robbecin, Robensyn, Robensijn: Vadersnaam. Vleivorm op -ecin van de voornaam Robert.

Robet, Robey. Robbé: Vadersnaam? Afleiding van de voornaam Robert.

Robette, Robiette: Moeders-, vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.

Robesyn, Robesijn, Robecyn, Robesin, Robecin, Robbesyn, Robbeseyne, Robbesin, Robbecin, Robensyn, Robensijn. Vadersnaam, knuffelvorm op -ecin van de voornaam Robert.

Robichez. Vadersnaam. Romaanse afleiding op -ichet van Robert.

Robience. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert?

Robier, Robie, Robiez, Robbi, Robbie, Rebier: Vadersnaam. Picardische variant van de voornaam Robert.

Robiet, Robiets, Robiez. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert of Robiert.

Robin, Robins, Robbins, Robbijn, Robbijns, Robijns, Robijn, Robbyns, Robbyn, Robyn, Robyns, Robeseyn, Robeyn, Robeseijns, Robesein, Rabijns, Rabyns, Robben, Robbens, Roben, Robens, Roebben, Roeben, Roubin, Rouben Roubens, Roubben, Ruebens, Reuben, Reubens, Rubind, Rubin, Ruben, Rubens, Rubben, Rubbens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Robrecht.

Robinson: Vadersnaam. Engelse familienaam Robertson, Robinson, Robeson ‘zoon van Robert.’

Robijn, Robijns, Robeijn, Röben, Reubens, Ruben, Rubbens: Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse voornaam Robrecht, Robert.

Robijt, Roby, Robyt, Robiet, Robbi, Rabi, Raby, Rouby, Roby: Vadersnaam. Waalse vleivormen van Robert.

Robilliard, Robillard, Robillart, Robiliart, Rebillard, Rebia: Vadersnaam. Romaanse vleivorm op -illard van de voornaam Robert.

Robin, Robins, Robbins, Robbijn, Robbijns, Robijn, Robijns, Robbyns, Robbyn, Robyn, Robyns, Robeyns, Robeyn, Robeijns, Robein, Rabijns, Rabyns, Robbens, Robben, Robens, Roben, Roebben, Roeben, Roubin, Rouben, Roubens, Roubben, Ruebens, Reubens, Reuben, Rubinfd, Ruben, Rubens, Rubbens, Rubben: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Robrecht. De vormen met -in, -ijn, -yn hebben de klemtoon op het suffix; bij de vormen op -ens ligt de klemtoon op de stam, zodat het suffix verdoft werd.

Robinaux, Robineau, Robinia, Rubinat, Rubina, de Rubinat: Vadersnaam. Afleiding van Robin, vleivorm van Robert.

Robine, Robinné: Moedersnaam. Romaanse vrouwelijk vleivormen van de voornaam Robert.

Robinet, Roubinet: Vadersnaam. Afleiding van Robin.

Robillle. Afleiding van de voornaam Robert.

Robion, Robinon, Robignon, Robinot: Vadersnaam. Vleivormen van Robert.

Robise. Plaatsnaam Raubise in Neufvilles (Henegouwen).

Robitaillie, Robitaille. Familienaam Robitail(le), Robital, Robitel uit Pas-de-Calais. Afleiding van de voornaam Robert? Of afleiding van Oudfrans rubest(r)e, van Latijn robustus: wild, geweldig.

Roblot. Vadersnaam. Romaanse vleivorm op -elot van Robert.

Robrecht, Robrechts, Robberecht, Robberechts, Roberecht, Roberechts, Robbrecht, Reubrecht, Ruebrechts, Ruebrecht, Rubberecht, Ruberecht, Rubrecht, Rubbregt, Robert, Roberte, Roberter, Roberers, Roberterts, Robertertz, Roberteir, Roberteerts, Roberteers, Roberteerst, Roberteet, Roberteets, Derobert, Robberts, Robbers, Robbeets, Roubert, Robard, Robart, Robaer, Robaert, Roba, Robas, Robaz, Robat, Robba, Roebaert, Roebart, Rubert, Rubbers, Roberti, Robertie, Roberty, Roberto, Ruberti, Ruberto. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Hroth-berth: roem-schitterend. Hrodebert, Hrotbert, Ro(t)bertus, Rubert, Robbertus, Rubbertus.

Robriquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.

Rocquerelle, Rocrelle. Vadersnaam. Afleiding van Roque; rots.

Rocbert. Vadersnaam. Theoretisch Germaanse voornaam hrôk-berht, maar vermoedelijk spelling voor Robert.

Roch, Roche, Rotse. 1. Zie Rock. 2. Zie Laroche.

Rochefort, de: Plaatsnaam Rochefort (Namen), ook frequent in Frankrijk.

Rochelinval. Plaatsnaam in Wanne, Luik.

Rochet, Rochette, Rochez, Rouchet, Roquet, Rouquette, Rouquet: 1. Picardisch roquet, Oudfrans rochet, afleiding van Oudnederlands hrok, rok: superplie, rochet, Waals-Vlaams roket. 2. Oudfrans rochet, Picardisch roquet, afleiding van roc: rots. Plaatsnaam.

Rochlitz. Plaatsnaam, Saksen.

Rochus, Rochtus, Rochus, Roctus, Rocus, Rochu, Rochut. Vadersnaam, heiligennaam Rochus, verlatijnste vorm een Germaanse stam: rud-ger-hrok, Gotisch hrukjan, Oudhoogduits rohôn: hrullen, schreeuwen.

Rock, Rocks, Rok, Roks, Rockx, Rokx, Rox, Roockx, Rookx, Roox, Rouck, Roeckx, Roex, Roux, Roques, Roque, Rook, Rooke, Roke, Rocq, Rocque, Roch, Roche, Rotse, Rouch, Rouche, Ruche, Ruck, Rucq, Rucs. 1. Vadersnaam, knuffelnaam van de Germaanse voornaam Rutger, of van de Germaanse voornaam Rocco, Roche (dit komende van hrôk wat weer roek of raaf betekent). 2. Zie ook Roek.

Rochus, Rookus, Roctus: Vadersnaam, heiligennaam Rochus, latinisering van een Germaans stam, Gotisch hrukjan, Oudhoogduits. Rohôn ‘brullen, schreeuwen’. Rookus kan eventueel een herinterpretatie zijn van Roukens.

Rock, Rocks, Rok, Roks, Rockx, Rokx, Rox, Roockx, Rookx, Roox, Rouck, Roeckx, Roex, Roux, Roques, Roque, Rooke, Rook, Roke, Rocque, Rocq, Roche, Roch, Rotse, Rouche, Rouch, Ruche, Ruck, Rucq, Rues: Vadersnaam. Bakernaam van de Germaanse voornaam Rutger; zie Roger. Of korte Germaanse voornaam Rocco, Rocho, van hrôk 'roek, raaf (Vergelijk Roekaerts).

Rock, de, Roc, de: 1. Plaatsnaam Rocq in Recquignies (Nord). 2. Bijnaam naar de kleding. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Derocq.

Rocker, de: Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands rocken ‘vlas of wol op rokken winden’.

Rock (de), Roque, Roques, Rocq, Rocque, Rok, Roke, Rook, Rooke, Rockelé, Rockel, Rockele, Roclée, Rocle, Roclee, Roch, Roche, Rotse. 1. Kan een bijnaam zijn uit het kledingstuk (maker, drager). 2. Ook een afleiding van de plaatsnaam Larocque/Laroche of uit roch: rots/steen.

Rockefeller. Afleiding van plaatsnaam Rockenfeld bij Neuwied (Rijnland-Palts).

Rockelé, Rockel, Rockele, Roclée, Roclee, Rocle: Roquelet, afleiding van Roque; vergelijk Roquet.

Rockere, de, Rocker, de, de Roocker, de Roeker, de Rouker, Rockers, Rokers: Beroepsnaam. Afleiding van Middenenderlands rocken: vlas of wol op het rokken winden.

Rockox, Rode Koc; poon, knorhaan, zeehaan, Zuidnederlands roodbaard (visnaam).

Roclandt, Rocland. Verschrijving voor Roeland(t), door verkeerde lezing van de e.

Rocour, Recour, Rocour, uit Rocou, Rocoux, Rocou, Rocoup, Drocourt: Plaatsnam Rocourt (Luik, Aisne) of Raucourt in Meux (Nnamen) en Frankrijk (Nord).

Rockquencourt. Plaatsnaam (Oise, Seine-et-Oise).

Rocroix, Raucroic, Raucroy. Plaatsnaam Rocroi, Ardeche.

Rocteur. Beroepsnaam. Picardisch roqueteur, Oudfrans rocheteur: steenhouwer, die steen uit de rots houwt.

Rodaer, Roda. Vadersnaam. Frans Rodard, Germaanse voornaam hrôth-hard'roem-sterk': Hrodhard, Rot(h)ardus, Rodardus.

Rodange. Plaatsnaam Redange, dat is Redingen bij Diedenhofen (Moselle).

Rodberg, Roberge: Moedersnaam. Germaanse voornaam hrôthberg 'roem-bescherming': Rodberga.

Ro, de, Dero, Deroo, (de) Roo, de Rho, Derho, (de) Rode, de Rood, de Roode, Rooden, Rood, de Roye, de Roy, de Roije, de Roij, de Rooij, de Rooy, de Roey. Bijnaam naar de rode haarkleur.

Rodder, (de). Wellicht van Middenenderlands Roder: wijnroeier, rooier. Zie De Rore, Roder.

Rode (van), van Rhode, (van) Roo, van Ro, van Roe, (van) Rhoon, van Rooyen, van Rooy, van Roijen, van Roij, van Roye, van Roy, van Royen, van Roie, van Roei, van Roeijen, van Roeij, van Roeyen, van Roey, van de Roey, van de Roy, van de(der) Roy, van de Roij, van de(den) Roye. Familienaam afgeleid van een zeer veel voorkomende plaatsnaam 'rode' = van bomen ontdane grond. Plaatsnaam Rode in Noord-Brabant met een aan Sint Oda gewijde kerk en vervolgens Sint Oedenrode genoemd,  Wanroij, Nistelrode, Middelrode, Noord-Brabant, Kerkrade, in 1008 als Rode, Venray, 1224 Rodhe en in 1400 Venrode genoemd, Schelderode (Oost-Vlaanderen), St.-Agatha-Rode (Vlaams-Brabant), Sint-Brixius-Rode in Meise (Vlaams-Brabant), St.-Genesius-Rode, St.-Pieters-Rode (Vlaams-Brabant), Rode in Komen (Henegouwen), Roden (Drenthe), Roden in St.-Pieters-Aalst (Oost-Vlaanderen) etc.

Rodegem. Hypercorrecte (eventueel archaïsche) vorm van de plaatsnaam Rooigem in Cent, Huise, Mater, Mullem, Serskamp (Oost-Vlaanderen).

Rödel, Rodel: Vadersnaam van Rodilo, afleiding van Germaanse hrôth-naam.

Rodemaker, de, Rodemacher: Plaatsnaam Rodemachern in Lotharingen (Moselle).

Rodemans, Rooman, Roomans, Romans, Roman, Roemans, Rooymans, Rooijmans, Roeymans, Roeimans, Royemans, Roymans, Roijmans, Roijmans, Roumans. Naam afgeleid van Van Rode: zie bij Rode.

Roden, Rodens. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse hrôth-naam, zoals Roderik.

Rodenbach, Royenbach, Roijenbach: Plaatsnaam Rodenbach (Beieren, Rijnland-Palts, Lotharingen). Aangezien Albrecht Rodenbach uit Andernach stamt, is afstamming uit Rodenbach bij Neuwied (Rijnland-Palts) het meest aangewezen.

Rodeyns, Rodeijns, Rodeyns, Rodeijns. Bijnaam en vadersnaam gecombineerd: rode Hein.

Roddenhof, Rodenhof: Plaatsnaam Rodenhof. Wellicht Duits Rotenhof (Sleeswijk-Holstein).

Rodenberg: Aangezien berg- en burg namen vaak verward werden, kan het hier gaan om een variant van Rodenburg. Of plaatsnaam Rodenberg (Hessen, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen). Het kan ook een als plaatsnaam geherinterpreteerd moedersnaam zijn, Germaanse voornaam hrôthberg ‘roem-bescherming’: Rodberga.

Rodenburg, Roodenburg, Roodeburgh, van Roemburg, Rodenmbourg, Roderbourg, Roderburg: 1. Plaatsnaam Aardenburg (Zeeland): 966 Rodenburgh. 2. Plaatsnaam Rodenburg in Marke (West-Vlaanderen), Kortrijk, Utrecht, Sneek, in Nedersaksen en Groothertogdom Luxemburg.

Rodenbusch, Roderbusch. Plaatsnaam in Hellenthal. Noordrijn-Westfalen.

Rodenhuis: Plaatsnaam bij Laarwald (Bentheim): 1475 des Rodenhus. Rodenhûs in Kubaard (Friesland).

Rodenstein. Duitse plaatsnaam, Roodsteinius, 2. Plaatsnaam. Vgl Rottenstein.

Roder, Roeder. 1. Beroepsnaam van de rooier. Vergelijk De Rore. 2. Germaanse voornaam; zie Roder.

Roderk. Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Roderik; zie Rooryck.

Roderkerken: Plaatsnaam Rodenkirchen (Noordrijn-Westfalen):

Rodermans, Rodermann. Beroepsnaam van de roder: wijnroeier of (bos)rooier. Zie Roder.

Rodeyns, Rodeijns, Rodyns, Rodijns. Bijnaam + vadersnaam.: rode Hein. Vergelijk Duits Rotheinz. Zie ook Roodhans.

Rodhain. Spelling van Franse familienaam Rodin, afleiding van Germaanse hrôth-naam?

Rodier, Rodiers, Rodi, Rodie, Durodie, Durodié, Rody, Roudier, Rediers: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam hrôth-hari 'roem-leger': Chrodharius. Durodie, van Durodier.

Rodijk. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam 'Rodijk' (= ro (eventueel van rood/ gerooid of een vereenvoudigde voornaam) en dijk (= duidelijk).

Rodijns, Rodyns. 1. Zie Rodeyns. 2. Vleivorm van Germaanse hrôth-naam, zoals Rodens.

Rodoe, Roedoe: Kan theoretisch teruggaan op Frans Rodoux, van Germaanse voornaam hrôth-wulf ‘roem-wolf’; Nederlands Rodolf, Rolf, Roelof.

Rodolf, Rodolfs, Rodelfs, Roedolf, Roedelof, Rudolf, Rudolph, Rudloff, Rudelopt: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-wulf; vergelijk Roelof(s).

Rodrigo, Redregoo: Vadersnaam. Spaanse-Portugese voornaam, van Germaans Roderik.

Rodrigue, Rodrigues, Rodriguez, Rodrigus, Rodrique, Roderiguez, Roderigas, Roderiges: Vadersnaam. Spaanse, Portuugese afleiding van de voornaam Rodrigo.

Rodts. 1. Zie Roets. 2. Ook wel vertaling van Laroche

Roe, de. 1. Variant van De Ro. 2. Deroe, spelling voor Deroux.

Roebse. Vadersnaam Robse, zoon van Rob(ert). Vergelijk Robe.

Roedema: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans hrôth-naam. Vergelijk Roda.

Roedsens. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Rotzo, Ruzo, -so-afleiding van hrôth-naam.

Roef, Roefs, de Roef, de Rouf. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse roef: dak, zoldering. Beroepsbijnaam voor de dakdekker. 2. Vadersnaam roef van de voornaam Roelof, uit de Germaanse Roelof: hroth-wulf.

Roefmans, Rofman. Afleiding van Roef of De Roef.

Roeis. Vadersnaam afleiding van korte vorm van de voornaam Roeier; zie Royer(s).

Roek, de, Roeck(de), (de) Roucke, Rouck, Rouke, Rouk, (de) Roeckx, Roex, Roeckx, Roux, de Reuck, de Ruck de Ruiyck, de Ruick, de Ruyck, Ruyk, de Ruijck, Deruyck, de Ruycke, de Roock, (de) Rook, Rooke. 1. Bijnaam afgeleid van de vogelnaam: roek, zaadkraai, zwarte kraai. Wellicht een bijnaam gegeven omwille van de zwarte haarkleur of donkere huid. 2. In Zeeland en Antwerpen is een roeke, rouc de naam voor veldwachter of gerechtsdienaar. In dit geval een beroepsnaam. 3. Eventueel reïnterpretatie van Germaanse voornaam; zie Rock(s).

Roekaert, Roekaerts, Roekaers, Roeckaerts, Roukaerts, Rockaerts, Rocart, Rocca, Roccas, Rochart, Rocha, Rochat, Rouchard, Rouwuaert, Rouquart, Rucart, Ruchard, Rotsaert, Rotsaerts, Rotsart, Rootsaert, Rutsaert. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam Rochardus (hrok-hard; roek-sterk), Rochardus.

Roeke: Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Rutger of van Rocco. Zie Roks(e). Zie ook de Roek 2.

Roekel, van: Plaatsnaam Roekel in Ede (Gelderland).

Roekeloos. Bijnaam voor een roekeloos, zorgeloos, durvend, gewetenloos of zelfs lichtzinnig persoon.

Roeken, Roekens, Roeckens, Roukens, Rockens, Rokens, Roeykens, Roeygens, Ruykens. 1. Vadersnaam uit de knuffelvorm van een van de vormen van de Germaanse voornaam Rutger.:hroth-ger. 2. Roe(c)ken is later ook afgeleid uit Roe(c)k.

Roekhout, Rockhaut, Rouckhaut, Rouckhout, Roukout, van Roechoudt. Familienaam uit de plaatsnaam Roekhout in Oombergen (Oost-Vlaanderen).

Roel, Roell, Roelle, Roëll, Roël, Roëell, Roels, Roelse, Reule, Reuhl, Rouls, Röll, Rolle, Royls, Roll, Rolls, Roehl, Röhl, Rohl, Reul, Rul, Ruyl, Ruijl, Rulle, Rule, Rülle, Ruel, Ruell, Ruëll. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Roeland of Roelof (Hrodland: roem-land).

Roeland, Roelant, Roelandt, Roelandts, Roelands, Roelants, Roelans, Roelans, Roelas, Roclandt, Rouland, Roulant, Roulent, Rolland, Roland, Rolans, Rolandi, Rolando, Rolandus, Roolant, Roolandts, Roolandt, Reuland, Ruellan, Ruelland, Ruhland, Ruland, Rüland, Rullan: Vadersnaam. Germaanse voornaam, vooral bekend uit het Roelandslied, het Chanson de Roland: hrôth-land ‘roem-land’. Hrodland, Rotland, Roland, Rolandus.

Roelen, Roelens, Roelin, Roulens, Rolen, Rolens, Rollens, (de) Rolin, Rollin, Roulin, Rollain, Rolain, Reulens, Reulen, Rulens, Rulen, Ruellens, Ruelens, Rullens, Rielens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Roeland (hroth-land) of Roelof (hroth-wulf).

Roelen, van. Plaatsnaam Roelen in Zutendaal, Limburg.

Roeleveld: Plaatsnaam Rölefeld (Noordrijn-Westfalen) of eigenlijk Roereveld? Of uit Roelinksveld in Weerselo, Overijssel?

Roeleven: Plaatsnaam Roeleveen in Zoetermeer (Zuid-Holland). Of herinterpretatie van Roelvink?

Roelfsema, Roelfzema: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Roelf, Rolf, Roelof, van Rodolf.

Roelink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland.

Roelkens, Roelekens, Roellekens, Rulkin, Rulquin, Rulkens, Roltgen: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland of Roelof. Vergelijk Roel, Roelens.

Roelman, Rolman, Rollman, Rollemans, Rolimans, Rollmann: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland of Roelof.

Roelof, Roelofs, Roelofse, Roelofsen, Roelfsema, Roelfzema, Roelofsma, Roeloffzen, Roeloff, Rolloff, Rollof, Roloff, Rolof, Rohloff, Roloffe, Rolofson, Rolef, Rouleff, Ruyloft, de Rolf, Drolff, Deroloffe, Rolfs, Rolf, Rollfs, Rohlf, Rolfo, Roefs, Roef, Rouff, Roeffen, Reuff, Rueff, Ruff, Ruf:  Vadersnaam Roelf, Roelof, Rudolf. Germaanse voornaam hrôth-wulf ‘roem-wolf’: Hrodulfus, Roolf.

Roelvink, Rolvonk, Roolvink, Rollfink: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Roelf, van Roelof en moest eigenlijk met een f in plaats van met een v geschreven worden. Want deze naam is niet anders als de vadersnaam van de mansnaam Roelf, Roolf, Rolf, Roelof, Rodlof, Rodolf, Rudolf.

Roemaet, Romato. Vadersnaam, voornaam Romatus.

Roemburg, van: 1. Uit plaatsnaam Rouenburg, Ruenburg in Nijkerk (Gelderland). 2. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Rodenburg.

Roemendael. Plaatsnaam Rommental in Schlat (Duitsland)? Of Scandinavische familienaam Rommedahl?

Roenen, Roens. Vadersnaam Roen, korte vorm van Jeroen, Griekse heiligennaam Hieronymus.

Roep, de, de Rop, Deroppe: Beroepsnaam van de (om)roeper. Vergelijk Roper.

Roepman: Beroepsnaam van de omroeper.

Roer, van der: Riviernaam de Roer, Duits Ruhr.

Roerade. Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-rêd 'roem-raad': Rod(e)radus.

Roerbert. Vadersnaam Robert met epenthetische r.

Roermond, van, van Roermund. Plaatsnaam Roermond, Nederlands-Limburg.

Roersma: Vadersnaam. Friese afleiding van Roer, van Roeder, Roder, de Germaanse voornaam hrôth-hari ‘roem-leger’.

Roeselera, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.

Roessel, van. Wellicht familienaam uit de plaatsnaam Rossel (Noordrijn-Westfalen).

Roessingh: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam hrôth-so.

Roest (de), (de) Roost, Rost, Roes, Roessen, Roesink, Rous, Roos. 1. Wellicht naam uit het Middelnederlandse roest: roestig. Bijnaam naar de haarkleur. 2. Verkorte vorm van Van (de) Roost: zie bij Roost. 3. Of naam uit de plaatsnaam Roux in Henegouwen, in Avins (Luik), in Buzet en Frasnez-lez-Gosselies (Henegouwen), in Gembloers (Namen) of uit de plaatsnaam Le Roux (Namen). Zie Deroux.

Roestenberg: Plaatsnaam Roestenberg in Vessem (Noord-Brabant).

Roetemeyer, Roetemeijer, Röthemeyer, Rothmayer: Duitse bijnaam Rotmeier: rode meier.

Roetenberg. Plaatsnaam Rutenberg, Brandenburg.

Roeters, Roor, Roetert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-har ‘roem-leger’: Rotherius. Roetert gaat theoretisch terug op hrôth-hard ‘roem, sterk’: Rot(h)ardus.

Roeting, Roetinck, Roetink, Roetynck, Ruytings, Ruytinx, Ruytincx, Ruijtinx: Vadersnaam. Afleiding van Germaans hrôth (roem)-naam, zoals Rutger.

Roetjens, Rötgens, Röttgen, Rutjens, Ruttiens, Ruytjens, Ruijtjens, Ruytiens: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrôth-naam. Vergelijk Roets, Roetink.

Roets, Roedts, Rodts, Rots, Ruts, Ruth, Ruths, Ruyts. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse hroth-naam, wellicht Rutger. 2. Zie ook de Raedt.

Roeve, de. Wellicht dialect uitspraak van De Ra(e)ve. Of (in Henegouwen) aaanpassing van De Rover?

Roeyaert, Roeyaerts, Roeijaerts, Royaert, Roijaards, Royeaerd, Roeyhaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam; hroth-hard; roem-sterk.

Roeyen, Roeijen, Rooijen, Royen, Royens, Roijens, Roijen, Raeyen, Rayen, Raijen. Vadersnaam, knuffelvorm van Royer of een andere hrôth -naam. Vergelijk Roeykens. Of variant van Rooden of verkort van Van Royen.

Roeyenacker, Roonacker, Rooiakkers, Rooyakkers, Rooyackers, Rooyakers, Rooijakkers, Rooijackers, Roijakkers, Roijackers, Royackers. Naam uit de plaatsnaam Rooiakker/Roeyenacker: rode akker of gerooid land. Naam uit het Waasland, Gierle (Antwerpen) Roeyenacker in Gierle (Antwerpen) of nog elders.

Roeykens, Roeygens, Roegens, Ruykens. Vadersnaam uit Royer, Roeier of een andere hrôth -naam. Zie Roeken(s).

Rofack, Roofack, Roofacks: Wellicht door Franse uitspraak van de plaatsnaam Rouffach (Elzas).

Rofessart. Plaatsnaam in Limelette, Waals-Brabant.

Roffaré, Roffarè, Roffare: Vadersnaam. Afleiding of variant van Roufart?

Roffiaen, Roffian. Middelnederlands roffiaen; koppelaar, hoerenwaard. Ook scheldwoord.

Rogard, Roogaert: Moedersnaam. Germaanse voornaam hrôth-gard 'roem-gaard': Hrotgardis, Rotgarda.

Rogeon. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roger.

Roger, Rogers, Deroggé, Rodger, Rodgers, Rodgerson, Rogie, Rogier, Rogier, Rogierst, Rogist, Rogiest, Rogirst, Rauger, Rougier, Rogy, Derogy, Roegier, Roegiers, Roegis, Roegiest, Roegis, Roegist, Roeges, Rugers, Ruijgers, Rojer. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger, ruth-ger.

Rogeré, Rogéré: Plaatsnaam Rogerée of Rogené in Jehay (Luik).

Roffel, Roeffel, Roffelsen. Bijnaam, kastijding, terechtwijzing.

Rogge, Roggen, Rogghe, Rogghen, Rog, Rogh, Rogmans: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Rutger, Rugger, Roger. 2. Bijnaam naar de huisnaam, de visnaam ‘rog’. 3. Beroepsbijnaam van de roggebroodbakker.

Roggeband: Beroepsbijnaam van de roggestrobinder, vergelijk Strooband.

Roggeman: Afleiding op -man van Rogge, met namen van de voornaam Rogge.

Roggembucke, Roggembüche: Nederduitse bijnaam Roggenbuck: roggebuik, voor een roggeteler of bakker van roggebrood.

Roggen, Rogen, van: De zoon van Thies Jansen (1600-1675) nam de naam van Roggen aan, misschien vanwege het bakkersberoep in de familie.

Roggendorf. Plaatsnaam in Kierdorf. Noordrijn-Westfalen.

Roggenkamp. Duitse plaatsnaam.

Roggeveen: Plaatsnaam Rockeveen, Roggeveen, van Rutkenvene ‘Rutgersveen’.

Rogier, Rogiers, Roegiers, Roegies, Roegiest, Roegirst, Roeguis: Vadersnaam. Roger, Rogier is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger.

Rogissart. Plaatsnaam in Klabbeek en Itter, Vlaams-Brabant.

Rogister. Plaatsnaam in Battice en Hervé (Luik).

Rogival. Plaatsnaam Rogivaux in Herstal (Luik).

Rogman, Rogmans, Rogemans, Roggeman, Roggemans, Rogguemans, Rochman, Rochmans, Rockmans, Rocmans, Roockmans. Vadersnaam via Roger uit de Germaanse voornaam Rutger; hroth-ger.

Rohaert, Rohart, Rohard, Rohat, Roard, Roart, Roa, Rowaert, Rowart, Reward, Rouhard, Rouhart, Rouha, Rouard, Rouart, Roua, Rouasse, Rouas, Roust, Rouat, Ruard, Ruar, Ruaaert, Rua, Ruas, Ruwaert: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôth-hard 'roem-sterk': Hrodhard, Rohardus. Zie Roothaer(t).

Rohé. Plaatsnaam in Dolembreux (Luik).

Rohling, Rohlig. Vadersnaam. Duitse afleiding van Röhl. Vergelijk Rolink.

Rohlicke, Rölke, Rolke: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van Rohl.

Rohn, Rohner. Plaatsnaam. Middenhoogduits rone; omgevallen boomstam.

Röhner: Afleiding van de plaatsnaam Röhn (Noordrijn-Westfalen).

Rohr, Röhr, Rohrer: Duitse verspreide plaatsnaam Rohr: riet.

Röhrich, Röhrig, Roehrig, Rohrig. Plaatsnaam. Middenhoogduits rôrich: (oever)riet.

Roial, Royal: 1. Plaatsnaam. Luiks-Waals royâ (vëye): grote weg, heerweg. 2. Zie Real.

Roideaux, Roydeaux, Roidot: Afleiding van Oudfrans roide, Frans raide: hard, ruw, ruig.

Roig. Waarschijnlijk spellingvariant van Rog.

Roisseleux, Roisleux. Plaatsnaam Roisleux in Thimister (Luik).

Roiseux. Plaatsnaam Royseux in Vierset-Barse (Luik).

Roisin. 1. Plaatsnaam Roisin (Henegouwen). 2. Oudfrans roisin, resin, Frans raisin: druif. Vergelijk Druyve.

Roitzheim. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Rojahn. Nederduitse bijnaam Rodejahn; rode Jan.

Rokeghem, van, Rokegem, van, van Rockeghem, van Roekeghem, van Roekegem, van Rouckegem: Plaatsnaam Rokegem in St.-Maria-Horebeke, bij Zomergem (Oost-Vlaanderen) en in Wakken (West-Vlaanderen).

Rokers, Rockers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôk-hari 'roek-leger': Ruoccherus. Vergelijk Roekaerts, Rocher.

Roks, Rokse, Rockse, Roksx: Vadersnaam. Bakernaam, van Germaanse voornaam Rutger. Of korte Germaanse voornaam Rocco, Rocho, van hrôk ‘roek, raaf’.

Roksnoer. Beroepsnaam van de binder van roggestro, die het stro snoert. Vergelijk Roggeband, Duits Roggenseil, Rockstroh, van Roggenstroh.

Rolshausen, Rollshausen. Duitse plaatsnaam Rollshausen.

Roldan. Vadersnaam. Spaanse vorm van de voornaam Roeland.

Rolet, Rollet, Rollé, Rolle, Rollez, Rouletfte, Roulette, Roullez, Rouletftez: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roland of Roelof. Eventueel zelfs van Radolf, Frans Raoul.

Rollema, Rollmann: Vadersnaam. Afleiding van Roeland of Roelof.

Rolink, Rollinger, Rolling, Rollinger, Rouling, Roulling, Ruhling: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland of Roelof.

Rolis, Rolies: Jonge metathesis van Lori(e)s.

Rollé, Rollegem, van, Rolleghem, van: Plaatsnaam Rollegem (West-Vlaanderen).

Rollenberg. Plaatsnaam in Ronse (Oost-Vlaanderen) of Roelenberg in Wervik (West-Vlaanderen).

Roller, te: Achterhoekse familienaam. Plaatsnaam ’t Rolder bij Zieuwent (Gelderland).

Rollewagen. 1. Bijnaam van de voerman, naar de wagen met rollen in plaats van wielen. 2. De Belgische familienaam Rollewagen is een vondelingnaam. Charles François Rollewagen werd op 25 oktober 1814 in Cent als vondeling aangetroffen onder een ontkoppelde wagen.

Rollier, Rolliers, Roliers, Rolli, Rolly, Roly, Roelly, Roullier, Roulier, Rouillier, Rouiller, Rouilly, Rouly, Raulier, Rauliez. 1. Beroepsnaam uit het Middelfranse roulier: voerman. 2. Ook uit de plaatsnaam Roly (Namen).

Rolot, Rollot, Rollo, Rollos, Raulot, Raulo, Rulot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roland of Raoul (vergelijk Raulet).

Roly, Rolly, de Roly, Roelly: 1. Plaatsnaam Roly (Namen). 2. Zie Rollier(s).

Romel, Rommel. Middenenderlands rommel: lawaai. Bijnaam voor een lawaaimaker. Vergelijk Rommelaere.

Roma, Rouma, Roumat, Rumas: 1. Vadersnaam Ro(u)mard/Rumard, Germaanse voornaam hrôm-hard 'roem-sterk': Rumhart. 2. Zie Roumache.

Romainville, Romenville: Plaatsnaam (Seine).

Romal, Remael, Ramael, Ramaël: Wellicht Waalse vorm van Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant): 815 Rosmalle of Orsmaal, 1143 Rosmale.

Roman, Rooman: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Romanus ‘Romein’. 2. Zie Rooimans.

Romanoff, Romanovski, Romanovsky, Romanow, Romanowski, Romanowa, Romanski: Vadersnaam. Slavsiche afleiding van de voornaam Romanus.

Rombout, Rombouts, Rombaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôm-bald ‘roem-moedig’: Rumboldus.

Romanus, Ramano, Roman, Romand, Romant, Romang, Romans, Romahn, Romann, Roumans, Roumant, Romaen, Rooman, Roomans, Reuman, Roumain, Romain, Romeijns, Romeins, Romyn, Romyns, Romijn. Vadersnaam uit de Latijnse voornaam Romanus: Romein.

Romein, Romeijn, Romeijnsen, Romeijsen, Romijn, Romijnsen, Remeijn, (van de) Remeijnse, Reminsen, Remijn, Remijnse, Remijnsen: Vadersnaam. 1. Aanpassing van Frans Romain, van Latijnse heiligennaam Romanus ‘Romein’. 2. Maar de Zeeuwse familienaam Romein blijkt een volksetymologische herinterpretatie te zijn van Remein, Remijn, zelf een vervorming van de Waalse familienaam Remy, van de heiligennaam Remigius.

Romarin. Bijnaam. Oudfrans rosmarin, Frans romarin: rozemarijn (kruidnaam). Vergelijk Roosemarijn.

Rombaut, Rombauts, Rombouts, Rombout, Rombaudt, Rombau, Rombaux, Rombeau, Rombeaux, Rombeaut, Romboux, Rumbaut. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hrom-bald; roem-moedig.

Romberg. Duitse plaatsnaam.

Romboux. 1. Zie Rombout(s). 2. Plaatsnaam in Abée (Luik).

Rome, Rom, Room, Rooms, Roems. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van Romboud. 2. Mogelijk ook uit het Middelnederlandse rome: room. Beroepsbijnaam van de roombereider. Vergelijk Zoetemelk, Wittevrong(h)el.

Rome, van, van Romme. Plaatsnaam. 1. Stad Rome (Italie). Eventueel bijnaam van een Romevaarder. 2. Plaatsnaam Rome, bijvoorbeeld in Outrijve (West-Vlaanderen).

Romedenne, Romdenne, Romdane, Romdhane, Romdhan, Romdhani, Remeden, Remedem: Plaatsnaam Romedenne (Namen).

Romeijnders. Waarschijnlijk niet inwoner van Rome, maar reïnterpretatie van Romeyns of Romeyer.

Römer, Römers, Romer, Roomer, Roomers, Rommers, Roemer, Roemers, Rohmer, Reumer, Reumers, Rumers, Romgers, Remmers, Remmerts, Reemers, Rommers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Rodmer, Roemer: hrôth-mêr ‘roem-vermaard’: Rotmarus, of hrôm-hari ‘roem-leger’; Romerius, Romarus. 2. Romer kan een bijnaam zijn voor de Romevaarder, pelgrim naar de heilige stad Rome.

Romerique, Rommérique, Rommerique: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôm-rîk 'roem-machtig': Romaricus.

Romero. Vadersnaam. Spaanse vorm van de Germaanse voornaam Roemer; zie Rômer(s). Of plaatsnaam?

Romeu, Romieu, Romieux, Roumieux: Moedersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Romhild.

Romeyer, Romeijer. Bijnaam Rode Meier; Duits Rotmeier.

Romhild. Moedersnaam. Germaanse voornaam hrôm-hild 'roem-strijd': Ruomhilt, Romildis.

Romic, Romich, Romih: Vadersnaam Römig, Römmich, gerond van de voornaam Remig(ius), vooral in de Palts.

Romiée, Rommiée, Rommiee, Romniée, Romnée, Romnee: Plaatsnaam Romiée in Arbre (Namen), van Ruminiacas.

Romier, Romy, Roumie: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam Rodmer, Roemer; zie Römer(s) 1. 2. Variant van Ramier.

Romignon, Romignot, Romio, Roméo, Romeo: Vadersnaam. Vleivorm van Rom-naam.

Romilly. Plaatsnaam (Aube, Loir-et-Cher, Eure, Eure-et-Loir).

Röming, Rominger: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrôm-naam.

Romkes, Romkema, Reumkens, Rom. Vadersnaam verbogen met een -s bij de roepnaam Romke (van Romkeszoon), die van oorsprong teruggaat op een Germaanse naam met het woord (h)ruom = 'roem', zoals Rombout, Rombert, Rumold.

Rommel, Romel: Middelnederlands rommel ‘lawaai’. Bijnaam voor een lawaaimaker, een rommelaar.

Rommelaere (de), Rommelaar, Romelart, Rommelaere. Bijnaam voor een luidruchtig iemand. Zie Rommel.

Rommen, Rommens, Romens, Roemen, Roumen, Rummens, Rumen, Romme, Rommes, Rommès: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse voornaam, zoals Romboud, Romoud of Romond.

Rommerskirsch. Plaatsnaam Rommerskirchen. Noordrijn-Westfalen.

Romond, Romon, Romont, Roumont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-mund 'roem-bescherming'. Hrodmund, Romund, Ro(t)mundus. 2. Bijnaam voor iemand met rode mond.

Romondt, van: Plaatsnaam Romont in Bever (Vlaams-Brabant), Modave en Vierset (Luik).

Rompaey, van, Rompaeye, van, van Rompaeij, van Rompaij, van Romphey, van Rompu, van Rompuy, van Rompuij, (van) Rompa: Plaatsnaam (te) Rompade, Rompaey ‘ruim pad’.

Rompen, van, Romp, Rampen, Rumpen: Plaatsnaam Rompen in Sippenaeken (Luik), Brunssum, Kohlscheid (Noordrijn-Westfalen).

Rompteau, Rompteaux. Vadersnaam. Afleiding met dubbele suffix -eteau van de voornaam Rombaud.

Romsee, (de) Romsée: Plaatsnaam Romsée (Luik).

Romswinkel, Rommerswinkel: Plaatsnaam (waarschijnlijk) in Noordrijn-Westfalen. Er zijn verschillende Rommers-plaatsnamen in Duitsland.

Romulus. Latinisering (van Romniel?). of naar de stichter van de stad Rome?

Romus. Variant van Romeu?

Ron, de: Andere spelling voor Derom, Derome. Plaatsnaam Rome in Lahamaide (Henegouwen).

Ronca: Waalse variant van Roncard, afleiding van Oudpicardisch ronquier ‘ronken, snurken’.

Ronchail. Plaatsnaam, van Oudfrans, Frans ronce: braamstruik.

Ronchaine, Ronchesne: Plaatsnaam Rond Chêne: ronde eik, in Dinant, Vedrin (Namen), Esneux (Luxemburg).

Ronchetti, Ronquetti: Beroepsnaam. Afleiding van Italiaans ronchetto: klein snoeimes, van ronca: snoeimes.

Roncins, Ronchain, Ronssin, Ronsin, Ronsyn, Ronsijn, Ronsent, Ronsen: 1. Plaatsnaam Ronchin (Nord) van Latijn rumicinium, van rumicem, van Frans ronce: braamstruik. 2. Zie Ronsin.

Ronck. 1. Bijnaam voor een ronker, snorker? Vergelijk Ronckers. 2. Plaatsnaam Roncq (Nord). Zie De Roncq.

Ronckers, Runker. Bijnaam voor een ronker (een snurker).

Ronde, de, de Rond, de Ron: Bijnaam voor iemand met een rond uiterlijk of met rond(borstig) karakter.

Rondaert. Ongetwijfeld hypercorrect voor Ronda.

Rondeau, Rondeaux, Rondiaux, Rondia, Rondiat, Ronday, Lerondeau, Rondelle, Rondel, Rondal, Rondelet, Rondelez, Rondelée, Rondele, Rondelee, Ronlez: 1. Oudfrans rondel, van rondelet. Bijnaam naar de ronde buik. 2. Vadersnaam. Wellicht afleiding van rand-naam; voor de o, vergelijk Randaxhe = Rondache. Rondelet kan variant zijn van Randolet.

Rondel, la Rondelle, la Rondella: Oudfrans rondel. Bijnaam naar de ronde buik.

Rondelaere, Rondelart. Reïnterpretatie (met d-epenthesis) van Rommelaere.

Rondenbosch. Plaatsnaam Ronderbos in Dilbeek (Vlaams-Brabant), Ronden bos in Maldegem (Oost-Vlaanderen).

Rondeux. Plaatsnaam Rendeux, Luxemburg.

Rondin, Rondineau. 1. Afleiding van Frans rond: rond. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Randolf, Randoux.

Rondhuis: Een rondhuis zou een wachthuis zijn geweest, vergelijk Engels roundhouse ‘gevangenis’.

Rondot, Rondoz. 1. Afleiding van rond: rond. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rand-naam, zoals Randolf. Vergelijk Randon.

Ronfa, Ronfaut. Plaatsnaam Rond Fa(u); ronde beuk.

Ronfle, Ronflette. Frans ronfler: snorken, snurken, ronken. Bijnaam voor een snurker. Vergelijk Ronckers.

Rongchamp, Rongchamps. Plaatsnaam Ronchamps in Beausaint (Luxemburg).

Rongé, Ronger, Rongy, de Ronghé, Rongé, de Ronghe, de Ronge. Variant van Rogier (Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger (hroth-ger).

Rongen, Ronge, Rung, Runge. Familienaam uit het Middelnederlandse ronge, runge: sport van een wagenladder. Beroepsbijnaam van de wagenmaker.

Rongveaux, Rongvaux, Ronveau, Ronveaux, Ronvaux, Ronval: Plaatsnaam Ronvaux in Chevetogne, Rognée (Namen), Charneux (Luik) en Meuse; Rongvaux in Hayange (Moselle).

Rongy. Plaatsnaam Rongy (Henegouwen). Maar de familienaam komt niet in Henegouwen voor, wel hoofdzakelijk in Luik. Daarom is Rongy veeleer een variant van Rogy. Zie Rongé en vergelijk Deroggé/Derogy.

Ronkard, Ronkart, Ronca, Roncart, Ronquart: Bijnaam van Middelnederlandse werkwoord ronken, respectievelijk Oudpicardisch ronquier: ronken, snurken. Vergelijk Ronckers.

Ronken: Bijnaam voor een ronker?

Rönne, Ronne, Ronnen: Duitse plaatsnaam Rb'nne, Rbonne ?

Ronneau, Rouneau: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ronald(us), Noors Rognvaldr.

Ronquier. Plaatsnaam Ronkier in Mollem (Oost-Vlaanderen) van Middenlatijn runcaria: plaats met braamstruiken.

Ronse (van), (van) Ronsse, Ronsman, Ronsmans, Roensman, Roensmaens, Ronsseman: Plaatsnaam Ronse (Oost-Vlaanderen).

Ronsele, van, van Ronselé: Plaatsnaam Ronsele (Oost-Vlaanderen).

Ronsin, Ronsyn, Ronsijn, Ronssin, Ronsen, Ronsent, Roncins, Ronchain: 1. Oudfrans roncin: trek- en lastpaard? Beroepsnaam. 2. Zie Roncins.

Ronsman, Ronsmans, Roensman, Roensmaens, Ronsseman: Afleiding van plaatsnaam Ronse (Oost-Vlaanderen).

Ronstorff. Waarschijnlijk met ingevoegde n uit Rohstorf (Duitsland).

Roo, de; Roode, (de) Rooij: Bijnaam ‘de rode’, naar het rode haar.

Roobier. Waarschijnlijk niet bijnaam Rood Bier, ondanks de Duitse familienaam Rotbruwer, maar Robier, van Robert.

Roobol: Bijnaam voor een roodharige, met een rode bol ‘kop’. Vergelijk Duits Rotkopf, Rothaupt.

Roobroeck, Roobroek, Roobrouck, Robroeks, Roebroeck, Roebroeks, Roëbroëks, Roubroeks: 1. Bijnaam naar de rode broek. Vergelijk Rotharmel. 2. Zie Van Robbroeck.

Rood, Roode, Rooden: Waarschijnlijk Nederlandse spelling voor Duits Rot.

Roodbeen: Bijnaam voor iemand met rode benen?

Roodbergen: Duitse plaatsnaam Rotberg? Of Radberg (Noordrijn-Westfalen)?

Rooderkerk. Plaatsnaam Rodenkirchen in Rondorf (Noordrijn-Westfalen).

Roodhans, Roothans. Afleiding van de Duitse familienaam Rothans: rode (wellicht haarkleur) Hans (Johannes).

Roodhorst: Plaatsnaam. Roodzand: Plaatsnaam.

Roodnat. Naam uit rood (naar de haarkleur) + een voornaam (Nathan, Nathanaël of Natalis).

Rooimans, Roman, Rooman: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Rodeman(s), afleiding van plaatsnaam Rode; zie van Rooij(en).

Rook, Rooks, Roke, Roock, de. Beroepsnaam, iemand die rook maakt voor.

Rookhuijzen, van: Rookhuizen, plaatsnaam in Hell (Putten, Gelderland), Swalmen (Nederlands Limburg).

Roolker: 1. Afleiding van Duits Rolke, vleivorm Roleke, Rolekin van de voornaam Rudolf, Roland. 2. Afleiding van Wendisch rolka ‘akker’.

Rooleeuw; bijnaam die in een huis met de Roode Leeuw in de gevel woonde.

Roolvink, Roelevink, Roelvink, Roelink, Rolvink, Rolink. Saksische vadersnaam uit de Germaanse voornaam Roel(f) (hroth).

Rooms, Roons: Afleiding van Rome, Room. 1. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Romboud. 2. Eventueel Middelnederlands rome ‘room’. Beroepsbijnaam van de roombereider.

Roon, (van): Plaatsnaam Rhoon (Albrandswaard, Zuid-Holland), Roon bij Valkenburg (Zuid-Holland) of Roden (Drenthe).

Roorda, Roda, Roeda: Friese afleiding van de Friese voornaam Roord, Germaans hrôth-ward ‘roem-bewaarder’: Hrodowardus, Rodoardus. Ro(e)da kan eventueel van elke hrôth-naam worden afgeleid.

Rooryck, Roorijck, Rodric, Rodrick, Rodrique: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-rîk 'roem-machtig': Hrodericus, Rodricus.

Roos, Roose, Rooze, Roozen, Roze, Rozen, Rose, Rosen, Roosen, Roosens, Roozen, Roesens, Roesems, Rooses, Roes: 1. Bijnaam naar de huisnaam. 2. Moedersnaam, voornaam Rosa.  3. Vadersnaam Roos, Germaanse naam als in Rosinga, Rosema, Rozema, Roosma, Rozenga in Friesland, Rösing in Oost-Friesland, Roosens, Rooses en Reusens in Vlaanderen; en van de verkleinvormen: Roosjen in Friesland, Roosjes en Roskes in Holland en Brabant, Röskens in Oost-Friesland.

Roos, van, Roose van, Plaatsnaam Roos: riet. Rozen (Noord-Brabant). Ook huisnaam; zie Roos 1.

Roos, de, de Rose, de Roose, de Rooze, de Ros: 1. Bijnaam naar de huisnaam. Zie ook Roos 1. 2. In het land van Asse is De Roos een reïnterpretatie van (de) Raes.

Roosbroeck, van, Roosbroek, van, Roosbroekx, Roosbroeckx, (van) Roosenbroeck, Roosenbroek, Roosebrouck, Rosbrouck: Plaatsnaam Roosbroek in Sint-Amandsberg (Oost-Vlaanderen), Sint-Pieters-Kapelle (Vlaams-Brabant).

Roosdorp: Plaatsnaam Roisdorf (Noordrijn-Westfalen).

Roosenboom, (de) Rooseboom, Rosenboom, Roseboom, Rozeboom, Roozeboom, Rozenboom: Verspreide plaatsnaam Rozenboom, Duits Rosenbaum. Vaak huisnaam.

Roosebeke, (van), van Roozebeke, van Roosbeke, Roosbeek, Roosbeck, Roesbecke, Roesbeke: 1. Plaatsnaam Roosbeek (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Westrozebeke (West-Vlaanderen). 3. Plaatsnaam Oostrozebeke (West-Vlaanderen). 4. Rozebeke (Oost-Vlaanderen). 5. Roosbeek in Zepperen, Limburg. 6. Roosbeek = Rebecq (Waals-Brabant).

Roosemarijn, Roosemaryn, Rozmarin, Rosmarin: Bijnaam naar de kruidnaam rozemarijn. Vergelijk Romarin.

Roosemeyers, Rosemeier: Duitse bijnaam van de bewoner van een plaats met rozen.

Roosemondt, Roosemont, Rosemond, Rosimont, Rusmont, Rassemont, Rasemont, Rasmond, Rasmont: Moedersnaam. Germaanse voornaam Rosamunde. Ook Duitse familienaam Rose(n)mund.

Roosenburg: Plaatsnaam Rozenburg (Zuid-Holland).

Rooseparck. Volksetymologische reïnterpretatie van Rosback; zie Rosbach.

Roosens, Rooses. 1. Familienaam uit de Oudnederlandse naam voor riet (naar woonplaats - lichaamsvorm). 2. Zie Raas.

Roosevelt, Rosenveld, van, van Rosevelt: De Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt (1882-1945) stamt af van Claes Martenszoon van Roosevelt, die in 1649 in Nieuw-Amsterdam (New York) ontscheepte. Hij kwam van 'Holland'. De familie Roosevelt zou genoemd zijn naar de hofstede het Rosevelt tussen Tholen en Poortvliet (Zeeland). Het kan op een Brabantse familie Roosevelt = Ruysevelt teruggaan. Zie ook Van Ruysevelt.

Roosjen, Roesgen, Roeskens, Roskin, Rosquin, Rösgen, Rosgen: 1. Moedersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Rosa. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rozo, -so- afleiding van hrôth-naam. 3. Vadersnaam. Soms afleiding van de voornaam Raas.

Roosloot, Rosloot. Naam uit de waternaam Roosloot in Bergen (Noord-Holland).

Roosma: Friese afleiding van de voornaam Roos, Rosa.

Roosmaelen, van, Roosmaelen, van, Rosmalen. Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant). Eventueel Orsmaal (Vlaams-Brabant) of Rosmeer (Limburg) (vergelijk Rosmeulen).

Roossien, Rozema, Roosjen, Reussien. Vadersnaam. Germaanse voornaam Rozo, so-verkleinvorm van hrôth-naam.

Roost, van (de), van der Oost, van der Oest, (van der) Roost, (van de(r) Roest, van der Rost, van der Hoost, van der Oest, van de Ros, van Droost, Veroost, Verost, Verhooste, Verhoost, Verroest, Verroust, Verrosste, Verhoest, Verhost, Verhoëst, Verhoelst; Plaatsnaam Roost/Roest ‘plaats waar riet groeit’. Roest (Noord-Brabant), Roost/Rosoux in Luik en Rost in Nederlands-Limburg.

Rooster, de. Beroepsnaam van een roosteraar, die (vlees) op een rooster braadt.

Roostermans. 1. Beroepsnaam van een roostermaker of roosteraar. 2. Afleiding van plaatsnaam Roosteren (Noord-Brabant).

Roothaer, Roothaert, Rootert, Rothardt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam, hroth-hard; roen-sterk. In het Duitse taalgebied kunnen ze heel soms teruggaan op de veel voorkomende plaatsnaam Roth.

Roothoofd, Roothoofds, Roothooft, Roothoofd, Roothoofs, Roothoofts, Roothoofs, Roedhooft, Roodthooft, Roodhooft, Roofthooft, Roofhooft, Roofthoofd. Bijnaam, afkomstig van een rode haardos. Duits Rothaupt, Nederduits Rodekopp, Duits Schwarzkopf.

Rootlieb: Duitse familienaam Rotlieb, een oude voornaam.

Rootselaar, van: Plaatsnaam Rotselaar (Vlaams-Brabant).

Rootveldt. Plaatsnaam Rood Veld? Waarschijnlijk reïnterpretatie van Rooiveld: veld ontstaan door rooiing, zoals in Wilrijk of Waardamme.

Rooij, Rooijen, van, van Roo, van Roijen, van Roij, (van) Roeijen, van Rooié: Met d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de frequente Plaatsnaam Rode ‘gerooid bos’, onder meer Roden (Drenthe), Sint-Oedenrode, uitspraak Rooi (Noord-Brabant), Nistelrode, uitspraak Nisselrooi (Noord-Brabant), Stamproy (Nederlands Limburg).

Rop, de: Variant van de Roep, beroepsbijnaam van de (om)roeper.

Ropcier. Waaschijnlijk hypercorrect voor Ropsy.

Röper, Roper, Ropers: 1. Nederduitse bijnaam voor een vechtersbaas, van Middennoordduits ropen, Duits raufen: vechten. 2. Middennoordduits roper, rôper, Middelnederlands roper: (om)roeper. Beroepsnaam.

Ropet. Verscherping van Robet of aaanpassing van Roppe, met accent.

Ropsy. Plaatsnaam Robechies (Henegouwen). Vergelijk Dropsy.

Roque, Roques, Rocq, Rocque, Rok, Roke, Rook, Rooke: 1. Zie Rock(s).2. Korte variant van Larocque/Laroche.

Roquelle. Plaatsnaam. Afleiding van Picardisch roque; rots.

Roquigny, Roquiny. Plaatsnaam Rocquigny (Pas-de-Calais, Aisne, Ardeche).

Roquier. Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam hrôk-hari 'roek-leger': Ruoccherus. Of variant van Riquier met voortonig versterkte klinker.

Rore, de, Derore, Roere, Roers, Ruers, Derhore, de Rhore. Naam uit het Middelnederlandse ro(e)der, rueder: wijnroeier of rooier. Beroepsnaam.

Rorije (van de) : Familienaam naar de plaatsnaam Rorije (boerderijnaam in Heerde (Gelderland) in 1700. Rorije, roer: rietland, riet.

Rorif, Rorife, Rorive. Plaatsnaam Rorive in Amay (Luxemburg).

Rorsvort. Verhaspeling vanDuitse plaatsnaam Rosport.

Ros, Ross, Rohs: Nederlands ros, Duits Ross ‘paard’. Beroepsbijnaam van de paardenfokker of -koopman.

Ros, van (de), van (de) Rose, van (de) Rosse: Waalse verhaspelingen van Van der Roost of Van Roos.

Rosalen, Rusalen, Rosolen: Saanse familienaam (Valencia). Variant Resalani, Rosaleny. Wellicht Arabisch ra's djain 'bron'.

Rosarius. Latinisering van Rosier.

Rosart, Rosaer, Rosa, Rosar, Roosa, Rossard, Rossar, Roszer, Roszert, Rosza, Roussard, Roussa: Aangezien stemhebbende s in het Picardisch in de inlaut vaak sS werd, kunnen we zowel van Rosard als van Rossard uitgaan. 1. Rosard. Hybridische voornaam Rosa + Germaans hard. Voornaam Roosardus. 2. Rossard. Aanpassing van Rochard of afleiding van Oudfrans ros: roux, ros, rood. Vergelijk Rossel.

Rosbach, Rossbach, Roszbach, Rosback, Rooseparck, Rusbach: 1. Verspreide plaatsnaam Rossbach (onder meer Rijnland-Palts). 2. Beroepsnaam van de steenbakker. Zie Rossenbacker.

Rosbergen. Plaatsnaam Roosberg (Noord-Brabant), Rösberg in Sechtem (Noordrijn-Westfalen), Rossiberg (bijvoorbeeld in Beieren). Duitse familienaam Rossberg(er).

Rösch, Rosc, Rosch, Roesch: Bijnaam. Gerond van Resch.

Rosewick, Rosenwick. Vadersnaam. Duitse familienaam Rose(n)wig, Rosewich, een gecontamineerde variant van Hrodwig

Rosée, Rosee, Rousêe, Rouzée, Rouzee: 1. Frans rosée: dauw. Vergelijk Dauw. 2. Plaatsnaam Zie De Rosée. 3. Soms eventueel verschrijving voor Roset; zie Roussel.

Rosenkranz: Duitse huisnaam Rosenkranz. Of beroepsbijnaam van de rozenkransmaker.

Roselaer, Roselaers, Roselaar, Rozelaer, Rooselaar, Rooselaer, Rooselaere, Rooselaers, Rooseleer, Rooseleers, Rooseleir, Roeseler, Roozelaer, Rozeleer, Roosseleers, Rosselaar. Beroepsnaam voor de kweker of naar plaatsnaam in de buurt van..

Roseleur. Waarschijnlijk variant van Rosteleur.

Roselier. Afleing van rosel: riet(je). Beroepsnaam voor de rietmaaier of dekker van rieten daken.

Rosemann, Roosseman, Rosenmann: Beroepsnaam van de rozenkweker of naar de woonplaats (De Roos of rozengaard).

Rosier, Rosiers, Rossier, Rousie, Rosierse, Rozier, Roziers, Derosier, Rosy, Rosi, Rosie, Rozie, Rosir, Rousie, Rousies, Rousy, Rouzier, Rouzi, Resier, Rossier, Rossi, Rossie, Roussier, Roussis, Roussy, Russy. 1. Naam uit de Middelnederlandse en Oudfranse plaatsnaam rosier: rozengaard. 2. Of uit het Oudfranse rosier: maker van weefrieten, rietmaker. 3. Jongere vormen mogelijk uit Rogier, zie bij Roger(s).

Rosenau, Rosenauer, Rosenoer, Rozenau: Plaatsnaam Rosenau (Beieren, Noordrijn-Westfalen).

Rosenbaum, Rozenbaum, de Rosenbaum, Rausenbaum, Rasbaum: Verspreide huisnaam. Vergelijk Roosenboom.

Rosenberger, Rosenberg, Rozberg, Rozenberg, Rausenberger: Verspreide plaatsnaam Rosenberg. Rozenberg was ook een heerlijkheid in Waasten en Ploeg-steert (Henegouwen).

Rosenbld, Rosenblat, Rosenblatt, Rozenblit, Rosembly: Duitse bijnaam Rosenblùte: rozenbloesem.

Rosenblum, Rosenblüm, Rozenblum: Duits Joodse familienaam Rosenblum: rozenbloem. Vergelijk Rosenbluth.

Rosenbrook, Roosenbruch, Rossbroich, Rossbruch: Nederduitse en Hoogduitse vorm van plaatsnaam Roosbroek: broekland, moeras met riet. Vergelijk Van Roosbroeck en Nederduits Rosebrock.

Rosenbusch, Rozenbusz: Duitse plaatsnaam Rozenbos.

Rosendaal, van, van Rosendael, van Roosendael, van Roozendael, Rosendahl, Roozendaal, Rozendaal, Roosendaal, Roosendans: Plaatsnaam Roozendaal (Noord-Brabant) of Rozendaal (Frans-Vlaanderen, Gelderland, Zuid-Holland). Verder verspreide plaatsnaam.

Rosendor, Rozendom: Duitse familienaam Rosendorn. Plaats- of huisnaam: rozenbosje, rozenstruik.

Rosenfeld, Rozenfeld: Verspreide Duitse plaatsnaam Rosenfeld: (waarschijnlijk) rietveld. Vergelijk Roosevelt.

Rosengarten, Roosegaarde: Duitse plaatsnaam Rosengarten: rozengaard. Ook Rozengarten in Remersdaal (Limburg).

Rosenhain. Verspreide Duitse plaatsnaam: rozenheg. Vergelijk Duits Rosenhagen en Rosenhek.

Rosenhek. Plaatsnaam Rozenhek, Rozenheg. Vergelijk Rosenhain.

Rosenholtz, Rosenholz, Rozenholc: Duitse plaatsnaam of huisnaam: rozenbosje, rozentak.

Rosenkranz, Rosenkrancz. Duitse huisnaam Rosenkranz. Of beroepsnaam van de rozenkransmaker.

Rosenstein, Rozenstajn, Rozensztajn, Rozensztejn: Duitse plaats- of huisnaam.

Rosenthal, Rozental, Rozenthal: Verspreide plaatsnaam Rosental. Vergelijk Rosendaal.

Rosentreter. Afl.eiding van Middennoordduits Rosentrede: rozenpad, pad met rozen afgezet. Beroepsnaam van de tuinier.

Rosenwald, Rozenwald: Verspreide Duitse plaatsnaam, met name in Oost-Pruisen.

Rosenwasser. Beroepsnaam van de apotheker, die Rosenwasser: rozenwater verkoopt.

Rosenzweig, Rosentzweig, Rosencwajg, Rozenzweig, Rozencweig, Rozencwejg, Rozencwijg, Rozencwajg: Duitse bijnaam Rosenzweig: rozentak, -twijg, naar de huisnaam.

Röser, Roeser: Duitse beroepsnaam van de hennep- of vlasroter.

Rosier, Rosiers, Rozier, Roziers, Derosier, Rosy, Rosie, Rosi, Rozie, Rosir, Rousies, Rousie, Rousy, Rouzier, Rouzi, Resier, Rossier, Rossie, Rossi, Roussier, Roussis, Roussy, Russy: 1. Plaatsnaam. Middelnederlands en Oudfrans rosier: rozelaar, rozengaard. 2. Oudfrans rosier: maker van weefrieten, rietmaker. Vergelijk De Riemaker 2. 3. Jongere vormen eventueel van Rogier.

Rosière, Rosières, Rosiere, Rosieres, Resiére: Verspreide plaatsnaam Rosière(s) (onder meer Waals-Brabant, Luxemburg, Somme, Oise): plaats waar riet groeit.

Rosieren, van de, van der Osieren, van de(der) Rasieren, van de Razieren: Plaatsnaam Rosier: rozengaard; of Rosière: rietland. Zie Rosier(s) 1. Vande(der) Rasieren is een reïnterpretatie door associatie met Middelnederlands rasiere: korenmaat.

Rosin, Rosing, Roosingh: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam hrôth-so.

Roskam, Roskams, Roskamp, Rohskamp, Rosskamp, Rosskampf, Roscamps, Roscam, Oskam, Oskamp: Beroepsbijnaam van de paardenkammer of bijnaam naar de huisnaam, bijvoorbeeld De Roskam in Diest (Vlaams-Brabant) of Mechelen (Provincie Antwerpen). Of naam uit de plaatsnaam Roskam (Nederland), Roscamp (Rijnland - Duitsland).

Roskes: Uit Rooskin(s), verkleinvorm van de voornaam Rosa of de Germaanse voornaam Rozo, so-verkleinvorm van hrôth-naam.

Rosmalen, van,; Rossmaal, van Roosmalen: Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant).

Rosman, Rosmans, Rosmane, Rosmann, Rosmant, Rozman, Rozmann, Roseman, Rooseman, Rousman, Rousmans: Beroepsnaam van de paardenkoopman.

Rosmeulen, Rosmalen, van. Familienaam uit de plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant) of Rosmeer (Limburg).

Rosmolen, Rosmeulen. Een rosmolen (Middelnederlands orsmolen)is een door een paard voortbewogen tredmolen. Maar de familienaam zal wel een herinterpretatie zijn van 1. Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Rosmeer (Belgisch-Limburg).

Rosmuller: Beroepsnaam. Molenaar met een rosmolen.

Rosner, Rossner: 1. Synoniem met Duits Rössler. 2. Van plaatsnaam Rossen (O.-Pruisen) of Rôssen bij Leipzig.

Rosoor. Plaatsnaam Rosoir in Péronne-lez-Antoing (Henegouwen).

Rosschaert. 1. Zie Rasschaert. 2. Verhaspeling van Drossaert.

Rosseau, Rousel, Rouzel, Rozel, Rosseel, Roseel: Bijnaam voor een roodharige. Oudfrans rossel, verkleinvorm van ros ‘roodkleurig’.

Rossel, Rosel, Rosell, Roselt, Rozel, Rooseels, Roussel, Rossels, Rosselle, Roselle, Rosellen, Rosseel, Rosseels, Roseel, Rosielle, Rousseel, Roussel, Rouselle, Rouselle, Roussiel, Rosseau, Rossau, Rossieau, Rossiau, Rossias, Rosias, Roseau, Roseauc, Rosaux, Rousseaux, Rousseau, Rouceau, Rouzaud, Roussiaux, Roussiau, Roussieau, Roussia, Lerousseaux, Rousso, Rossay, Rosseeuw, Roseeuw, Rousseeu, Rousseuw, Roussew, Rousseu, Rosieuw, Rosieuw, Rouseu, Rouzeeuw, Rossau, Rossauw, Rossou, Rossauw, Russel, Russell, Russelle, Russiaux, Russo, Reselle. 1. Bijnaam voor een roodharige. In het Oudfrans is rossel een afleiding van ros, roodkleurig. 2. De vormen met s/z kunnen theoretisch teruggaan op Oudfrans rosel, Frans roseau: riet (zie Duroselle). Maar de meeste zijn wel varianten van Ro(u)ssel/Ro(u)sseau en is de stemhebbende s/z als Picardisch regressievorm te verklaren.

Rosselet, Roselé, Roseleth, Rousselet, Rousselot, Rusiet, Ruslet. Bijnaam uit rossel: roodharig.

Rossem, van, van Rossen, van Rossom, van Rosseme, (van) Rossum, van Russum, van Rassemn van Rassenri: Plaatsnaam Rossem in Wolvertem (Vlaams-Brabant) of in Noorderwijk (Provincie Antwerpen); ook Rossum (Gelderland, Overijssel) en Rothem, Rottum bij Goch.

Rossen. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rozo. Zie Roosjen 2.

Rossenbacker. Duitse beroepsnaam Rossbacke(n), Rossebacken: steenbakker. Rosé/Russe: baksteen.

Rossenfosse, Rossinfosse: Plaatsnaam Rossenfosse in Charneux (Luik), of = Rassenfosse.

Rossetton, Rosseton. Afleiding van Rosset.

Rossi. Rossi is natuurlijk een Italiaanse familienaam, bijnaam voor een roodharige. Maar de hoge frequentie (338x in België) verzet zich tegen vreemde herkomst, zoals trouwens ook de spelling Rossie; zie Rosier(s).

Rossien, Rosseen. Afleiding van Oudfrans ros; rood(harig).

Rossignol, Rosignoil, Lorsignol, Lorsignon, Lossignol, Rossignon, Rossillion, Rossillon, Rosillon, Rosillong, Rosillo, Rosio, Rosilong, Rosseljong, Oselioen, Rossion, Roussillon, Rossigneux, Rosseneu, Rossenu, Rossenue, Ossieur. 1. Familienaam uit het Oudfranse los(se)ignol. Middenfrans rossignol, rossillon, Zuid Frans rossignol, N.-Frans roussigneul, van Volkslatijn rusciniola, van Latijn lusciniola: (kleine) nachtegaal. Vergelijk Nachtegaal. Bijnaam voor iemand die bijvoorbeeld zeer mooie muziek maakte. 2. Vooral voor Rossi(gn)on is de bron wellicht de plaatsnaam Rossignol (Luxemburg).

Rossigny, Rossiny, Rossini: Plaatsnaam Rossignies in Obaix (Henegouwen).

Rossin, Rossyn, Rossijn, Roussin, Rossinet, Rosinet, Rosin, Rozin, Rozein, Rozaine, Rozenes, Rusin: 1 Bijnaam. Afleiding van Oudfrans ros, Frans roux: rood(harig). 2. Vanwege de verwisselbaarheid van s/z kunnen we ook van Rosin uitgaan. Oudfrans roisin, Frans raisin: druif, rozijn. Beroepsnaam.

Rôssing, Rossing: Plaatsnaam Rössing in Nordstemmen (Nedersaksen).

Rossiny, Rossini. 1. Zie Rossigny. 2. Italiaanse bijnaam Rossini; roodharig.

Rossinfosse, Rossenfosse. Familienaam uit de plaatsnaam Rossenfosse of Rassenfosse op diverse plaatsen in de provincie Luik.

Rossius, (de) Rosius: Latinisering van De Ro, Leroux, Rousseau, Rossay.

Rôssler, Rossler, Rosseler, Rosier, Roessler, Roeseler, Resseler, Ressler, Resler: Duitse beroepsnaam Rôssler: paardenfokker of -koopman. Res(se)ler is ontrond.

Rossomme, Rosom: Plaatsnaam Rossomme in Plancenoit (Waals-Brabant); of Rossem.

Rossou, Rossoux, Rosoux, Rosu: Plaatsnaam Roost, Frans Rosoux (Luik): 1140 Rosut, Nederlands Roost: plaats waar riet groeit.

Rostan, Rosten, Rustin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôth-stain 'roem-steen': Roodsteinus, Rodstannus, Rostannus.

Rosteck, Rostek. Plaatsnaam Rosteck in Oost-Pruisen.

Roste, van. Lees Van Rostee, Verostee, is van Van der Hofstede.

Rosteleur, (de) Rotteleur, Roteleur, Derotteleur, Resteleur. Afgeleid van de plaatsnaam Roteleu in Aat, Masnuy-St-Pierre en Obigies (Henegouwen), van Rosteleu, van re-oste-leu 'die de wolf wegneemt, wegblaast', plaats waar het hevig waait. Rotteleur in Oeudeghien en Arc-Ainières (Henegouwen).

Rostenne. Plaatsnaam in Sommière (Namen).

Rostits. Bijnaam. Voltooid deelwoord van Oudfrans rostir: roosteren, braden.

Rosu. Plaatsnaam Rosult (Nord): 1111 Rosut: plaats waar riet groeit. Zie ook Rossoux.

Rosvelds. Plaatsnaam Rosveld in Nederweert (Nederlands-Limburg).

Rot, Rott, Rothe, Roth, Rothé, Rôthe, Roths: Duitse bijnaam Rot: rood(harig).

Rotier, Rotiers, Rottier, Rottiers, Rothier, Rotthier, Rottie, Rotti, Rotty, Roty, Rottij, Rothy, Ruthy, Routier: 1. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôth-hari 'roem-eer': Hrotharius, Rotar. 2. Middelnederlands rot(h)ier, van Oudfrans rotier, Frans routier: vagebond, deugniet.

Rota, Rotar, Rotta, Routard, Ruttar, Rutar, Ruta: Vadersnaam Rotard, Germaanse voornaam hrôth-hard: Rot(h)ardus. Zie Roothaer(t).

Rotarius. Beroepsnaam. Latijn rotarius: wielmaker, wagenmaker.

Rotblatt, Rottblat. Duits Joodse familienaam; rood blad.

Rote, van de, van Drotte, Venderotte, Vandroth: Plaatsnaam Rot in St.-Kwintens, Lennik, St.-Pieters-Rode, Rillaar (Vlaams-Brabant), Oordegem, Wetteren (Oost-Vlaanderen), Schaffen (Limburg. Rot kan ook vervormd zijn van rode; of deel van een dorp of buurschap, onder leiding van een rotmeester. Middenenderlands rot(e), van Latijn rupta: troep.

Roten, Rotens. Vadersnaam, van Germaanse hrôth-naam; vergelijk Rutten(s).

Roten, van, van Rooten, van Rotten: Plaatsnaam Roten, meervoud van Middelnederlands rote, rot(te): deel van een dorp of buurschap. Maar waarschijnlijk veeleer variant van Van Rothem.

Rotenbach. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen

Rotenberg, Rothenberg, Rottenberg: Erg verspreide plaatsnaam Rotenberg: rode berg.

Roter, Roters, Roeters, Rother, Rotter, Ruter, Rutters, Rutter, Rütter, Ruthers, Ruther: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-hari 'roem-leger': Rotherius. Vergelijk Rottier 1. Zie ook Ruiter 2.

Roterman, Rotterman, Rottersmann, Rottersman, Rottesman: 1. Duitse bijnaam Roter Mann: rode man. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roter. 3. Variant van Rothmann. 4. Plaatsnaam Rottenmann (Stiermarken).

Rothärmel. Duitse bijnaam Rotärmel: rode mouw.

Rothauser. Naar de bewoner van een rood huis, ook Rothäusler. Of Duitse plaatsnaam Rothaus, Rothausen, Rotthausen.

Rothelin, Röthlin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrôth-naam

Rothem, van, van Rotthem, van Rottem, van Rotten, van Rooten, van Roten. Familienaam uit de plaatsnaam Rotem (Limburg), of de gelijknamige plaatsnaam in Halen en Bilzen (Limburg), of uit Rothem (Nederlands-Limburg). Rote, rot(te) is een dorpsdeel, een buurtschap.

Rostijne, van de; van de Rostiene: Uit van der Ostijne, van van der Wo(e)stijne.

Rotgans: Bijnaam naar het uithangbord.

Roth, Roht: Spellingen voor Duits Rot ‘rood’. Bijnaam.

Rothenheisler. Duitse familienaam Rotenhâusler: bewoner van een rood huis. Vergelijk Rothauser.

Röthengatter: Duitse familienaam. Rotengatter, van huisnaam zum Roten Gatter ‘het Rode Hek’.

Rothensteiner: Afleiding van de frequente plaatsnaam Rotenstein, ook huisnaam zum Roten Stein.

Rotheudt, Rotheuth, Rothheut, Rothheudt, Rotheuth, Rottheudt, Rodheudt, Rodtheut, Routheut: Bijnaam. Variant van Roothoofd, Nederduits Rothôvet, Rijnlands Rotheuft.

Rothkegel, Rotkel: Duits dialect ontrond van Rothkögel, Nederduits Rodekogel, Rodekohl: rode kap, rode kaproen. Bijnaam.

Rothkirch, von, van Rudgisch: Duitse plaatsnaam Rodenkirchen.

Rothkranz. Huisnaam; rode krans, kroon.

Rothmann. 1. Vadersnaam. Zie Rotman(s). 2. Variant van Roterman. 3. Duits dialect (Silezië, Saksen) vorm voor Ratmann.

Rotholz, Rotholc, Rotcholtz: Duitse plaatsnaam Rotholz: rood hout.

Rothuizen: Nederduitse plaatsnaam Rothûsen, Duits Rot(t)hausen ‘rood huis’.

Rothureau, Rothera: Franse familienaam Rotereau, Rottreau, afleiding van Rottier

Rothuys, Rotthus: Ook Nederlandse familienaam Rothuizen, van Nederduitse plaatsnaam Rothüsen, Duits Rot(t)hausen. Zie Rothauser.

Rotkopf. Bijnaam; met rode kop, rood haar.

Rotman, Rotmans, Rotmensz, Roetman, Rothemann, Rothmann, Rottman, Rottmann, Rudman, Rutman: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-man 'roem-man': Hrot-, Rot-, Rodmannus. Vergelijk Duits Rudemann.

Rotru. 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam hrôth-thrûth 'roem-macht': Rotrudis, Rotrud. 2. Variant van de Franse familienaam Rotrou, van plaatsnaam (Nogent-le-) Rotrou (Eure-et-Loir).

Rotsaert, Rotsaerts, Rootsaert, Rotsart, Rutsaert: Uit Frans Rochard, Rouchard, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hrôk-hard; ‘roek-sterk’: Rochardus.

Rotscheid: Duitse plaatsnaam. Paul Philipp Rotscheidt, afkomstig uit Gemünd, vestigt zich ca. 1788 in Delfshaven (Zuid-Holland).

Rotschild, Rothschild, Rotszyld: Naar het uithangbord: rood schild.

Rotselaer, van. Plaatsnaam Rotselaar (Vlaams-Brabant).

Rotstein, Rotstejn, Rotsztejn, Rotsztein, Rotsztajn, Rothstein: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-stain 'roem-steen'.

Rotte, Rodts, Roedts, Roets, Ruts: Vadersnaam. Korte vorm van Germaans hrôth-naam, wellicht Rutger.

Rotten, van: Plaatsnaam Roten, meervoud van Middelnederlands rote, rot(te)‘deel van een dorp of buurschap’. Of plaatsnaam (Nederlands Limburg) of Rotem (Belgisch-Limburg).

Rottenbucher. Plaatsnaam Rottenbuch, Beieren.

Rottenbiller. Ontrond van Rotenbühler, van plaatsnaam Rotenbuhl: rode heuvel, in Pfullendorf (Duitsland).

Rottenbourg. Plaatsnaam Rottenburg, Beieren.

Rottenstein, Rottensteiner. Verspreide Duitse plaatsnaam Rothenstein.

Rotterdam, van. Plaatsnaam Rotterdam, Zuid-Holland.

Rotteveel: 1646 Willem Jansz Rotteveel, bakker, Den Haag. Vergelijk 1382 Daniel Ratevelt, Jan Ratevel, Wakken.

Rottgering. Vadersnaam. Afleiding van Rôttger, Rutger.

Rottier, Rottiers, Rotier, Rotiers, Rothier, Rotthier, Rotti, Rottie, Rotty, Roty, Rottij, Rothy, Ruthy, Routier: 1. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hrôth-hari ‘roem-eer’: Hrotharius, Rotar. 2. Middelnederlands rot(h)ier, van Oudfrans rotier, Frans routier ‘vagebond, deugniet’.

Röttjers: Vadersnaam. Afleiding van Duits Röttger = Rutger.

Rouault, Ruolt, Ruol), Rouaux, Rouaud, Roueaux, Rohaut, Ruaux, Roudaut: Vadersnaam. Franse vorm van Germaanse voornaam hrôth-wald 'roem-heerser': Hrodowaldus, Roaldus.

Roubedou. Aanpassing van Roubertoux, afleiding van de voornaam Ro(u)bert. Een familie in de VS Robidoux, Robedoux zouden afstammen van 1620 Manuel Robidou uit Galicië. Er is een plaatsnaam Robido in Galicië.

Roubos: Vermoedelijk geen bos-naam, maar een herinterpretatie.

Rouchaud, Rouchaut, Rouchaux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôk-wald: Roco(a)ldus.

Rouchy. 1. Volksnaam Rouchi: Picardiër, Henegouwer. 2. Plaatsnaam Roucy (Aisne).

Rouck, (de) de Roek, Roeck. 1. Bijnaam naar roek of kraai. Bijnaam naar de zwarte haarkleur. 2. In sommige Vlaamse gebieden was een roek, een gerechtsdienaar. Wellicht naar de kleur van de kleding.

Roucou, Roucoux, Rocoux, Rocou, Rocoup: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôk-wulf 'roek-wolf : Roculfus, Roccolfus. 2. Zie Roucourt, Rocour.

Roucour, Roucourt, Roucou, Roucoux: Plaatsnaam Roucourt (Henegouwen). Zie ook Rocour.

Roudebush. Duitse familienaam Raudenbusch, plaatsnaam met Middenhoogduits rate: wijnruit (Ruta).

Rouet, Roué, Roue, Rouer, Rouette, Rouhette, Rouhet, Rouxhet, Rouwette, Rouwet, Rouwez, Rouvez, Rowet, Ruetfte, Ruwette, Ruwet, Ruwette, Ruvet: 1. Vadersnaam. (Moedersnaam -ette). Afleiding van een voornaam als Raoux, Ro(h)ard/Rouard, Rouault. Vergelijk Engels Rowet(t). 2. Sommige vormen eventueel van plaatsnaam. Zie De Ruette, De Rouette.

Roufart, Rouffaer, Rouffaert, Rouffard, Roufat, Rouffart, Roeffaers, Roeffaerts, Roeffaert, Roeffe, Roeffart. Vadersnaam, waarschijnlijk uit de Germaanse voornaam Roef - Roelf - Roelof (dit uit Rudolf; hrolt-wulf).

Rouffet, Rouffé, Ruffé: Vadersnaam. Afleiding van Rouff, van Roelof.

Rouffignon. Vadersnaam. Vleivorm van Rouff.

Rouffin, Roffin, Ruffin, Rufin: Vadersnaam. Vleivorm van Rouff of heiligennaam Rufmus.

Roufflet, Ruffelet, Rifflet, Riflet: Vadersnaam. Afleiding van Rouff.

Rouffos, Roufosse, Rouffosse: Plaatsnaam Roufosse in Mortier (Luik), Rouffosse in Saint-Nicolas (Luik).

Rouflart, Rouflaer, Roufflar, Roufflaer, Roeffelaer, Roefflaer, Ruyffelaert, Ruyfflaert, Ruyfflart, Ruffelart, Rufflard, Rufflart, Ruifflard, Rifflaert, Rifflart, Rifflard, Riflard: Vadersnaam. 1. Waarschijnlijk afleiding van Roef = Roelof; vergelijk Roufart, Roufflet. 2. De voornaam werd later als een vorm van Rafaël opgevat.

Rougelot, Rougeot. Afleiding van Rouge of van Roger.

Rougefort. Reïnterpretatie van Rochefort. Plaatsnaam Rougefort in Arques en Réty (Pas-de-Calais): 1286 Rochefort, 1300 Rouchefort, 1569 Rougefort.

Rougon: Misschien verkeerde spelling voor Roujon, Rougeon, afleiding van rouge ’rood’.

Rouillon, Roullon: Plaatsnaam Rouillon in Annevoie (Namen).

Rouin. Vadersnaam. Vleivorm van Rouard of Rouaud. Vergelijk Rouet.

Rouitiau, Rouitiaux. Vadersnaam met dubbele suffix -et-eau van de voornaam Roland of Roelof.

Roukema, Roukens: Vadersnaam. Friese afleiding op –ma van verkleinvorm van Friese voornaam Raue, van hrava ‘raaf’. Maar de varianten Roekens wettigen ook een verkleinvorm van een Germaanse voornaam Rutger of Rocco

Roulante. Waalse uitspraak van Roeland of Roelens.

Rouleau, Rouleaux, Roulleau, Roulleaux, Reuleaux, Reuliaux, Reullieaux, Reulliaux, Reuilleaux, Reuillaux, Ruleau: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ro(u)land of Roelof.

Roulive; Variant van Roelof of Rorive.

Roumeau, Roumau, Rumeau: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôm-wald 'roem-heerser': Rumoldus, Romaldus.

Roumache, Rouma, Roumat, Roma, Rumas: Luiks-Waals roumache: druk, onhandig.

Roumez. Plaatsnaam in La Gleize, Luik.

Roumont. 1. Plaatsnaam in Flamierge, Ochamps (Luxemburg) en Grosage (Henegouwen). 2. Zie Romond.

Roup. 1. Middelnederlands roep, roup: schreeuw, geroep. Wellicht beroepsnaam van de omroeper. 2. Zie Rupp.

Roupsard. Plaatsnaam Robersart in Ellignies-Ste-Anne, Ghoy (Henegouwen) en Floreffe (Namen).

Rourel: vermoedelijk schrijffout voor Rousel.

Rous: Frans Roux ‘rood’.

Rousery, Rouserez, Rouseré, Rousere. Rouzeré, Ruzeré, Ruzere: Plaatsnaam Roseraie: plaats met rozenstruiken.

Rousille, Roussille, Roussilhe: Wellicht plaatsnaam Ros(e)ille: plaats waar riet groeit.

Rousset, Roussiet, Roussez, Roussey, Roussé, Rosset, Rossez, Rossey, Rossé, Rosse, Rousé, Rouse, Rousez, Rouzet, Rouzé, Rouze. Roset, Rosete, Rosette, Rosé, Rosés, Roses, Rosez, Rozet, Rozez, Rozé, Roze, Ruzette, Rézette, Rezette: 1. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans ros, Frans roux: rood(harig). Vergelijk Rossel. 2. Sommige vormen (met name die met s/z) kunnen varianten zijn van Rosée.

Routhiaux, Routiaux, Routtiau, Rutteau, Ruttia: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrôth-wald 'roem-heerser': Rotoldus, Rotaldus. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrôth-naam, zoals Rottier. Vergelijk Ruthiel.

Rouvel, Rouveau, Rovaux, Roveau, Rovai: Oudfrans rovel: rood(achtig); naam van de hond in de dierenverhalen.

Rouvillain. Afleiding van plaatsnaam Rouville (Oise, Seine-Mar.)

Rouvroy, Rouvroi, Rouvrois, Rouvroye, Rouveroy, van Rouveroij, de Rouvroy, Roevros: Plaatsnaam Rouveroy (Henegouwen, Luxemburg). Verspreide plaatsnaam Rouvrait, Rouvrois, Rouvroy, van Latijn roburetum: eikenbos.

Rouwendaal, (van); Raauwendaal: Plaatsnaam Rouwendaal, Rouwendal, in Olst, Overijssel.

Rouw, Rouws: Bijnaam. Middelnederlands rauw ‘ruw, onbeschaafd’.

Rouwenhorst, Ruhorst, Rouwhorst, Roenhorst. Plaatsnaam afkomstig van een hoogte (horst) begroeid met ruw struikgewas (rouw-ruw). Plaatsnaam Rouwenhorst in Haaksbergen, Overijssel.

Rouwoos. Wellicht aanpassing van Rouaux.

Rouvoet, Rouwvoet, Ravoet, Revoet: Bijnaam voor iemand met ruige voeten. Vergelijk Middenenderlands ruvoetich, Nederduits Ra(h)foth, Ruhfoot, Duits Rauhfuss.

Rouxhe. Plaaatsnaam in Battice, Luik.

Rovaart, van de: Misschien de plaatsnaam Rovert in Goirle (Noord-Brabant):

Roven, Revins, Roevens, Rovenne: Vadersnaam. Limburgse vorm van Raven(s).

Rover, (de) Rovere, (de), de Roover, de Roover, den Roover, Derooven, Roovers, Rovers, Roevers. (de) Ruyver, de Ruijver, de Reuver, Reuvers, Ruvers. 1. Beroepsnaam van de dakdekker, uit het Middelnederlandse roeven: van een dak of zoldering voorzien. 2. Bijnaam voor een jager, maar ook voor een rover, plunderaar.

Rowies, Rovies. Vadersnaam van Spaans Ruis, variant van Ruy, Rodrigo, van Germaanse voornaam Roderik.

Rowland. Vadersnaam. Engelse vorm van de voornaam Roland.

Roxburgh. Platsnaam Roxberg in Huldenberg (Vlaams-brabant)? Of Schotse plaatsnaam?

Roy (de), Roye, (de) Roi, Roije, de Ruy, (de) Rey: 1. Vlaamse aanpassing van Leroi? 2. Voor de Roy(e), zie ook De Ro.

Roy, le, le Roij: Franse bijnaam Leroi ‘de Koning’.

Royberghs. Plaatsnaam Rodenberg in Atrecht of St.-Pieters-Rode (Vlaams-Brabant).

Royer, Rouyer, Rouir, Rouire, Royr, Rouyre, Rouy, Rouwir, Rowie, Rowier, Ruir, Ruire, Royers, Roijers, Roijer, Roeiers, Roeyers, Rooyers. Vadersnaam uit de Brabantse vorm van de Germaanse voornaam hrôth-hari; zie Roder/Roder, Royers.

Roet, Royez, Royes, Rouyet: Bijnaam. Oudfrans roié: gestreept. Vergelijk Strijp.

Roza, Roosa: Moedersnaam, heiligennaam Rosa. Of Waalse vorm van Frans Rosard, uit hybridische voornaam Rosa + Germaans hard.

Rozee, Roozee: Spelling voor Rozé, Rozet, variant van Rousset, Rouset, Rouzet, verkleinvorm van Oudfrans ros, Frans roux; ‘rood(harig)’

Rozemeijer: Bijnaam van de meier op een plaats met rozen.

Rozemond, Roozemond: Moedersnaam. Germaanse voornaam Rosamunde. Ook Duits familienaam Rose(n)mund.

Rozenberg: Verspreide plaatsnaam.

Rozenbrand. Joodse familienaam. Misschien =Rosenblatt.

Rozenfarb. Joodse familienaam; rozenkleur.

Rozendaal, Rozendal, Roozendaal, (van) Rosendaal, Roosendaal, Ruizendaal, Ruijsendaal, Ruysendal, Ruisendaal: Plaatsnaam Roosendaal (Noord-Brabant) of Rozendaal (Frans-Vlaanderen, Gelderland, Zuid-Holland).

Rozinga: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese mansnaam Roos, van Germaans hrôth-so.

Rozenhout. Vernederlandsing van Duits Rosenholz of reïnterpretatie van plaatsnaam Rozenhoed in Oostburg (Zeeland) of Warhem (Frans-Vlaanderen).

Rozenstrauch, Rozenstroch. Duits; rozenstruik.

Rozenwajn, Rozenwain, Rozenfejn. Duits, Joodse familienaam Rosenwein; rozenwijn.

Ru, de: 1. Plaatsnaam Rue (Somme). 2. Deru = Duru. Plaatsnaam. Oudfrans ru, van Latijnse rivus ‘beek’. 3. Uit Delarue ‘van der Strate(n)’.

Rubais, Rubay: 1. Plaatsnaam Rubaix in Mont-St-André (Waals-Brabant). 2. Plaatsnaam Roubaix (Nord). Zie Deroubaix. 3. Zie Robaey(s).

Ruban, Ribant, Robbans: Middenfrans riban, Frans ruban: lint. Beroepsnaam van de lintenwever.

Rubberg. Variant van Rubbrecht? Of van Rodberg?

Rubé: Zoals Robbé, Robet, verkleinvorm van de voornaam Robert. Vadersnaam. Rubenstroth: Vervorming van (vermoedelijk) Duits Rübenstrunk ‘rapenstronk’.

Rubenfeld, Rubinfeld: Duitse plaatsnaam Rübenfeld: rapenveld.

Rubenschub, Rubenschuh, Rubenschüh, Rubenschul, Rübenschuh, Rubenschuh: De grondvorm is waarschijnlijk Rübenschul, blijkens 1395 Tileke Schulraven, Goslar. Middennoordduits rave, rabe: raap, Duits Rube. Beroepsnaam van de rapenteler, die rapen opbergt?

Rubinich, Rubinlicht. Duits, Joodse familienaam.

Rubino. Italiaanse bijnaam; robijn.

Rubinstein, Rubinsztejn, Rubenstein: Duits, Joodse familienaam Rubinstein: robijn (edelsteen).

Rubio. Spaanse bijnaam; rood, hoogblond.

Ruchem, Ruchemme, Ruchenne. Plaatsnaam Ruchheim in Ludwigshafen (Rijnland-Palts)?

Ruck: Beierse familienaam Ruck ‘rug’. Of uit Rugg, van Rutger.

Ruckdeschel. Duitse familienaam Ruckdäschel, Rucktaschel: rugzak. Bijnaam voor een trekker, rondreizend koopman.

Rücker, Rücker, Rucker, Ruckert. Vadersnaam Rucker is de Duitse vorm van de Germaanse voornaam Rutger, Rüdiger. De voorouders van de dichter Friedrich Rückert (1788-1866) heetten in de 16de eeuw nog Rucker.

Rucloux, Roucloux: Plaatsnaam in Macquenoise (Henegouwen).

Ruquois, Rucquoi, Rucquoy, Rucquoij, Rucqua. Plaatsnaam in Moeskroen.

Rüd, Rüde, Rude, Ruden, Rudd: 1. Vadersnaam. Duitse korte vorm van Germaanse hrôth-naam, zoals Rudolf. 2. Bijnaam. Middenhoogduits rude, rui(e)de, Duits Rude: reu, brak. 1392 Hans der Rüd, Saulgau, heeft op zijn zegel een reu staan.

Rudaux, Ruda, Rudas. Oudfrans rudel, van rude: ruw, onbeschaafd.

Rudelsheim. Plaatsnaam Rudelsheim, nu Ludwigshöhe (Rijnland-Palts).

Rudich, Rudig, Rudik. Vadersnaam. Duitse en Nederduitse afleiding van Germaanse hrôth-naam; vergelijk Ruding.

Ruding. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrôth-naam.

Ruël: Kan een spelling zijn voor Ruel, van Roel. Of verkort uit de la Ruelle.

Ruelle, de la: Plaatsnaam Ruelle, verkleinvorm van rue, ‘straatje’.

Ruffler, Ruffy, Rufy, Rouffy: Variant van Rouffier, bijnaam voor iemand met korstige, schubbige huid?

Ruffer, Ruffert, Rüffert: Duitse beroepsnaam van de Ausrufer: venter.

Ruffieux. Plaatsnaam Ruffieu (Ain, Isère), Ruffieux (Savoie).

Ruffo, Rufo. Spaanse bijnaam; roodharig.

Rug, Ruch, Rüegg, Rugg. Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Rutger.

Ruggeberg, Ruggenberg: Plaatsnaam Rüggeberg in Enneptal (Noordrijn-Westfalen).

Ruggeri, Ruggière, Ruggieri, Ruggiero: Vadersnaam. Italiaanse vormen van de Germaanse voornaam Rutger; zie Roger(s).

Rugtier. Picardisch ruquetier, afleiding van ruquet, van ruque: aardklomp?

Rühle, Ruhl, Ruhle, Riehl, Ryl, Rylle, Ryll: Duitse vadersnaam van Rudolf. Riehl is ontrond.

Ruhmann, Ruhman. Duitse familienaam met verschillende mogelijkheden: 1. Voornaam Roman. 2. Afleiding van de voornaam Romboud, Romoud. 3. Afleiding van riviernaam Ruhme. 4. Nederduits van Rudemann. Ruhrmann: Afleiding van de riviernaam de Roer, Duits die Ruhr.

Ruidenga, wel van de Hollandse naam Ruudinga, van de Friese vadersnaam Ruurd (Ruwart) waarin de Friezen de tweede letter r niet uitspreken.

Ruig, de, Ruijgh: Bijnaam voor een ruige of ruwe kerel, ruigaard.

Ruigrok. Bijnaam naar de ruige, harige rok.

Ruimerman: Naar de huisnaam de Ruimer, van de Reumer ‘Romein’ of ‘Roemer’.

Ruinemans: Afleiding van Plaatsnaam Ruinen (Drenthe).

Ruisaard, Ruijsaard: Vlaamse familienaam Ruys(s)chaert. Afleiding van Middelnederlands ruuschen ‘lawaai, geruis maken, ruisen’. Bijnaam voor een lawaaimaker. Vergelijk de Ruijscher, Rausch.

Ruisch, Ruis, Ruysch, Ruys, Ruijs, Reuyss, Ruijs, Ruijsch, Ruysch, Ruijssenaars, Ruyssenaars, Ruijsink, Ruysink. Bijnaam voor een lawaaimaker uit het Middelnederlandse ruuschen: gedruis maken.

Ruissen, Ruyssens, Ruyssen, Ruysens, Ruysen, Ruijsen: Vadersnaam. Verkleinvorm op -so van Germaans hrôth-naam.

Ruit, van de: Vermoedelijk geronde variant van van de Rijt.

Ruiten, van: Plaatsnaam Ruiten in Slochteren (Groningen) en Nieuwleusen, Overijssel.

Ruitenbeek, Ruitenbeck, Ruytenbeek, Ruijtenbeek: Plaatsnaam Ruitenbeek in Ede (Gelderland), Rutenbeeck in Leusden (Utrecht); of plaatsnaam Rutenbeck in Wuppertal (Noordrijn-Westfalen).

Ruiter, de, de Ruijter, Ruijters, Ruijtter, Ruijttere, Rutters, de Ruyter, De Ruytere, Ruyters, (de) Ruter, Rutter: 1. In het Middelnederlands betekent rut(t)ter zowel vrijbuiter, landloper en straatrover als lichtbewapende krijgsknecht of soldaat (te paard of te voet). 2. Het kan ook een afleiding zijn, zonder lidwoord, van de Germaanse voornaam Rhoterius (Hruadharius). Wat zoveel betekent als roem-leger. In dit geval is het een vadersnaam. In ieder geval is het een familienaam die verwijst naar een krijgshaftige (?) voorouder.

Ruiz. Vadersnaam. Spaanse variant van Ruy, Rodrigo, van Germaanse voornaam Roderik. Vergelijk Rowies.

Rul (van (den). Familienaam uit de plaatsnaam Rul in Heeze (Noord-Brabant).

Ruland, Rûland: 1. Zie Roeland. 2. Eventueel plaatsnaam Ruland, Romaanse vorm van Rulen in St.-Pieters-Voeren (Limburg).

Rullaert, Rullert. Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Roelant (vergelijk Rulens), afleiding van Roeland of Roelof.

Rullen, van. Plaatsnaam Rullen, (Nuenen, Noord-Brabant).

Rulmonde, Rulmont, Reulmonde: Plaatsnaam. Waalse vorm van Ruremonde, Romaanse vorm van Roermond (Nederlands-Limburg) Maar de Duitse familienaam Rùhrmund is een bijnaam voor een prater, die zijn mond roert.

Rulo, van. Plaatsnaam Ruurlo, Gelderland.

Rumler, Rumpler. Duits Rummler, pendant van Rommelaere.

Rumbeke, van, van Rumbecke, van Ruymbeke, van Ruymbek, van Ruymbeck, van Runbecke, Ruymbeke, Ruymbeeck, Ruymbeek: Plaatsnaam Rumbeke (West-Vlaanderen).

Rumelt, Rumel. Vadersnaam. Duits Rummelt, van Rumolt, Germaanse voornaam Romoud.

Rumigny, Rummeny, Rumney: Plaatsnaam Rumigny (Somme, Ardeche). Rumeignies is ook een variant van Rumillies (Henegouwen): 1195 Rumegni.

Rumfels, Rundfeldt: Plaatsnaam Romfelt in de Ardennen.

Rumkens, Rumkin, Rumke, Römkens, Roemgens, Römgens, Reumkens, Rômkens: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hrôm-naam, zoals Romboud.

Rummel. 1. Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse hrôm-naam, zoals Romboud. 2. Variant van Rommel.

Rumst, van, Rumste, van: Plaatsnaam Rumst (Provincie Antwerpen).

Ruckelen, van, Runkel, (van) Ronkel, Verronckel: Plaatsnaam Runkelen (Limburg).

Rundberg, Rumberg, Rumberger: Verspreide plaatsnaam Romberg (Noordrijn-Westfalen).

Runstraat, van der: Plaatsnaam Runstraat in Herpen (Noord-Brabant).

Runxt, van. Plaatsnaam Runkst.

Rupert, Ruppert, Ropertz. Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Robert, zie Robrecht.

Rupus, Ruppus. Latinisering van Rupp?

Rupp, Roup, Rupf. Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Ruprecht, de Duitse vorm van Robrecht (hroth-berth).

Ruppel. Vadersnaam. Germaanse voornaam hrôth-balth 'roem-moedig': Rodboldus, Ruodpold.

Rüppel, Ruppel: Vadersnaam. Duitse afleiding van de voornaam Rupert.

Ruppen, Ruppin, Rupping, Roupain, Roupin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Rupp.

Ruppol. 1. Vadersnaam. Duitse familienaam Ruppold; zie Ruppelt. 2. Variant van Ripoll.

Ruprecht, Rupprecht, Rupprich, Rouprich: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Robrecht.

Rus, Rusch, Russe, Russ, Ruschke, Ruskin, Ruske, Ruschel, Rusz: Vadersnaam. Uit so-verkleinvorm van Germaans hrôth-naam.

Russe. Verschrijving voor Russeau=Rousseau.

Russchen: Plaatsnaam Russchen bij Donkerbroek (Friesland).

Russcher. Vadersnaam uit een Germaanse hrôth -naam.

Russelt, van. Plaatsnaam Russelt in Wellen, Limburg.

Russon. 1. Plaatsnaam. Waalse vorm van Rutten (Limburg). 2. Vadersnaamr. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam hrôth-so: Rotzo, Ruzo.

Rust, Ruste. 1. Duitse plaatsnaam Rust: olm, iep. 2. Oude voornaam Rusto. 3. Nederduits en Middelnederlands ruste: rust(plaats).

Rustemeier. Oorspronkelijk Rustemeister: die bij het léger voor de uitrusting zorgt.

Ruster: Duits Rüster. Beroepsnaam van de man die voor de uitrusting van het leger zorgt. Zie Rustemeier.

Rutgers, Rutger, Rüger Rüttgers, Rütgers, ruthgeerts, Rutgeerts, Rudtgheerts, Röttger, Rottger, Rutges, Rutgersson, Rutgerson: Germaanse voornaam hrôth-ger ‘roem-speer’: Hrodger, Rudger, Rogger, Hrodgarius, Ruodgerus.

Ruthiel, Rutxhiel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrôth-naam, zoals Rutger. Zie Routhiaux 2.

Rutland. Vadersnaam. Oude vorm van de voornaam Roland.

Rutot. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse hrôth-naam.

Rutsch, Rutsche, Rutsché, Rütsche, Rutschi, Ruchtie. Zwitsers-Duitse familienaam uit de Duitstalige plaatsnaam Rutsch: helling. De naam Ruchtie is de Nederlandse schrijfvariant gegeven aan een Zwitserse familie die begin 18de eeuw naar Nederland (Sappemeer) verhuisde.

Rutten, van, Rutteman, Rotte, le Rütte, van Ruiten: Plaatsnaam Rutten (Belgisch-Limburg).

Rutte, Roet, Roete, Ruthe. Moedersnaam. Germaanse voornaam: Hroda, Hruada, Ruoda, Ruta, Hroda, Hruda. Rotkin is een vrouwennaam in de negende eeuw.

Ruttelinck, Ruttelynck. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Rutger of andere hrôth-naam. Vergelijk Rutten(s), Rutter.

Rutten, Ruttens, Rütten, Ruttyn, Ruttijn, Reuten, Ruyten, Ruytens, Ruijten. Vadersnaam, knuffelvorm van Rutger of andere hrôth-naam.

Rutjens, Rutjes, Rietjens. Vadersnaam, zie Rutgers, of van blut, nietig, arm.

Ruttner. Duitse familienaam Reuttner, Reutner, van plaatsnaam Reutin.

Rutze, Rutz, Rutzel, Ryczke: Vadersnaam. Duitse afleiding van hrôth-naam, zoals Rudolf. Vergelijk Ruts.

Ruurds. Vadersnaam. Germaanse voornaam firôth-hard (vergelijk Rottar) of hrôth-ward (vergelijk Roorda).

Ruwaert. 1. Ruwaard: opzichter, beheerder, bevelhebber van een stad, landvoogd, van Frans dialect rewart, rowart. 2. Afleiding van Delrue. 3. Zie Roha(e)rt.

Ruwalder, Rowold. Nederduits Rodewold(t), Duits Rodewald: gerooid bos. Of Nederduits Ruwoldt: ruw, ruig woud.

Ruwe, de, de Ruywe, de Reuwe: 1. Bijnaam: ruw, ruig, onvriendelijk, wreed. 2. In sommige gevallen is aanpassing van Derue mogelijk.

Ruwisch, Rubisch, Rubisse: Rauhe Wiese: ruwe weide.

Ruyffelaere (de), de Ruijffelaere, Ruyfelaere, Ruyfflaere, Rouffelaere, Rouffelaers. 1.Variant van de vadersnaam Ruyffelart, afgeleid van Roef, een verkorte vorm van Roelof. 2. Beroepsnaam afgeleid van het Middelnederlandse rufelen: met schop of hak werken. Of uit het Middelnederlandse rifelen, rifelare: villen, stropen.

Ruynen, van. Plaatsnaam Ruinen, Drenthe.

Ruysschaert, Ruyschaert, Ruyskart, Ruysckart, Ruyssckaert, Russchaert, Ruscart, Ruscaa, Rusca, Rusquart: Afleiding van Middelnederlands ruuschen: lawaai, geruis maken, ruisen. Bijnaam voor een lawaaimaker. Vergelijk De Ruysscher, Duits Rausch(h)ardt.

Ruysbergh. Plaatsnaam Ruisberg in Duisburg, Vlaams-Brabant.

Ruysbroeck, van. Plaatsnaam Ruisbroek, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen.

Ruyscheure, van. Plaatsnaam Ruischeure, Frans-Vlaanderen.

Ruysel, van. Waarschijnlijk variant van Van Reusel. Of plaatsnaam rond 1200 Rusele in Noord-Brabant, Gelderland.

Ruysevelt, van, (van) Ruysseveldt, Ruysseveld, Ruyssevelt, van Ruijssevelt, van Ruysevelt, van Ruychevelt, van Ruyckevelt, Ruisseveldt, Ruijsseveldt, Ruyssevelde, Ruyseveldt, Rutsevelts, van Ruyskensvelde, van Ruyskensveld, Ruyskensveld, Ruyschensveld. Familienaam uit de plaatsnaam Ruscheveld: biezenveld. Zo is er onder andere een Ruisveldstraat in Tielt. De naam komt (en kwam) wellicht veel meer voor.

Ruysscher, de, de Ruijscher, de Ruijsscher, de Ruysser, Ruyssers, de Ruijssche, Ruijs, Ruis, de Ruijsscher, de Ruijeschee, Russcher: Bijnaam voor een lawaaimaker; zie Ruisaard.

Ruyssinck, Ruyssinckx, Ruysschinck, Ruijsink. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam ruzo, die op zijn beurt komt uit een hrôth-naam, zie Ruissen.

Ruyt, de, Ruyte, de, de Ruyte, de Ruijt, de Ruijdts, de Ruydts: Middelnederlands ruut: onbeschaafd, ruw. Bijnaam.

Ruytaerd. Vadersnaam. Germanse voornaam hrôth-hard 'roem-sterk': Ruthardus. Zie Rotar.

Ruyteghem, van Ruytegem, van. Plaatsnaam Ruitegem in Nukerke (Oost-Vlaanderen).

Ruijtenburg, Ruytenburg, Ruitenberg, Ruytenburg, Ruthenburg, Roitenbarg: Plaatsnaam Ruitenborg in Dalfsen (Overijssel) of Ruitenberg in Zweeloo (Drenthe).

Ruythooren, Ruythoorens, Ruythoorn, Ruythoren. Bijnaam: die de hoorn laat schallen. Zinwoord met Middelnederlands ruten: schallen + hoorn. Vergelijk Duits Schellhorn.

Ruijg, Ruig: Bijnaam voor een ruige of ruwe kerel, een ruigaard.

Ruijgrok, Ruigrok: Bijnaam naar de ruige, harige rok.

Ruijmbeke, van; Ruijmbeek: Plaatsnaam Rumbeke (West-Vlaanderen).

Ruijssenaars: Bijnaam voor een lawaaimaker?

Ruijterman: Afleiding van de Ruiter.

Ruijven, van: Plaatsnaam Ruiven in Berkel (Noord-Brabant).

Ruyver, de, de Ruijver, de Reuver, Reuvers, Ruvers: Gepalataliseerde variant van (de) Rovere?

Rybak, Ryback, Rychback: Pools rybak: visser.

Rybels, Rijbels, Rypel, Riebbels, Riebel, Riebl, De Rybel, de Rijbel, de Rubbel. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam als Ribert, Ribout. In het Middelnederlands werd deze naam later gereinterpreteerd als ribel: rebel, muiter.

Rijbroek: Plaatsnaam Riebroek in Lichtervelde, Maldegem, Koolskamp, of Ribbroek in Westerlo (Provincie Antwerpen) of Rietbrock (Noordrijn-Westfalen).

Rijckevorsel, van: Plaatsnaam Rijkevorsel (Provincie Antwerpen).

Rijder, (de): Middelnederlands rider ‘rijder, ruiter’.

Rijk, (de), (de) Rijke, de Rijcke, de Rijck, de Reijcke: Bijnaam voor een rijk, machtig, vermogend, aanzienlijk man.

Ryckaert, Ryckaerts, Ryckaerd, Rijckaert, Rijkaard, Rijckaerts, Rijkaert, Rijkaerts, Rijcquart, Rickaert, Rickert, Rieckaert, Riekaert, Reykaert, Reijkaert, Ryckoort, Rijckoort, Rijchoort, Resoort, Resort, Rycquart, Rocart, Rocar, Rocaert, Rocart, Roca, Rocardi, Ricca, Riccar, Riccardi, Riccardo, Rikar, Rikart, Rekar, Rekaers, Richard, Richards, Richaert, Richa, Richardson, Richerts, Richartz, Richarz, Richardy, Rischart, Ritschard, Ryssaert, Rijssaert, Ryshaert, Ritsaert, Ritsert, Ritzer: Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-hard ‘machtig-sterk’: Rikard.

Ryckebosch, Rykebosch, Rykebus, Rykebusch, Rykebus, Rykbosch, Rycbosch, Ryckbost, Rijckbosch, Rijckebus, Rijckebusch, Ryckenbusch, Ryckembeusch, Ryckembusch, Ruckebusch, Ruckebus, Ruckebuch, Ruckebusth, Ruqueboeuche, Reckelbus. Familienaam uit de plaatsnaam Rijkbos in Elene (Oost-Vlaanderen), Rikbos in Kachtem ( West-Vlaanderen) of Reebos/Rijkebos in Lede (Oost-Vlaanderen). Ook in Duitsland is er een Rukebusch bij Eschweiler.

Ryckaseys. Bijnaam Ricassez. Picardisch rique, Frans riche: rijk + assez: genoeg, vrij. Dus: vrij rijk.

Ryckeghem, van, Rykegem (van), van Rijckeghem, van Rijckegem, van Rykeghem. Familienaam uit de plaatsnaam Rijkegem in Tielt (West-Vlaanderen).

Ryckelynck, Rikelynck, Riklin, Rinclin. Afleiding op -lin, als een soort knuffelnaam, uit een Germaanse rik-naam zoals Rijkaard. (rîk: rijk).

Ryckewaert, Ryckewaerde, Rijckewaert, Rijckwaert, Ryckwaert, Rickwaert, Ryekewaert, Ricouart, Rigoir. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam rik-ward; machtig-bewaarder. Ricuardus, Ricoardus, Riquardus, Ricquardus.

Ryckhalts, Rijkhals, Rickhals, Ryckalts, Ryckals, Rijckalts, Rijckals, Rykals, Rijkals, Rickalts, Rickal: Plaatsnaam Rijckholt (Nederlands-Limburg).

Ryckoort, Rijchoort: 1. Zie Ryckaert(s). 2. Verzwaarde vorm van Germaanse voornaam Rijkoud.

Rycquart, Rycquaert, Rijcquart: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam Rijkewaard (zie Ryckewaert). 2. Romaanse qu-spelling geeft fe-uitspraak weer, zodat Rycquart meestal een verschrijving van Rikart is (zie Ryckaerts).

Ryder. Middelnederlands rider; rijder, ruiter.

Ryf, Rijff, Rieff, Riff, Rif: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam rîk-frith 'machtig-vrede': Ri(c)fridus, Rifrit. Zie ook Reif(f ) 2.

Ryffranck. Misschien aanpassing van Frans. Rivera(i)n: oeverbewoner.

Rijkbost, Rijckborst, Rijckbost: Plaatsnaam Rijkbos in Elene (Oost-Vlaanderen), Rikbos in Kachtem (West-Vlaanderen), Rijkebos in Lede (Oost-Vlaanderen).

Rijkeboer: Volksetymologische aanpassing van de Frans familienaam Dericbourg, Ricbourg, Ricquebourg. Plaatsnaam Richebourg (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).

Rijkers, Rikkers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Rijker: rîk-hari ‘machtig-leger’: Ric(h)arius, Rikeru.

Rykeghem, (van) Rykegem, (van) Rijckeghem, Rijckegem, Van Rykeghem. Afgeleid van een plaatsnaam Rijkegem in Tielt.

Ryk, Ryks, Rijk, Rijks, Rijckx, Rijkx, Rijcks, Ryckx, Rykx, Rijx, Rycx, Rix, Rick, Ricq, Rijke, Rijken, Rijcken, Rycken, Ryken, Rykken, Rikken, Rikkers, Riek, Rieke, Rieks, Rieck, 2. Rich, Riche, Rice, Rische, Risch, Risse, Riss, Rits. 1. Vadersnaam uit de eenstammige rîk-naam: rijk, machtig, koning of als deel van bijvoorbeeld Henric. De tweede groep kan ook een afleiding zijn van Leriche: de Rijke. 2. Zie ook Rijk(e).

Rijkhals: Plaatsnaam Rijckholt (Nederlands Limburg).

Rijkhof: Plaatsnaam Rijkhoven (Belgisch-Limburg)? Of veeleer volk etymologisch uit Rijkof, van Rijkolf, de Germaanse voornaam rîk-wulf ‘machtig-wolf’.

Rijkse, Rijksen, Riekse, Riksen: Vadersnaam. Afleiding op –so van Germaans rîk-naam: Richizo, Rikizo.

Rijlaarsdam: Plaatsnaam Reguliersdam in Zoetermeer (Zuid-Holland).

Rymer, Riemer, Rehmer: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-mêr 'machtig-beroemd': Ricmarus, Rimarus. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands, Middenhoogduits riemer: riemensnijder, riemmaker.

Rijn, de: Vadersnaam. Rein met secundair lidwoord? Of de riviernaam Rijn?

Ryn, van (den), van (den) Rijn, van (den) Rhyn van (den) Rhijn, van Ryne, van Rijne,vVan Reyn, van Reijn, van den Reijen, Rijnbeek, Rijnbach, van. 1. Familienaam uit woonplaats bij de rivier: de Rijn. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Ten Ryne in Egem en Oostkerke-Koolkerke (West-Vlaanderen).

Rijnberg: 1. Moedersnaam. Reinberg, Germaanse voornaam ragin-berg ‘raad-bescherming’: Reginburga, Rainberga. 2. Zie van Rijnberk.

Rijnberk, van; Rijnberg: Plaatsnaam Rheinberg (Noordrijn-Westfalen).

Rynedyck. Plaatsnaam Rijndijk in Hazerswoude en Voorschoten (Zuid-Holland).

Rijneke, Renique: Vadersnaam. Spelling voor Reinicke, Reinecke, Rennecke, Nederduitse verkleinvorm van een ragin-naam, zoals Reinaard, Reinoud.

Rijneveld: Plaatsnaam Rijneveld in Alphen (Zuid-Holland).

Rijnsaard, Rijnsaardt: Vadersnaam. Met ingevoegde n uit Ryssaert, van Frans Richard, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rijkaard. Ook Frans Rinchard, van Richard.

Rijnsburger, van, Rhijnsburger, Rijnsbergen, van: Van de plaatsnaam Rijnsburg (Zuid-Holland).

Rijnten: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Reinaard.

Rynvos, Rijnvos. Waarschijnlijk = Rhijnvis(ch).

Rypers, Rijpers, Rippert, Ripert: Vadersnaam. Germaanse voornaam rîk-berht 'machtig-schitterend': Richbertus, Ricbertus, Ripertus.

Rijpma, Rijpstra: 1. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans bakernaam; zie Ribbe, Ribbers. 2. Afleiding van plaatsnaam De Rijp, Noord-Holland, Garijp, Hardegarijp (Friesland).

Rys, Rijs, Ryssens, Ryssen, Ris: 1Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Riso, Risin. 2. Zie Henri. 3. Zie Reis.

Rijs, van: Plaatsnaam. Rijs ‘plaats waar rijshout groeit’.

Rysbosch, Rijsbosch, Reijsbosch: Plaatsnaam: Bos met rijshout.

Rijsdijk, Rijsdam. Plaatsnaam.

Rys, Rijs, Ryssen, Ryssens, Ris. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Riso. 2. Zie ook Henri. 3. Zie Reis.

Rys, de, de Rijs, de Reys, de Ries. 1. Verkorte vorm van Van de Ryse (naam uit de plaatsnaam Rys: plaats waar rijshout groeit). 2. Variant van Reis: a. Vadersnaam uit een Germaanse ragin-naam. b. Variant van Rys: vadersnaam uit de Germaanse voornaam Riso. c. Verkorte vorm van Laureis: zie bij Laurentius.

Ryse, van de, den, van de(den) Rijse, van den Rijze, van de reysen, van de Reyse, van den, der Reysen, van Reijsen, van de Reijze, Verrijsen, Verrijssen, Verryssen: Plaatsnaam Rijs: plaats waar rijshout groeit. Vergelijk Van de Rijst. Plaatsnaam in Wingene (West-Vlaanderen).

Ryst, van de, der, Rijst, van de(der), van der Rest, de Riest, de Rijst, de Reyst, de Ryst, van (de(der) Riest, Rist, Verriest, Verhiest, Verreyst, Verreys, Verheyst, van de(den) Ryse, van de(den) Rise, van den Rijze, van de Reyse, van de Reysen, vande, der Rijse, van de Reyse, van de Reysen, van Reijsen, van de Reijze, Verrijssen, Verrijsen, Verrysen en wellicht ook Verniest, Vernieste. Familienaam uit de plaatsnaam Rijst, Riest, Rijs: plaats waar rijshout groeit (onder andere in Wingene (West-Vlaanderen).

Rijsbergen, van: Plaatsnaam Rijsbergen (Noord-Brabant).

Rysenaer. Misschien aanpassing van Duits Reisner: krijger.

Rijsdijk: Plaatsnaam in Rhoon (Zuid-Holland), Oosterhout (Noord-Brabant), Warnsveld (Gelderland).

Ryserhove, Reijserhove, Reyserhove, Reyzerhove: Plaatsnaam Rijsenhove in St.-Pieters-op-de-Dijk (West-Vlaanderen), Rysenhof in Ruddervoorde.

Rysermans, Rijsermans, Reyzermans: Synoniem met Middelnederlands riserleser: sprokkelaar.

Rysheuvels, Rijsheuvels: Vermoedelijk geen plaatsnaam, maar reïnterpretatie van: 1553 Godevaart Rijshevels, Hoorn-Antwerpen.

Ryskens, Rijskens, Reyskens, Reijskens, Riskin, Rischkin: 1. Afleiding van Rys. 2. Zie Reyskens.

Rijsmeester: Synoniem met Middelnederlands rijsmeyer ‘opzichter over het rijs-of hakhout’.

Rijssel, van: Plaatsnaam Rijssel in Lochem (Gelderland) of Rijsel, Frans Lille (Nord).

Rysselaere, Rijsselaere: Rijselaar, uit Rijsel (Nord).

Rysselmans, Riesselmann: Afleiding van Van Rijssel. Vergelijk Middelnederlands Yperman = van Yper (Ieper).

Rysselt, van. Heerlijkheid Rijsselt bij Eefde (Gelderland).

Ryssen, Ryssens, Rijssen, Rijssen: 1. Door assimilatie van Ritsin, vleivorm van Ritsaard, van Richard. Zie Ryssaert.

Ryssen, van, van Reijsen: Plaatsnaam Rijssen (Overijssel).

Rijst, van der, Ryst, van de, der, van der Rest, de Riest, de Rijst, de Reyst, de Ryst, van (de(der) Riest, Rist, Verriest, Verhiest, Verreyst, Verreys, Verheyst: Plaatsnaam Rijst, Riest: plaats waar rijshout groeit. Bijvoorbeeld plaatsnaam ter Rest=ter Rijst in Heikruis (Vlaams-Brabant).

Rijstenbil: Onduidelijke herkomst.

Rijswijk, van; Rijsewijk, van Ruiswijk: Plaatsnaam Rijswijk (Gelderland, Noord-Brabant, Zuid-Holland).

Rijt, van (de), van de Rhijt, van der Reit, ter Riet, van (de(r)) Riet: 1. Plaatsnaam Riet, Rit, Rijt, Reet ‘kleine waterloop, geul in buitendijkse gronden’.

S.

Saaftinge, van: Saaftinge is een oude heerlijkheid in Hulster Ambacht: 1257 Tsaftinge, Tsaeftinge, 1281 Saftinghe.Van de 14de tot de 16de eeuw raakte het land van Saaftinge overstroomd.

Saagsvelt, van: Plaatsnaam Saasveld in Weerselo, Overijssel.

Saakes: Vadersnaam. Friese mansnaam Sake. Verkorting van Germaanse voornaam met stam van Got. Sakan ‘strijden’, Oudfries sake.

Saaksman, Saecksma, Saexma, Saexma. Afleiding van de voornaam Sake.

Saal, Zaal, van, Verzaal, Salman, Zaalman: Vadersnaam. Friese mansnaam Sale, Saelle, Saalke, verkort uit Salomon.

Saane, van: Waternaam De Zaan (Noord-Holland), ook de Zaanstreek.

Saar, Sarr, Sarre, Sarens, Saren, Saerens, Saeren: Moedersnaam. Bijbelse voornaam Sara 'vorstin'. Of Sara als Germaans sarwa 'wapenrusting'. De Bijbelse Sarah zou het gebruik er van als vrouwennaam wel in de hand hebben gewerkt.

Saarloos, van, Charlouis, Charlois. Plaatsnaam Charlois, Rotterdam.

Saaij, Saeij: Vadersnaam. Variant van Soy, van Sohier/Soyer, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zeger. Vergelijk 13de eeuw Barewout filius Saiewins, Zeeland, van Germaanse voornaam Zegewin.

Saba, Sabath, Sabbat, Sabba, Szabat, Sabach, Sabah, Sabbagh, Sabbah, Sabato, Sabado, Sabbatini, Sabaddini, Sabbadin: Bijnaam voor een Jood, die de sabbat viert. Maar sabbat is ook heksensabbat. Vandaar de Oudfranse betekenis van sabat ‘rumoer, lawaai’.

Sabaté, Sabatté, Sabâte: 1. Misschien variant van Sabatier. 2. Oudfrans sabateis: lawaai, tumult. Bijnaam. Vergelijk Sabat(h).

Sabatier, Sabathier. Beroepsnaam. Occidentaalse vorm van Frans Savetier: schoenmaker. Vergelijk Savat.

Saban, Sabban, Sabin: Vaders-, moedersnaam. Engelse familienaam van Latijnse heiligennaam Sabinus, Sabina.

Sabau, Sabaut, Saboux, Sabeau, Sabiau, Sabay, Sabbi, Sabia. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sabaldis. 2. Zie Zabeau.

Sabbe, Sabben, Sap, Sappen.1. Bijvoeglijk naamwoord voor een morsige, slonzige vrouw. 2. Voorouder afleiding van Abbe, een knuffelvorm uit Albert. Of de naam van Sabben zonder de van-aanloop.

Sabben, van: Plaatsnaam Sabbinge op Wolphaartsdijk.

Sabel, Sabels, Saebels, Sable, Sebel. Sabel is zwart bont, sabelbont. Beroepsnaam voor een bontbewerker. Zie ook Zabeua.

Saber. Vadersnaam. Waarschijnlijk van Chaber(t). Of eventueel Germaanse voornaam Sadebertus.

Sablon, Desablons: Plaatsnaam Sablon: zand, zavel. Le Sablon in Vloesberg (Henegouwen), Sablon in Casteau (Henegouwen). Vergelijk Van Zand, Desablens, Sauvelon.

Sablonier, Sablonnier. Beroepsnaam. Werker in een zavelgroeve. Vergelijk Zavelaer.

Sabloniére, de la: Plaatsnaam Sablonnière ‘zandgroeve, zavelgroeve’.

Sabot, Sabo, Saboo. Frans sabot: klomp (schoeisel). Beroepsnaam voor de klompenmaker.

Sabotier, Chabotier, Chabotier, Chabothier, Schappatier: Beroepsnaam van de klompenmaker. Vergelijk Sabot.

Sabour, Sabourin, Sabbour: Occidentaalse vorm van Oudfrans savor, Frans. saveur: saus, kruiderij, keukenkruid. Bijnaam. Vergelijk Savouret.

Sabu, Sabus, Zabus. Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Isabu of Isabeau?

Saby, Sabi, Sabir. Vadersnaam Sabi, Saby, Zuid-Franse variant van Sabin. Latijnse heiligennaam Sabinus. Sabir is hypercorrect.

Saccasijn, Saccasyn, Sackazyn, Sackesyn, Saquesyn, Sakesyn, Sakezyn, Sakezin: Afleiding van Franse familienaam Sac(c)as: augmentatief van sac: grote zak, tas. Bijnaam of beroepsnaam.

Sacco, Sacchi, Sacchetti, Sacchet, Sacchetino, Saccheto, Saccone, Saccon: Italiaanse pendant van Sac, Zack.

Sace, Sache. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sahso, Sasso 'Saks(er)'. Vergelijk Sassen.

Sacépé. Zinwoord. Oudfrans sachier, saquier: trekken, uit de schede halen, zwaaien + Oudfrans espee, Frans épée: zwaard, speer. Bijnaam voor een ridder die zijn zwaard trekt, zwaait. Vergelijk Duits Schuddesper, Engels Shakeshaft, Shakespear, Shakelance.

Sach. Variant van Duits Zach(e), Duits Zäh: taai, volhardend.

Sachs, Sachse, Saks, Sax, Sas, (de), Sasse, Sass, Saes, Saez, Tsas, T'Sas, 't Sas, Sase, Saxks, Sacks, Sackx, Sakx, Zass, Zas: 1. Sas, Saks(er), Middelnederlands Sasse. Volksnaam (uit Saksen). 2. Vadersnaamr. Het lidwoord kan op jongere reïnterpretatie berusten. Zie Sassen.

Sackebandt. Beroepsnaam van de zakkenbinder; vergelijk Stroobant. Middelnederlands sachant: band om zakken mee toe te binden; (ook) buikband.

Saechtlevens. Verdwenen familienaam. Bijnaam voor een zacht, vriendelijk iemand.

Sackenpré, Sackenprez: Verhaspeling met n-epenthesis van Sacquépée; zie Sacépé.

Sacoor, Zaccour: Wellicht plaatsnaam Jaucourt (Aube). Of van Jeancourt of Joncourt?

Sacotte. Afleiding van sac; zak.

Sacré, Sacrez: 1. Christelijke voornaam 'toegewijd, gedoopt'. 2. Uit Sacreas, Zacharias.

Sacton, Saqueton. Afleiding van sac: zak. Vergelijk Zack, Saquet.

Sadet, Sadin: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans sade: aangenaam, bevallig, charmant.

Sadier, Sady. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Sadhari.

Sadok, Sadouk. Bijbelse naam, van Hebreeuws çadoc, Grieks sadok, van çedek 'gerechtigheid'.

Sadoine, Sadaune, Sadonius, Sadonis, Sadones, Sadon, Sadonés: Vadersnaam. Sadon is de Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Sado; Sadoine wellicht, van Germaans sad-win: Saduinus. Sadonés is spellingvariant van Sadonnet. De familienaam kwam in Melden ook voor als Sadonés, Sadonie en Sidaenes.

Sadoul, Sadoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Sadulfus.

Sadzo, Sadzot, Plaatsnaam Sadzot in Erezée (Luik).

Saeffoet, Saeyvoet, Suyvoet. Naam uit het Middelnederlandse savoor, chavoir, soefoer: visvijver.

Saegeman, Saegemans, Saegman, Sagemans, Zageman, Sagerman, Saergermans, Saegerman: Beroepsnaam van de houtzager. Vergelijk De Sager. 1

Saelemaekers, Saelemakers, Saelmaekers, Saelmackers: Beroepsnaam van de zadelmaker. Vergelijk Waal-Vlaams zale = zadel. Vergelijk De Sadeleer.

Saelemans, Saelman, Saelmans, Salemans, Salimans, Zalemans, Zaleman: 1. Beroepsnaam van de zaalwachter, deurwaarder. 2. Beroepsnaam van de zadelmaker; vergelijk Saelemaekers. 3. Eventueel vadersnaam. Germaanse voornaam Salaman, Salemannus. Vergelijk Sallmann.

Saelens, Saels: Vadersnaam. Afleiding van Middelnederlands Salin, vleivorm van de Bijbelse voornaam Salomon. Saelkin=Salemoen.

Saen (van), van Zaen, van (der) Zaan, van Saene, van der Saenen, van der Sanen, (van der) Zaenen, van Sannen. 1. Familienaam uit de waternaam de Zaan (Noord-Holland) of naar de Zaanstreek.

Saenen, Saanen, Sanen, Saens, Saen, Sanes. 1. Naam afgeleid uit "des Hanen". Mogelijk huis- of karakternaam. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sano. 3. Moedersnaam uit de voornaam Sanne, van Susanna.

Saenz, Saënz: Wellicht van Saint-Saè'ns, plaatsnaam (Seine-Mar.) van St.-Sidonius.

Saeremans, Sarremans, Saremans. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Sara.

Saer, de: Vernederlandste spelling van Frans Desart. Romaanse plaatsnaam Sart, Frans Essart, van Latijnse exsartum ‘gerooide plaats, rode’. De naam is een pendant van van Rode.

Saersegem, van Saceghem: Plaatsnaam Sa(a)rsegem, waarschijnlijk in Zuid-West-Vlaanderen.

Saeijvoet: Volksetymologisch uit Saeffoet, van Middelnederlands savoor, chavoir, soefoe ‘visput, visvijver’.

Saeren, Saerens, Saar. Moedersnaam uit de Bijbelse voornaam Sara wat vorstin betekent.

Saeyer, Saeyere De, De Sayer, Sayers, Seyer. 1. Beroepsbijnaam van de saaiwever, de saaiwerker. 2. Zie ook De Zaaier.

Saey, Saeys, Saeijs, Saeij, Say, Saye, Saeye, Saeyens. Vadersnaam, variant van Soy,Sohier, Soyer, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zeger (zie Zegerius).

Saeyere, de, Saeyer, de, de Sayer, Sayers, Seyer: 1. Beroepsnaam van de saaiwever, saaiwerker. 2. Zie de Zaaier.

Saeytyd, de, de Saetytijd, Saeytydt, Saeytijdt, de Saeijtijd, de Zaeytijd, de Zaeytyd, Zaeytyd, Zaeytydt, Zaeyteyd, Zaeyteyt, de Zaetydt. Familienaam uit het Middelnederlandse saettijt, zaettijt: zaaitijd. Bijnaam voor de zaaier.

Saffel, de: De Saffer, van Frans Lesaffre. Bijnaam. Oudfrans safre ‘gulzigaard, schrokker’.

Saffele, van den. Plaatsnaam Saffel: zavel. Vergelijk Zaffelstraat in Leeuwergem (Oost-Vlaanderen).

Safir, Saphier, Zafir, Szafiro, Szafirsztajn: Bijnaam voor de drager van de edelsteen, de saffïer.

Safran, Safranck, Szafran,, Szafranek, Szafranska, Szafranski: Oudfrans, Frans safran: saffraan (de velare n wordt nk). Beroepsnaam voor de saffraanhandelaar.

Sagaer, Sagaert, Saghaard, Saghaar, Sagar, Sagart. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam sag-hard. Vergelijk Sago, Saganhart, Sagarius. 2. Of soms misschien de vervlaamsing van Ségard. Dit is dan weer de Romaanse vorm Zegaard van de Germaanse naam Segaert. Zie daar. In Kortrijk wordt Sagaert met het accent op de tweede lettergreep uitgesproken.

Sagehomme. Bijnaam; wijs man, rechtsgeleerde. Vergelijk Lesage.

Sager,de, (de) Sagers, de Sagher, de Saegher, de Saeger, de Saegre, de Saghre, de Sagre, de Saever, de Saver, de Zaeger, Zagers. Beroepsnaam voor een hout/plankenzager.

Saget, Sajet, Sagiot, Sajotte: Afleiding van sage. Zie Lesage.

Saglimbene, Saglimbéni: Italiaanse familienaam Salimbene: spring goed; vergelijk Salenbien.

Sagon. Aanpassing van Segon, met voortonige klinkerwijziging.

Sagot, Saigot: Vadersnaam. Afleiding van Sagaert, Segaert of een sigi-naam?

Sahin, Aksahin, Küçüksahin, Büyüksahin. De familienaam Sahin (met en zonder s-cedille) is afkomstig uit Turkije.

Saigne, Saignes, Sagne. Oudfranse plaatsnaam Saigne: moerassig terrein. Vergelijk Dessa(i)gnes.

Saignier, Sagner, Sagnier, Saniez, Sanir, Sani, Sannier, Sanniez, Zannier, Zanier, Seignier, Saunier: 1. Oudfrans cenier, seignier, Frans cenier: kloosterling belast met de verzorging van het avondeten (Latijn cena), die voor de levensmiddelen zorgt. 2. Beroepsnaam Saignier: slager, bereider van (Oudfrans) saim, sain: vêt, reuzel. 3. Of veeleer van Saunier.

Sailliez, Saillez, Saillé, Saillet 1. Afleiding van Saillant of Saillard? 2. Spelling voor Salier.

Saillant. Bijnaam van een springer, vergelijk Saillart.

Saillart, Seliaerts. Familienaam uit het Oudfranse saillir: springen. Bijnaam: springer, danser. Ook vondelingennaam: 1778 Hubertus Saillart, gevonden in Brussel.

Sailly, Desailly, Dessailly: Verspreide plaatsnaam (Ardeche, Pas-de-Calais, Nord, Somme).

Saintdenis, Saindenis. Frequente plaatsnaam (Henegouwen, Namen, Seine, Oise, Manche).

Saintmont, Sainmont, Saynmont: Plaatsnaam Saint-Mont (Gers) en in St-Géry (Waals-Brabant). Of Sainmont in Tignée en Saive (Luik).

Saincir. Verspreide plaatsnaam Saint-Cyr.

Sainderichin. Een plaatsnaam Saint-Richin is niet bekend. Misschien vadersnaam. Richin met ironisch voorgevoegd Saint-; vergelijk Saint-Fabien, Saint-Guily.

Saingenest. Verspreide Franse plaatsnaam St-Genest.

Saint(-)Germain. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam, die 1 x in de provincie Namen en ruim 130 x in Frankrijk voorkomt.

Saint-Juste Mys. Dubbele naam uit Saint-Juste: Haïtiaanse naam uit de plaatsnaam Saint-Juste (naam van de parochie: heilige Justus (de rechtvaardige)) of uit de moedersnaam (met dezelfde oorsprong) aldaar. En uit Mys (zie daar).

Sainlez, Seinlet. Plaatsnaam in Hollange, Luxemburg.

Sainsoilier. Bijnaam Cinq soilier(s)/souliers: vijf schoenen. Bijnaam voor een schoenmaker, zoals Duitse familienaam Siebenschuh?

Saint, Sain, Saing, Saints, Sainz, Saim, Saïm, Lesaint, Lessain, Lessent, Lesent: 1. Bijnaam voor een heilig, vroom man. Of vadersnaam naar de heiligennaam Sanctus. 2. Of beroepsnaam voor een slager, naar Oudfrans saim, sain, Frans saindoux: reuzel, vet.

Saint Cricq. Plaatsnaam, Gers, Landes.

Saint Hilaire (de). Verspreide plaatsnaam (Nord, Pas-de-Calais, Somme).

Saint Michel, de, Saint-Michel, Saintmichel: Verspreide plaatsnaam.

Saintelet, Saintlet. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Saint, Sainte. 2. Zie Chantel.

Saint-Anthoine, de. Frequente Zuid Franse plaatsnaam.

Saint-Aubert, de, Saint-Auber, Saint-Aubert, Saintobert: Plaatsnaam (Nord).

Sainte, Sinte, Sintes. 1. Bijnaam voor een heilige, vrome vrouw. Vergelijk Saint. 2. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Sancta. Maar Sainte kan ook een Romaanse reïnterpretatie zijn van een Germaanse s(w)inth-naam, zoals Alsent of Frethesenta.

Sainte-Foy, de. Verspreide Zuid-Franse plaatsnaam.

Sainte, Saintes, Saintes, Sainte, Sinte, Desaintes, Desainte, Dessaintes, Dessainte, Desinte, Desseinte, Dessente: Plaatsnaam Saintes (Waals-Brabant), Nederlands Sint-Renelde.

Saintehuile. Volksetymologie, zie Saintil.

Sainte-Marie. Frequente plaatsnaam (Luxemburg, Waals-Brabant, Nord, Pas-de-Calais).

Saintfiet. Plaatsnaam Saint-Vith, Duits Sankt Vith (Luxemburg).

Saint-Georges, (de). Plaatsnaam, Luik, Nord, Pas-de-Calais..

Saint-Germain. Plaatsnaam, Namen en 134 maal in Frankrijk.

Saint-Ghislain, Saintghislain, Desaintghislain, Saint Guillain, Saint Guilain: Plaatsnaam (Henegouwen).

Saint-Hubert, (de). Plaatsnaam. Luxemburg.

Saintil, Sainthuile, Sainthuille, Saintehuile: Hypercorrect uit de plaatsnaam Sainte-Olle (Raillencourt, Nord): Ole is Picardisch voor Frans huile, van Latijn olea.

Saint-Jean, Saintjean, De Saint Jan: Plaatsnaam Saint-Jean-Geest (Sint-Jans-Geest, Waals-Brabant), Saint-Jean-Sart in Aubel (Luik) of een van de vele plaatsnamen Saint-Jean in Frankrijk.

Saint-Léger, (de), Sainléger, Seinleger: Verspreide plaatsnaam (Pas-de-Calais, Somme, Henegouwen, Luxemburg..).

Saint-Léon, de. Verspreide Franse plaatsnaam.

Saint-Marcoux. Plaatsnaam St-Marcoult in Opzullik (Henegouwen).

Saint-Mard, Saintmard, Saint Mart: Plaatsnaam (onder meer Aisne)

Saint-Martin, (de) St Martin: Uiterst frequente plaatsnaam (Namen, Nord, Pas-de-Calais, Aisne. 274 Franse gemeenten met die naam).

Saintmaux. Plaatsnaam Saint-Mau, van Saint-Marc (Namen).

Saint-Maxen, Saint-Maxent, Saint-Maxens. Plaatsnaam Saint-Maxent, Somme.

Saint-Maxim, Saint Maxin, Saint Machin: Waarschijnlijk variant van Saint-Maxen.

Saint-Médard. Plaatsnaam, Luxemburg.

Saint-Moulin, de, de St Moulin: Volksetymologie voor Sart-Moulin, plaatsnaam in Eigenbrakel (Waals-Brabant) en Villers-le-Temple (Luik).

Saintoin. Plaatsnaam Saint-Ouen bij Parijs.

Saint-Omer, de. Plaatsnaam Sint-Omaars, Frans St-Omer (Pas-de-Calais).

Saintot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Saint.

Saint-Paul, Saintpaul, Saint-Pol, Saintpol, Saint-Pô, Desaintpol: Verspreide plaatsnaam Saint-Paul of Saint-Pol (Nord, Pas-de-Calais). Een voorvader van De Simpel staat in 1610 in Veurne geregistreerd als De Simpol.

Saint-Pierre, de. Plaatsnaam. Luxemburg, Pas-de-Calais.

Saintrain, Saintraint. Reïnterpretatie als heiligennaam van oorspronkelijke Santrain.

Saint-Remy, (de), Saint-Rémi: Verspreide plaatsnaam (Nord, Pas-de-Calais, Luik, Waals-Brabant.).

Saint-Riquier, de, Saint-Requier: Plaatsnaam Sint-Rijkers (Somme).

Saintron, Saintrond, Sentron: 1. Plaatsnaam Saint-Trond, de Romaanse vorm van St.-Truiden (Limburg). Vergelijk Van Sintruyen. 2. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Sanctorius.

Saintvenant. Plaatsnaam Saint-Venant (Pas-de-Calais).

Saint-Viteux, Sainviteux, Saintviteux, Sainvitux, Sainvitu: Plaatsnaam Saint-Vitu in Abée (Luik), dat is Saint-Victor.

Sainz. Spelling voor Saint of Spaans Sâinz, van Sanchez, van Sanctus.

Saiselet. Afleiding van Saison.

Saison. Oude verbogen vorm van de volksnaam Germaanse Sahso, Frans saxon: Sakser, Sas.

Saive, Sève, Sève: 1. Oudfrans saive, saige, Frans sage: wijs, ervaren. Vergelijk Lesage. 2. Plaatsnaam Saive (Luik); zie Desaive.

Sakier, Saqi, Saqui, Sakhir, Sakhi, Saghir, Saghy, Sagie, Sagi, Sagis: 1. Oudfrans sakier, saquier: zakkenmaker. 2. De vormen met g eventueel vadersnaam Sagarius.

Saksou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sahs-wulf 'Sakser-wolf.

Sakko: Nederlandse spelling van de Italiaans familienaam Sacco ‘zak’. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Saktreger. Beroepsnaam van de zakkendrager, scheepslosser.

Sala, Salat, Sallat, Salet, Salez, Salée, Salée, Sallets, Sallet, Salle, Salley, Salle, Salaets, Salaerts, Sallaerts, Sallaets, Salard, Saelaert: 1. Uit Sarlet, Charlet, Franse afleiding van de voornaam Charles? Maar Charlet kan natuurlijk op reïnterpretatie berusten. 2. Afleiding van Frans sale: vuil?

Sala, Slaa: Italiaanse familienaam Sala, vooral in Lombardije. Ook Occitaans. Plaatsnaam met betekenis ‘zaal’.

Salabert, Salberter, Salbeth, Sallebert: Vadersnaam. Germaanse voornaam sal-berht of Sadelbertus.

Saladin, Salaino, Saladé, Salade, Salladini, Salentijn, Salentiny, Salandini, Salhadin, Saadelhin. Vadersnaam uit de Arabische voornaam Saladin: heil van het geloof. Deze naam kwam met de kruistochten naar Europa. De ridderlijke sultan Saladin van Egypte en Syrie veroverde Jeruzalem in 1187. Zo werd het een populaire literatuurnaam.

Salathong. Thaise familienaam.

Salazar. Spaans, Portugese plaatsnaam: Germaans sala: zaal + Baskisch zahar: oud. Plaatsnaam in Burgos.

Salcher, Salacher. Van plaatsnaam Salach, Beieren.

Salden. Naam uit Des Alden (= van den Alde): zoon van de oude.

Sale, Sal, Salles, Salle, Lesalle, Lesale: Bijnaam. Oudfrans sale: bleek, triest, vuil. Zie ook Delsalle.

Salée, Salee: 1. Plaatsnaam. 2. Zie Sala(t).

Salen, Salens, Saelens, Saelen, Salins. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Bijbelse voornaam Salomon.

Salenbien, Salenbier, Sallembien, Salembien, Salembier, Salembie, Salambier, Schalembier. Naam uit het Oudfranse zinwoord: saille-en-bien, van saillir; springen, en bien; goed (springt in 't goed). Bijnaam voor iemand die plotseling rijk geworden is (door erfenis of huwelijk). Vergelijk Salimbene, Duits Spring(en)sgut(h), Spring(g)uth, van Springintgut.

Salengros, Salengrois, Salingros, Salingret, Salingue: Afleiding van oudpiacrdisch salengue, salingre: zoutziederij. Maar 1891 Pierre-Clément Salingre, geboren in Meschede (Noordrijn-Westfalen), was de zoon van Theodor Salinger. Hier werd de Duitse familienaam Salinger aangepast aan de bestaande Waalse familienaam Salingre.

Salerno, Salerni. Plaatsnaam Salerno, aan de westkust van Italie.

Salesse, Salés, Sales, Salles, Sallese, Salles: Plaatsnaam Salesches (Nord), Salés (Tarn) of Salesse (Cantal, Creuse).

Salice. Italiaanse familienaam. Plaatsnaam; wilg.

Saliën, Salien, Saldiën, Saldien, Sail, Sail, Saille. Naam uit het Middelnederlandse salië, saelge, sailge, saelie: salie. Bijnaam voor de kruidenteler- of handelaar.

Salier. Afleiding van Middenhoogduits salhe; waterwilg.

Salier, Saliez, Salies, Sali, Salhi, Sailliez, Saillez, Salliez, Salliet, Sailer, Saille, Saillet: Oudfrans salier: zoutzieder. Beroepsnaam. Vergelijk De Souter.

Salières, Salieres: Middenfrans salière: zoutvat. Beroepsnaam van de zouthandelaar. Of plaatsnaam La Salière, bijvoorbeeld in Harveng (Henegouwen); zoutziederij.

Saligo, Saligot. Naam uit de ridderromans. Afgeleid van het Germaanse salik: bijnaam voor een vuilak, smeerlap (de slechte uit de verhalen).

Saliman. Arabische naam uit de voornaam Salim/Saleem/Salman: veilig, gezond, geheel, onberispelijk.

Salina, Salinas. Dialect vorm voor Frans saline: zoutmijn, zoutziederij.

Salis. Vadersnaam. Korte vorm van Marsalis, variant van Marcelis? Of Engelse familienaam Sallis = Sallows, naar de woonplaats bij de wilgen (Frans saule) ?

Salkim. Variant van Salkin? Turkse naam?

Salkin, Salkind. Vadersnaam. Engelse (of Middelnederlandse?) afleiding van de voornaam Salomon.

Sallet: 1. Uit Sarlet, van Charlet, Franse verkleinvorm van de voornaam Charles. 2. Verkleinvorm van Frans sale ‘vuil’?

Salliau. Middenfrans salaud, afleiding van sale: vies mens, smeerlap.

Sallmann, Salman: 1. Beroepsnaam. Middenhoogduits Sal(e)man: vertrouwensman, zegsman, bemiddelaar, voogd. 2. Vadersnaam. Variant van de Bijbelse voornaam Salomon.

Sallustio, Sallustin, Sallus, Salluste. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Salustius of Sallustius.

Salm, van (de) Salm, van de(der) Zalm. Naam uit de plaatsnaam Zalm (Nederlands-Limburg), Salm (ook riviernaam) in Luik en Vulkaan Eifel (Duitsland). 2. Plaatsnaam Vielsalm in Luxemburg.

Salmier, Salmi, Salemi, Sallami, Salami, Salimi, Solomie, Sollami: Salmier = Psalmier: psalmenzanger.

Salmin, Salmain, Salomein, Sallemeyn: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Bijbelse voornaam Salomon. Vergelijk Moedersnaam Salmena. 2. Afleiding van Salmier.

Salom, Salome, Salon, Salone, Saleem, Salem, Salim, Salme, Salm, Solome, Soleme, Solem, Saume: Vadersnaam. Naast Salomon, de Romaanse verbogen vorm (cas-régime van Salomonem) moet een onverbogen Romaanse vorm Salom(e)/Salm(e)/Saume (can cas-sujet Salomo) hebben bestaan. Salome, Solome kunnen ook wel afleidingen zijn voor Salomé/Solomé (en omgekeerd). Zie Salomon, Salome.

Salomé, Salome, Salomée, Salomez, Salommez, Salamé, Sallami, Salami, Salemi, Salmi, Salimei, Salimi, Solemé, Soleme, Solome, Solomee, Solomez, Solomie, Sollami: 1. Moedersnaam. Bijbelse voornaam Salome. Maar de voornaam was bij ons in de middeleeuwen ongebruikelijk. Maar de tante van Jacob Cats heette Salome Cats in 1571 in Brouwershaven. 2. Franse verkleinvorm van voornaam Salomon. 3. Zie ook Salmier.

Salomein: Ook Salmin. Vleivorm van de Bijbelse voornaam Salomon.

Salomon, Salomons, Salomont, Salomone, Salomoni, Salomein, Salamon, Salamone, Salamoni, Salamun, Salamson, Salmon, Salmont Salmona, Salman, Salmang, Saulmont, Saumon, Sauoné, Somon, Sallman, Solomon, Salomonson, Solomons, Soulimans: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Salomo(n). Zie ook Salens, Sallmann 2.

Salperwick, Salperwyck. Plaatsnaam Salperwick (Pas-de-Calais).

Salpeteur, Salpeté, Salpè, Salpetier, Salpétrier, Salpétier. Beroepsbijnaam van de salpeterbereider of -verkoper. Vergelijk Saliter.

Salsac. Oude vorm van plaatsnaam Saussac (Cantal, Gironde, Vaucluse).

Salsone, Salson. Zuid Franse afleiding van salsa; saus. Beroepsnaam.

Salt, Salz, Zalc, Sals. Naam uit het Nederduitse Salt, het Duitse Salz, in het Luikse overgenomen als Sals: zout. Beroepsbijnaam. Vergelijk Salzmann.

Saltbommel, van. Plaatsnaam Zaltbommel, Gelderland.

Salter. Nederduits voor Duits Salzer: zoutzieder. Vergelijk De Souter.

Salteur. Zie Sauteur. 2. Naamwijziging (gemeente Houyet) van Salpeteur.

Salton. Afleiding van Oudfrans sait, Frans saut: sprong, schok.

Salu, Salut, Saluyts, Salluyts, Salluijts. Naam uit het Oudfranse Salut: heil, bescherming, beveiliging, groet. Bijnaam.

Salvador, Salvadore, Salvadori, Salvatore, Salvatori: Vadersnaam, Italiaanse, Spaanse vormen van Latijn Salvator 'redder, verlosser, heiland'.

Salvan, Sauvan: Vadersnaam. Volkse vorm van heiligennaam Silvanus.

Salvé, Salvée, Salve, Sauvé, Sauvey, Sauvet, Savet, Save, Savay: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Salvatus 'gered, verlost'. Vergelijk Italiaanse familienaam Salvato.

Salveniac, Salvéniac: Plaatsnaam Salvagnac (Aveyron, Tarn).

Salverda, Saavedra: Friese familienaam. Afkomstig van Salverd in Franekeradeel (Friesland).

Salvi, Salvo. Italiaanse vormen van Latijnse heiligennaam Salvius, Salvus. Vadersnaam.

Salzberg, Zalzberg, Zalcberg: Frequente Duitse plaatsnaam Salzberg: zoutberg.

Salzburg, Salzburger. Plaatsnaam Salzburg, Oostenrijk.

Salzman, Salzmann, Zalcman, Salsmans. Beroepsnaam. Duits Salzmann; zoutman, zoutzieder.

Saltzherr: Foute spelling voor Duits Salzer ‘zoutzieder, zouthandelaar’. familienaam De Zouter.

Sam: Engelse vadersnaam., korte vorm van Samson.

Saman, Samans, Zaman, Sämann, Saeman. 1. Beroepsnaam van de zaaiman, de zaaier. 2. Saman/Zaman zijn mogelijk ook vervormingen uit Zandman: Familienaam uit de plaatsnaam Zande.

Samang, van, van Semang: Plaatsnaam Samang in Membach (Luik).

Sambeek, van, Sombeek, Zambeek, van Zantbeek. Plaatsnaam Sambeek (Noord-Brabant).

Sambour. Plaatsnaam Chambourg (Indre-et-Loire).

Sambrée, Sambre, Sambree. Plaatsnaam Samrée (Luxemburg).

Samedi. Familienaam naar de dagnaam zaterdag. Vergelijk Vrijdag.

Samelson. Vadersnaam. Zoon van Samuel.

Sameni. Plaatsnaam Chamigny (Seine-et-Marne).

Samier, Samiers, Samiez, Samir, Sami, Samy: Wel een variant van Sannier/Sagn(i)ez.

Samin, Samijn, Samyn, Samain, Sameyn, Sameijn, Semeyn, Saemen, Samens, Scharmin. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Samuel die in de 12de eeuw als als voornaam in West-Vlaanderen voorkwam. 2. Beroepsnaam uit het Oudfranse samin: fijne zijden stof. Dit geldt alleen voor de Samin-varianten.

Samison, Sammison. Waarschijnlijk Engelse verschrijving van Samson.

Sammels. 1. Bijnaam voor iemand die sammelt (talmt, zeurt, knoeit). 2. Vadersnaam uit de Bijbelse naam Samuel.

Sammens. Variant van Samens of Sammels.

Sammeth, Sammert, Sambeth, Sammut: Duits Sammet, Samt: fluweel. Beroepsnaam.

Samoy, Samoye, Samoey, Samoise, Samois, Sameys, Sameese, Semeese: Van Oudfranse werkwoord psalmoier, salmoier: psalmodiëren, psalmen zingen?

Sampain, Saimpain: Reïnterpretatie (als sans pain: zonder brood) van oorspronkelijke Sampin, vleivorm van de Bijbelse voornaam Sam(p)son.

Sampaix, Sampé: Bijnaam. Sans paix: zonder rust, rusteloos.

Sampermans. Waarschijnlijk van Sammelmans. Variant van Sammels. Zie daar verder.

Sampité. Bijnaam Sans pitié: meedogenloos.

Sampon: Aanpassing van Franse familienaam Champon, Plaatsnaam afgeleid van champ ‘veld’. Of plaatsnaam Sampont in Hachy (Provincie Luxemburg).

Sampont. Plaatsnaam in Hachy, Luxemburg.

Samray, Samri, Sameray, Samerey, Sanrey: Waals samerê: bewoner van de streek van Vielsalm (Luxemburg).

Samuëlse: Vadersnaam. Zoon van Samuel, Bijbelse voornaam.

Samijn, Semeijn, Semijn: Vadersnaam. Vleivorm van de Bijbelse voornaam Samuel.

Samson, Samsson, Sampson, Samsom, Samsoen, Sansone, Sanson, Sansoen, Sansom: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Samson/Simson.

Samsonau. Vadersnaam. Afleiding van Samson.

Samsonowicz. Slavische vadersnaam uit de voornaam Samson.

Samuel, Samuele, Samuels, Samul, Samu, Samuelov: Vadersnaam. Bijbelse voornaam.

San. Korte vorm voor Van San? Spaanse korte vorm van Santo, heiligennaam Sanctus?

Sana, Sanna, Sanne, Sannen, Saanen, Saenen, Sanen, Zannen, Zanen, Zanne: Moedersnaam. Korte vorm van de Hebreeuwse heiligennaaam Susanna. Zie Versaen.

Sanc, Sancke. Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Sanno; Saneke. Of van Sandtke: Santke (zie Santkin).

Sanchez, Sanches, Sanges, Sancho: Vadersnaam. Spaanse vorm van de Latijnse heiligennaam Sanctus ‘heilig’.

Sanctorum, Sanctrum. Bijnaam naar het Latijnse woord sanctorum 'van de heiligen' uit een liturgische tekst, wellicht voor een koster of geestelijke.

Sandbach: Plaatsnaam Sandbach (Beieren, Hessen, Noordrijn-Westfalen).

Sanctrum, Sancotrum. Bijnaam uit het Latijnse sanctorum: "van het heilige". Wellicht bijnaam voor een koster of geestelijke (en die hadden ook al wel eens kinderen).

Sanctus, Santus, Santy, Santij. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Sanctus. Santi is Italiaans.

Sana, Sanna, Sannen, Sanne, Saanen, Saenen, Sanen, Zannen, Zanen, Zanne. Moedersnaam, verkorte vorm van de Hebreeuws heiligennaam Susanna.

Sancy. 1. Plaatsnaam Sancy (Meurthe-et-Mos.). 2. Zie Censier.

Sand. Korte vorm voor Van Sand. Ook Duitse familienaam Sand, eveneens van plaatsnaam.

Sande, van, der. Plaatsnaam in Duitsland.

Sandbank. Plaatsnaam; zandbank.

Sandberg, Sandberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Sandberg: zandberg. Zie ook Zandberg.

Sande. Waalse reductie van Sandre.

Sandee, Zandee: Waternaam in Goudswaard (Zuid-Holland).

Sandee. Aaanpassing van franse familienaam Chandet, afleiding van Occitaans cande, Laijn. candidus: wit.

Sandefort, Sandifort, van Santvoort: Plaatsnaam Zandvoort (Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Zeeland), Santfort (Nederlands Limburg. Eventueel plaatsnaam Sandfurth (Nedersaksen), Sandfort(h) (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).

Sandelin. Vadersnaam. Vleivorm van Sander, van Alexander.

Sanderman, Sandermans, Santermans. Vadersnaam uit de Voornaam Sander, een verkorting van Alexander.

Sanders, Sander, Sanderse, Sandersen, Zander, Zanders, Saunders, Sandre, Sadre, Senders, Sender: Vadersnaam. Korte vorm van de Griekse heiligennaam Alexander.

Sander, de, Desandre, Desandere: 1. Desandre, Pas-de-Calais. Zoon van Sandre, Alexander. Zie ook Descendre. 2. Zie de Zanger.

Sanderman, Sandermans, Santermans: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sander, van Alexander.

Sanderse, Sanderson. Vadersnaam. Zoon van Sander.

Sanderus. Vadersnaam. Latinisering van Sanders. Humanistennaam van Antonius Sanderus, Antwerpen 1586, Affligem 1664; auteur van Flandria Illustrata.

Sanderville. Plaatsnaam Sandarville (Eure-et-Loir); eventueel Sandouville (Seine-Mar.).

Sandfurth, Sandfort. Duitse plaatsnamen Sandfurth, Sandforth, Sandfort, Santfort (Nederlands-Limburg).

Sandkoul. Plaatsnaam: zandkuil. Verspreide Duitse plaatsnaam Sandkuhle. Vergelijk Savelkoul.

Sandman, Sandeman: 1. Afleiding van Van den Zande. 2. Beroepsnaam van de zandvoerman of -handelaar.

Sandmeier. Meier, boer op zandig terrein.

Sandner: Duitse beroepsnaam van de zandgraver, -voerman of -handelaar.

Sandon. Plaatsnaam (Berkshire, Essex, Hertfordshire).

Sandor. Hongaars vadersnaam van Alexander.

Sandorff: Plaatsnaam Sandorf (Beieren), Sanddorf (Duitsland).

Sandoz. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sandre.

Sandraert, Sandrard, Sandart: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sander.

Sandra, Sandrat, Sandras, Tjandra, Sansdraps, Sansdrap, Sandraps, Sandrap, Sendrap: Vadersnaam. Frans Sandra(t), Waale vorm van Sandrard, afleiding van de voornaam Alexander.

Sandré, de: Desandré, van Desandre, zoon van Sander, Alexander.

Sandreczki, Sandreschi, Sandretti. Vadersnaam. Slavische en Italiaanse afleiding van de voornaam Alexander.

Sandrin, Sandrini: Vadersnaam. Italiaanse korte vorm van Alesandrini, vleivorm van Alexander.

Sandron, Sandront, Sadron, Sendrons, Sondron: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Alexander.

Sansen, Sansens, Sanse, Sans, Sanssens, Zanzen, Sensen. Vadersnaam uit Sansin, een knuffelvorm van de voornaam Sanson/Samson.

Sanfrinnon, Sanfrinon. Verhaspeling (in Vlaams-Brabant) van Chaufoureau (uit Waals-Brabant), met de normale aanpassing ch/s en de zo frequente n-epenthesis.

Sangeleer. Brabantse vorm van Frans Sanglier, Oudfrans sengler.

Sangen, van der. Dialect variant van Van der Sanden (vergelijk Kust Waals-Vlaams zange = zand).

Sangermann, Sangermano. Beroepsnaam. Afleiding van Sanger.

Sanglier. Familienaam uit het Franse sanglier: everzwijn. Bijnaam of huisnaam.

Sangiorgio, Sangiorgi. Italiaanse plaatsnaam San Giorgio.

Sanglan: Oudfrans sanglent: bloeddorstig, wreed. Bijnaam.

Sanglet. Afleiding van Sanglier.

Sanglier. Frans sanglier: wild zwijn, everzwijn. Bijnaam of huisnaam.

Sangster. Beroepsnaam. Engelse vrouwelijke vorm voor Sanger: zangeres.

Sanguin. Frans sanguin: donkerrood, bloedrood. Beroepsnaam voor een lakenverver.

Sanguinetti, Sangineto: Plaatsnaam Sanguineto in Ligurië of Sanguinetto: kornoeljeboom, Cornus.

Sansens, Sansen, Sans, Sanse, Sanssens, Zanzen, Sensen: Vadersnaam van Sansin, vleivorm van Sanson, Samson.

Sanspeur, Sampeur. Bijnaam Sans peur: zonder vrees. Vergelijk Duits Ohnefurcht, Ohneangst.

Sanspoux, Sanspouls, Sampoux, Sampou, Sampoulx, Sampol, Sampos, Sanpoux, Sanpo, Sempoux, Senspoux, Sempos, Sempo, Sempot, Senpo. Reïnterpretatie (als Waals sanspôce: zonder duim) van Saint-Paul of Saint-Pol= Saint-Paul, plaatsnaam in Nord en Pas-de-Calais.

Sansterre, Santer, Santerre, Santerne, Santere, Senterre, Senter, Senster, Sandter: 1. Bijnaam Sans terre: zonder land. Vergelijk Landeloos. 2. Plaatsnaam Santerre, Latijn sana terra (Somme).

Sanstra. Waarschijnlijk verhaspeling van Sandra.

Santa, Sant, (de), Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Sancta. Bijnaam. Vgl Saint.

Santa Maria. Verspreide Italiaanse en Spaanse plaatsnaam.

Santacaterina, Santacatterina. Plaatsnaam.

Santander, Santaner. Spaanse plaatsnaam Santander.

Santana, Sant'Anna: Spaanse, Catalaanse en Portugese plaatsnaam: Sint-Anna.

Saint’Angelo. Verspreide Italiaanse plaatsnaam.

Santantonio. Italiaanse en Spaanse plaatsnaam.

Sante,van, Santen, van, van Zanten: 1. Plaatsnaam Xanten (Noordrijn-Westfalen). 2. Plaatsnaam Zanten, Frans Saintes (Waals-Brabant).

Santbulte. Familienaam uit gelijknamige plaatsnaam (zandheuvel) ergens op de grens Nederland-Duitsland.

Santiago, Tiago. Verspreide Spaanse plaatsnaam Sant'Iago (Sint-Jakob). Vooral bekend is de bedevaartplaats Santiago de Compostela.

Santin, Santing, Santens, Saintin. Afleiding van de Latijnse heiligennaam Sanctus.

Santon, Santhong. Naam uit het Franse Centon, dit is wellicht een afleiding van de voornaam Vincent.

Santonin. Vadersnaam. Afleiding van Santin.

Santos, dos. Portugese naam, in Nederland vooral afkomstig uit Kaapverdië en verder onder andere uit de Dominicaanse Republiek, de Filipijnen, Brazilië, Angola en Portugal. Zie Santa.

Santkin, Sanquin, Saquin, Saengtien, Sandtke, Sentiens, Sentjens, Zentjens: 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Sanctus/Sancta. Vergelijk Santin, Sente(n). 2. Santkin eventueel Waalse gereduceerde vorm van Sanderkin, afleiding van Sander.

Santon, Santhong: Frans Centon, afleiding van de voornaam Vincent?

Santos. Portugese en Spaanse plaatsnaam.

Santrain, Santraine, Saintrain, Saintraint. Aaanpassing van Chantrain(e). Chant(e)raine = Santreyn = San train.

Santuz: Santus, van Sanctus ‘heilig’.

Sanz. Oudhoogduitse afleiding van de voornaam Sanne, Sanno. 2. Nederduitse plaatsnaam Sanz bij Stralsund.

Sap, Sappen, Sapion: 1. Moedersnaam. Korte vorm van de Latijnse heiligennaam Sapientia of Sabina. 2. Zie ook Sabbe.

Sapart. Uit Frans Chappard: drager van een kap(mantel). Vergelijk Cappaert.

Sapin, Sappin, Sapyn, Sapijn: 1. Moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Sapientia. Vergelijk Sap. 2. Eventueel Franse plaatsnaam Sapin: spar, den. Vergelijk Dusapin.

Sapion. Moedersnaam. Afleiding van Sap.

Sappenberghs. Plaatsnaam Dapenberg in Onze-Lieve-Vrouwe-Lombeek (Vlaams-Brabant).

Saquet, Sacchet, Saket, Saké, Sekeet: Oudpicardisch saquet, Frans sachet: zakje. Beroepsnaam. Vergelijk Zack.

Saraber: Onduidelijk. Misschien wel een verhaspeling van de plaatsnaam van zijn herkomst. 1706-1767 Pierre Sarrabere/Sarabère, Salies-de-Béarn (Basses-Pyr.)-Den Haag.

Saragosse. Namen.

Saragossi. Spaanse plaatsnaam Saragossa.

Sarazin, Sarasin, Sarasijn, Sarazijn, Sarasyn, Saracen, Saraceno, Satacino, Sarrazin, Sarazijn, Sarazyn, Sarasin, Saradin. Familienaam uit het Middelnederlandse sarazijn: Saraceen, Arabier, mohammedaan, heiden. Soms afkomstig uit de gelijknamige huisnaam.

Sarboer. Aanpasing van plaatsnaam Cherbourg (Manche) of Sarrebourg (Moselle).

Sarcelle. Plaatsnaam (Seine-et-Oise).

Sarda, Sardar, Chardard. Afleiding van de voornaam Richard.

Sardeur. Frans chardeur, var. van cardeur: wolkaarder.

Sarin. Moedersnaam. Vleivorm van de Bijbelse voornaam Sara.

Saris, Sarris, Sar: Vadersnaam. Korte vorm van Sesaris, heiligennaam Cesarius.

Sarna, Sarnat. Uit Chameau, afleiding van charme: haagbeuk?

Sarneel: Vadersnaam. Variant van Serneel, dat is ’s heren Neels ‘Daneels’ of ‘Corneels’.

Saroléa, Sarolea. Plaatsnaam Sarolay in Argenteau (Luik).

Sarpette. Beroepsnaam. Frans serpette: klein snoeimes.

Serphatie, Sarphati, Serfati, Serfaty, Servaty: Joodse familienaam Sarfatti. Volksnaam van Spaanse en Franse migranten in Italie. Hebreeuws Tsarefati is een afleiding van Tsarefat, oorspronkelijk de naam van een Fenicische stad, nu met betekenis 'Frankrijk'.

Sarpong. Wellicht niet een aaanpassing van Charbon (zie Carbon). Mogelijk een Ghanese familienaam.

Sarrau, Sarroult, Sarroute, Sarreau, Sara, Sarras, Sarra, Saray, Sarria: 1. Aaanpassing van Chareau, afleiding van Char. Zie Charrault. 2. Afleiding van Germaansee sar-naam?

Sarren, van der. Regressievorm voor moedersnaam Versaren: vrouw Sara. Versaren, een hoogbaljuw in het Waasland in de 16de eeuw noemde zich Vander Saren.

Sarria. Zie Sarrau. 2. Plaatsnaam in Baskenland.

Sarteel, Sartel, Serteels, Sarteuax, Sarteau, Sartiax, Sartiau, Sartieaux, Saurtia, Sortia, Sautel, Dusartel. Naam uit de plaatsnaam Sartiel, Sartel, afleiding van sart, Frans essart; gerooide plaats. Zie ook Harteel.

Sartenaer, Sartenar. Aanpassing van Duitse familienaam Zartner, afleiding van plaatsnaam Zarten. 1715 Hans Georg Zartner komt uit Beieren naar Hendrik-Kapelle en wordt opgetekend als Sartener, Sartenaer.

Sarter. Variant (van cas-sujet) van Oudfrans sarteur: ontginner, die bossen rooit, houthakker. 2. Zie Sartor.

Sartillo, Sartillot, Sartiliot, Sastrillo: 1. Afleiding van Oudfrans sart: rode, gerooide plaats. 2. Naamswijziging van oorspronkelijk Saligot.

Sartini, Sarti, Sarto, Sartor, Sartore, Sartorel, Sartorius, Sartori, Sartorio. Italiaanse naam uit het Latijnse Sartorius: kleermaker, snijder. Beroepsnaam.

Sartisse. Plaatsnaam (Les) Sartis in Courcelles, Hensies (Henegouwen).

Sarton: Plaatsnaam. Afleiding van sart ‘rode’.

Sartor, Sartori, Sartorius, Sartoris, Sartorio, Satory, Sarter, Sartoirs: Beroepsnaam. Latijn sartor: kleermaker.

Sartre, Satre, Sastre: Beroepsnaam. Oudfrans sartre, van Latijn sartor: kleermaker. Zie Sartor.

Sartrys. Waals-Vlaamse variant van Sartisse.

Sas (de), Sass(e), Saes, Saez, Tsas, T'Sas, 't Sas, Sach, Sachs, Saks, Saxe, Sax, Saxks, Sacks, Sackx, Sakx, Zas, Zass. Volksnaam voor wie afkomstig is van Saksen in het bijzonder, Duitsland in het algemeen.

Sas, van (der): Plaatsnaam Sas (Noord-Brabant), Sas van Gent (Zeeland).

Sasanguie, Sasangie. Uiterst zeldzame familienaam. Mogelijk verfranste naamvorm uit het oude Sasse (volksnaam voor iemand uit Saksen) + wig: de strijdende Saks.

Sasse: 1. Middelnederlands Sasse, volksnaam van de Sas, Saks(er), afkomstig uit Saksen. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sahso, Saxo, Sasso; ‘volksnaam van de Zassen, Sachsen’.

Sassel. Duitse plaatsnaam.

Sassen, Sassenus, Saesen, Saesens. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sahso, Saxo, Sasso, volksnaam van de Sachsen (de Zassen). 2. Eventueel plaatsnaam zonder voorzetsel van de streeknaam Sachsen. 

Sassenbrouck, van, van Sassenbroeck: Plaatsnaam Sassenbroek in Broekom (Limburg).

Sasserath. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Sassier, Sassi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sahs-hari 'Sa(k)s-leger'.

Sasson. Frans saxon: volksnaam van de Saks(er). Vergelijk (de) Sas. 2. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Saxo 'Sa(k)s'; vergelijk Sassen.

Sate, van der, van der Saete, Van Saet, Zaad. Familienaam uit het Middelnederlandse sate: woning, tijdelijk verblijf, kasteel.

Satens, Saetens: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse sath-naam, zoals Sadebertus, Saduinus (Satoinus), Sadulfus.

Saterdag. Bijnaam naar de weekdag, zaterdag.

Satin, Satijn, Satyn, Satinet: Middenfrans satin: satijn. Beroepsnaam van de wever of handelaar.

Satirus. Latijnse humanistennaam. Wellicht Satyrus: dichter (van satires).

Sattler, Sadler: Duitse beroepsnaam van de zadelmaker; vergelijk de Sadeleer.

Sauber. Duits sauber; rein, zuiver, schoon.

Saucin, Sausin: Plaastnaam Saucin in Isnes (Namen).

Saudemont, Saudmont. Plaatsnaam Saudemont (Pas-de-Calais).

Saudoyer, Saudouyes, Sodoyer, Sodoyez, Sodoyé, Soudoyer, Soudoyez: Oudfrans soldoier: soldenier, huurling.

Sauer, Saur, Souer: Duitse bijnaam ‘zuur, bitter, bars’.

Sauerbier. Bijnaam voor de brouwer van zuur bier, het bittere langer houdbare bier. Vergelijk Zuurbier.

Sauerman, Sauermann, Suermann. Suermann: Bijnaam voor iemand met een zuur, bitter, bars karakter. Zie Sauer.

Saul, Saül, Saulle, Saulx, Saux, Saut, Sauw: Plaatsnaam. Oudfrans sais, Frans saule: wilg. Vergelijk Desseaux.

Saulay. Plaatsnaam; plaats met wilgen.

Sault. Van Latijn saltus; bos.

Saunier, Saulnier, Lesaulnier, Sougnier, Sougniez, Sougnez, Sougné, Soune, Seunier: Franse beroepsnaam van de zouter, zoutzieder, zouthandelaar.

Saurin, Sauren. Afleiding van Oudfrans sor: bruinachtig geel. Vergelijk Saureau.

Saurtet. Afleiding van sart; rode.

Saury, Sauris. 1. Variant van Savary. 2. Spellingvariant van Soris; zie Souris.

Sausset, Sausset, Saucet, Saucez, Saucé, Sauce, Sausez, Sauzet, Sosset: Afleiding van Oudfrans sais, sauz, sause, Latijn salix: wilg. Vergelijk Dusausoit.

Saussu, Saussus. Variant van Oudfrans Saucy: plaats waar wilgen groeien.

Saussure, Saucure: Plaatsnaam. Oude naam van Carslbourg in Paliseul (Luxemburg).

Sauter. Afstammelingen van Jacob Sutter=Sauter in Reichenau (Bodenmeer). Duitse beroepsnaam Sauter = Suter (in het Alemannisch niet gediftongeerd) van Latijn sutor: naaier. 2. Zie De Souter.

Sautereau, Sautrau, Sautriaux, Sautron: Oudfrans sauterel, Frans sauterelle: sprinkhaan. Bijnaam voor een springer.

Sauteur, Salteur: Oudfrans salteur, Frans sauteur: springer, danser.

Sautier, Sautié, Sautière, Sautiere, Sauthier: Oudfrans saltier, sautier: psalmboek, Middelnederlands souter, Nederlands psalter, ook muziekinstrument: dertiensnarige harp. Bijnaam voor een muzikant. Vergelijk Duits Psalterier.

Sautreuil. Plaatsnaam in Arc-en-Barrois (Hte-Marne).

Savage: Variant van de Franse familienaam Sauvage. Bijnaam voor iemand met onsociaal gedrag, die zich wild en ongedisciplineerd gedraagt. Ook huisnaam.

Sauvage (de), Dessauvage, Dessauvages, Savage, Saouvagie, Souvage. Bijnaam voor iemand met een wild, ongedisciplineerd gedrag. Vergelijk De Wilde, De Wildeman. Ook huisnaam.

Sauvageua, Sauvageot, Sauvaget. Bijnaam. Afleiding van Sauvage.

Sauvai. Vadersnaam. Germaanse voornaam Saluvalus.

Sauvegarde. Verspreide plaatsnaam in Wallonie.

Sauvelon, Savelon: Plaatsnaam. Waals sa(u)velon, Frans sablon: zand, zavel. Vergelijk Sablon. In Fragnée (Luik).

Sauvenée, Sauvenay, Savenay, Saufnay, Sauvanaud, Savineau: Vadersnaam. Luxemburgse Waalse afleiding (met dubbel suffix -enê, -inel) van Germaanse Sav-naam, zoals Savary.

Sauvenière, Sauvenier, Sauvenièr, Delsauvenière, Sauviller(s), Saveniers, Savernier: Plaatsnaam Sauvenière, van Middenlatijn sabulonaria: zandgroeve (Namen). In Charneux (Luxemburg): 1404 preit del Savenier. Ook een stadswijk van Luik: 1107 Sabulonaria = 1226 in Sabuleto.

Savaria, Savariau. Vadersnaam. Afleiding van Savary.

Savart, Sava, Savas, Savat, Savardi: Vadersnaam. Germaanse voornaam sav-hard.

Savary, Savari, Savaris, Saveri, Saverijs, Saverys, Saveries, Saffery, Zavarise, Soferis, Sofferie: Vadersnaam Savary, Romaanse vorm van Germaanse voornaam sav-rîk: Sabaricus, Savaricus, Savarich, Savaricus.

Savat, Savatte, Savaete, Chavat, Chavatte, Servaeten, Servaete, Cijvat: Oudfrans savate, Picardisch chavate ‘schoeisel’. Beroepsbijnaam van de schoenmaker. Cijvat door voortonige klinkerwijziging.

Scherpenisse, (van): Plaatsnaam Scherpenisse (Tholen, Zeeland): 1206 Scarpenesse ‘scherpe nes’, nesse ‘land dat in water uitsteekt’.

Savel (van den, der), van de(den) Zavel, van de Saevel, Versaevele, Versaevel, Versavel, Versavele. Familienaam uit de plaatsnaam Zavel: zand, plein.

Savel, Savels, Saeveld, Zavels, Savelen: 1. Savel, zavel ‘zand, plein’. 2. Middelnederlands savel, sabel ‘zwart (in de heraldiek); zwart bont, sabelbont’.

Savelkoul, Savelkouls, Savelkoel, Savelkoels. Limburgse familienaam Koel (kûl): kuil. Plaatsnaam Zavelkuil: zandgroeve, in Berg, Genoelselderen (Limburg), Rummen (Vlaams-Brabant).

Savelberg, van, Savelbergh, van, Savenberg, Savelsberg, van Zavelbergh, van Zavelberg: Plaatsnaam Zavelberg in Erwetegem (Oost-Vlaanderen) en Vollezele (Vlaams-Brabant).

Saverwijns, Saverwijns, Saverwijns, Saverijns. Vadersnaam. Variant van Saverijs.

Savoij, Savoije, Savooij: 1. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Savia. 2. Streeknaam Savooie, Frans Savoie.

Savignet. Plaatsnaam Savigné (Vienne, Sarthe, Indre-et-Loire).

Savigny, Savigni: Verspreide plaatsnaam Savigny.

Savin, Saveyn, Saveijn. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Sabinus/Savinus.

Savine. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Sabina.

Savinien. Latijnse heiligennaam Sabinianus.

Savoi, Savoie, Savoir, Savoye, Savoy, Savooy, Savoey: 1. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Savia. 2. Zie De Savoye.

Savonet, Savoné, Savone: Afleiding van Frans savon: zeep. Beroepsnaam van de zeepzieder.

Savonie, Savonije. Waarschijnlijk van Savigni.

Savouret, Savouré: Oudfrans savoret: smakelijk; zacht, aardig. Bijnaam.

Savy. Plaatsnaam (Aisne) of Savy-Berlette (Pas-de-Calais) of in Longchamps (Luxemburg).

Saxer. Volksnaam van de Sakser.

Sayette. Oudfrans saitete; pijl. Beroepsnaam.

Sayez. Waarschijnlijk variant van Sailliez.

Scaillet, Scaillez, Scaliet, Scalliet, Escal

T.

’t Hart. 1. Zie de Harde. 2. Huisnaam Het Hart.

’t Hooft, van. Kan een huisnaam Het Hoofd (zie Hooft 2.) zijn, maar is waarschijnlijk een reïnterpretatie van Van 't Hof (zie Van (den) Hove(n).

’t Jolijn, Tjolyn, ’t Jolijn, t'Jollyn, t’Jolijn, ’t Jollyn, t'Jollyn, 't Jolyn, Tjolleyn, Tjoleyn, t'Joleyn, 't Jolleyn, t’Jolleyn, t'Joleyn, tJolein: Afleiding van Middelnederlands sollen, tsollen (zie Solle). Bijnaam voor een sul, sukkel.

’t Net, van. Waarschijnlijk een reïnterpretatie, wellicht van de Franse familienaam Fontenette.

’t Wallant. Plaatsnaam 't Wallant in Adegem, Eeklo (Oost-Vlaanderen), Aarsele, Merkem, Oostkerke, Ruiselede (West-Vlaanderen).

Taakens, Taeke, Taekema, Takken: Vadersnaam. Uit bakervormen van Germaans dag-naam, zoals Dagboldus, Takebreht, Tagafrid, Tagalind/Tacalind, Dacco, Tacco.

Taal, Taale, Thaels, Thalen, Talh, Taels, Taelen, Talen, Taalman, Taelman, Taelmans, Taelemans, Taeleman, Thaelemans, Taleman, Talemans, Taelleman, Taliman, Talman, Talmant: Beroepsbijnaam van de taalman, taleman, redenaar, pleitbezorger, advocaat.

Taalman, Taelman: Beroepsnaam van de taelman, taleman ‘redenaar, pleitbezorger, advocaat’.

Tabakman. Afleiding van Taalman. Of jongere beroepsnaam van een tabakhandelaar?

Tabart, Tabar, Tabard,Tabbert: Frans tabard, Middenenderlands tabbaert: tabbaard, lang overkleed, mantel. Naar het uithangbord of de ambtskleding.

Tabary, Tabery, Taberij, Tabury: Oudfrans taborie, taberie: lawaai. Bijnaam voor een lawaaimaker.

Tabbernie, Tabbernee: Franse beroepsnaam Tabernier, Tavernier ‘herbergier, kastelein, waard’.

Tabernal, Taberné, Taberner. 1. Naam voor iemand die wat met een taverne te maken had, bijvoorbeeld eigenaar of schenker. 2. Of naam voor de tamboer, trommelaar. Of de maker ervan. 

Tabordun, Tabourdon. Afleiding van Middenfrans tabour, Frans tambour: trommel. Wellicht door associatie met Bourdon.

Taboureau, Taboureaux, Tabureau, Taburiaux: Oudfrans taborel (afleiding van tabor): trommelaar.

Tabouret, Taburet, Taboulet: Afleiding van Oudfrans tabor: tamboer, trommel. Beroepsnaam van de trommelaar of trommelmaker.

Taboureux, Tabareux: Picardisch voor Oudfrans taboreor: trommelaar, trommelmaker.

Tabresse, Tab)uresse, Tabouresse, vrouwelijk van Tab(o)reux; Trommelaarster.

Tabury. Beroepsnaam. Waals taburi, Frans tambourier: trommelaar. 2. Zie Tabary.

Tabutaut, Tabuteau. Afleiding van Oudfrans tambut: lawaai, ruzie. Bijnaam. Vergelijk Oudfrans tambor = tabor.

Tacchini. Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Germaanse dag-naam. Vergelijk Taccon.

Taccon, Tacoen, Taccoen, Tackoen, Tacoen, Taconné: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Tacco, bakervorm van dag-naam: Dago, Dac(c)o, Tacco. 2. Achteraf gereïnterpreteerd als Oudfrans tacon: stuk, lap aan kledingstuk of schoen. Beroepsnaam van de schoenlapper, Oudfrans taconnier.

Tachel, Tachel, Tachelet: Afleiding op -elet (dubbel suffix) van Oudfrans tasche: tas, beurs uit Germaanse taske (Duits Tasche, Nederlands tas).

Tachon. Mogelijk dialect variant van Taisson; das. Misschien wel verfranste variant van Taccon.

Tackaert, Tacquaert, Tacca, Taca: Picardisch Tacquard, afleiding van Picardisch taque, Oudfrans tache: merk(teken), vlek. Bijnaam. Vergelijk Tacquet.

Tacke, Tacken, Takken, Taeckens, Taecke, Taeke: 1. Vadersnaam. Uit bakervormen van Germaanse dag-naam; vergelijk Dacboldus, Takebreht, Tagafrid, Tagalind/Tacalind, Dacco, Tacco. 2. Eventueel uit Tak.

Tackels, Taekels. Afleiding van Tak of Tacken?

Tacquenier, Tacqueniere, Tacquenire, Tacqière, Tacnière, Tackniere: Oudfrans taconier: schoenlapper, versteller van kleren. En vrouwelijk op -

ière. Vergelijk Taccon 2.

Tacquet, Taquet, Tackey, Taclet, Tachet, Taché: Afleiding van Oudfrans tache, Picardisch taque: merk(teken), vlek.

Tadei, Taddei, Taddeo, Taddio, Tadej, Tadini, Tadin, Tadino: Italaainse vadersnaam van Latijnse heiligennaam Thaddeus.

Taelen (van de(der), Dertaelen. Probleemnaam. Plaatsnaam ? Beroepsnaam voor een advocaat (zoals Taeman) ? Of bijnaam voor een welbespraakt iemand.

Taelmeester. Hypercorrect voor Middelnederlands tolmeester: inner van de tol, tollenaar. Vergelijk De Taellenaere.

Taerwe, Tarwe, Tarwé, Terwe, Tourwe, Tourwé. Beroepsbijnaam uit tarwe voor bakker of molenaar.

Taes, Tais: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Eustaes, heiligennaam Eustachius. 2. Zie Taets.

Taeter, Taëter: Vadersnaam Thâter, Dâther: Diet(h)er.Vergelijk Théâtre.

Taets, Taes, Thaets: Bijnaam naar de taats: kram, haak, spijker met brede kop. Beroepsnaam.

Taeyaert, Taeyaerts, Tayaerts, Tayaert, Tayar, Tayart, Tuyaerts, Tuijaerts. Bijnaam voor een taai, geduldig (met uithoudingsvermogen) iemand.

Taey, (de), Taye (de), de Taaye, de Taeije, de Taije, (de) Taye, (de) Tay, Thaey, de Thaeye, de Thaey, de Thaeije, de Thaeij, de Teije, de Teijen, de Theije, de Teye, de Tey, de Thaye, de Thay, de Theye, de Theije, Thuy, Thuij, Thuije: Bijnaam voor iemand die taai, geduldig, volhardend is.

Taeyaerts, Tayaerts, Tayart, Tuyaerts, Tuijaerts: Afleiding van bijvoeglijk naamwoord taai. Bijnaam voor een taaie, iemand met geduld en uithoudingsvermogen. Vergelijk De Taey(e), Taeymans = Tuymans.

Taeyman, Taeymans, Taeijmans, Taijmans, Taymans, Taijmans, Thayman, Tayemans, Theymans, Teijmant, Thuymans, Tuymans: Afleiding van taai. Zie de Taeije.

Taffin, Tafin, Taffijn, Taffyn, Taffein: Franse vadersnaam. Taffin, wellicht vleivorm van een Germaanse voornaam als Dagfridus, Dagafrit, Tagafrid.

Tafforeau, Taforeau. Afleiding van Oudfrans tafur: boef, schurk, vagebond, verrader.

Taheij: Waalse familienaam Tahay. Wellicht Luiker Waals tahê‘ hinkelblokje’.

Taffarel. Variant van Tafforeau? Of Taffarello als verkoper van vaatwerk?

Taffe, Taffet, Tafte: Wellicht zoals Taffin afleiding van een Germaanse bakernaam.

Tagon, Tagon, Tegon: Variant van Taccon? Of hypercorect voor Tahon?

Tagliaferri, Tagliaferro, Tagliafero: Vergelijk Frans Taillefer, Duits Eisenhauer, Haueisen. Naam van een ridder, die op het harnas loshouwt, of van een ijzersmid.

Tagliapietre: Italiaanse beroepsnaam van de steenhouwer.

Tagnon, Tognon: 1. Plaatsnaam Tagnon (Ardeche). 2. Vadersnaam. Korte vorm van Antonion, vleivorm van de voornaam Antonius.

Tahan. Plaatsnaam Tahans in Gedinne, Namen.

Tahay. Luiks-Waals tahê: hinkelblokje.

Tahir, Tahyr. Franse familienaam Tahier. Oudfrans taier: modderpoel. Plaatsnaam Tahier in Evelette (Namen). 2. Of variant van Taillier? 3. Afleiding van Luiks-Waals tahe: zak, tas. Beroepsnaam.

Taillefer, Tailfer, Talifré: Zinwoord taille (le) fer: die ijzer snijdt. Naam voor ridders die het harnas van de tegenstrever doorkliefden. Vergelijk Eisenhower. Via de ridderliteratuur werd de naam ook als voornaam gebruikelijk. De vorm Talifré heeft gedemouilleerde 1 en metathesis (fer/fre); vergelijk Talifert.

Tailland. Bijnaam. Oudfrans taillant; levendig, vurig.

Taillandier, Talandier Tallandier: Beroepsnaam voor de vervaardiger van allerlei snijdend gereedschap (voor timmerman, wagenmaker), later (Middenfrans) ook kleermaker.

Taillard, Taillaert, Tailliard, Taillau. Afleiding van Frans tailler: snijden, houwen. Beroepsnaam van de kleermaker (tailleur, snijder) of de steenhouwer.

Taillebuis. Zinwoord taille bois: houthakker.

Tailleman, Taldeman, Taeldeman, Taildeman, Tailemonde: Beroepsnaam van de ambtenaar belast met de taille, dat is het omslaan van de lasten, belastingambtenaar. Vergelijk Tindemans? Waarschijn veeleer Taalman.

Taillepied. Plaatsnaam Taille Pied in Erpion (Henegouwen).

Tailleu, Tailleur, Taillieu, Tallieu, Tailieu, Taileu, Talleux, Talleu, Taleux, Taleu, Talewee, Letailleur, Letallieur:, Taljeur. Beroepsnaam Picardisch Tailleu, Frans Tailleur. Beroepsnaam van de kleermaker. 2. Beroepsnaam van de steenhouwer. 3. Door voortonige klinkerversterking uit Tillieu, Dutillieul ‘van der Linden’.

Taillie, Taillier, Tailliez, Taillière, Tailly, Tally, Thaillier, Talier, Talière, Tallir, Thaïr, Tailler, Taillez, Taillet, Thayer, Taillaire, Tallaire, Taière, Taière, Tajer: Oudfrans taillere, variant (cas-sujet, dat is onderwerpsvorm) van tailleur. Beroepsnaam van de kleermaker of steenhouwer. Zie Tailleur.

Tallie: 1. Frans taillier, Oudfrans taillere, onderwerpsvorm naast tailleur ‘kleermaker’, maar ook ‘steenhouwer’. 2. Spelling voorplaatsnaam Taillis ‘kreupelhout, bosje, struikgewas’.

Tailly. Plaatsnaam Taillis; zie Tallis. 2. Zie Taillier.

Taine, Taisne, de Taisne: Ardense plaatsnaam Taine, die beantwoordt aan Waals Thier, van Latijn terminus: grens, heuvel, hoogte. Vergelijk Determe.

Tainmont. Verkort van plaatsnaam Quertainmont.

Taintegnier, Taintenier, Teintenier, Tentenier, Tenteniez, Tintigner, Tintinier, Tintinger, Tintillier: Beroepsnaam. Picardisch taintenier, Frans teinturier: (laken)verver.

Tak, Takken, Taks, Taks, Tackx, Takx, Tacx, Tacke, Tacken, Takens, Taekema, Tack, Tacq, Tacx, Tax, Taaks, Taks, Takens, Takes, Taken, Teekens: 1. Bijnaam tak ‘rijs, spruit, tak, voorwerp met scherpe punt’. Vergelijk Frans Branche, Picardisch BranqueDuits Zweig. 2. Deze naam is ook bekend als vondelingennaam.

Tak, van der: Plaatsnaam Tak ‘splitsing’. Of eens tuk land Den Tak in Deerlijk.

Talboo: 1. Misschien uit Waals talebô, dat is taille bois ‘houthakker’. Vergelijk Engels familienaam Tallboy(s): 2. Maar oude vormen van Engels Talbot zijn. Wellicht vadersnaam talebot, verkleinvorm van Germaanse voornaam Talebert, Talabert, Dalbertus. Maar de familienaam kan net zo goed op een bodo-of baltha-naam teruggaan.

Talboom, Tolboom, Taalboom: Naam uit het houthakkers-en houthandelaarsbedrijf, die ongetwijfeld op het tellen van de gevelde bomen slaat. Vergelijk Middelnederlands Talhout ‘hout dat bij een bepaalde hoeveelheid (getal) wordt verkocht’. Vergelijk Duits Zahlbaum. En ook talsteen: elke 2000ste gebakken steen.

Talbot, Talbut: uit Waals talebô: taille-bois. Beroepsnaam van een houthakker? Of als oude vormen: Talebotus; Talebod; Talebot. Voor Tallboy(s) zijn er taille-vormen: Ralph Tailgebosc, Taillebosc. Daarom veeleer vadersnaam. Of Talebot als afleiding van de voornaam Talebert, Germaanse voornaam Talabert. Vergelijk Dalbertus, Tolbert.

Talin, Taling. Waarschijnlijk vadersnaam. Vleivorm van bijvoorbeeld Talbot.

Tallemet. Afleiding van Oudfrans talemelier, talmetier: bakker. Beroepsnaam.

Tallis, Talis, Tally, Tailly: Plaatsnaam Taillis: kreupelhout, bosje, struikgewas. Taillis in Dion-le-Mont, Lavacherie (Luxemburg), Moha (Luxemburg), Vielsalm (Luxemburg). Le Tailly in Lillers (Pas-de-Calais), Tailly bij Vouziers (Ardeche).

Talloen: Franse vadersnaam Talon, vleivorm van een Germaanse voornaam, zoals Talbod, Talbert, of voorwerpsvorm van korte voornaam Talo. 13de eeuw Gerars Talon, Laon.

Talma, Talmas, Talmat, Talmasse: Plaatsnaam Talmas (Somme).

Talluma. Friese afleiding van de plaatsnaam Tallum in Tjum (Friesland).

Talmon: Wellicht uit Ta(a)lman.

Talon, Tallon, Tallonneau, Talloen, Taloen: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van een Germaanse voornaam zoals Talbod of Talbert. Of voorwerpsvorm (cas-régime) van korte voornaam Talo.

Talpaert. Hypercorrecte vorm voor Stalpaert, omdat de s als een afleiding -s werd opgevat.

Talpe, Tolpe. Naam uit het Westvlaamse talpe: spitsmuis. Bijnaam naar één of andere eigenschap. Eigenlijk hetzelfde woord als Frans taupe: mol. Vandaar Middelnederlands talpe: graafwerktuig.

Talsma: Zoals Talma 2, afleiding van plaatsnaam Tallum.

Tama, Tamens, Tameris, Tamminga: Vadersnaam. Fries-Groningse voornaam Tame, korte vorm van bijvoorbeeld de Germaanse voornaam Dankmar. Tamme = Tankmarus.

Tamboise, Tombois, Tomboy.Tombuyses: Oudfrans tambois: lawaai, muziekinstrument, trommel. Bijnam voor lawaaimaker of trommelaar. Vergelijk Tambuyser.

Tambour, Tamboer, Tamboers, Tembour, Tamboryn, Tamborijn, Tamburin, Tabourin, Tambrun, Tabruyn, Tabruijn. Naam uit het Franse tambour: trommel en lawaai. Bijnaam voor de trommelaar of de lawaaimaker.

Tambrun, Tabruyn, Tabuijn: Hypercorrect voor Tambourin. Tabruyn is de Vlaamse aanpassing van de variant Tabourin.

Tambuyser, Tambuijser, Tambuyzer, Tembuyse, Tembuyser, Tembuyzer, Tombuyses, Tambryser. Familienaam uit het Middelnederlandse tambuser: trommel, tamboer. Naam voor de trommelaar.

Tamine, Tamines, Taminne, Tamenne: 1. Plaatsnaam Tamines (Namen). 2. Oudfrans estamine, Luiks-Waals tamène: zeef. Beroepsnaam. Vergelijk Taminiau(x).

Taminiaux, Taminiaux, Taminau, Tamiaux, Tamineau, Tamineaux, Tamigneau, Tamigneaux, Tamignau, Tamignia, Tamigniaux: afleiding van Oudfrans estamine, Frans étamine: stamijn, zeef(doek). Beroepsnaam van de zevenmaker of zever.

Tamise, Tamiset, Tamisé: afleiding van Frans tamis: zeef. Beroepsnaam van de zevenmaker. Vergelijk Taminiaux.

Tammaecker, de. Verkeerde lezing (Nord, Frans-Vlaanderen) van de Cammaecker. Zie de Kammaker.

Tamsin, Tamsyn, Tamijn, Tansens : 1. Aanpassing van de Engelse Thomlinson, Tomlinson: zoon van Thom(e)lin, afleiding van de voornaam Thomas. Tamsin wordt nu Tanssen uitgesproken. 2. Zie Thomsin.

Tamson; zoon van Tamme, Tammo, Friese namen waarvan ook Tamminga, Tammes en Tamming.

Tan: Variant van Tand of Tang?, beter van looien van leer, Engels tannian, Frnas tanner.

Tan, Tang, Altan, Tan Tian Nio, Aktan, Taen. De familienaam Tan is ondermeer afkomstig uit Indonesië, Nederlands-Indië, Turkije, Singapore, Malakka en China. Bijnaam, betekent gast families.

Tand, Tandt, (de), (de) Tant, de Tande, den Tandt, den Tand, den Tant, Dantand, Thandt, Thant, Thans, Tans, Thaens, Taens, Taems, Stans. Bijnaam naar een opvallende of vooruitspringende tand(en).

Tanenbaum, Tannenbaum, Tenenbaum: Duits Joodse familienaam: dennenboom.

Tanier, Tannier. Beroepsnaam. Onderwerpsvorm (cas-sujet) naast Frans tanneur: leerlooier. 2. Zie Tasnier.

Tanas, Tanase. Vadersnaam. Korte vorm van Griekse heiligennaam Athanasius.

Tanchon. Variant van Tanson. Zie Thompson 2.

Tancman. Verschrijving van Duitz Tanzmann; danser.

Taneré, Tancre, Tancrez, Tanckeré, Tankeré, Tanckere, Tancere, Tankrey, Tancredi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam thank-rêd 'gedachte, dank - raad': T(h)ancradus, Tancredus.

Taneré, Tanret, Tanrez, Tenret: Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans Taneret, van Oudfrans tanner, variant (cas-sujet) van tanneur: leerlooier. Zie ook Tannier.

Tang, Tange, Tanghes, Tanghe, Tangue, Thanghe, Thange, De Tangh, Détang. 1. Beroepsnaam voor iemand die beroepshalve een tang hanteert: smid, timmerman. 2. In de 18de eeuw is de naam Tange ook ontstaan uit de vreemde naam Tahon. Waals-Vlaamse uitspraak taong.

Tangel: Vervorming van Tange? Of van Tangle, van Tangre ‘verlangend, ongeduldig’?

Tangeman: Beroepsnaam van de smid of timmerman. Vergelijk Tange.

Tangle. Wellicht variant van Tangre.

Tanis: Variant van Danis, van Denijs?

Tanguy. Bretonse familienaam Tangui Vurige hond, van vurige strijder'.

Tanja. Vadersnaam of moedersnaam uit de verkorte vorm van de Germaanse Tane/Tanne: geest, gedachte. Wellicht een van oorsprong Friese familienaam.

Tanke. Vadersnaam. Korte Germaanse thank-naam: Dancho, Thancho of verkorting van Dankraad, Dankaard.

Tanner. Deze familienaam kan de onderwerpsvorm (cas-sujet) zijn van Frans Tanneur, maar ook Middelnederlands taenre, met zelfde betekenis: (leer)looier. Tannere. Beroepsnaam.

Tanneur, Letenneur: Beoepsnaam. Oudfrans taneur, Frans tanneur: leerlooier.

Tanton, Taunton: Plaatsnaam Tanton in Vonêche (Namen). 2. Zie Tantôt.

Tantôt, Tantost, Tantôt, Tanton: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Tando, Tanto. Tanton kan ook de voorwerpsvorm zijn van Tanto.

Tänzer, Tenzer, Tenter, Tanzer, Tancer: Duitse familienaam Tànzer: danser.

Taon, Taont, Tahon, Thaon. Familienaam uit het Franse taon: horzel, daas, paardenvlieg. Bijnaam voor een vervelende, lastige kerel. Op het wapen van Tahon (Blangies, Wihéries) staan drie horzels.

Taormina. Plaatsnaam in Sicilië.

Tapai, Tapay: Luiks-Waalse afleiding van tape: klap?

Tap, Tapper: Beroepsnaam van de bier-of wijntapper.

Tapis, Tapie: Frans tapis, Middelnederlands en Nederlands tapijt: vloerkleed, tapijtwerk, behangsel. Beroepsnaam van de tapijtwever.

Tapperwijn: Beroepsnaam van de wijntapper.

Tapproge. Zoals Nederduits Clopprogge beroepsnaam van de roggedorser.

Taquin, Tacquin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse dag-naam; vergelijk Tacken.

Tarallo. Bijnaam. Italiaanse naam van een gebak.

Tarbe, Tarbes. Plaatsnaam Tarbes (Htes-Pyr.).

Tarchamp, Tarchamps. Duitse plaatsnaam Tarchamps.

Tardif, Tardivaud, Tardieu, Tardier, Tardie, Tardy: Oudfrans tardif: laat, traag. Bijnaam.

Targe, Targez. Verschrijving voor Target. Beroepsnaam voor de schilddrager of schildenmaker. Vergelijk De Beukelaar.

Targe, Tersi, Tersy, Targé, Targez: Oudfrans targe, waaruit Middelnederlands targ(i)e, tarse, tergie: schild.

Targnion. Plaatsnaam Targnon in Stoumont, Francorchamps, Lorcé, Fraipont (Luik).

Tarin. Oudfrans tarin: gouden munt. Beroepsnaam van een wisselaar.

Tarlier, Tarlet: Afleiding van Oudfrans tarele, Frans tarière: avegaar (boor). Beroepsnaam.

Tarnaud. Variant van Franse familienaam Ternault, van Oudfrans ternal: wijnmaat. Beroepsnaam.

Tarry. Wellicht variant van Terry.

Tart, Tarte. Bijnaam voor een taartenbakker.

Tartar, Tartare, Tartari, Tartarro, Tartorrelli: Volksnaam van de Tartaar. Of bijnaam naar de donkere huidskleur.

Tartarin. Oudfranse volksnaam van de Tartaar.

Tartavel. Oudfrans tartevele: ratel, klepper waarmee een melaatse zijn komst meldde. Bijnaam.

Tartière, Tartiere: Beroepsnaam van de taartenbakker.

Tartwijk, van. Plaatsnaam in Schijndel en Sint-Oedenrode (Noord-Brabant): 1341 Tartwyck.

Tas, Tasch, Tass, Tasse, Tassche, Tesche, Tesch, Thas. 1. Beroepsnaam voor een tassenmaker. 2. Er is ook een kleine kans dat Tas afkomstig is uit de Italiaanse familienaam Tasso.

Taschereau. Afleiding van Oudfrans taschier: aannemer die een aanbesteed werk uitvoert, Middelnederlands tas(ch)werk.

Taskin, Tasquin, Tosquin, Tosquinet. Vadersnaam uit de voornaam Istas, dit komt uit de heiligennaam Eustachius.

Tasniers, Tannier, Tanier, Tanniere, Tannièrre, Tannière, Thénières, Teniers, Theuniers. Plaatsnaam. Oudfrans tanier, ta(i)snière, tesnière, tanière, tesnier: dassenhol. Plaatsnaam in Hove (Henegouwen), Galmaarden, Heikruis (Vlaams-Brabant). Dassenhol. Plaatsnaam in Hove (Henegouwen), Galmaarden en Heikruis (Vlaams-Brabant). De schilder David Teniers de oude (1582-1649) is de kleinzoon van Joachim Taynière en de achterkleinzoon van Thomas Taynière uit Aat.

Tassaert, Tassart, Tassard: 1. Middelnederlands tassaert: gierigaard, potter. 2. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Eustachius.

Tasschaert. Afleiding van Middelnederlands tassche; tas, zak. Beroepsnaam.

Tasseel, Tassel, Tastiel, Tassiaux, Tassaux, Tasiaux, Tasia, Thasiaux, Tasiat, Taziaux, Tausia, Thésias, Thésia, Thesias, Thézia, Thezia: Vadersnaam. Romaanse afleiding van heiligennaam Eustachius.

Tassel, van. Plaatsnaam Tessel, Texel, Noord-Holland.

Tasseny, Tacheny: Variant van Tasnier.

Tasseroul. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Eustache.

Tasset, Tasté, Taste, Tessé: Vadersnaam. Vleivorm op-et van Istace, heiligennaam Eustachius.

Tassier, Tassiers. Beroepsnaam van de maker of handelaar in beurzen, tassen.

Tassigny. Plaatsnaam Tassigny, Ardeche.

Tassignon, Tassinon, Tassenin, Tasenin, Tastnon, Tassenoe, Tassenoey, Tassenoy, Tastenoe, Tastenhoy, Tastenhoye, Tastenoy, Tastenoye. Vadersnaam, Romaanse knuffelvorm van Istace, Eustace, Eustachius.

Tassin, Tassain, Tassijns, Tassyns, Tassens, Tassent, Tessin, Tesin, Tesens. Vadersnaam of moedersnaam van de voornaam Istace, uit de Griekse heiligennaam Eustachius.

Tassini, Tassone, Tassoni. Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Tasso (wellicht) Germaanse naam.

Tasson, Tasso, Tassot, Tassoul, Tassou: Vadersnaam. Romaanse vleivormen op -on, -ot en -oui van Istace, heiligennaam Eustachius.

Tastenoe, Tastenhoye, Tastenoye, Tastenoy. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Istace, Eustache, heiligennaam Eustachius. Vergelijk Tassin.

Taszman. Beroepsnaam van de tassenmaker, beurzenmaker.

Tatar, Tatard, Tatas. Volksnaam van de Tartaar.

Tate, Tates: Engels familienaam Tate(s). Oudengels tât, sterke vorm naast Tâta, in plaatsnamen.

Tatenhove, (van), van Tatenhoven: Plaatsnaam vergelijk Tatendorf, Tatenhorst (Nedersaksen), Tatenberg (Duitsland), Tatenhausen (Noordrijn-Westfalen).

Tater, Taterman. Wellicht Duitse familienaam Tatter: Tatar, dat is Tartaar, ook zigeuner.

Taton. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Dado, Tato.

Taub, Taubman: Duits Taubmann, bijnaam voor een dove.

Taubenblat, Taubenblatt: Duits, Joodse familienaam.

Tauber, Taubert, Teuber, Teubner: Muddenhoogduits taüber: doffer. Beroepsnaam van de duivenhandelaar. Vergelijk Duyver.

Taufstein, Taustein. Duits Taufstein; doopvont.

Taupe, Taupin, Taupinart: Frans taupe: mol. Bijnaam, wellicht voor een blinde, of naar de grijze kleur. Vergelijk Talpe, de Mol.

Taurin. Latijnse heiligennaam Taurinus? Waarschijnlijk veeleer variant van Thurin, Thourin.

Tausig, Taussig, Tausic: Waarschijnlijk Slavische familienaam. Misschien afleiding van plaatsnaam Taus in Bohemen.

Tauwenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam Taubenberg.

Tavano, Tavani. Italiaanse bijnaam Tafani, van tafano; horzel.

Tavares. Veel voorkomende Portugees-Spaanse naam die ondertussen in de ganse wereld voorkomt: 1. Naam uit de plaatsnaam Tavares (diverse in Portugal) en Tabara (Spanje). 2. Bijnaam voor iemand die in afzondering leefde: een heremiet. 3. Er bestaat ook een Aramese naam Tavares (uit tavor: tegenslag, pechvogel).

Tavel, Taveau, Taviau, Taviaux. 1. Oudfrans tavel: lint, passementwerk, galon. Beroepsnaam of bijnaam. 2. Plaatsnaam Tavel (Gard) of Tavaux (Aisne).

Taverne, Tavernier, Tavenier, Taveirne, Taffeirne, Taffeiren, Tavergne, Tavernel, Tavenaux, Taverna, Tavernini: Beroepsnaam van de tavernier die een taveerne heeft; ‘herbergier, kastelein, waard’.

Tavernier, de, (de) Taevernier, de Taevenier, (de) Tavenier, de Tavernier, Taverniers, Tafniez: Beroepsnaam van de tavernier: herbergier, kastelein, waard.

Tavier. 1. Plaatsnaam Tavier, Luik. 2. Plaatsnaam Taviers, Namen.

Taviet. Plaatsnaam in Achêne (Namen).

Tavlet. Afleiding van Tavel 1.

Taxquet, Tahet, Taxhet: Waalse variant van Franse familienaam Tasquet, afleiding van tasque, tasche: beurs, tas. Beroepsnaam. Vergelijk Tachelet, Beurskens.

Tayenne. Plaatsnaam Tayenne in Beausaint (Luxemburg) en Biesme (Namen).

Taylor, Tayler: Engelse beroepsnaam van de kleermaker, van Oudfrans tailleor, Frans tailleur, Engels tailor.

Tazelaar, Taselaar: 1. Beroepsnaam van de (wol)kaarder, afleiding van Oudengels tæsel, Engels teasel. 2. Meertens verklaart de Zeeuwse familienaam Tazelaar uit ’t Hazelaar ‘hazelaarbosje’. In 1736 werd de naam in Oosterland Thaselaar gespeld.

Te Brake, Ter Braak, Ter Braake: Plaatsnaam Braak: braakland.

Te Dune. Waarschijnlijk Ten Dune, ten Duine; op het Duin.

Te Dunne. Waarschijnlijk Ten Dune, ten Duine; op het Duin.

Téatin, Teatin: Vadersnaam. Variant van de Franse familienaam Théaudin, vleivorm van Théaud, Germaanse voornaam theud-wald.

Tebaldi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam Dieboud, Dibboud.

Techel, Téchel: Vadersnaam? Afleiding op -ilo van Germaanse dag-naam (Dacco, Dacho, Techo): Dacilus, Dahilo.

Têcheur, Tècheur, Técheur, Techeur, Thécheur, Thechuer, Teheux, Thehu, Técher, Techer: Beroepsnaam. Waals techeu(r), teheux: wever.

Téchy, Techy, Tichy: Beroepsnaam. Waals téchi: wever. Vergelijk Tussier. Zie ook Tency.

Teck, Theck, Theeck, Theek: Vadersnaam. Bakernaam, vergelijk Dacco, Tacco, Teccho. Kan een verscherpte vorm zijn naast Nederduits Deck voor Diederik. Of Fries Theeck, van Thedeke, afleiding van een diet-naam, zoals Diederik.

Teckmans, Tecqmenne: Tuckman, afleiding van Tuck.

Tedaidi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam theud-wald.

Tedde. Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse theud-naam. Tedo.

Teding: Vadersnaam. Afleiding van Germaans theud-naam. De mansnaam Tede, waar de geslachtsnaam Teding van is afgeleid, is nog heden, met de bijvormen Tade, Teade, Tete, Tate, enz. in Friesland in volle gebruik. Met Teding zijn van deze oude mansnaam nog afkomstig de volgende geslachts- en plaatsnamen: Tedinga, Thedinga, Thedema en Tedema. Van Tedinga zijn de geslachtsnamen Theenga en, in de tweede naamval, Teengs weer versleten vormen, evenals Thema van Thedema. Thedinga was de naam van een oud, aanzienlijk klooster bij Nüttermoor in Oost-Friesland, maar dat in de 16de eeuw opgeheven werd. De naam is nog gebleven aan een gehucht dat heden ten dage de plaats van dat klooster inneemt. De bijzondere naamoorsprong van dit klooster is bekend en bewaard gebleven. Thedinga-klooster namelijk heette oorspronkelijk en eigenlijk Syna. Het werd door een rijke Groninger, Hatebrand geheten, in ’t jaar 793 reeds gesticht, en de eerste abt die het bestuur er over uitoefende, heette Theda. In 1479 waren beide namen, Syna en Thedinga, nog in gebruik; want de abt Sibrant, die toen leefde, tekent zich: »ghekoren Abbet to Tedingen, anders gheheyten Syna.”3 De naam Thedinga-monniken wil dus zeggen: monniken van Theda, en het patroniem Thedinga is hier gebruikt in overdrachtelijke zin, terwijl men de monniken wel de naam van zonen of kinderen van de abt geeft. Nog andere plaatsnamen van de man voornaam Tede (Thedo) en van ’t patroniem Teding afgeleid, zijn: Thedingweert, een landgoed te Kapel-Avezaath in de Betuwe; Thedinghaus, een stadje aan de Weser boven Bremen; Thedafeld, een sate bij Grootkerk of Hohenkirchen, zoals dat dorp nu Hoogduits heet, in Wrangerland (Oldenburger Friesland); Thedema- of Thema-burcht te Noordwolde, en Thema-heert, een sate te Pieterburen, beide in Hunsingo (Groningerland); Tedema-state te Roden in Drente; eindelijk nog Dedesdorf, oudtijds Thedestorpe, een vlek in ’t Land Wührden (Oldenburger Friesland).

Tedesco, Tedeschi, Todesco, Todisco, Todeschi: Italiaanse volksnaam van de Duitser.

Teeffelen, van: Plaatsnaam Teeffelen in Lith (Noord-Brabant).

Teege. Nederduitse familienaam Teege = Tegede: tiend. Beroepsnaam van de tiendinner. Vergelijk Tindemans.

Teekamp. Verschrijving voor Nederduitse familienaam Te Kamp. Plaatsnaam Kamp: afgesloten veld.

Teekema, Teekens: Vadersnaam. Afleiding van Teeke, van Tedeke, verkleinvorm van Germaans theud-‘diet, volk’-naam, zoals Diederik.

Teekens. Misschien afleiding van tee: teen. Vergelijk De Teen. Of = Teeukens; zie Theeuwkens (vergelijk Thees = Theeus).

Teen, de. Bijnaam naar een opvallende teen.

Teerds: Misschien, van Teers. Middelnederlands teers ‘penis’.

Teering: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Diederik.

Teerlingh, Teerlinck, Teerlincks, Teerlijnck, Teerlinck, Terlinck, Teerlink, Teerlynck, Terlynck, Terlin, Terlingen, Terlinck, Teirlinckx, Teirlinck, Teirleng, Teirlynck, Teirlijnck, Ternynck, Theerlynck, Theirlynck: Bijnaam voor de dobbelaar, die met teerlingen of dobbelstenen speelt. Of beroepsbijnaam voor de maker van dobbelstenen.

Teeseling, van. Plaatsnaam Teeselink in Neede (Gelderland).

Teeten, Theeten, Theetten, Theite, Teite, Tête, Teiten: Verkorte vorm van Schouteten.

Teetz, Teetzmann. Vadersnaam. afleiding op -mann van Germaanse theud-naam, zoals Dietrich. Vergelijk Dietz, Tietz.

Tefnin. Vadersnaam. Spelling voor Thévenin. Zie Thévenard.

Tegelaere (de), Tegeler, Tegelaars, Tegelaar, Teegelers, Teigeler, Tighelaar, Tegeler, Tegelaers, Teegelaar. Beroepsnaam van de tegelbakker, steen of pannenbakker.

Tegelbeckers, Tichelbacker: Beroepsnaam van de tegelbakker, de steen- of pannenbakker.

Tegels. Beroepsnaam van de tegelbakker.

Tegenbos, Tegenbosch. Naar de woonplaats tegenover een bos. Plaatsnaam Tegenbosch bij Eindhoven, grenzend aan de Strijpse heide. Vergelijk Duits Gegenwasser.

Tegethoff. Nederduits Tegethoff: tiendhof, hof waar tienden geïnd worden.

Tegtmeyer. Westfaalse familienaam Teg(e)tmeyer, Techtmeyer, zoals Tegtmann een inner van tienden.

Teich, Taich, Tajch, Teichert, Teicher, Teucher, Teichmann, Teichman, Tajchman, Teichner: Beroepsnaam (of woonplaats Teich) en beroepsnaam van de dijker, dijkmeester, dijkgraaf. bosje. In 1736 werd de naam in Oosterland Thaselaar gespeld.

Teinturier, Tinturier: Beroepsnaam van de (laken)verver. Vergelijk Taintegnier.

Teirbroodt, Teirbrood, Terrebrood, Terebrood. Zinwoord teer-brood. Dit voor iemand die brood teert, eet: een broodeter dus.

Teeuw, Teeuwen: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de naam van de evangelist Mattheus. Vergelijk Theewis.

Teixeira. Galicische beroepsnaam van de wever.

Telder, de, Telder, Tellers: Beroepsnaam van de teller, de beambte die de waren natelt op de markt.

Telemans, Teleman, Telerman, Thelman: Variant van Tielemans, afleiding van Germaanse voornaam Theudilo. Zie ook Telen.

Telen, Teelen, Telens, Teelen, Teles, Thelen, Theelen, Thélen, Thel, Thelle, Telle, Tel, Tellin, Tellings, Telling, Thellin: Vaders-, moedersnaam Telin is een variant van Tielin, vleivorm van Theudilo; zie Thiel(e). Noord-Limburgs Theelen staat bij Thielen elders.

Telg, Telgmann. Nederduitse plaatsnaam Telge: grond beplant met jonge scheuten of boompjes.

Telgenhof: Plaatsnaam ‘hof bij een telgenbosje, bosje jonge eiken’.

Telgenkamp, Telkamp: Plaatsnaam 1571 Telgenkamp in Losser ,Overijssel; 1720 Tellegencamp in Mander, Overijssel. Telgen zijn jonge eiken; een telgenkamp was een boomkwekerij.

Tellegen: Plaatsnaam Telgt in Ermelo (Gelderland). Of Telling bij Drempt, Hummelo en Keppel (Gelderland): 1445 Telgen, 1466 Telligen.

Telleman, Tel, Telle, Tijl, Tyl, Tell, Telman: Vadersnaam. Variant van Teleman, Tieleman, afleiding van Germaanse voornaam Theudilo.

Telleir. Oostvlaamse familienaam. Waarschijnlijk weergave van Waalse uitspraak van Teller.

Telle, Tellen, Tel: Vadersnaam. uit Middelnederlands Telin, Tielin, vleivorm van Theudilo.

Telleneer. Middelnederlands tellenaer: teller. Zie de Telder. Beroepsnaam.

Tellier, Telliez, Telliet, Telier, Letellier, Letelier, Leteiller, Lettelier, Latelier, Thellier, Thelier, Thelliez, Theliez, Thélie, Thély, Teillier, Teiller, Teilliez, Theiler, Theillier, Tillie, Tillier, Tielie, Tielier, Thilliez, Thilie, Teljeur : Beroepsnaam Oudfrans telier‘ lakenwever’. Variant van Dutellier, maar zonder aanloop (zie i.v.). Sommige vormen kunnen ook afleiding zijn van Oudfrans til: linde.

Tellingen, van. Mogelijk variant van plaatsnaam Tardinghen, Pas-de-Calais. Waarschijnlijk ook Nederduitse of Gelderse plaatsnaam.

Temme, Temmink, Temming, Temminck, Demmink: Vadersnaam. 1. Bakervorm van een Germaans diet-naam met een tweede lid dat met m begint, zoals Dietmar. 2. Plaatsnaam Temmink in Brammelo; erve van Temmo of Tammo

Temmerier. Vermoedelijk een reïnterpretatie van Tremerie.

Tempel, Tempels, Temple. Bijnaam voor iemand die in enig dienstverband stond met de tempelorde, de ridderorde van de tempeliers. Vergelijk Tempelaars, Templeman. Of korte vorm voor Van den Tempel.

Tempel, (van den, der): Plaatsnaam tempel ‘tempel, godshuis’. Plaatsnaam De Tempel in Beveren, Borre (Frans-Vlaanderen), Otegem, Winnezele (Frans-Vlaanderen), Wissant (Pas-de-Calais) en Ieper.

Tempelaars, Tempelaere, Tempelers, Templer: Bijnaam voor een tempelier of tempelridder. Frans templier, Engels Templar, TemplerIn Nuenen (Noord-Brabant) was al voor 1421 Johannes Tempelers eigenaar van een stuk grond den Tempel. Vergelijk ook 1641 Adriaen Cornelisz Tempelaer = Aryen Cornelisz Bergwerff wonende in Vlaardingerbroek op den Tempel.

Tempelhof. Plaatsnaam Tempelhof, meestal een hoeve van de tempeliers, in Brugge, Borre (Frans-Vlaanderen), Gistel, Komen, Koolkerke, Ruiselede, Slijpe, Westvleteren.

Tempelman, Tempelmans, Tempemann, Temmelman. Geeft aan dat de eerste generatie op een plek of in een huis (een boerderij) woonde die bekend stond als De Tempel of Tempelman.

Temper, Tempere, Tempère, Tempére, Tampere, Tampère, Tampére. Naam uit het Oudfranse tempre: tijdig, vroeg, vlug. Bijnaam.

Temperville. Franse familienaam Dembreville. Plaatsnaam Embreville, Somme.

Tempier. Oudfrans tempier: storm, lawaai, tumult,verwarring, twist. Bijnaam.

Templeman, Templement. Bijnaam voor iemand die in dienstverband stond met de tempeliers. 2. Variant van Timperman.

Templeton. Engelse plaatsnaam (Berkshire, Devonshire).

Templin: Afleiding van temple: tempel? Bijnaam voor een tempelier?

Temsche, van, van Teemsche, van Theemsche, van Themsche, van Theemshe, van Theemst. Familienaam uit de plaatsnaam Temse (Oost-Vlaanderen).

Temst, (den) (den) Tempst, Tempts, den Trempst: Middelnederlands tems: zeef, teems. Beroepsnaam van de zevenmaker.

Tenaerts, Thenaerts, Thenaers, Theenaert, Thenaerts, Thenaers, Thénaers, Tena, Thienaert, Tina, Tinard. Vadersnaam uit de Etienne, de Franse vorm van Stephanus. Frans Thenard.

Ten Berge. Plaatsnaam. Zie Van den Berg.

Ten Broek. Plaatsnaam Broek, zie van den Broek.

Te Catejen Kate, Te Kath, Te Kaath: Plaatsnaam Kat: kade, aarden wal; Kate: kleine boerenwoning, hut, huisje.

Ten Grootenhuyse, ten Grootehuysen, Grootehuyzen. Plaatsnaam of woonplaats; Groot Huis, zie ook Groothuis.

Ten Haaf, Tenhaeff, Ten Haaft, en Have, Verhaaf: Nederduitse en Nederrijnse variant van Tenhoff, Ten Hove.

Ten Harkel. Plaatsnaam Harkel: hark? Of hypercorrect voor platsnaam Arkel? Vergelijk Van Arckels.

Tenan, Tenant, Tennant, Tinant. Franse beroepsnaam, synoniem met tenancier: pachter. 2. Eventueel vadersnaam. Germaanse voornaam theud-nanth: Deotnand.

Tenckinck komt van Tenke, Tenco, Tinco, en dit is weer een verkleinvorm van Tenno, welke mannenvoornaam in de de achtste eeuw voorkomt, en oorspronkelijk slechts een bijvorm is van Tanno. Van dit Tanno is weer de Friese geslachtsnaam Tanninga afgeleid, die meest in versletenen form als Tania, Tanja, Tanje, en zelfs verfranst als Tanjé voorkomt.  Pieter Tania of Tanje, te Bolswart geboren in 1706, was een beroemd plaatsnyder (graveur). Hij vestigde zich in Holland en droeg daar den naam van Tanjé!

Tency, Tensy, Tensi, Tincy, Thinsy, Tinsy, Tinsi, Tinchi, Tainsy: Variant van Techy/Tichy met epenthetische n.

Tender, de, den Tenter: Afleiding van Middelnederlands werkwoord tennen ‘tergen, kwellen’. Vergelijk Duits Zanner.

Tenderloo, van, Tendeloo, van: Plaatsnaam Tenderlo(o) in Balen (Provincie Antwerpen).

Tengler, Tengeler, Tangelder: Opperduitse variant van Dengler. Beroepsnaam die de zeisen wet door te kloppen, hameren’.

Tenhagen. Plaatsnaam Ten Hagen; haag, heg.

Tenhuijze: Plaatsnaam ten Huize.

Tennstedt. Plaatsnaam Denstedt in Thuringen.

Tenret. Afleiding van Waals tinre, Frans tendre: teer. Vergelijk Frans Tendret. 2. Zie Taneré.

Tensen, Tent. 1. Geeft aan waar de eerste naamdrager woonde, te weten in 'De Vlaemsche Tent' te Andijk. "Die naam kan er op wijzen dat het een polderkeet was, waar gehuurde Vlaamse dijkwerkers hebben gebivakkeerd in de periode van dijkherstel na de stormvloeden van 1675." Jan Sijmensz (Wervershoof 1659-Andijk 1723) woonde hier omstreeks 1680-90 en hij werd daarom Jan Tent genoemd. Nakomelingen kregen de achternaam Tentsz, die vervolgens evolueerde tot Tensen. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam, afleiding van Tenzo.

Tente, van, Tenten, van, Tenten, Vertenten, Vertente. Familienaam uit de plaatsnaam tente, tent. Dit naar de plaats waar meiers en schepenen zitting hadden bij hun driejaarlijkse openbare rechtszittingen en waarbij ze van dorp naar dorp trokken. De betekenis van het voorwerp ging op een paar plaatsen over op de locatie, het gehucht. Dit onder andere ergens in het Waasland.

Tentelen, van. Plaatsnaam Tenderlo, lokale uitspraak Tentel(o)e.

Tepe, Teppe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Dieboud of Diebrecht. Zie Tibbe.

Tepper, Teppers, Teper, Tepfer. Beroepsnaam van de tapper, biertapper; ook iemand die in net klein verkoopt. 2. Beroepsnaam van de pottenbakker. Ontrond van Nederduits Tôpper, Duits Tôpfer.

Ter Bruggen. Plaatsnaam Ter Bruge(n). Zie Van der Brugghen.

Ter Haak, Ten Haken. Plaatsnaam Haak; haakvormig perceel.

Ter Haar. Plaatsnaam; zandige heuvelrug, vooral in Gelderland, Groningen, Overijssel en Westfalen.

Tercken, Terken. Afleiding van volksnaam Turk?

Terclaevers, Terclavers, Tercalavres: Plaatsnaam: plaats waar klaver groeit?

Terdeckt: Plaatsnaam Terdeck in Overijse (Vlaams-Brabant).

Tercaefs, Tercafs. Metathesis van Limburgse familienaam Treka(e)fs. Zinwoord trek af, synoniem met Middelnederlands aftrecker: afzetter, rover, die iets afhandig maakt.

Tercelin. Oudfrans tiercelin: raaf. Vergelijk Tiercelet: valk.

Terelle. Picardisch terelle; avegaar, boor. Beroepsnaam.

Terf, Terfve, Terve. 1. Middelnederlands terf: turf. Beroepsnaam? 2. Oudfrans terve: spleet?

Terhart, Ter Heerdt. Plaatsnaam Ter Hard: bos, beboste hoogte. Nederduits ook Terhardt, Uterhardt.

Terlaak, Terlaeken: Plaatsnaam ter Laak/Lake ‘poel, plas, waterloop in moerassig terrein’. Laak (Drenthe, Gelderland, Nederlands-Limburg, Overijssel).

Terlet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thierry, Therry.

Terlier, Terly: Franse beroepsnaam terrelier: grondwerker, rooier

Terlin, Terlijn, Terlyn. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thierry.

Terlinden, (van). Plaatsnaam Ter Linde. Zie Van der Linden. Terlinden in Gulpen en Margraten (Nederlands-Limburg).

Terloo. Plaatsnaam. Zie van der Loo.

Term, van. Plaatsnaam Termes, Luxemburg.

Terlouw: Plaatsnaam. Vergelijk Van der Lauw, Verlouw.

Termate, Termaten, Termaat: Plaatsnaam ter Maat ‘made, weiland, maailand’, bij Doetinchem (Gelderland), Steenwijkerwold, Lemselo, Overijssel. Vergelijk van de(r) Made.

Termolen, Termeulen, Termolle, Termol, Thermolle, Thermol, Taeremol, Taremol, Toiremol: Plaatsnaam Ter Molen. Vergelijk Van der Molen.

Termond, Termont, Termon: Plaatsnaam Termonde, van Dermonde, van Denremonde ‘Dendermonde’ (Oost-Vlaanderen).

Termonia. 1. Plaatsnaam Termogne in Celles (Luxemburg). 2. Latijnse vorm voor Dortmund (Noordrijn-Westfalen): 1153 Tremonia.

Termote: Plaatsnaam ter Mote ‘hoogte, heuveltje, vaak met kasteel of molen erop’.

Terness, Ternest: Duits Ternes, van de voornaam Maternus? Of plaatsnaam Ter Nesse: landtong? Of uit Dernest, van Delneste?

Ternet, Ternez, Trenet: Plaatsnaam. Afleiding van terne: hoogte, heuvel.

Terneusen. Eventueel plaatsnaam Terneuzen (Zeeland), maar misschien wel reïnterpretade van Terneus.

Terneuzen: Plaatsnaam Terneuzen (Zeeand).

Terneven, Ternéven: Naar de woonplaats: daarneven. Vergelijk Nederduits Ternedde, Terboven, Teroverst.

Ternier, Terny: 1. Plaatsnaam Tergnier (Aisne). 2. Verdoft (our/er) van Tournier.

Ternisien, Ternizien: Inwoner van Ternois, de streek van Terwaan.

Ternois, Ternoy, Ternoey, Terneyen, Ternoot, Terneus, Terneu, Ternus. Familienaam uit de plaatsnaam Ternois: de streek van Terwaan. (Thérouanne, Pas-de-Calais). Ternus, Terneus is ook de Vlaamse aanpassing van Tournois.

Terpstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Terp ‘kleine hoogte in laagland, vluchtheuvel’. Of afleiding van Ureterp (Opsterland, Friesland) of Raarderterp (Hantumeruitburen, Friesland).

Terrard, Terrade. Variant van Frans Thierrard, afleiding van de voornaam Thierry.

Terras, Terrasse, Terrace, Terracné, Térasse, Térache, Terasse, Terache, Théraces, Thérace, Therace, Theraces, Thérache, Thérasse, Thérase, Therase, Tirache, Tiérache, Tierache, Tijeras, Tarras, Traast, Traas, Traest, Traës, Tras: De familienaam Traas(t) was eerder nog Terraes. Hij verhuisde omstreeks 1650 van Izegem naar Zuid-Beveland. 1. Frans terrasse: terras, aarden wal. Beroepsnaam van de grondwerker. Vergelijk Terrassier. 2. Plaatsnaam Thiérache: 1143 Teraciam, 1172 Therasia, streek in Noord-Frankrijk.

Terrassier. Beroepsnaam van de grondwerker.

Terrasson. Afleiding van Terrasse 1.

Terrier, Terrie, Terry, Therry, Thery, Théry, Terriere, Terrière: Oudfrans terrier: heer, landheer, grondbezitter.

Terrijn, Terryn, Terrin, Terrain, Terrien, Terrens, Terren, Terres, Tiérin, Terin, Thérain, Thérin, Theerens, Therens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Diederik of uit Frans Thierry, de Romaanse vorm er van.

Terrisse, Térisse: Plaatsnaam. Afleiding op -iciu van terre: land, grond.

Terroir. Frans terroir; streek?

Tersago. Plaatsnaam Trezzano (van Tricianum) = 1060 Terciago = 1168 Tersago/Terzago (ten noorden van Milaan).

Terseleer. Afleiding van Middelnederlands tersel: mannetjesvalk. Vergelijk Valkenaar, Tercelin.

Tersin, Therssen, Theerssen, Theirssen, Thersen: Vadersnaam. Vleivorm op -sin van Diederik. De vormen op -sen kunnen ook van -zoon worden verklaard (vergelijk Tierssoone).

Tersmeden. Plaatsnaam Ter Smede; aan de Smisse.

Terstegen, Tersteegen, Ter stegen. Aan/in de steeg. Vgl Indesteeg, vander Stegen.

Tertholen, Tertolen, Tertoolen: Plaatsnaam Tholen (Zeeland).

Terteaux. Plaatsnaam, Oisne.

Tertoog. Vervorming van Tertooy of Tetteroo?

Tertooy: Wellicht aanpassing van Tourtois, afleiding van Frans tourte ‘taart’.

Teruel. Wellicht oude spelling voor Tervel=Terville?

Tervill, Therville. Plaatsnaam, Moselle.

Tervoort, Tervoert, Tervooren: Plaatsnaam Tervoort (Nieuw-Ginniken, Noord-Brabant). Zie ook Van der Voorde.

Terwagne, de Terwagne, de Terwangne, Terwaigne, Terwoigne: Plaatsnaam Terwagne (Luik).

Terwal: Plaatsnaam ter Wal. Vergelijk van der Wal.

Terwiel: Aanpassing van de plaatsnaam Terville (departement Moselle).

Terwisga, van: Plaatsnaam Terwisscha in Ooststellingwerf (Friesland).

Terwecoren. Middelnederlands tarwencorn: tarwekorrel. Beroepsnaam. Vergelijk Duits Weizenkorn.

Terwinghe, Terwingen, van Terwyngene, vanTerwyngen, van Terwijngen: Plaatsnaam ter Winge, Terwinge in Holsbeek (Vlaams-Brabant).

Terwoert: Plaatsnaam, zie van de Woerdt.

Tescher, Tesser: Duitse beroepsnaam Tâscher: tassenmaker.

Teschner, Tesner. Beroepsnaam; tassenmaker. Ook Taschner.

Teschke, Teske: Spelling voor Teschke, verkleinvorm van Tesch, Tasche ‘tas’.

Tesler. Duitse beroepsnaam Teschler, Tachler; tassenmaker.

Tesmoingt. Oudfrans tesmoin; getuige. Frans Temoin.

Tesse, Thesse: Korte vorm van heiligennaam Istace, Eustachius. Vergelijk Tassens/Tessens.

Tesselaar: Afkomstig van Texel (Noord-Holland), uitspraak Tessel.

Tessely, Tissaly: Stamvader is Pieter Thessaly/Tesselli, afkomstig van Ravenna, die omstreeks 1707 met de keizerlijke troepen naar ons land kwam. De familienaam is wellicht een verhaspeling van de Itialiaanse familienaam Tasselli, afleiding van Tasso, van Latijn taxus (boom), of van Toselli, afleiding van Latijn tonsus: geschoren.

Tessenaere. Beroepsnaam van de tassenmaker.

Tessers: Tesser is een spelling voor Duits Tescher, Täscher ‘tassenmaker’.

Tesseur, Tisseur: Beroepsnaam Tesseur, Frans tisseur, van Latijn textor: wever. Zie ook Têcheur.

Tesson, Tasson: 1. Waals tasson, tesson: das (dier), lomperd. 2. Zie Tasson.

Testaert, Testar, Testard, Tesdar, Tesdard, Tesda, Tesdas, Tistaert, Tetard, Theetaert, Teeltaert, Tetaert, Tettard, Tetart, Tietaert, Tietart, Tita,

Titart. 1. Bijnaam uit het Oudfranse testart: koppig. 2. Of vadersnaam uit de vroeger bestaande voornaam Testard (die wellicht uit dezelfde bron komt).

Testelin, Testolin, Tetelain, Tettelin: Afleiding van Oudfrans teste, Frans tête: hoofd. Bijnaam. Vergelijk Hooft. Zie ook Tassignon.

Testelmans, Testerman. Afleiding van Van Testelt.

Testelt, van. Naam uit de plaatsnaam Testelt (Vlaams-Brabant).

Tester, den; Testers: Variant van Tessers, met t-invoeging.

Teston. Afleiding van Oudfrans teste; hoofd.

Testu, Têtu, Letestu: Bijnaam. Oudfrans testu, Frans têtu: met groot hoofd, koppig.

Tête. Franse bijnaam Tête: hoofd. Vergelijk Hooft. Zie Testu. 2. Zie Teeten.

Tetenburg: Plaatsnaam. Duitse plaatsnaam Dietenberg (Baden-Württemberg)?

Teteghem, van. Plaatsnaam Tetegem, Frans-Vlaanderen.

Tetering, van: Plaatsnaam Teteringen (Noord-Brabant).

Tetsch. Duitse vleivorm van Dietrich.

Tettero, Tetteroo, (van) Tetterode, Tétrode, Tetrode, Tettenroo. Familienaam uit de plaatsnaam Tetterode, dit is de oude naam van Overveen (Noord-Holland).

Tetzchner, Tetzner. Afleiding van de plaatsnaam Tetschen.

Teuben, Töben, Teubel, Teubner. Vadersnaam. Zie volgende.

Teuber: Duitse familienaam Teuber, Täuber, Tauber, Middelhoogduits tûber ‘doffer, mannetjesduif’. Beroepsnaam van de duivenhandelaar.

Teuchie, Teuchies, Teuchy: Beroepsnaam. Waalse variant van Tessier, Têcheur: wever.

Teugels, Teughels: Beroepsbijnaam van de teugelmaker of voor de voerman.

Teugeman, Teujeman: Duits Tuchmann ‘lakenhandelaar’?

Teuling, Teulings, den Teuling, Teulinkx, Teulingx, Teulinghx: 1. Vadersnaam. Palatale variant naast Middelnederlands Tollin, bij de Friese voornaam Tolle, van Folkert of vleivorm bij Bertold. 2. Naam uit de plaatsnaam Tolinc. Zie ook Tollens, Teurlings.

Teune, Theune, Theuns: Vadersnaam. Teun = Toon, korte vorm van de voornaam Anto(o)n, van de heiligennaam Antonius.

Teuninck, Theuninck, Theunijnck, Theunynck, Theninck,Tunyck: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Antonius.

Teunis, Teunisse, Teunissen, Theunis, Theunisse, Theunissen: Vadersnaam. Korte vorm van Anteunis, van Antonis, de heiligennaam Antonius.

Teunkens, Teunkens, Theunkens, Theunckens, Teuninck, Thùngen, Thungen, Thünchen: Vadersnaam, afleiding van Teun = Toon, verkort van Antonis/Anteunis, heiligennaam Atonius.

Teurlings: Variant van Tuerlings, Tur(e)linckx, met epenthetische r uit Nederlands familienaam Tulling, Teuling (zie op dat woord).

Teuscher, Teuschler. Middenhoogduits tiuschaere: ruiler, handelaar, bedrieger. Duits Tauscher. Vergelijk Middelnederlands tuusscher.

Tevels, Tevel, Tevelle, Thevel, Thevelle, Thévelle: Vadersnaam. Verkleinvorm van Etève, Estève, Franse dialectisch vorm van Etienne. Of van een plaatsnaam.

Texmunt. Dominicus Texmunt werd op 18 november 1854 in Antwerpen te vondeling gelegd.

Textor, Textoris, Dextor. Beroepsnaam. Latijn textor; wever.

Teygeman. Aanpassing van Duits Teichmann.

Teylaert, Theylaert, Theijlaert. 1. Afleiding uit het Oudfranse 'teil' : linde. Plaats waar een linde groeit. 2. Uit het Franse Taillard. Zie daar.

Teijlingen, van; van Teeling: Plaatsnaam Teijlingen, Teylingen, in Voorhout (Zuid-Holland). Of Slot Teilingen, Teylingen, bij Sassenheim in Warmond.

Teyssêdre, Teyssedre. Beroepsnaam. Variant van Teyssaire: wever.

 Tfelt, 't Felt, T'Felt: Naar de woonplaats op of bij het veld. Zie VandeVelde.

Thabert. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Tagabert, Tagebertus? 2. Uitspraak Tabbert; zie Tabart?

Thal, Thlaer, Thaller, Taller. Duitse familienaam. Afleiding van plaatsnaam Thal, Tal; dal.

Thavoy, Thavoye. Zinwoord Taut/Tolt voie: die de weg afsluit, straatrover, straatschender. Taut, van werkwoord toldre, tolir. 2. Plaatsnaam Tonvoie in Olne (Luik).

Theatre, Theate, Théate, Théatre, Teatre, Teate: Reïnterpretatie van Duitse familienaam T(h)aeter = Dather, Deter, Diet(h)er. Vadersnaam.

Theberath, Théberath: Plaatsnaam in Heinsberg (Noordrijn-Westfalen).

Theeboom. Nederduitse plaatsnaam: Boom op de Tie: verzamelplaats van de dorpsgemeenschap. Boom waaronder het dorp samenkomt. Vergelijk Boereboom.

Theenaert: Vadersnaam. Frans Thenard, afleiding van de voornaam Etienne, van de heiligennaam Stephanus.

Theeuwissen, Theewis, Tewes, Teuwissen, Teuwissen, Teuwisse, Teuwissen, Theewissen, Thewissen, Thewis, Théwissen, Tewissen, Thewijs, Thewys, Théwys, Thewes, Theiwis, Thyvis, Thieuwis, Thiewissen, Thiwissen, Thywissen, Tivisse, Theuwissen, Theuwisse, Theuwis, Teuwissen, Theuws, Thews, Tews, Theyus, Theus, Tevesz, Theves, Thèves, Thues, Thuwis, Thuys, Tuys, Thuijs, Thevissen, Thevis, Thévissen, Teeuw, Theuwns, Theeuw, Teeuws, Teeus, Thees, Theeuwes, Theewens, Theewe, Teeuwens, Teeuwen, Theewen, Theuwens, Theuwens, Teuwen, Teuwens, Teven: Vadersnaam. Verkorte vorm en afleidingen van de naam van de evangelist Mattheus.

Theeuwkens, Teuwkens, Theuwkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Mattheus.

Thelinge. Plaatsnaam, wellicht Teylingen in Voorhout (Zuid-Holland). Vergelijk ook van Tellingen.

Thelismaer, Thelismar. Gasconse familienaam Thélismard.

Themelin, Themlin, Thémelin, Temlin: Vadersnaam. Afleiding van Thiem(e).

Themon, Themont, Thémon, Thémont) Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-mund 'diet-bescherming': Theotmund, Teutmundus

Thénevin. Vadersnaam. Metathesis van Thévenin.

Thenier, Theny, Thény: Oudfrans tanier, Middenfrans tesnier, tainier: dassenhol. Zie Tasnier.

Theobald, Théobald: Vadersnaam. Archaïsche vorm van de Germaanse voornaam Dieboud. Zie Dibbaut.

Théodor, Théodore, Theodor, Theodore, Theodorou, Theodoro, Theodory: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Theodorus 'geschenk van God'.

Théonville, Theonville: Plaatsnaam Thionville, Franse naam van Diedenhofen (Lotharingen, Moselle).

Thérenin. Lees- of schrijffout voor Thévenin.

Thérèse, Therese. Moedersnaam? Deze naam kwam al vrij vroeg in Spanje voor, maar werd als voornaam populair na de heiligverklaring van Theresa van Avila (1515-82) Of vadersnaam?

Thesin, Thésin, Tesain: Plaatsnaam Thesin in Vloesberg (Henegouwen).

Theuerkauff. Duitse bijnaam Teuerkauf: duurkoop.

Theunkens: Vadersnaam. Verkleinvorm van Teune, Anton.

Theus. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Mattheus. Zie Theeuwissen. 2. Zie Toen.

Thève, Theve, Theves, Thèves: Vadersnaam. 1. Variant van Etève, van Oudfrans Estève, Romaanse variant van E(s)tienne. 2. Eventueel van Mathieu (vergelijk Mathevet).

Thevelin, Thevelein, Thyvelin, Thyvelen, Tyvelein: Vadersnaam. Romaanse afleiding van heiligennaam Stefanus, Oudfrans Estève. Variant van Thévenin. Vergelijk Stevenin = Stevelinck.

Thévenard, Theveneau, Thévenet, Theuvenet, Thévenin, Thénevin, Tefnin, Thévenon, Thévenot, Thévenoud, Thevenoud, Thouvenin, Thoevenot: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Stefanus. Vergelijk Stevenin, Thevelin, Stevenot.

Thèves, Theves. Variant van T(h)ewis. Zie Theeuwissen. 2. Zie Thève.

Thibeaumont, Thibaumont, Thiebeaumont, Thybeaumont: Plaatsnaam Thibaumont in Thynes (Namen) of Tibaumont in Cornesse (Luik).

Thibaudeau, Thibodaux, Thibodeaux, Tibodo: Vadersnaam. Afleiding van Thibaud.

Theijlaert: 1. Afleiding van Oudfransteil, til ‘linde’. Plaatsnaam: plaats waar een linde groeit. Frans Teillard, Occitaans Teilhard. 2. Frans Taillard, afleiding van Frans tailler ‘snijden, houwen’. Beroepsnaam van de kleermaker of de steenhouwer.

Thiberge, Tyberg, Tybjerg. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam theud-berg; diet; volks-bescherming, Teudeberga, Titberga, Teoberga.

Thibergijn, Thiberghuin, Tiberghien,Thieberghien, Thiebergien, Tibergijn, Tibergyn, Tiberghien, Tiberghin, Tiberghein, Tiebergijn, Tiebergyn, Tiberghien, Tiebergien, Thybergin, Thyberghien, Thijbergin, Thijberghien, Tybergin, Tyberghien, Tyberghein, Tijberghien, Tijberghein. Moedersnaam, Romaanse knuffelvorm van de Thiberge, romaniserend als -ghien (-gem) opgevat. Zie ook Petitberghien.

Thibessart, Thibesart, Thibessard: Plaatsnaam Thibes(s)art in Mellier (Luxemburg).

Theite. Variant van: 1. Tiete(ns), zie onderaan deze pagina. 2. Of van Heits.

Thibonne. Moedersnaam. Afleiding van Thibert of Thibaud.

Thiecke, Tieke, Titsing, Titzing, Teikink, Tikink. Vadersnaam uit Thideke, Thiedske, knuffelvormen van een diet-naam (onder andere Diederik). De twee laatste zijn Saksische vormen.

Thieffry, Thiefry, Thiéfry, Thiéf(fry, Thieffy, Tiéfry, Tiefry, Tieufri, Dethieffris: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam theud-frith 'diet-vrede': Theodefredus, Thiodfred, Tefridus, Tyefridus. 2. Plaatsnaam?

Thiel, Thiele, Thielé, Thiels, Tiels, Thils, Thil, Tils, Thille, Thill, Till, Tille, Thielens, Thielen, Tielens, Tielen, Thillen, Tillen, Thylens, Thylen, Tylens, Thillen, Thillens, Tillen, Tillens, Tielenius. Vadersnaam, knuffelvorm van Diederik (met verscherping d/t en r/z-wisseling, vergelijk Tierens, Tielemans) of uit van -ilo (-el) van welke Germ.aanse diet-naam ook (Tijl).

Thielland, Thieland, Tieland, Thieulent, Thieuland, Thiulants, Thiolants, Tioulants, Tioulants, Tialans, Tialans, Toelants, Thoilants, Stoilants, Sioulants. 1. Voorvadernaam (vadersnaam) van de Germaanse voornaam theudo-landa = diet-land (diet betekent volk of iemand uit het volk). 2. Moederrnaam van de Germaanse voornaam theud-lind = diet-linde. Theodlin, Tietlint.

Thiemann. Duitse vadersnaam uit de Germaanse diet-man voornaam.

Thiemen, van: Plaatsnaam? Wellicht de vadersnaam. Thieme met secundair voorzetsel. Of uit van T(h)ienen?

Thierens: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Diederik.

Thiermann: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Diederik. Vergelijk Diermans.

Thierry, Thiery, Thierie, Tierie, Thirij, Theri, Thièrie, Thieri, Thièry, Tierrie, Thiri, Thiry, Tiry, Tiri, Tyry, Therry, Thery, Terry, Terrie: Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Diederik.

Thierfeldt, Thierfelder. Plaatsnaam Thierfelden.

Thiernagand, Thiernagant. Plaatsnaam Thier-Nagant in Battice en Julémont (Luik).

Thiernesse, Tiernes, Tiernesse. Plaatsnaam in Angleur, Luxemburg.

Thiers, Tiers. De Waals-Vlaamse famille Thiers stamt van: 1560 Guillebert le Tiers, Har. Zie Letier. 2. Zie Tierens.

Thies. 1. Zie Tijs. 2. Vadersnaam van theud-so, Germaanse voornaam Tiozo, Teozo.

Thieullet, Thieulet. Waarschijnlijk variant van Tillet, Teillet.

Thiessard, Thiessart, Thiéchard, Thiechard: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Thiezo, Theudizo.

Thieulin. Plaatsnaam (Eure-et-Loir) of Thieulain (Henegouwen).

Thijssing, Thiesing, Tissing, Tissinck, Tussing: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Tiezo, -so-afleiding van diet-naam.

Thillart, van den: Plaatsnaam Tillaar in Veghel (Noord-Brabant).

Thily, Thilly, Tily, Tilly, Tillij, Tillie, Tilli, Thilie, Tielie, Thillies: Plaatsnaam Tilly (Waals-Brabant, Pas-de-Calais, Eure, Seine-et-Oise, Meuse, Calvados). 2. Dialect variant van Tillier.

Thillo, van, van Tillo. Naam uit de plaatsnaam 't Hillo (1502 opt Hilloe) in Wuustwezel (Antwerpen). Begin 1600 kwam Jan, zoon van Adriaen Steven Dierck Scheyven uit Tilburg (Noord-Brabant) naar Wuustwezel. Naar zijn woonplaats op het gehucht 't Hillo werd hij Opt Hillo genoemd.

Thillot, Tilot, Tilliot, Tillot. Vadersnaam. Afleiding van Til, Tijl; zie Thiel(e). 2. Afleiding van Oudfrans til: linde.

Thimister. Plaatsnaam. Luxemburg.

Thimmesch, Thimm, Thimus: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse diet-naam waarvan het tweede lid met een m begint, bijvoorbeeld Tiedeman, Dietmar (Diemer). Thiadmar.

Thint. Leesfout voor Tkint.

Thio, Thiot, Thyo, Tio: Vadersnaam. Afleiding van Thion of Thioux.

Thiolon. Plaatsnaam in Mainvault, Henegouwen.

Thion. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Theudo: Thiedo. 2. Variant van Tihon.

Thiou, Thioux, Thyoux, Tyou, Théoux: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam theud-wulf 'diet-wolf : Theudulf, Tiulfus. 2. Waals tiyou: linde.

Thiré, Thirez, Thiret, Tiré, Tire, Tirez, Thyré, Théré, Théret, Theré, There, Tiérez, Tairez, Tairaix: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam theud-rêd: 'volk-raad': Theodradus, Tedradus, Didrad, Tierradus. 2. Afleiding van Thi(er)ry.

Thiriart, Thiria, Thiriar, Thirriard, Tirriard, Thiriard, Thirard, Tyriard, Thuriart, Tirard, Tira: Vadersnaam. afleiding van Thiry.

Thiriaux, Thirault, Tiriau, Thuriaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thiry.

Thiriet, Thérie, Thériez: Vadersnaam. Afleiding van Thiry.

Thirifays, Thirifay, Thirifayt, Thirifahy, Thirifahys, Thiryfais, Thirfayt, Tirifays, Tirifahy, Tirifhay: Plaatsmaam Thirifays in Chênée (Luik), Chiny (Luxemburg), Sorée (Namen): beukenbos van Thiry.

Thirimont. Plaatsnaam, Henegouwen, en in Waimes, Luik.

Thirion, Thirions, Thirionnet, Thirionet, Thirrion, Thiron, Tirrion, Thiryon, Tirions, Tirion, Tirionet, Tirion, Thyrionet, Thyrion, Tyrions, Thiérion, Thurion, Turrion, Turion, Turillon: vadersnaam. Romaanse vleivormen van de voornaam Thiry, Thierry ‘Diederik’.

Thiriot, Thiériot, Thiriot, Tirot, Thuriot: Vadersnaam. Afleiding van Thiry.

Thivart, Thyvaert, Tyvaert, Thivaert, Thyvaert, Tyvaert, Tijvaert. 1. Vadersnaam uit Etève: Estève: Etienne, vergelijk Frans Thevard, of van Mathieu, vergelijk mathivat. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam theud-frith: volk-vrede. Thietfridus.

Thoen, Toen: 1. Bijnaam. Thoen = ’t Hoen. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Antoen, Antonius.

Tholen, van (der), Tolen: Plaatsnaam Tholen (Zeeland).

Tholen, Tholema, Tholing, Tolings, Tolens, Tjaden. Van oud-Friese mannenvoornaam Thode of Tode, Thole of Tole, Thiad of Thiado, (door de Friezen als Tjaad uitgesproken). Van Thiado, Tjaad kwam Thiadama en Tyadana.

Tholenaar, Tholenaer, Tolenaers, Thoolnaar: 1. Afkomstig van het eiland Tholen (Zeeland). 2. Variant van Tollenaar.

Tholomé, Tholome, Tholomier: Vadersnaam van Bartholomé, Frans voor heiligennaam Bartholomeus.

Thom, Thoms, Thommen, Thomm, Tommen, Tom, Toemen, Tommes, Tomme, Tomes: Vadersnaam. Verkort van de voornaam Thomas.

Thomaere, Thomart, Tamar: Variant van de Germaanse voornaam Omaar, met t-prothesis.

Thoman, Thomanne, Tornan, Tornann, Thomann: Vadersnaam. Thoman, Thomann is een Opper Duitse vorm voor Thomas.

Thomas, Thomaes, Thomaese, Thoma, Thomä, Thomma, Toma, Tomas, Toemaes, Thoumas, Touman, De Thomaz, Thumas, Tuma, Tamas, Thomassen, Thomasen, Tomassen, Thomahsen, Thommes, Thommès, Thommis, Thomis, Tommis, Thomessen, Thommehsen, Thommissen, Thommisse, Thommmissen, Tommmissen: Vadersnaam. De apostelnaam Thomas komt al in de 12de eeuw voor. De vorm Thomaes, met gerekte a, wijst op Franse klemtoon.

Thomasczik, Tomaszczyk, Tomasszek, Tomaszewska, Tomaszewski, Thomassette, Thomassett, Tomasetti, Tomassetti, Tomasseti, Tommasetti, Tomasetti, Tomasetto, Tomassini, Tomasini, Tomasino, Tommasone, Tommasoni, Tomassi, Tomasi, Tamasi, Tamassy: Vadersnaam, vleivormen van Thomas.

Thomassin, Thomassint, Thomason, Thomasson, Tomasson, Thomasset: Vadersnaam. Franse vleivormen van heiligennaam Thomas.

Thomé, Thomée, Thome, Thomee, Thômé, Thomez, Tome, Tome, Tome: Vadersnaam. Thomé is de oude Franse volkse vorm van de heiligennaam Thomas.

Thomir, Thoumire, Thoumère, Thomeer: Voornaam Thomyris van de beroemde koningin van de Scythen?

Thômke, Thompkin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thomas.

Thompson, Tompson, Tomson, Thomson, Toumson, Thomsen, Tanson, Tamson, Tanchon, Tumpson, Tumson, Tumsonnet, Tumsonet: 1. Engelse vadersnaam.: zoon van Thomas. 2. T(h)omson, van Thomesson, Thomeçpn, afleiding op -eçon van Thomas. Voor Tanson, vergelijk Tansens.

Thomsin, Thomsen, Tomsin, Thoumsin,Toumpsin, Toumsin, Tomsen, Tamsin, Tamsijn, Tamsyn, Tansens: Vadersnaam. Vleivorm op -sin, verdoft tot -sen, van Thomas. Ook wel van Thomassin. De a in Tamsin door voortonige versterking; de n in Tansens door assimilatie. (vergelijk Lansens van Lamsens).

Thonet, Thonnet, Tonnet, Thoné, Tonné: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Antonius.

Thonne, Tonne: 1. Plaatsnaam Thonne (Meuse). 2. Zie Toen.

Thoonen, Toonen, Thoonsen, Thonen, Theunen, Theunens, Teunen, Teunens, Thenen. Vadersnaam uit de heiligennaam Antonius.

Thoor, Thore, Torre: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Victor of Hector.

Thoor, de, Dethor, Dethoor: Wellicht vertaald van Frans Letort, Letord. Oudfrans tors: mismaakt. Bijnaam.

Thormann. Duitse familienaam Tormann; deurwachter.

Thorne, Thorn. Plaatsnaam. Nederduits Thorn, Duits Turm: toren. Thorn in Kreuzweiler (Rijnland-Palts), Thorn (Nederlands-Limburg).

Thornton. Engelse plaatsnaam (Buckinghamshire).

Thorp, Thorpe: Engels familienaam Thorp(e). Verspreide plaatsnaam ‘dorp’. Vergelijk van Dorpe.

Thory, Tory, Torry, Thury: Vadersnaam. Deense voornaam van Oudnoors/Ouddeens Thorir. Tory door Anglo-Normandische uitspraak in Engeland.

Thoset, Thozet, Touzet, Touzé, Tousez, Tousset: Oudfrans toset: kaalgeschoren. Bijnaam voor een gewezen monnik? Vergelijk Duits Beschorner.

Thoumieux. Vadersnaam. Korte vorm van Occidentaals Bartoumieu : Bartholomeus.

Thouroude, Troude. Vadersnaam. Germaanse voornaam Thorwald. Vergelijk Engelse familienaam Thorold, Thourault, Torode. 2. Zie Van Torhout.

Thoutenhoofd, Toutenhoofd: Bijnaam naar het uithangbord ’t Houten Hoofd.

Thouwoye. Wellicht een bijnaam afgeleid van 'tou' = touw of werk en 'wayen' = door de wind meegevoerd worden, met de leden zwaaien, winden laten. Een lenig of onberekenbaar iemand. Of van iemand die voor werk van hier naar daar trok.

Thiegem (van), (van) Tighem, van Tyghem, van Tijghem, van Thieghem, van Thyghem, van Tiechem, van Techem, van Teighem, van Teghem. Familienaam uit de plaatsnaam Tiegem (West-Vlaanderen).

Thibessart, Tibesart, Thibessard, Tibesar. Naam uit de plaatsnaam Thibesart (Thibault+ sarwa) onder andere in België (Mellier) en het Groothertogdom Luxemburg (bij Birkenhaff).

Threinen, Treinen, Treigner: Moedersnaam. Korte vormen van Katreinen, heiligennaam Catharina. Treigner is een Waalse aanpassing.

Threis, Treis: Vadersnaam. Luxxemburgse Waalse aanpassing van Duits Dreiss, korte vorm van de voornaam Andreas.

Threry: Vadersnaam. Schrijffout met anticipatie van de r, van Thery.

Thubeauville, Thubauville. Plaatsnaam Thibouville, Eure.

Thuer. Duits Tür: deur. Plaatsnaam.

Thuillier: Franse beroepsnaam Tuilier‘ tegelbakker, steenbakker; tegeldekker, stratenmaker’.

Thuillies, Thuyllie, Thuylie. 1. Plaatsnaam Thuillies, Henegouwen. 2. Zie Tuilier.

Thull, van, van Thol, van Tol. Plaatsnaam Thull (Nederlands-Limburg). 2. Plaatsnaam Thol in Broekerke (Frans-Vlaanderen)?

Thuis, Thuijs: Achterhoekse familienaam uit Te Huis, namelijk het kasteel ’t Huijs Berghin ’s-Heerenberg (Gelderland).

Thuret, Turet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arthur. Of=Thiré.

Thuriaux. Vadersnaam Thureau, Thuriau kan theoretisch wel een korte vorm zijn van Arthureau, afleiding van Arthur, maar is veeleer een variant van Thiriaux (vergelijk Thuriart).

Thuring. Duitse volksnaam van de Thuringer, ook voornaam.

Thuron, Thoron, Thouron, Touron: Vadersnaam. Korte vorm van Arthuron, vleivorm van Arthur. Of = Thiron.

Thurwachter, Thurwâchter. Duitse beroepsnaam; deurwachter.

Thijbaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Tybaert; denk aan Tijbaert de kat in de Reinaert. Germaans theud-berht ‘volk-schitterend’: Thietbertus, Titbertus.

Thygersen. Vadersnaam. Zoon vanTijger: Germaanse voornaam theudger 'diet-speer': Titgerus, Tigerius.

Tibalt, Tiboldi, Tibollo: Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-balth. Zie Dibbaut.

Thijs, Thijsse, Thijssen, Tijssens, Theissen: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de voornaam Mathijs, Matthias.

Thijsebaard, Thijsebaert, Thuijsbaert: Deze familienaam is vooral geconcentreerd in het Land van Waas (Oost-Vlaanderen), dat aan Zeeuws-Vlaanderen grenst. Zinwoord met als eerste lid de stam van het werkwoord tesen, teisen ‘plukken, rafelen’. Bijnaam voor iemand die vaak aan zijn baard plukt.

Tibbe, Thibe, Thibé, Theben, Thebe, Thében, Thébé. Vadersnaam. Bakervormen van Germaanse voornaam Dieboud of Diebert. Vergelijk Nederduitse familienaam Tebbe(n) en Friese voornaam Tibbe: Tebbe, van Diebrecht. De vormen op -é zijn waarschijnlijk secundair, maar kunnen eventuleel varianten of afleidingen van Thibert zijn. 2. Ene Vincent Tibbe ("1817 Nieuwmunster) was de zoon van Vincent Stubbe.

Tiberius, Tiberi, Tiberio: Latijnse voornaam, afleiding van de riviernaam Tiber. Tiberius kwam als voornaam in de Renaissance in gebruik, onder meer bij de Friese adel als verlatijnsing van Tiepke. De familie stamt uit de streek van Tilburg (Noord-Brabant).

Tibbertsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Tibbert, zie Thijbaert.

Tibermont, Thibermont, Tibiémont, Tibiemont, Tubiermont, Timbermont, Timbremont: Plaatsnaam Tibermont, Waals Tibiémont in Modave en Clavier (Luxemburg).

Tibesar, Tibesart, Tibésar: Plaatsnaam Thibessart in Mellier (Luxemburg).

Tibo, Tibos, Tibou, Tibout, Tiebout, Tijbout: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-balth ‘volk-moedig’: Thietbaldus, Tieboldus, Tebaudus. De normale Nederlands variant is Dibboud, Debbou(d)t, de beginklank-t van Tibout is Romaans. 2. Maar Tibos zou wel een plaatsnaam kunnen zijn.

Tichel, van, van Tichelen, van Tigchelt, van Tichelt, van Tiggelen, van Tiggel, van Tiggelt, Vertichelen, Vertechel, Vertyghelt: Plaatsnaam: steenbakkerij, afleiding van tichel, tegel: baksteen, tegel, dakpan. Tiggelt/Tichelt (Noord-Brabant); Tegelen: 1294 Tigelen (Nederlands-Limburg).

Tichelaar, Tichelaer, Ticheler, Tiggelaar, Tiggelaars, Tigelaar, Tigglers: Beroepsnaam van de tegelbakker, steenbakker.

Tichelman, Tichelmans: 1. Beroepsnaam van de tegelbakker of tegeldekker. 2. Afleiding van Van Tichel.

Tichem: Wellicht de West-Vlaamse plaatsnaam Tiegem, want naast van Tieg(h)em komt ook de variant van Tiechem voor.

Tichoux, Tichou. Afleiding van petit; klein?

Tiddens: Vadersnaam. Variant van Diddens, Diedens, vleivorm van Germaans diet-naam (theud ‘volk’), zoals Diederik.

Tidman, Tijdeman, Tittman, Timan, Timans: Vadersnaam. Variant van Tiedeman, Thiedemann, Tieman, Tiemans, Thiemann, Titnman, Tyman, Teman, Theymans, Temans, Tmans, Thémans, Tittmann, Tittman. Germaanse voornaam theud-man ‘volk-man’: Teutmannus, Tietmannus.

Tiefenbrunner. Plaatsnaam Tiefenbrunn, Beieren, Saksen.

Tieghem, (van), (van) Tighem, van Tyghem, van Tygem, van Tijghem, van Thieghem, van Thyghem, van Tiechem, van Techem, van Teighem, van Teghem: Plaatsnaam Tiegem (West-Vlaanderen).

Tieke. Vadersnaam van Thideke, afleiding van een diet-naam, bijvoorbeeld Diederik.

Tiekstra: Variant van Dijkstra. Of afleiding van plaatsnaam De Tike (Smallingerland, Friesland).

Tiel, Thiel, Thielens: Vadersnaam. Zoals Tijl uit Theudilo, een verkleinvorm op –ilo van een theud-, diet-naam, zoals Diederic.

Tiel, van, van Thiel, van Til: 1. Plaatsnaam Tiel (Gelderland). 2. Plaatsnaam Til in Celles (Namen) of Sart-Dame-Aveline (Waals-Brabant).

Tieleman, Tielemans, Thielemans, Thieleman, Thielmans, Thielman, Tielmans, Tielman, Thielmanns, Thielmann, Tielmann, Tielmance, Tiereman, Thilemans, Thileman, Thillemans, Thilleman, Tilleman, Tillemans, Tillema, Tillaman, Thilmanns, Thillmann, Thilmany, Tillmans, Tillmans, Tillmann, Thilmanne, Thilmann, Thilmans, Thilmant, Thilmany, Thilmanij, Thilmont, Tillemant, Tillement, Tillemont, Tilman, Tilans, Tilmann, Tilmanne, Tilmann, Tilmant, Tilmont, Tilmon, Tylleman, Tylmans: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Diederik of van Tiel/Tijl.

Tielen, van, van Thielen. Familienaam uit de plaatsnaam Tielen (Antwerpen).

Tielraden, van. Plaatsnaam Tielrode (Oost-Vlaanderen)? Maar radenamen zijn Limburgs!

Tiehuis, Tijhuis, Tijhof, Tyhof, Tijink. Bewoner van een boerderij genaamd Tijhuis, dat zijn naam te danken heeft aan de ligging bij een tij = 'gerechtsplaats'; uit een onderstaande 14de eeuwse vermelding blijkt nog het verband met het werkwoord tijgen, dat we hedentendage nog in het werkwoord aantijgen (= aanklagen) terugvinden.

Tielkemeijer: Beroepsnaam. Een meier met de voornaam Tielke. Vergelijk Duits Clausmeier, Hanslmeier, Jürgensmeier, Petermeier.

Tielrooij, Tilro, Tilroe, van Tielraden: Plaatsnaam Tielrode (Oost-Vlaanderen), maar rade-namen zijn eigenlijk Limburgs.

Tielt, van, (van) Thielt, van Tilt, van Thilt. Familienaam uit de plaatsnaam Tielt (West-Vlaanderen) of Onze Lieve Vrouwe Tielt (Winge -Vlaams Brabant).

Tiemens, Thieme, Tijms: Vadersnaam. Tieme is een bakervorm van Germaans diet-naam waarvan het tweede lid met een m begint, bijvoorbeeld Tiedeman, Dietmar (Diemer).

Tiemensma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Tieme, van Thiadmar. .

Tiemersma, Tymersma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Tiemer, Diemer, dat is Dietmar, van theud-mêr. Of variant van Tiemensma. Van dezelfde naam stammen ook de geslachtsnamen  Tiadmersna, Tiedmers, en misschien ook Diemer en Diemers met Dethmers (van Dietmar, den Nederduitse vorm) af. En verder de plaatsnamen Tjamsweer (samengetrokken uit Tiadmerswere, zoals het in middeleeuwse oorkonden heet), een dorp in Fivelgo by Appingedam; Tiedmerswarfe, een gehucht bij het dorp Tettens in Wrangerland (Oldenburger-Friesland); Tjummarum, een dorp in Barradeel, Friesland, welke naam oudtijds als Tiedmarum (dat is, Tiedmare-heim, Thiadmara-heim, Thiadmars woonplaats) geschreven werd; Timertsma-state te Idaart, enz.

Tiemeijer: Duits Beroepsnaam: meier met de voornaam Dieme, Tieme.

Tien, Tiene, Thiene: 1. Vadersnaam. Frans Tienne van Etienne. 2. Plaatsnaam Tienne: heuvel. Zie Détienne.

Tienemans. Variant van Tinnemans=Tindemans.

Tienen, van, van Thienen: Plaatsnaam Tienen (Vlaams-Brabant en Frans-Vlaanderen).

Tienpont, Tienpond, Tienponte, Thienpond, Thienpondt, Tienpont, Tienpoent, Thiempondt, Thiempont, Thimpont. Bijnaam of beroepsnaam (geldwisselaar) naar het gewicht- of de muntnaam: tien pond.

Tienstra: Friese afleiding van de plaatsnaam de Tijen in Drachten (Friesland).

Tiérache, Tierache. Zie Terras(se) 2. 2. Plaatsnaam Thiérache in Momignies (Henegouwen).

Tiercet, Tierce. Afleiding van Oudfrans tierce: derde. Derde kind? Maatnaam?

Tierens, Thieren, Thierens, Thiryn, Thiers, Thier, Tiers. Vadersnaam. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Dierik.

Tierentijn, Tierentyn, Tierenteyn, Thierentyn, Tirtaine: Oudfrans tiretaine ‘dure stof’. Laat Middelnederlands tiereteyn ‘kledingstuk van linnen en wol, linnen stof’. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Tierney. Ierse familienaam O Tierney, van O Tighearnaigh: little lord.

Tiersoone, Tierssoone, Tiersen: Vadersnaam. Zoals Tierssoone, zoon van Tier, van Die(de)rik.

Tiesema: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Tiese, Tieze, Tjesse, Tsjesse.

Tiesters, Thiesters: Wellicht van Oudfrans tistre, van Latijn textor: wever.

Tietens, Tiete, Tyttens, Tytens. Vadersnaam uit een Germaanse theud- voornaam. Variant van Dietens.

Tiesta. Verdwenen familienaam uit het Oudfranse tistre, het Latijn textor: wever. Beroepsnaam.

Tiger, Tygier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Tijger. Zie Thygersen.

Tiggele, van, Tiggelen, van; van Tigchelen, van Tiggelle, van Tichelle: Plaatsnaam Tichelt ‘plaats waar tegels worden gevonden of gebakken; steenbakkerij’. Afleiding van tichel, tegel ‘baksteen, tegel, dakpan’. Plaatsnaam Tiggelt/Tichelt in Rijsbergen (Noord-Brabant), Tegelen (Nederlands Limburg.

Tiggelhoven, van: Lees: van Tiggeloven ‘tegeloven, oven waarin aarden tegels, bakstenen gebakken worden’.

Tiggelkamp. Plaatsnaam: veld waar tegelaarde gegraven werd of waar tegels te drogen gezet werden. Vergelijk Tichelveld in Rijsen (Overijssel); Tegelstuk in West-Vlaanderen.

Tiggelovend, Tegeloven: oven waarin aarden tegels, bakstenen gebakken worden. Plaatsnaam of beroepsnaam.

Tigges. Tigge kan een bakervorm zijn van de Germaanse voornaam Dietger. Vergelijk Thygersen.

Tignée, Tignee, Tigner, Teigne. Plaatsnaam Tignée (Luik).

Tignol. Oudfrans tignolle; hoofdzeer.

Tihange, Tiange, Thiange, Thianche, Thyange: Plaatsnaam Tihange (Luik).

Tijck, Tyc, Tyckens, Tyck, Teyck, Tique: Vadersnaam van diet-naam (bijvoorbeeld Diederik); vergelijk Friese voornaam Tike. Zie ook Tieke.

Tijl. Vadersnaam uit de gelijknamige voornaam. Deze voornaam ontstond uit Dietelo, een knuffelvorm van een Germaanse diet-naam.

Tijn, den, den Tyn, Thijn: Waarschijnlijk Vlaamse aanpassing van Dentinne of Dethinne.

Tijs, Tys, Tyst, Tijst, Tijs, Tisse, Tis, Thise, This, Tize, Thiesse, Thiese, Thies, Thisse, Tiest, Theyse, Theys, Theisse, Theise, Theis, Theijs, Teys, Teise, Teiss, Thuys, Tuys, Tijssens, Tijssen, Tijsen, Tyssens, Tyssen, Thijssens, Thijssen, Thijs, Thijsen Thyssen, Thyssens, Thysen, Thysens, Thys, Thijssen, Thijssens, Thyssens, Thyssen, Tysen, Thyshen, Tissens, Tissen, Thissens, Thissen, Thisens, Thies, Thiesen, Thiessen, Tiessen, Theissen, Theisen, Theiszen, Theizen, Teysen, Teyssens, Teyssen, Teijssen, Teijsen, Theyssens, Theijssens, Taice, Thaise, Thays, Thayse, Tayzen. Vadersnaam: verkorte vormen en afleidingen van de voornaam Mathijs, Matthias. (Thijssen: Tijs' zoon).

Tijsbaert, (de) Thysebaert, Tysebaert, Tysbaert, Thijsebaert, Thijsbaert, Thijsebaerdt, Thisbaert, Theysbaert, Thuysbaert. Familienaam uit een zinwoord: tesen, teisen (plukken-rafelen) en baard. Bijnaam voor iemand die aan zijn baard plukt.

Tijskens, Thijskens, Thyskens, Tyskens, Theyskens, Theiskes, Thisquenne, Thisquen, Theisgen, Theysgens. Vadersnaam uit T(h)ijsekin, dit is een knuffelvorm van Tijs, dit komt dan weer van Mathijs, Matthias. 2. Een bijnaam met de betekenis 'tijd Gods', dat is; verkwist de tijd van God niet berust wsch. op reïnterpretatie.

Tijsman, Tijsmans, Thijsmans, Thijsman, Thysmans, Tysmans, Theysmans, Theisman, Theismann. Vadersnaam, uit de voor naam Tijs.

Tijtgat, Tijtgadt, Tytgadt, Tytgat, Tytgath, Tijdgat, Tydgadt, Tydgat, Tydtgat, Titgat, Tyteca, Titecat, Titeca, Thiteca, Titeka. 1. Vadersnaam, afgeleid van de Germaanse naam theudo-gauto (volk-Goot (stam): Teutgaud, Thietgaud, Theudigotho, Teutgaudus.

Tilouche, Tillouche. Tunesische familienaam? Variant van de Franse familienaam Tillous: knoestig? Of van Tilloux?

Til, van, van der, Tel, Tilman, Tille. 1. Vadersnaam uit Tijl, dit dan weer uit Diederik. Dit uit theud-rik. Een til was ook een brug, dan plaatsnaam, Groningen, beroepsnaam. 2. Oude naamvorm van Thys, Luik. Zie van Tiel.

Tilburg, van, Tilburgh, van, (van) Tilburgh, Tilburghs, van Tilbeurgh, (van) Tilborg, Tilborgh, van Tilborght, van Tilborgt, van Thilborgh, van Tilbourg, Tilborghs, Tilborgs, Tilburgs, Tilburck, Tulburch: Plaatsnaam Tilburg (Noord-Brabant).

Tilcke, van, van Tielcke: Plaatsnaam Tilques (Pas-de-Calais).

Tietsema; vadersnaam Tiete.

Tilemart. Verschrijving voor Delmar? Of variant van Timar met epenthetische 1?

Tilgenkamp. Wellicht metathesis van Tegelenkamp; vergelijk Tiggelkamp.

Tilkens, Telkens, Telkes, Tilk, Tilkin, Tilquint, Tilquin, Thilique, Thilgen, Thilges, Tillges, Thieltgen, Thielges, Thiltgen, Thiltges, Thiltgès, Tiltges. 1. Vadersnaam uit Tijl, dit dan weer uit Diederik. Dit uit; theud-rik. 2. Sommige vormen kunnen ontstaan zijn uit Dieltjens. Zie bij Dieltje.

Tillaart, van den. Plaatsnaam Tillaard in Veghel, Noord-Brabant.

Tillack. Sorbische afleiding van de voornaam Thilo, van Diederik (Duden). 2. Plaatsnaam Tillac (Gers, Charente).

Tillard, Tillaerts, Tilliard. 1. Naam uit het Oudfranse til: linde (plaats waar linde groeit). 2. Of variant van Taillard. Zie ook daar.

Tillemont, Tilmon, Tilmont, Thilmont, Telmon. Plaatsnaam Tillemont (Pas-de-Calais). 2. Variant van Tirlemont, Romaanse vorm van Tienen (Vlaams-Brabant): 1217 Tillemunt. 3. Eventueel reïnterpretatie van Tilleman.

Tillekaerts. Waarschijnlijk verhaspeling van Delagarde = familienaam afgeleid van de plaatsnaam 'La Garde' (: wachtpost).

Tillerot, Tilleroux: Afleiding van Tillier/Tellier?

Tillet, Tillé, Tillez, Tilley, Tilliet, Thillet, Theillet. Naam uit het Oudfranse til, teil: linde. Er is een plaatsnaam Tillet (Provincie Luxemburg en Oise), Tillé (Oise), Teillet (Tarn, Allier).

Tilleul, Tilleux, Tilleuil, Tillieul, Tillieu, Tillieut, Tillieux, Tilloux, Tielliu, Teilleux, Thieuleux, Lethielleux, Dutilleul, Dutilleux, Dutillieut, Dutilleu, Dutilleut, Dutilieux, Dutilloeil, Dutillieul, Dutilloeuil Dutilloeul, Duthilleul, Detilleul, Detilleux, Detillieu, Detillieu, Detilloux, Dettilleux, Ditillieu, Ditilieu, Ditilyeu, Dittellieu, Dittelieu: Verspreide plaatsnaam Tilleul: linde.

Tillière, Tilliere. 1. Vrouwelijk van Tellier. 2. Afleiding van til: linde. Plaats waar linden groeien. Plaatsnaam Tillières (Maine-et-Loire, Eure).

Tilekink is niet van de mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel Tileke, in deze vormen, en ook in de oorspronkelijke vormen Tijl, enz. bekende, meest Friese mannenvoornamen.

Tillitse. Deense plaatsnaam Tillitse bij Nakskov.

Tillon, Thillion, Thilion. Afleiding van Oudfrans til; linde. Plaatsnaam.

Tilloy, Thilloy, Thillois, Thillaye, Tilley, Theloy, Thelohi. Plaatsnaam. Oudfrans tilloi(t): plaats waar linden groeien. 2. Soms vadersnaam. Afleiding van Til, Tijl, Tiel, zie Thiel(e).

Tilschner. Variant van Thielsch(n)er, een Silezische afleiding van Thiel, afleiding van Dietrich

Tilsley. Variant van Engelse familienaam Tildesley. Plaatsnaam Tyldesley in Lancashire.

Timbreur. Afleiding van Oudfrans timbrer: trommelen. Trommelaar.

Timmerhans, Timmerjans, van een Hans of Jan die timmerleiden waren.

Timmerman (de), de Temmerman, Timmermans, Timmermann, Timmermanns, Timermans, Timberman, Temmerman, Temmermans, Temmermann, Timperman, Temperman, Tembremande, Templeman, Tepermann, Tiepermann, Tibermans: Beroepsnaam van de timmerman.

Timmer, Timmers, Timers, Timper, Tummer, Tummers, Tümmers, Tommers: Middelnederlands timmer ‘(houten) gebouw’, Duits Zimmer. Beroepsbijnaam van de timmerman.

Timmerhand. Verhaspeling van Timmermans.

Timothée, Thimothée: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Timotheus 'eer God'.

Timson, Timsonet, Timsonnet, Tinsonnet: Vadersnaam. Variant van Tumson, van de voornaam Thomas/Thumas.

Tinbergen, Te Idenbergen. Plaatsnaam Idenberg in Asse (Vlaams-Brabant).

Tinck, Tincke, Tyncke. Familienaam uit de plaatsnaam Tinques (Pas-de Calais).

Tindemans, Tinnemans, Tienemans: Middelnederlands tinde =tiende. Beroepsnaam van de tiendenaar of tiendheffer.

Tinel. Naam uit het Oudfranse tinel: stok, wapenknots, knuppel. Beroepsbijnaam.

Tinet, Tiné, Tinè, Tine: Pair. Verkort van Martinet.

Tinga. Friese vadersnaam op -a/-inga. Afgeleid van de voornaam Tine: afkorting van Martinus (de krijgshaftige). Mogelijk is de naam ook afgeleid van een plaats: de plaats waar Tine woonde.

Tinion: vadersnaam. Spelling voor Frans Tignon, korte vorm van Martignon, vleivorm van de voornaam Martin.

Tinkelenberg: Plaatsnaam. 1797 Tinkelberg, Tenkelenburg, Hoorn.

Tinkl, Tinkel, verscherpt van Duits Dinkel: spelt. Beroepsnaam.

Tinlot. Plaatsnaam in Soheit, Luik.

Tinneveld. 1612 Teenenvelt, 1624 Theenvelt: veld met tenen, wilgentwijgen, Wilrijk.

Tino, Tinot. Vadersnaam, korte vorm van Martinet.

Tinteler, Tintilaire, Tintel: Variant van Duits Tintler, Tintener, Tintner, beroepsnaam voor de vervaardiger van inkt, Duits Tinte. Tintilaire geeft de verwaalste uitspraak weer.

Tinter, Tintel: Duitse beroepsnaam voor de vervaardiger van inkt, Duits Tinte. Tintel door r//-wisseling.

Tintinger. Inwoner van Tintingen, Frans Tintange (Luxemburg). 2. Verschrijving voor Tintigner.

Tintner. Beroepsnaam van de vervaardiger van inkt, Duits Tinte.

Tinus: Vadersnaam. Verkort uit de heiligennaam Martinus.

Tiquet, Ticket, Tycket, Teket: Frans tiquet: deurklink. Vergelijk Klinck(e).

Tiran, Tirant, Tyran(t), Tyran, Thirant, Thyrand, Thyrant: Oudfrans tiran(t): tiran, beul; (ook) koppig.

Tireur, Tireux, Thireur, Terreur, Tereur, Thereur, Théreur, Thérer, Therere, Therer: Beroepsnaam. Oudfrans tireur: werkman die de draden op het weefgetouw plaatst of trekt (trekwerk). Het Middenfranse woord tireur: schutter, is jong.

Tirlemont, Tirmont: Plaatsnaam. Frans voor Tienen (Vlaams-Brabant).

Tirleroux,. Variant van Tilleroux.

Tirlo, Tirloit, Tirlon: Vadersnaam. Afleiding van Thiry.

Tirlocq. Zinwoord tire loquet: die aan de klink trekt.

Tiroul, Tirou, Tirol,Thiroux, Thirou, Tyroux, Tyrou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Dierolf: tiur-wulf' dierbaar-wolf: Dirolfus. 2. Eventueel Waalse vleivorm op -oui van Thiry.

Tismeer: Misschien verhaspeld uit Duits Tischner, variant van Tischler ‘meubelmaker, timmerman’;

Tisserand: Franse beroepsnaam Tisserand ‘wever’.

Tirselle. Spelling voor Tercel, Oudfrans tiercel. Zie Tirtia(t).

Tirtia, Tirtiat, Tirtiaux. Waalse vorm van Oudfrans tiercel: valk; wijnmaat. Franse familienaam Terceau.

Tis. 1. Zie Tijs. 2. Waalse vorm van Tiste. Zie Letiste.

Tisseghem, Tiseghem. Plaatsnaam Diesegem in Mortsel (Antwerpen): 868 Thisingheim.

Tischler, Tisler, Tysler, Tislaire, Tislair, Thislaire, Titselaer, Titselar: Duitse beroepsnaam Tischler en aaanpassingen: meubelmaker, timmerman.

Tissaen, Tyssaen: Italiaanse familienaam Tizzano, Tiziano, van Latijn Titianus, afleiding van Titus, Titius.

Tissandier, Teyssandier: Beroepsnaam van de wever.

Tisserand, Tisserant, Tisserandot, Tisseron. Beroepsnaam. Frans tisserand; wever.

Tisseyre. Zoals Teyssaire, Teusseire: wever. Beroepsnaam.

Tissier, Tissiere, Autissier, Tixier, Tessier, Teyssier, Teyssié, Texier, Texhy, Letexier: Beroepsnaam. Frans tissier: wever.

Tissing, Tissink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Tiezo,-so- afleiding van diet-naam. Of afleiding van Tijs, van Mathijs.

Tisson, Tissons, Tisont, Tison, Tyson. 1. Volksnaam, variant van Tichon, Letihon, uit het Oudfranse tison: Diets(er). 2. Vadersnaam, Franse vorm van de Germaanse voornaam Tedzo, Tezo (so- afleiding van theud- naam). 3. Of vadersnaam uit de voornaam Matis, Mathijs.

Tissot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Matis. 2. Beroepsnaam. Oudfrans tissot: wever

Tist, Tiste. 1. Zie Letiste. 2. Variant van Tis/Tijs.

Tishoud, Tisthoudt, Tisthout. Deze familienaam komt vooral in Henegouwen voor. Waarschijnlijk een reïnterpretatie van Testaert/Tistaert.

Titellion, Titelion, Titeljon, Titiljon, Titteljon, Tittillion: Waarschijnlijk een variant van Pétillon met t-anticipatie.

Titel, Titelmans, Tittel. Vadersnaam. Variant van Dietel (en afleiding op -man), afleiding van een diet-naam (Diederik).

Titeux, Thiteux. Verkort van Petiteux, afleiding van Petit: klein. 2. Vadersnaam. Variant van Viteux, dialect vorm van de voornaam Victor, met t-anticipatie.

Titon. Bijnaam van Petiton, afleiding van Petit.

Titran, Titrent. Beroepsnaam. Variant van Tisserand; wever, van werkwoord tistre.

Titulaer: Afleiding van Middelnederlands tutelen, frequentatief van tuten. Bijnaam voor een vleier. Middelhoogduits tütelaere ‘vleier’, Laat Middelnederlands tuyteler ‘ruilhandelaar’. Deze betekenis komt voort uit de betekenis ‘onwaar spreken, (zijn waar) leugenachtig aanprijzen’. Voor hetzelfde semantische verband, vergelijk Middelnederlands Tuusschen ‘ruilen, bedriegen’ en Duits tauschen, täuschen ‘ruilen, bedriegen’. Duitse familienaam Tüttler, Tittler.

T’Jaeckx, 't Jaeckx, 't Jaeckx, t'Jaekens: Vadersnaam. Afleiding van Jaak, heiligennaam Jacobus, via Frans Jacques.

Tjaarda, Tjarts: Vadersnaam. Friese voornaam, van Germaans theud-hard ‘volk-sterk’.

Tjalma, Tjallema, Tjalsma. Friese vadersnaam uit de Friese voornaam Tjalle.

T’Jampens, Tjampens, 't Jampens: Vadersnaam. Middenvlaams Sampin, vleivorm van Sam(p)son.

T’Jau. Waarschijnlijk verkeerde verschrijving voor T’Jan.

Tjean, T'Jean, T'Jan, Tschan: Vadersnaam. Dialect variant van Frans Jean, wellicht via de Rijnlands-Limburgse uitspraak Schang. Tschan is Opperduits.

Tjarks: Vadersnaam. Friese voornaam Tjark, van Diederik.

Tjebbes: Vadersnaam. Friese voornaam Tjebbe, van Germaanse voornaam Diebrecht of Dibboud.

Tjeenk, Tjaden, Tjading, Tjäding, Tjeding, Tjedink.  Tjeenk is mogelijk een samentrekking van Tjedink, en dit weer een door klankwijziging veranderde vorm van Tjadink, Tjading, Thiading, Thiadinga, de Friese vadersnaam van de oude Friese naam Thiad, die door de Friezen als Tjaad, Tjade wordt uitgesproken. Deze naam Tjaad, Tjade moet niet verward worden met de eveneens nog zeer gebruikelijke Friese mansnaam Tjaard (ook wel Tjeerd), die door de Friezen ook zonder r, als Tjaad wordt uitgesproken, maar oorspronkelijk een andere naam is, een samentrekking van de samengestelde voornaam Tjadert, Thiadhart.

Tjoelker: Afleiding van plaatsnaam de Tsjoele in Augustinusga (Friesland).

Tjomsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Tjomme, Friese vorm voor Tieme.

Tjepkema, Tjeppema, Tsepma. Friese vadersnaam ut Tjebke, Tjebbe.

Tjittes. Vadersnaam, Friese knuffelvorm van een Germaanse diet (:volk)-naam.

Tjonck,Tjoonk, T'Joncke, t'Joncke, 'T Joncke, 't Joncke, 't Joncké, t'Jonck, ’t Joncke, 't Jonck, t'Jonck, Tjong, t'Iong, Tioncke, Sioncke. Bijnaam ’t Jonck om de jonge (met meestal dezelfde voornaam) te onderscheiden van de oude (vader of grootvader).

Tjaberings, oude Friese voornaam Thiadbern.

Tobback, Tobbackx, Tubbax, Tubax, Tibackx, Tibacx, Tibax, Tiebackx, Tiebax, Tubbeckx, Tobbach, Toeback, Toebak, Tobac, Touback, Toubac, Toubast, Toubhans, Toebat, Toebaert, Tabak, Tabacs, Tabac. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse zinwoord tuc-bake: trekken/slaan-varken. Beroepsbijnaam van de (varkens)slager of varkensfokker (vergelijk Duits Viehzucht, Schweinezucht). 2. Wellicht zijn een aantal jongere vormen terug te voeren op het kweken of verhandelen van tabak. 3. Zie ook Toebast.

Tobel, de, de Tober, Thobel: Wellicht Duitse familienaam. Plaatsnaam Tobel: ravijn, afgrond. Ook Tobler.

Toben, Thoben, Tobes, Tobben, Tob, Tobin, Tobing, Tubens, Tubes, Thuben, Tubben, Tuybens, Tuijbens, Tuypens, Tuijpens, Stuypens. Vadersnaam uit Tobin, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Tobias.

Tobias, Tobia, Tobie, Thobie, Toby, Tobiesen, Tobé, Tobée, Tobe, Tube, Tubée, Tubé, Tube, Tubee, Tubbe, Tubez, Thubet, Thubé: Vadersnaam. Tobias is de Grieks-Latijnse vorm van de Bijbelse voornaam Tobia. Hebreeuws Tobiah 'mijn god is jahweh'. ± 1300 voornaam Tobias in Frans en West-Vlaanderen.

Tobler. Afleiding van plaatsnaam Tobel; ravijn, diep bebost dal.

Toch, Tock. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse voornaam Dod-Ger?

Tock: Vadersnaam.? Bakernaam vaan een Germaanse voornaam Dodger?

Todd, Todde, Todts, Todt, Tudts, Tutt, Tuts, Tuit, Tooth, Toth, Töth, Tôth. 1. Vadersnaam, uit de Germaanse knuffelvorm Dodo, Dodto, Toto, Tuto. In het Nederduits-Fries is de voornaam Thode een variant van Thede, Thade, een theud-diet naam. 2. Tod(d) is ook een Engelse familienaam uit het Middelengelse tod(de): vos.

Todtenhaupt. Duits Totenhaupt: doodskop. Bijnaam voor iemand die er als magere Hein uitziet.

Toebaert, Tuba, Tubaert: 1. Variant van Tabart (onvaste voortonige vocaal). 2. Variant van Toeback (zie Tobbackx), via de variant Toebat, die een analogische -aert-uitgang kan krijgen. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dotbert.

Toebast, Toubast. 1. Mogelijk naam uit het Middelnederlandse toebassen: toeroepen, toeblaffen, toeschreeuwen: bijnaam. 2. Zie ook Tobback(x).

Toebosch: Zoals Nederduitse familienaam Tobusch, dat is to Busch ‘ten Bos’. Of een inheemse plaatsnaam Toe Bos? 1696 het Toebosken, Lede.

Toebinte, Toebente: Ongetwijfeld een reïnterpretatie, misschien wel van Toebat. De naam Toebint komt vanaf 1669 in Cent voor.

Toeburg, Touburg: Misschien de Deense plaatsnaam Tuborg. Maar veeleer is toe het voorzetsel ‘te’, dus te Burg. 1748 Tuburg, Middelburg.

Toelen, Toelens, Toëlen, Toëll, Tool, Tolen, Thoolen, Thoul, Thoulen, Tull, Tulle, Thulle, Thull, Thülle, Thoelen, Thole, Tholen Thullen, Tullen, Teule, Theulen, Tulkens, Tulleken, Tullekens, Thulke. Moedersnaam: een korte vorm van Bertoele of Matoele, dit zijn Waalse knuffelvormen Van Berta en Mathilde.

Toen, Thoen, Thoon, Thoene, Toëne, Thoune, Thoun, Tounes, Toune, Toint, Tong, Ton, Thonne, Tonne, Thone, Thon, Thöne, Thône, Thöni, Thun, Thung, Tung, Tonneus, Tonnus, Thonus, Tonus, Thoenes, Thones, Theunis, Teunis, Theunisz, Tönnes, Thönnes, Thenis, Thénis, Thuns, Thun, Tuns, Theune, Theunen, Theunens, Theuns, Teuns, Tuijns, Tuijn, Thuijns, Thuijn, Thuyns, Tuyns, Thuyn, Tuyn, Thuys, Tuys, Theus, Thunis, Thunus, Thünüs, Thonnissen, Thonissen, Theunisse, Teunisse, Theunsissens, Theunissen, Teunissen, Teunissens, Teunesen, Theunssens, Thönnessen, Thönniszen, Thönnissen, Thönissen, Tunessen, Thunnissen, Thunissen, Thünissen. Vadersnaam, verkorte vorm van Toon, Teun, Teunis en samenstellingen, Teunossen, van Teuniszoon, uit de heiligennaam Antonius.

Toenbrekers. Zoals Duits Zaunbrecher, Limburgse bijnaam voor de inbreker, die de tuin 'afsluiting, omheining' breekt.

Toer, van. Variant van Van Toer of van Tours.

Toerse: Plaatsnaam Tours (Idre-et-Loire).

Toest, van, van Thoest, van Thuyst: Variant van plaatsnaam (ter) Doest in Lissewege (West-Vlaanderen)?

Toffanin. Vadersnaam. Italiaanse variant van Toffanini, afleiding van Tof(f)ano, van Cristofano, van Christophorus.

Toffart, Tofa, Tofas, Toeffaert, Toefaert. Afleiding van Frans toffe; pluk (haar), toefje. Bijnaam.

Toffeleit. Waarschijnlijk aanpassing van Italiaans Toffoletti, afleiding van Toffoli.

Toffoli, franse familienaam Tougard., Toffoletti: Vadersnaam. Korte vorm van de Italiaanse voornaam Cristòfolo, heiligennaam Christophorus.

Togaert, Toegaert, Toegers. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Dotgerdis(theud-gard). Franse familienaam Tougard.

Togni, Tognazzo, Tognetti, Tognetto, Tognocchi, Tognolli, Tognoli, Tognolo, Tognolini, Tognon, Tognoni: Italiaanse vadersnaam van Antoni(o) en afleidingen.

Tohogne. Plaatsnaam, Luxemburg.

Toia, Touya. Variant van de Franse familienaam To(u)ya (Béarn, Pyreneeën): steekbrem, gaspeldoorn. 2. Dial.ectvorm van Toiard, afleiding van Oudfrans toie, van Latijn theca: schede, foedraal. Beroepsnaam van de schede-maker. 3. Waalse variant van Touillard; zie Touil.

Toilier, Toilliez: Beroepsnaam Toilier, Oudfrans telier: lakenwever. ciplet plaats

Toillon. Afleiding van toile; laken. Beroepsnaam van de lakenwever of lakenhandelaar.

Toisoul, Toisoulle. Familienaam uit de plaatsnaam Toisoul in St.-Gérard (Namen).

Toison. Frans toison: vacht. Beroepsnaam van de vachtkoper of-ploter. Vergelijk De Vacht.

Toisoul, Toisoulle. Plaatsnaam Toisoul in St-Gérard (Namen).

Toitgans. Bijnaam Gans met een tuit (Middelnederlands toot, toit). Naar de gelijkenis van de mond met een ganzenbek of figuurlijk voor iemand die snatert als een gans. Vergelijk Duits Snatergans.

Tol: Toile, Toilé: 1. Beroepsnaam van de tollenaar. 2. Of moedersnaam. Zie Toelen(s).

Tol, van (den): Beroepsnaam van de tollenaar?

Tolboom, Tollenboom. 1. Variant van Talboom. 2. Eventueel plaatsnaam Tolboom: slagboom waar tol geheven wordt.

Toledo, van: Spaanse plaatsnaam.

Tolet, Tollet, Tolley, Thollet, Tholet, Thôlet, Taulet, Thaulez, Toullet, Toulet. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornaam Bertolet of Matholet.

Tolhoek: Veldnaam (Zeeland).

Tolhuizen, van, Tolhuyzen, van, van Tolhuysen: Familienaam uit de plaatsnaam Tolhuis in Baal, Betekom (Vlaams-Brabant), Schelle, Tongerlo (Antwerpen) en Nijmegen (Gelderland). Veeleer plaatsnaam Toloysen, verdwenen nederzetting in de Grote Waard, Biesbosch (Zuid-Holland).

Tôlier, Tolier, Tolner: Nederduitse beroepsnaam: tollenaar.

Tollebeeck, Tollebeek, Tollebeck, Tollebeke, Thollebeek, Thollebeke, Tollenbeeck, Tollembeck, Thollembeeck, Thollem-beck, Tolbecq, Tholbecq: Plaatsnaam Tollembeek (Vlaams-Brabant).

Tollemans, Tolleman, Toleman, Tolman, Tollmann: Beroepsnaam ‘inner van de tol’, Duits Zollmann. Vergelijk Tollenaere.

Tollenaar, (de), de Tollenaer, de, Tollenaere, de Tollenar, Tolleneire, Tollenaars, Tollenaers, Tolleneer, Tolenaers, Tulleneers, Tulleners, de Taellenaere: Beroepsnaam van de tollenaar ‘belastinginner, ontvanger’.

Tollens, Tholens, Toolens Tullen, Teulings, Teulinkx, Teulinghx: Vadersnaam. Misschien vleivorm bij de Friese voornaam Tolle of bij Bertold.

Tolliers. Variant van Toiler.

Tolomei, Tolomeo. Vadersnaam. Griekse voornaam Ptolemaeus, van Grieks p(t)olemos 'oorlog' of heiligennaam Bartholomeus.

Tolsma: 1. Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Tolle, van Folkert. 2. Friese afleiding van eeplaatsnaam Tol, Tolhek. 2. Hypercorrecte vorm voor Talsma.

Tom: Vadersnaam. Zoals Thom verkort uit de voornaam Thomas.

Toma: Vadersnaam. Voornaam Thomas.

Tomaballle, Tombale, Tombal, Timbal: Plaatsnaam Tomballein Geten (Waals-Brabant).

Tombelle. Verspreide plaatsnaam Tombel(le): grafmonument, grafheuvel, heuveltje, afleiding van Oudfrans tombe, van Latijn tumba.

Tomberg. Plaatsnaam Tomberg in Zegelsem, Oost-Vlaanderen, Desselgem, West-Vlaanderen en Wormersdorf, Noordrijn-Westfalen.

Tombeur, Tombeux, Tambeur. 1. Naam uit het Oudfranse tombeor, tombeur: acrobaat, kunstenmaker. 2. Of naam uit de plaatsnaam Tombeux in Andrimont, Vivegnies, Hognoul (Luik).

Tombois, Tomboy. Verspreide Waalse plaatsnaam.

Tombu, Tombus. Plaatsnaam Tombu in Ciplet (Luik). 2. Oudfrans tambut: lawaai, (waarschijnlijk ook) trommel; vergelijk Middelnederlands tambuse: trommel. Vergelijk Tambuyse, Tamboise, Tambour.

Tomeij: Vadersnaam. Frans Thomé, de oude volkse vorm van de heiligennaam Thomas.

Tomme (van), van Thomme, van der Thommen, van der Tommen, Vertommen, Vertomme. Familienaam uit de plaatsnaam Tomme: graf of grafheuvel.

Tommel: Plaatsnaam. 1294 Tommele bij Sittard (Nederlands Limburg), de Tommel bij Baarle (Noord-Brabant) ‘grafheuvel’, van Latijnse tumulus. Vergelijk de familienaam Tombelle.

Tommelin, Tommelein, Tommeleyn, Tommeleijen, Tomelin, Tomlin, Tomlinson. Knuffelvorm van het Franse Thomelin, een voornaam afgeleid van heiligennaam Thomas. Een vadersnaam dus.

Tompot: Variant van de familienaam van Tomputte. Plaatsnaam. Wellicht is het voorzetsel Van overvloedig, als Tomputte = tom Putte, ten Putte.

Tonelle, Tonnelle. Plaatsnaam Thonnelle bij Montmédy (Meuse). 2. Zie Tonneau(x).

Ton, van (der), van Derton: Van Derton komt hoofdzakelijk in Henegouwen voor. Van Ton in Waals en Vlaams-Brabant. Waarschijnlijk van Van (der) Tomme.

Ton, Toonen: Vadersnaam. Korte vorm en vleivorm van de voornaam Anton, de heiligennaam Antonius.

Tonda, Tondat. Familienaam van Italiaanse herkomst. Mischien van Tondo, van Rotondo, Rotonda; rond.

Tondelier, Tondellier. Beroepsnaam Tonnelier met d-epenthesis. Tondel(l)ier is fréeuent in Pas-de-Calais in 1820.

Tondelaer, Tondeleir, Tondeleïr: Afleiding van tondel. Beroepsnaam voor de maker of verkoper van tondels, vuurmaker, vuurman. Vergelijk Duits Zundler, Zündler.

Tondereau, Tondreau, Tondreaux, Tondriaux, Tondriau: Afleiding van tonder, de onderwerpsvorm van Frans tondeur: scheerder, lakenscheerder, ook schapenscheerder. Beroepsnaam.

Tondeur, Tondeurs, Tonder. Frans tondeur. Beroepsnaam van de (laken)scheerder, wolscheerder.

Tondu, Tondus. Bijnaam voor iemand met gladgeschoren schedel, of voor een ex-geestelijke, die de kruinschering (tonsuur) heeft gehad. Vergelijk Duits Beschorner.

Tonet, Tonnet, Thonnet, Thonet, Thoné: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Antonius.

Tongel, van, Tongele, van, van Tongelen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Tongerlo (Antwerpen), naar de lokale uitspraak Tongel. 2. Variant van Van Tongeren (Limburg), naar de gelijknamige plaatsnaam.

Tongeren, van, Tongern: Plaatsnaam Tongeren (Limburg, Gelderland, Overijssel).

Tongerlo, van, van Tongerloo, van Tongerlooy. Familienaam uit de plaatsnaam Tongerlo (Antwerpen, Limburg en Nederlands-Limburg).

Tongermans. Afleiding op -man van Vertongen. Van de tien kinderen van Joannes Vertonghen (Steenhuffel) werden er zeven opgeschreven als Tongermans en drie als Vertonghen.

Tonglet. Vadersnaam. Metathesis van Gontelet, afleiding van Gonthier.

Tonkes: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Anton. Vergelijk Teunkens.

Toni, Toninato, Tonini, Toniolo, Toniotti, Toniutti: Vadersnaam. Italiaanse korte vorm van Antoni en afleidingen.

Tonin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Antonius.

Tonnar, Tonnard, Thonard, Thonar, Thonart, Thonnard, Thonnar, Thonnart, Tonnaer, Toennaer, Tona. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Antonius.

Tonneau, Tonneaux, Tonnau, Thonnaux, Tonnelle, Tonnele, Tonel, Tonneel: 1. Frans tonneau, Oudfrans tonnel: vat, ton. Beroepsnaam van de kuiper, of bijnaam. 2. Zie Antonneau.

Tonnelier, Tonnellier. Beroepsnaam van de kuiper.

Tonnemans. Beroepsnaam van de kuiper.

Tonnere. Bijnaam. Frans tonnerre; donder.

Tonnoeyer, Tonnoeyr, Tonnoir: Beroepsnaam Tonnoier, door assimilatie (nl/nri)van Oudfrans tonloier: tollenaar. Vergelijk Tollenaar.

Vergelijk tonniu = tonliu, tonlieu: toi.

Tonon, Thonnon, Thonon, Tonnon, Tonon, Tunon, Toinon. Vadersnaam: vlei- of knuffelvorm (-on wijst op een vleivorm in het Frans) afgeleid van de heiligennaam Antonius.

Toom, den, Tom, Toemen, Tooms. Beroepsnaam?

Toonder, den: Beroepsnaam. Middelnederlands tooner ‘advocaat’.

Toorenaar: Beroepsnaam van de torenwachter. Vergelijk Duits Türmer, Turner.

Toorn, van (den); van Toren, van Torre, Vertooren, Torn, van Toor, Tor, den Toorn: Verspreide plaatsnaam Toren, Toorn.

Tonteling. Andere vorm voor plaatsnaam Tontel, Frans Tontelange, Luxemburg.

Top, Tops, Topp: Middelnederlands top, Middennoordduits topp ‘kruin van het hoofd, hoofdhaar, haarvlecht, lok, kuif, staart’, Duits Zopf. Bijnaam nar de haardracht.

Topa, Topart. Afleiding van Oudfrans top, van Oudnelderlands top: lok, haarvlecht. Vergelijk Top. Bijnaam naar de haardracht.

Topbag. Niet van Tobback, maar migrantennaam.

Topelen. Nederduitse familienaam Tope(h)len, dat is te Peel, in de Peel, in het moeras, het ven.

Topet, Toppet, Toppets, Toupet. Naam uit het Franse toupet (afgeleid uit top: (haar)hoofd). Bijnaam naar beroep of haartooi.

Topff. Duits Topf: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker. Zie Topper.

Tôpke. Nederduitse afleiding van Top.

Töpper, Topper, Töpfer, Tüpper: Nederduitse en Duitse beroepsnaam van de pottenbakker, Duits Töpfer.

Torbijn: Vadersnaam. Torbein, van Saint Orbain, Saint Urbain, vergelijk Duits Turbanstag = Urbanstag.

Torchet, Torché, Torche: Afleiding van Oudfrans torche: toorts. Beroepsnaam van de toortsenmaker.

Torchon. Afleiding van torche; toorts.

Tordoff: Wellicht een Duitse plaatsnaam op -dorf?

Torel, Toreel, Thorelle, Thorel, Torreele, Torelle, Taurel, Taureau, Thoreau, Thora. 1. Naam uit het Oudfranse torel, Frans taureau: stier. Bijnaam naar lichaamskracht, bouw. 2. Of uit het Oudfranse thorel, Frans tourelle: torentje. Naar woonplaats of eigendom ?

Toren, van, van (der) Toorn, van (der) Torre, Vantorre, van Thorre, van Thor, van Thoor, van Toor, van Tour, vanden Torren, van den Thooren, van den Thoren, van (den) Tooren. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Tor(e)n: toren.

Torenburg, van, van Thorenburg, Thorenburge: Plaatsnaam Torenburg, naam van een kasteel bij Alkmaar (Noord-Holland), in het bezit van de familie Van Torenburg.

Torhout, van, van Thourout, van Thourhout, van Touroute, van Tourout, (van) Torhoudt, van Torhondt, Terhout, Vamtourout, van Touroux, Thorrout, Thouroude: Plaatsnaam Torhout (West-Vlaanderen). Zie ook Van Turnhout 2.

Torensma: Vadersnaam. Friese afleiding van de mansnaam Tore.

Torenvliet, Torenvlied: Plaatsnaam Torenvliet in Gouderak (Zuid-Holland) en bij Valkenburg (Zuid-Holland), Toornvliet op Walcheren.

Toris, Thoris, Thooris, Thores, Torris, Torres, Torissen, Taurissen: Vadersnaam. Korte vorm van Hectoris of Victoris, van Latijn Hectorius, Victorius

Torjemane. Verschrijving voor Tordj(e)man(n), verfranst Tourgeman, Torgemane, Arabische naam turjumân: tolk.

Tormo: Catalaanse plaatsnaam Tormo ‘steile rots’.

Tornel, Tournel, Tournelle: Middenenderlands torneel, Oudfrans tornele: torentje, borstwering. Plaatsnaam La Tournelle in Montdidier (Somme). Tornga: Friese familienaam Torenga, afleiding van de mansnaam Tore.

Torreborre. 1. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in St.-Pieters-Kapelle (bij Edingen). 2. Of verhaspeling van een Engelse familienaam: Thorburn, Thurban.

Torrekens, Teurrekens, Turrekens, Torkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hector of Victor.

Torremans, Tormans, Thoremans, Toremans, Toorman. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hector of Victor. Zie Torrekens. 2. Afleiding van Van den Torre.

Torresan, Torisaen, Thorisaen: Italiaanse familienaam, afleiding van Italiaans torre: toren.

Torsy. Plaatsnaam Torcy (Pas-de-Calais, Saône-et-Loire, Seine-et-Marne, Aisne, Côte-d'Or, Aube, Seine-Mar.).

Tortelboom, (van) Toortelboom, (van) Turtelboom, Tullelboom, Turkelboom, (van) Tittelboom, Teitelbaum. Familienaam uit de plaatsnaam Tortelboom (boom met wellicht veel tortels (duiven) in Aspelare (Oost-Vlaanderen).

Torton. Oudfrans torton: molensteen. Beroepsnaam voor een molenaar of een molensteenslijper.

Toscan, Toscano, Tuscano: Afkomstig van Toscane.

Tostain, Totin, Toutain, Toutin,Tutin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam thor-stain 'Thor-steen'.

Totaert, Totta, Tota. 1. Naam uit het Middelnederlandse en West-Vlaamse tote: tuit, punt, ook mond, muil. Bijnaam. 2. Leopoldus Totaert was een vondeling in Gent in 1852. Werd zijn naam toevallig gegeven of heeft hij te maken met punt 1 ? 3. Zie ook Tote.

Tote, Totte, Tooten, Totta, Tota. 1. Naam uit het Middelnederlandse en West-Vlaamse tote: tuit, punt, spits vrouwenhoofddeksel. Ook vulgair voor: mond, muil. Bijnaam. 2. Mogelijk ook een vadersnaam uit een Germaanse Dodo-naam (=theud).

Toté, Totté,Tote. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse tote: tuit, punt, ook volks voor mond. Bijnaam. 2. Familienaam afgeleid uit het Oudfranse tost, Frans tôt: vroeg(tijdig)(bijnaam?). 3. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse Dodo-naam (=theud).

Toth, Toet: Vadersnaam. Germaans bakernaam Dodo, Dodto, Toto, Tuto.

Totelet, Totelin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Toto, zoals Tote.

Totereau. Frans tourtereau, afleiding van Latijn turtur: tortelduif.

Totin. Zie Tostin. Tjechische familienaam?

Toton, Totot: Vadersnaam. Verbogen vorm en afleiding van Germaanse voornaam Dodo.

Totté: 1. Verkleinvorm van Oudfrans tost, Frans tôt ‘vroeg(tijdig)’. Bijnaam. 2.Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Dodo, Toto.

Toubeau, Toubeaux. Bijnaam Tout beau: heel mooi. Of evenwel reïnterpretatie van Thibeau(x); bevorderd door klinkerronding voor de b.

Toubia. Familenaam uit Syrie en Libanon. Vermoedelijk Bijbelse voornaam Tobia(s).

Toubon. Bijnaam Tout bon: heel goed. Maar misschien wel reïnterpretatie van Thibon, van Thibert of Thibaud; vergelijk Toubeau.

Touchant, Touchard. Naam uit het Oudfranse tochier, Frans toucher; raken, stoten. Bijnaam voor iemand met een kort lontje. Soms verward met één of andere vorm van Decham(s).

Touchèque. Afkomstig uit Praag. Tsjechische familienaam Tusek, vleivorm van een naam als Dobrotuch, Milotuch, Tuchomir, Tuchorad, waarin tuch Voelen, vermoeden'. Aangezien de Tsjechische stemhebbende d bij ontlening in niet-Slavische talen vaak stemloos wordt, kan de naam ook op Dusek teruggaan, vleivorm van Duchoslav, Duchomir, Duchorad enz.

Toudy. Waals toudi; altijd. Vgl, Toujours.

Touil, Touillard, Touijar, Touilleaux, Touillaux, Touillet: Bijnaam. Oudfrans tooil: bloedig handgemeen, bloedbad, beroering, oproer, twist: tooillier: bevuilen, mengen, schudden, verstoren, in de war sturen.

Toujour, Toujours. Frans toujours: altijd. Bijnaam naar een vaak in de mond genomen zegswijze.

Toulemonde, Toutlemonde, Toulmonde, Toulmond, Toulmand: Bijnaam Tout le monde: de hele wereld, iedereen. Bijnaam naar een zegswijze. Vergelijk Alderwereld.

Toulon. Plaatsnaam. (Var).

Toulouse, Toulouze, Tourlouse, Tourlousse, Tourlos, Toeloose: Plaatsnaam Toulouse (Hte-Gar.).

Tounquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Antonius.

Toupy, Toupier: Familiemaam vooral in Verviers (Luik). Toupy is de Romaanse vorm van de plaatsnaam Zulpich (Noordrijn-Westfalen).

Touquet. Picardisch vorm van Oudfrans tochet: hoek, uiteinde. Plaatsnaam Le Touquet (Pas-de-Calais).

Touraile, Tourailles, Toureille: Plaatsnaam Tourailles (Loir-et-Cher, Orne, Meuse).

Tourain, Touraine, Tourenne: Plaatsnaam Touraine, de streek van Tours (Indre-et-Loire).

Tourault, Touray, Tourauo. Uit Oudfrans torel: torentje. Plaatsnaam (Seine-et-Oise). Zie ook Torel 2.

Tourbier, Turbier, Turby, Terby: Beroepsnaam van de turfsteker.

Touret, Tourret, Tourré, Touré, Touray, Thouret, Toret, Torette, Torrez, Torez, Torré, Torre, Thorez, Thoret, Thorey, Thoré, Thore, Thorrée, Thorré, Thorree, Thorrez, Toorré. Naam uit het Franse tour: toren (naar woonplaats bij of in). 2. Vadersnaam uit een knuffelvorm van Victor.

Touriaen, Touriany, Turian, Turien: Vadersnaam. Italiaans Toriani, van Vittoriani, Latijnse heiligennaam Victorianus.

Tourigny. Plaatsnaam Torigni. Manche.

Tourment. Oudfrans tourment, Middelnederlands torment: foltering, folterwerktuig. Beroepsnaam van de folteraar?

Tournadre, Tournade. Occidentaals tournade, Frans tournée: terugkeer, tocht.

Tournant. Frequente plaatsnaam in Wallonie.

Tournay, Tournai, Tournaye, Tornay, Torney: 1. Zie Detournay. 2. Eventueel Luiks-Waals voor Tourneau of verschrijving voor Tournet.

Tourne, Tournet, Tournez, Tourné, Tournee, Tournée, Toerne, Tornet, Torney, Torné, Tornée, Tornee, Torne, Tornéee: 1. Verkleinvorm van Oudfrans tor(n), Latijnse tornum ‘draaibank, draaischijf van pottenbakker, instrument van de metaal-of houtdraaier’. beroepsbijnaam. 2. Spelling voor Tournai, Tournay, plaatsnaam (Henegouwen).

Tourneboeuf. Bijnaam voor een koewachter. Zinwoord met Frans dialect tourner (les vaches): uit de stal leiden, naar de wei terugbrengen.

Tournemine, Tournemenne, Tournemaine, Tournemire, Tournémy, Tourlamain, Tourlemain, Toulmain, Touremine, Turmaine, Turmine, Turmen, Turmin: Bijnaam Tournemine: qui tourne la mine. Mine kan een term zijn uit het dobbelspel, wellicht de beker voor de dobbelstenen. Vergelijk Hocedez. Ofwel Oudfrans mine: korenmaat. Bijnaam voor de korenmeter.

Tournemire. Plaatsnaam Tournemire (Aveyron, Cantal). 2. Zie Tournemine.

Tourneur, Tourneux, Letourneur: Beroepsnaam van de houtdraaier.

Tournicourt, Tournecourt: Plaatsnaam Thoricourt (Henegouwen).

Tournier, Tourny, Tournis, Ternier, Terny: Beroepsnaam. Variant van Tourneur: houtdraaier.

Tournois, Tournoi, Tournoy, Tournoys, Tournoeij, Tournoij: 1. Tournois was de naam van een munt, een penning die in Tours geslagen werd (livretournois).2. Of naam voor iemand uit Tours.

Tours, van. Plaatsnaam Tours (Indre-et-Loire).

Tourte. Oudfrans torte, Frans tourte: rond gebak, taart. Beroepsnaam.

Tourteau. Afleiding van Tourte ? beroepsnaam.

Tourtier. Beroepsnaam van de taartenbakker.

Tourtois, Tertooy: Afleiding van Tourte. Vergelijk Tourteau.

Toury, Touri. Plaatsnaam Toury (Eure-et-Loir, Saône-et-Loire, Nièvre). 2. Variant van Thory.

Touseul: Vermoedelijk niet van Frans tout seul ‘helemaal alleen’, maar volks etymologisch, misschien voor Toussaint.

Toussaert, Toussart, Tossart, Tousaert, Toussaere: Afleiding van Frans tousser: hoesten? Of variant van Touchard?

Toussaint, Thoussaint, Thouhsaint, Toufsaint, Toussain, Tousain, Toussin, Toussyn, Toussein, Tousseyn, Toussieng, Tossaint, Tossein, Tosseyn, Tossens, Tosses, Tossyn, Tossijn, Tossings, Tossins, Tossengs, Tesijn, Torsin, Tursijn, Turcijn, Tussijn, Tousent, Tonsent, Toesseint: Frans Toussaint ‘Allerheiligen’, vroeger ook als voornaam, vergelijk Duits Allerheiligen, Seelentag. Of naam uit de plaatsnaam Toussaint, (in de buurt van Le Havre)

Toutenel, Toetenel, Tutenel: Frans Toutinel, verkleinvorm van Toutin, van Tostin, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam thor-stain ‘Thor-steen’.

Toutenhoofd. Bijnaam naar het uithangbord, vergelijk Houthoofd(t).

Touw: Beroepsbijnaam van de touwslager.

Touwaide. Plaatsnaam Touwaide in Xhendelesse (Luik).

Touwslager: Beroepsnaam van de touwslager.

Toxopeus: Graecisme voor de ‘boogmaker, boogman’. Grieks toxopoios ‘die een boog op pijl maakt’.

Toye, Toy, Thoyé, Thoeye: Oudfrans toie, van Latijn theca: schede, foedraal, étui. Beroepsnaam van de sche(d)emaker. Zie Toia 2.

Traen, Traens, Tran. Bijnaam voor iemand met een treurige (tranige) gemoedsgesteltenis, iemand die snel weent.

Traas, Traast: 1. Frans Terrasse ‘terras, aarden wal’. Beroepsbijnaam van de grondwerker. 2. Plaatsnaam Thiérache, een streek in Noord-Frankrijk.

Traban, Traband. Duitse beroepsnaam Trabant, oorspronkelijk Draban, Middenhoogduits drabant: soldaat te voet, infanterist.

Tragnée, Traignée, Traginee. Wellicht plaatsnaam Trahegnies in Henegouwen.

Traber, Trabert. Duitse bijnaam Traber: draver, loper. Trabert door verwaalste uitspraak.

Tracet, Tracé, Trachet, Traché, Treche, Trachez, Trachait: Afleiding van Oudfrans trace: pad, wegel, spoor. Pllaatsnaam. Vergelijk Middenvlaamse familienaam Padelin.

Trach, Trachte. Duitse plaatsnaam.

Tracts. Uit Tsraets, afleiding van de Raet.

Traen, Traens, Tran. Bijnaam naar iemands tranerige gemoedsgesteldheid. Vergelijk Duits Trân.

Träger, Treger: Duitse beroepsnaam Trâger: drager.

Trahé. Afleiding van Oudfrans traire, van Latijn trahere: trekken (vele betekenissen).

Trahin, Plaatsnaam Trehet in Warisoulx (Namen): Tréhain.

Traina, Trainar. Afleiding van werkwoord traîner: slepen. Dus: sleper.

Traisnel, Traîneau, Traneeuw: Oudfrans trainel, Frans traineau: slee. Beroepsnaam.

Trajman. Ontrond van Duits Treumann: trouwe man.

Trajn: Moedersnaam. Verschrijving voor Trein, korte vorrn van Katrein: Catharina. Zie Threinen.

Traks, Trags: Waarschijnlijk afleiding van Duits Track, Drack, Drache: draak. Bijnaam, huisnaam. Vergelijk Draeck(x).

Tralbaut. Vadersnaam. Germaanse voornaam op –boud?

Tram. Vadersnaam. 1. Korte vorm van Tristram, variant van Tristan. 2. Korte vorm van Germaanse voornaam Bertram.

Tramasure, Tramaseur, Detramasure, Tramaseur, Tramacere: Plaatsnaam Tramasure in Opzullik (Henegouwen) ‘voorbij het huis’.

Tramcourt, Trancourt: Plaatsnaam Tramecourt (Pas-de-Calais).

Tramet. Bijnaam. Afleiding van plaatsnaam Tramerie.

Trancart, Tranchard, Trensaert: Afleiding van Picardisch tranquer, Frans trancher: snijden. Beroepsnaam.

Tranchant, Trenchant, Letranchant: Afleiding van werkwoord trancher: snijden. Beroepsnaam De Snijder.

Tranchet, Tranchez, Trancez, Transé, Trangez. Afleiding van tranche: snee, moot, plak. Beroepsbijnaam voor iemand die sneed.

Trancheur. Afleiding van trancher; snijden. Beroepsnaam.

Tranchon, Transon, Trenson, Trinson, Trancoen, Traccoen, Trackoen. 1. Naam uit het Oudfranse trancon: snee, moot, stuk. Of uit het Middelnederlandse trensoen: stuk, splinter. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Eventueel uit de plaatsnaam Trenchon in Esplechin (Henegouwen). 3. Sommige vormen kunnen op Tronçon teruggaan.

Trap (de), Trapp, Trapps, Trappens, Trappen, Straps, Trappers. Bijnaam of beroepsbijnaam voor iemand die trapt, stampt. Ook beroepshalve kan dat (bijvoorbeeld leerlooiers).

Trantes. Frans trente; dertig? Vergelijk Duits Dreisziger.

Trapeniers, Trappeniers. Middenenderlands drapeniere, trapeniere: lakenwever. Vergelijk Drappier.

Trap, de, Trapp, Trapps, Trappens, Trappen, Straps: Bijnaam voor iemand die trapt, stampt? Vergelijk Trappers.

Trapenard. Afleiding van Frans trape: val, valstrik. Beroepsnaam voor de maker ervan, iemand die valstrikken legt.

Trapman, Trapmann: Afleiding van Trap. Bijnaam voor iemand die trapt, stampt.

Trappeer, van: Verschrijving van van Trappen?

Trappen, van (der), Trappe, van, Tertrap, Wantrappe: Plaatsnaam ‘plaats met trappen’.

Trappeniers, Trapeniers. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse drapeniere, trapeniere: lakenwever.

Trappers. Bijnaam voor een trapper, die trapt, stampt.

Trasenster. Plaatsnaam in Fraipont, Luxemburg.

Tratsaert, Trassaert, Trassard, Trassart, Trasschaert, Stratsaert. Naam uit het Middelnederlandse traetsen: dansen. Of uit het Oudfranse tracier, Picardisch tracher, Frans tracer: dwalen, dolen, trekken, reizen. Bijnaam.

Traub, Traube. Duits Traube: druif. Vaak huisnaam.

Traufetter. Duitse familienaam Trautvetter: lieve neef. Bijnaam.

Trauttmansdorff. Plaatsnaam Trautmannsdorf in Stiermarken.

Trautwein. Duitse vadersnaam uit het Germaanse thrûth + win.

Trautzsch. Vadersnaam, Oost-Duitse, Slavische vorm van een Germaanse thrûth-naam, Duits Traut-.

Travers. Oudfrans travers: oversteekplaats, doorgang, recht van overpad. Plaatsnaam of beroepsnaam voor de inner van het doorgangsgeld. Vergelijk Traversier, Traversin. Oudfrans traversier: inner van het doorgangsgeld. Vergelijk Travers.

Traweels. Middenenderlands truweel, trouweel: troffel. Beroepsnaam van de metselaar. Vergelijk Franse familienaam Truel(le).

Treber, Trebert, Tréberft: Afleiding van de Duitse plaatsnaam Treben.

Trebisch. Slavische plaatsnaam Trebitz (Duitsland), Trebiz (Tsjechië), Trebitsch.

Tredé, Trede, Tredez, Trédez: Wellicht variant van de Franse familienaam Tridet: kleine lijster.

Treeck, van, Treek van. Familienaam uit de plaatsnaam Den Treek in Henschoten (Utrecht).

Treeftman. Beroepsnaam van de treeftmaker, de smid die de ijzeren drievoet voor de haard of de keuken smeedde.

Treels. Aanpassing van Treilles.

Treep: Middelnederlands trippe ‘muil met houten zool’? Of Middelnederlands tripe ‘ingewanden van dier, pens’?

Treffers, Treffer: Duitse bijnaam voor een vaardig vakman, die de spijker op de kop treft, die trefzeker is. Vergelijk Duits Treffeisen.

Tréfois Trefois, Treffot, Triffois, Dutrifoy, Dutfoy, Triffoy, Trifoy, : Plaatsnaam Triffois/Trifoy in Roy (Provincie Luxemburg), Trifois in Marchin (Provincie Luik), Triffoid/Trifois in Vierset (Provincie Luik), Tréfois (Marne).

Tréguier, Treguïer, Tregier: Plaatsnaam Tréguier (Côtes-du-Nord).

Tréhout, Tréhou, Tréhoux, Tréhourd, Trehout, Trehourd, Thréhout, Trihou, Trijho, Tryho, Tryhou, Trioux. Familienaam uit de plaatsnaam Tréhout in Vitry-en Artois (Pas-de Calais).

Trei, Treis, Treye: Wellicht Oudfrans treie: lijster. Bijnaam.

Treiber, Trajber: Duitse beroepsnaam van de veedrijver, varkenshoeder.

Treibich, Treibick, Treibic, Trebic. Variant van Trebitsch.

Treier. Variant van Duits Dreier, Drayer, Dreher. Beroepsnaam van de houtdraaier.

Treille, Treilles. Oudfrans treille: traliewerk, latwerk, omheining. Plaatsnaam Treille (Bouches-du-Rhône), Treilles (Aude, Loiret). Vergelijk Detrille.

Treize, Treizons, Troison, Troisier, Troisi, Troïzi: Frans treize, dialect treize en afleiding.: dertien. Vergelijk Duits Dreizehn(er). Lid van een groep of gild van 13.

Trekels, Triekels, Treckels, Trickels: Middelnederlands trekel: pin van eg of sleep. Beroepsnaam voor de maker van trekels.

Trekker, Trecker. Middelnederlands trecker: die (een wapen) trekt, baggerman, dief, die de wol over de kaarde trekt, wolkammer. Vondelingennaam uit Brussel. Gevonden 06.05.1788 met briefje Germain Joseph, opgevoed in Neerijse.

Tremmerie, Tremerie, Tremmery, Trémérie, Tréméric, Detremmerie, Detremerie, Trameri. Naam uit de plaatsnaam Trémery (Moselle), Tramery (Marne) of La Tramerie in Busnes en Robecq (Pas-de-Calais). Tremmerie in Moeskroen. Zie ook Tramet.

Tréma, Trémeau: Wellicht van Oudfrans? tremeler: frauderen, knoeien, bedriegen. Bijnaam.

Trembloy, Tremblay, Tremblé, Tremblez, Trombloy: Verspreide Franse plaatsnaam Tremblay en Tremblois, van Latijn tremuletum: plaats waar ratelpopulieren, espen groeien.

Tremea. Italiaanse familienaam? Of Naams voor Trémeau, zie Trémault.

Tremiseau, Tremiseaut, Tremiseaux, Trémiseau, Trémiseaut, Trémiseaux: Waarschijnlijk vervorming van Trensaux, Trentesaux.

Trémont, Tremont: Plaatsnaam Trémont (Maine-et-Loire, Orne, Meuse) en in Noyales (Aisne).

Trémouroux, Tremouroux: Plaatsnaam Tremouroux in Franière (Namen).

Trenchard: Frans familienaam Tranchard, afleiding van Frans trancher ‘snijden’.

Trenet. Vadersnaam. Wellicht afleiding van Germaanse tragin-naam, zoals Traginardus. 2. Metathesis van Ternet.

Trenkel. Duits Tränkle, afleiding van Trank. Bijnaam voor een drinkebroer.

Trenoye, Detrenoye: Plaatsnaam Trenoy in Itter (Waals-Brabant), St-Denis (Namen).

Trenson: 1. Ook Transon, van Frans Tranchon, Oudfrans tranchon, trançon ‘snee, moot, stuk’, van Middelnederlands trensoen, trenchoen ‘stuk, splinter’. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Eventueel plaatsnaam Trenchon in Esplechin (Henegouwen).

Trenteler, Trentler, Trinteler: Bijnaam, Duits Trendler, Nederlands drentelaar: treuzelaar.

Trentels. Wellicht Duitse familienaam Trendel, Tri(e)ndel: drentelaar, treuzelaar. Of Middenenderlands, Nederduits trendel: schijf, pannenkoek, eierkoek.

Trentesaux, Trenteseau, Trenteseaux, Trentesaus, Transaux, Trantesaux: Trente sous: dertig schellingen. Vergelijk Frans Trentelivres, Duits Dreissigmark.

Trentin. Afleiding van Frans trente; dertig. Vergelijk Trantes.

Tres: Frans familienaam Treize ‘dertien’. Lid van een groep of gilde van 13. Vergelijk Duits Dreizehn(er).

Trépagne, Trepagne, Trépant, Trepant: Bijnaam voor een lawaai- of ruziemaker, van Oudfrans trepignier: lawaai maken; trepaignon: gekrakeel, lawaai.

Tréselle, Tréselle, Treizel: 1. Oudfrans tresel: onderdeel van een ons; soort ton. Beroepsnaam. 2. Plaatsnaam Trézelles (Allier).

Tresonie, Tréseni, Trésignie, Trésignies, van plaatsnaam Trazegnies (Henegouwen).

Trespeuch, Trespure: Plaatsnaam in Saint-Chamant (Corrèze): drie heuveltjes, drie putten.

Tresy. Plaatsnaam Treuzy (Seine-et-Marne)? Of van Trésini?

Treur: Bijnaam voor iemand die treurt. Vergelijk Duits Traurig.

Treure. 1. Naam uit het Duitse treu: trouw (bijnaam). 2. Variant van Detroy(e).

Treurniet: Bijnaam ‘die niet treurt’. Vergelijk Duits Trauernicht.

Treutenaere. Familienaam in Frans Vlaanderen. Afleiding van Waals-Vlaams treutelen: treuzelen, traag werken. Bijnaam.

Treve, Treves, Trêve, Trève, Tréve, Trives, Trief, Trif, de Trift, de Trif, de Trèfleµ de Trèfle 1. Familienaam uit de plaatsnaam Trève (dit uit het Latijnse trivium): driesprong. 2. Of uit Franse Trêves, naam van het Duitse Trier. De Trèfle is hypercorrect.

Tréville, Treville. Plaatsnaam, Aisne.

Treijen, van; van Trijen: Plaatsnaam Treijen, van ter Heijden ‘op de heide’.

Trial, Triau: Stel schoven? Plaatsnaam Triaut in Arc-Ainières (Henegouwen).

Triangle, Triangel: Frans triangle: driehoek. Plaatsnaam (Seine-et-Marne), in Killem (Frans-Vlaanderen) en Moeskroen (Henegouwen).

Tribeche. Familienaam uit Maghreb.

Tribel, Tribels, Triebels, Trevels: Oudfrans trible, treble: (muziek) in drie stemmen, van Waals-Vlaams trebbel, tribbel: gelui van drie klokken.

Triboullier, Tribouilloy, Triboulois. Afleiding van Oudfrans triboler: kwellen, pijnigen. Bijnaam voor een twistzoeker. Vergelijk Tribout. 2. Ook klokkenspeler.

Tribout, Tribou, Triboux, Triboult, Triboul, Trybou, Tribot, Trybus, Triboulet, Tribolet. Oudfrans tribol: pijniging, kwelling, tegenspoed. Vergelijk Tribouillier.

Tricart, Tricat, Trécat, Trecat, Trichard: Oudfrans trichard, tricat, Picardisch tricard: Frans tricheur, Nederlands bedrieger, valsspeler.

Trice, Vertryce: Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Béatrice. Ver Tryce: vrouw Trice.

Tricht, van, van Trigt, Vertregt: 1. Plaatsnaam. Korte en oude vorm van Maastricht (Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Tricht (Gelderland) of Utrecht (Utrecht).

Trichtveldt, van, Trichveldt, van. Plaatsnaam. Bijvoorbeeld Trichterfeldt in Veldwezelt, Limburg.

Trico, Tricot, Tricotet, Tricottet, Tricoté, Trichot: Oudfrans tricot: stok, afleiding van trique, van estrique, van Middenenderlands striker: strijkstok. Beroepsnaam van de strijker, koren- of lakenmeter. Vergelijk Triquet

Tricout, Tricoux, Tricour, Tricourt. Afleiding van trique, zie Triquet, Tricot?

Triebels. 1. Zie Tribel(s). 2. Duitse familienaam Triebel, ontrond van Trübel: Traubel: druifje. Huisnaam.

Trieller: Duitse familienaam Triller, met verschillende verklaringsmogelijkheden.

Trielles. Waarschijnlijk variant van Treilles.

Trienekens. Moedersnaam. Afleiding van Triene, van Catharina.

Trier, van, Thrier: 1. Plaatsnaam Trier (Rijnland-Palts). 2. Plaatsnaam in Poppel (Antwerpen).
Trierweiler. Plaatsnaam, Rijnland-Palts.

Triest, Tries, Triest, Triste, Trist, van (der) Triest, Verthriest, Vertriest, de Triest: Frequente plaatsnaam (ter) Triest, Driest ‘onbebouwd land’.

Triffet. Afleiding van Triffaut.

Trigaut, Trigaux, Trgo, Trigo, Trigallet, Trigalet, Trigalez. Oudfrans trigaud: onvrije. 2. Middenfrans trigaud, van Middnehoogduits triegolf: bedrieger, van Oudfrans trigaler: losbandig leven.

Trihou, Triou: Plaatsnaam Tréhout in Vitry-en-Artois (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).

Trillet. Afleiding van Frans trille, treille; tralie. Zie Treille.

Trilling, Trillen, Trillens: Wellicht Duits Drilling: drieling; een derde? Maar de uitgang -en(s), -ing doet aan een vadersnaam denken.

Trimbach: Plaatsnaam Trimbach (Hessen).

Trimborn. Plaatsnaam in de Eifel.

Trimbos. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Trybus, Tribout, met epenthetische nasaal.

Trimmel, Trimpel: Ontrond van Duits Trilmmle, afleiding van Middenhoogduits trum: korte houtklomp. Bijnaam voor een lomperd.

Trimpe, Trempe: Met tussengevoegde nasaal, van Middelnederlands trippe ‘muil met houten zool’. Beroepsbijnaam.

Trimpe Burger, Trimpenburger: Dubbele toenaam.

Trimpondt (van), Trimpont (van), (van) Trienpont, (van) Triempont, van Trimponte, (van) Trempent, Trempon, Trampont: Plaatsnaam Trimpont, 1228 Thiripont, Everbeek (Oost-Vlaanderen); 1275 Terinpont, 1364 Tripont, 1373 Trimpont, Papignies (Henegouwen). Let op de epenthetische nasaal.

Trina, Trinaux. Moedersnaam. Korte vorm van Catherinaux, afleiding van de voornaam Catherine. 2. Plaatsnaam Trinal in Beffe (Luxemburg).

Trion, Trioen, Tryhoen. Vadersnaam, samentrekking van Thirion.

Trinder. E.ngelse familienaam. Oudengels trendan: rollen, wentelen. Beroepsnaam van een vlechter?

Trine, Trines. Moedersnaam. Korte vorm van Catherine.

Trinel, Trinell, Trinez, Trines: Moedersnaam. Verkort van Catharinel, Catharinet, afleiding van de voornaam Catharina.

Trinidad, Trinité: Plaatsnaam, eiland in de Antillen. Trinité is de Franse vertaling. Maar Trinité kan al een oude bijnaam zijn: drievuldigheid. Ook naam van een klooster en broederschap in Atrecht.

Trink. Duitse bijnaam voor een drinker.

Trinon, Trignon. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Catherine.

Trinquart, Trinca, Trinquet, Trinco, Trinko: Variant van respectievelijk Tricart, Triquet, Trico(t), met n-epenthesis. Trinquet kan eveventueel van plaatsnaam Trinquet in Rumes (Henegouwen) zijn.

Trio, Tryo, Tryho, Trijho: Vadersnaam. Samentrekking van Thiriot; vergelijk Trion

Triolet. Naam van een dans; bijnaam voor een danser.

Trion, Trioen, Tryhoen: Vadersnaam. Samentrekking van Tirion.

Tripels, Triepels. Bijnaam voor iemand die trippelt.

Trip, Trippe, Triep, Tripmaker, Trimp. Patijn. Adresnaam, zie volgende.

Trippaer, Trippaerts, Trippas, Trippa, Tripa. Familienaam uit het Oudfranse triper: stampen, dansen, springen. Een bijnaam naar één of ander gedrag.

Trippert: Variant van Trippaert. Afleiding van Oudfrans triper ‘stampen, springen, dansen’.

Tripet: 1. Afleiding van Oudfrans tripe: ingewand, darmen van geslachte dieren, pens. Beroepsnaam voor een trijpverkoper. 2. Afleiding van Oudfrans tripe: trijp, fluweelachtig weefsel. Beroepsnaam. 3. Plaatsnaam Tripet in Hem (Nord). 4. Vadersnaam?

Triplet, Triplot. Afleiding van Tripe, zie Tripet.

Tripneaux, Tripnaux. Samentrekking van Triponeau, variant van de Franse familienaam Triponel, afleiding van Tripon: trippelaar, trappelaar, springer, danser.

Trippelsdorf. Plaatsnaam in Sechtem. Noordrijn-Westfalen.

Trippier. Beroepsnaam. Frans tripier, trijpverkoper. Zie Tripet.

Trips. Plaatsnaam in Geilenkirchen. Noordrijn-Westfalen.

Triquenaux, Triqueneaux, Tricqueneaux, Tricniaux, Tricnaux, Triquenon, Tricnont, Tricnon, Tricknot, Tricnot: Afleiding (op -inel/-ineau, -inon, -inot) van Trique. Zie Triquet, Tricot.

Triquet, Tricquet, Trické, Tricke, Trichet: Afleiding van Middenfrans trique, van estrique, van Middenenderlands streke, strijc: het strijken, strijkstok. Beroepsnaam van de strijker, laken-of korenmeter.

Triquoit. Metathesis van volksnaam Turquois: Turks.

Tristan, Tristant, Tristram, Tristrant, Trystram: Vadersnaam van de voornaam Tristan uit de Brits-Keltische romans, bekend uit 'Tristan en Isolde'. De variant Tristram was heel verspreid en is te verklaren door perseveratie van de anlaut-tr (zie ook Tram).

Tritz. Vadersnaam. Duitse vleivorm van thrûth-naam.

Trivière, Trivières, Triviere, Trivieres, Trivièr, Trivier: Plaatsnaam Trivières (Henegouwen).

Trogh, (de), Trog, (de), de Troch, de Trock, Trochs, Trochts, Troch, Trocq: Middelnederlands troch: trog, houten bak voor water, voeder. Beroepsnaam voor de bakker? Of voor de paardenknecht? Of voor de maker van troggen?

Trochon. Afleiding van Oudfrans troche: hoorn van een hert. Vergelijk Troclet.

Troclet, Trocquenet: Afleiding van Oudfrans troche, Picardisch troque: hoorn van een hert. Huisnaam. Zie ook Troquette.

Trocmé, Trocmée, Trocmee, Trokmez. Zinwoord: Frans troquer, van Middenlatijn trocare: (ver)ruilen, verhandelen + me, mers, van Latijn merx: koopwaar. Beroepsnaam: ruilhandelaar, koopman.

Trodet. Vadersnaam. Afleiding van Trodoux.

Trodoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Trudolfus, veeleer dan bijnaam Trop Doux.

Troetsel, de. Bijnaam afgeleid van het Middelnederlandse truut of druut = vriend, beminde. Of Metathesis van De Troester (trooster)?

Troeye, de, (de) Troy(e), de troije, de Troij. 1. Zie Detroy(e). 2. Middenenderlands troye: trui, wambuis. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk de Troeyer.

Troffaes. Uit Troffaers, Troffaerts. Afleiding van Oudfrans trufer: bedriegen. Bijnaam Trufard. Middenenderlands trufelaer: bedrieger.

Trog, Beroepsnaam voor de maker van troggen; vergelijk Troch.

Trogh, van: Plaatsnaam Trocht in Ronse (Oost-Vlaanderen)?

Troger, Tröger: 1. Afleiding van Duitse plaatsnaam Trogen (Saksen, Voigtland) 2. Of veeleer afleiding van Middenhoogduits troc, Duits Trud, Truk.

Trognon, Tronion, Tronnion: Frans trognon: stronk. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte. Vergelijk Stubbe.

Troian, Troiani, Troiano, Trojan, Trojanowski: Vadersnaam. Slavische voornaam van heiligennaam Trojanus, afleiding van plaatsnaam Troje.

Troisfontaine, Troisfontaines. Plaatsnaam Trois-Fontaines (Moselle, Marne, Hte-Marne) en in Sart, Trembleur (Luik), Weris (Luxemburg), Baincthun, Capécure, Pernes (Pas-de-Calais).

Troisième. Bijnaam; de derde (geboren).

Troislouche, Troislouches. Reïnterpretatie van Troue louche: die een gat maakt in de grote scheplepel, die schept met een lepel met een gat. Bijnaam voor een frauduleuze handelaar.

Troispont, Troisponts. Plaatsnaam Trois-Ponts in Amberloup, Luxemburg, Fosse en Wanne, Luik.

Trokay, Troquay. 1. plaatsnaam Le Trokay in Chokier (Luxemburg), Trocquay in Horion (Luik). 2. Spellingvariant van Troquet/Troket.

Trollé, Trolle, Trollin, Trolin: Afleiding van trole: pers, staak. Of bij werkwoord troller: rondlopen?

Trom, Tromme, Tromm, Trumm, Trum, Trumpf, Trump: Bijnaam voor een trommelaar.

Trommelen: Oorspronkelijk Schotse familienaam.

Trommelmans. Beroepsnaam; trommelaar.

Trommer, Trummer. Beroepsnaam van de trommelaar.

Tromont. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam thrûth-mund 'macht-bescherming': Trudmundus, Thrudmunt.

Tromp: Bijnaam voor de tromper, trompetter, bazuinblazer. Eventueel trommelaar.

Trompenaars, Trompenaers, Trompeneers, Trompeners, Trumpeneers, Trumpener, Trümpener, Trimpeneers. 1. Beroepsbijnaam uit Middenenderlands trompenaer, trumpenaer: trompetter, 2. Of uit het Middelhoogduits trumpen: trommelen, van trommelaer.

Trompertz, Tromper, Tramper: Beroepsnaam van de tromper, bazuinblazer, trompetter’ of trommelaar. Vergelijk Nederduitse Trumper, Trümper.

Trompet, Trompette, Trompeter, Trompetter, Trumpaitist: Beroepsnaam van de trompetter.

Trompler, Trumpeler: Duits Trumpler, Trûmpler: trommelaar. Zie ook Trompenaars.

Tron. 1. Zie Dutron. 2. Verkort van Catheron, vleivorm van Catherine.

Tronche, Tronché, Tronchet. Familienaam uit het Oudfranse tronche en afleiding tronchet: boomstronk, boomstomp. Bijnaam voor iemand met een gedrongen gestalte.

Tronçon, Troncon, Tronson: Oudfrans tronçon: (langwerpig) stuk hout, van Middenenderlands tronsoen: stuk bout. Bijnaam. Zie ook Tranchon.

Tronquay, Troncquay, Tronquaij, Tronckay: Plaatsnaam Tronquay: plaats waar boomstronken staan, zoals Tronquoy. Plaatsnaam Tronquay (Eure, Calvados).

Troonbeeckx. Plaatsnaam Trombeek in of bij Louvain.

Trooskens. Afleiding van Troost.

Troost, van. Reïnterpretatie van Van Troos. 2. Zie Van (den) Troost.

Trooster, Troosters, Troost, Trost, Troest, den Trooster, Trooster, Tröster, Troester: Bijnaam voor iemand die troost, aanmoedigt, hoop geeft, moed schenkt, steunt, helpt.

Troost, van. Reïnterpretatie van Van Troos. 2. Zie Van (den) Troost.

Troost, van, (den), Vertroost: Plaatsnaam De Troost in Kaaskerke, Oekene, Westkerke (West-Vlaanderen), Everberg (Vlaams-Brabant) en Schaarbeek.

Troostenberghe, Troostenbergh, de Troostenbergh, de Troostembergh: Plaatsnaam in Halen (Limburg) en Herent (Vaals-Brabant).

Troije, de: Detroye, van plaatsnaam Troyes (Aube).

Trop, Tropman, Troppmann. Het Nederduitse Tropp en het Duitse Tropf betekenen: simpele, eenvoudige kerel. Een bijnaam dus.

Troquette, Troquet, Trooquette, Trouquette, Troket, Troxquet: Afleiding van Picardisch troque: hoorn van een hert. Huisnaam.

Trosien. ± 1650 Anna Trosien, geboren in Trosienen (Friedland- Oost-Pruisen)

Trost, Trausch, Trauscht. Duitse bijnaam voor een trooster. Vergelijk Troost. Traust is Schwâbisch; de sch geeft de Opperduitse uitspraak weer van st als sjt.

Trottin, Trotin, Trottein, Trotteyn: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse thrûth- naam, zoals Trudo, Trudgaudus, Thrudboldus, Trotfredus, Trotrandus enz.

Trotoir. Afleiding van Oudfrans troter, Frans trotter: lopen. Beroepsnaam van een loper, bode.

Trotta. Waalse vorm voor Trottard, synoniem met Trotteur.

Trotteur, Trotti, Trottier: Afleiding van Oudfrans troter, Frans trotter: lopen. Beroepsnaam: loper, bode.

Troubat. Occidentaals voor trouvé: vondeling.

Troublein, Troubleyn, Troubleijn, Turblin: Frans Trublin, afleiding van Frans trouble, van Latijn turbulus: troebel. Vergelijk Franse familienaam Troublé.

Troucheau, Trouchau, Tropchaud: 1. Afleiding van Oudfrans croche, zoals Troquette? 2. Hypercorrect voor Trousseau; zie Troussel.

Trouet. Afleiding van Frans trou, trau; opening. Plaatsnaam?

Trouillard. Afleiding van Oudfrans troille: bedrog, list. Bijnaam voor een bedrieger.

Trouillet, Truillet, Trouilliez, Trouillez, Troullier, Trouilhet: Afleiding van Oudfrans troille: bedrog. Bijnaam voor een bedrieger. Vergelijk Trouillard.

Troupeau, Tropea, Trupia, Troupée, Troupee: Oudfrans tropel, Frans troupeau: kudde. Beroepsnaam van de herder, koewachter.

Troussart, Troussard, Troessaert, Trossaert, Trossart, Trossard, Trosschaert, Trussart, Trussard, Truchart. Afleiding van Oudfrans trousser, tresser: laden, pakken. Beroepsnaam voor een lader, pakker, sjouwer. Vergelijk Trousse. 2. Uit Trochard, van troche: hoorn van een hert. Vergelijk Troquette. 3. Sommige vormen kunnen varianten zijn van Trassaert.

Trousse. Oudfrans trosse, Frans trousse; pak, bundel. Beroepsnaam.

Troussel, Trossel, Trousselot, Trousset, Trousson: Oudfrans trossel, torsel: stuk stof, pak, bundel, bos. Hieruit Frans trousseau en Franse familienaam Trousseau. Ook Trousset en Trousson zijn afleidingen van Oudfrans torse, trosse: pak, bundel. Beroepsnaam: pakker, lader.

Trouvain. Franse familienaam Trouvin; vondeling.

Trouvé. Gevonden, vondeling.

Trouveroy. Samengetrokken van De Rouvroy.

Trouvilliers. Samengetrokken van De Rouvillers. Plaatsnaam, Oise.

Trouw, Trouwborst, Trouborst, Trouwgod. Bijnaam voor een goedaardig iemand.

Trouwaen, Trauwaen: 1. Samentrekking van de plaatsnaam Thérouanne (Pas-de-Calais), Nederlands. Terwaan. 2. Zie Truwant.

Trouwaert, Trauwaert: Aanpassing van Drouart; zie Druard, Truyaert.

Troyer, de, de Troijer, de Troeyer, de Truyer, Truyers, Truijers, Trouwers. 1. Afleiding van het Middelnederlandse troye: trui, wambuis. Beroepsnaam voor de truienwever of de verkoper. 2. De afleiding vormen kunnen een vadersnaam zijn: Germaanse voornaam thrûth-hari 'macht-leger': Trudharius.

Troykens, Troyekens, Troyckens, Trouwkens, Troukens, Trauwkens, Truckens. Moedersnaam uit de voornaam Geertrui.

Truffaut, Truffaux, Truyyffaut, Tryffaut, Triffault, Triffaut, Triffaux, Trifaux, Triffoux, Trefaut. Familienaam uit het Oudfranse trufos: bedrieger. Bijnaam dus.

Truffin, Trufin, Triffin, Trifin. Bijnaam uit het Oudfranse trufe (= bedrog): bedrieger.

Truwant, Truant, Triaen, Trauwaen, Trouwaen, Trouwae. 1. Naam uit het Middelnederlandse tru(w)ant, triwant, trouwant, trauwant: bedelaar, vagebond, landloper. 2. Of uit de plaatsnaam Truant in Arc-Ainières (Henegouwen).

Trubert. Vadersnaam. Germaanse voornaam thrûth-berht 'macht-schitterend': Thrudbertus, Trubertus.

Truchet. Variant van Trochet of Trousset.

Truck, (de), Metathesis voor De Turck. 2. Variant van Detru.

Trude, Truy, Truye, Truije, Troye, Troy, Trau, Truyens, Truyen, Truijens, Truijen, Truiyen, Treuen, Troyen, Truyts, Trouw, Trouwen. 1. Moedersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Geertrui (ger, truth). 2. Zie ook Van Truyen. 3. Eventueel vadersnaam van Germaanse voornaam Trudo.

Trufin, Truffin, Trifin, Triffin: Afleiding van Oudfrans trufe: bedrog. Bijnaam voor een bedrieger. Vergelijk Truffaut.

Truffaut, Truffaux, Tryffaut, Truyffaut, Triffau, Truffaux, Triffoux, Trefaut: Oudfrans trufos: bedrieger. Bijnaam.

Truggelaar. Middelnederlands troggelaer, trugler; bedelaar.

Trullemans, Trulemans. Afleiding van trulle: mannelijk lid, penis. Figuurlijk dwaas, treuzelaar. Vergelijk kul, kloot.

Truyen Van, Vertruyen, Vertroyen, Van Troyen, Vantroyen. Familienaam uit de plaatsnaam Sint-Truiden.

Trumeau. Oudfrans trumeau; kuit. Bijnaam.

Trunk. Duitse bijnaam voor een drinkebroer.

Truttens, Treuttens: Vadersnaam van Germaanse thrûth-naam, zoals Trutbert, Trutmund, Trutmar.

Truijman: 1. Moedersnaam. Afleiding van Trui, van Geertrui. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam thrûth-man ‘macht-man’: Drudman.

Truy, Truye, Truije, Troye, Troy, Trau, Truyens, Truyen, Truijens, Truijen, Truiyen, Treuen, Troyen, Truyts, Trouwen, Trouw: 1. Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse voronaam Geertrui(de); zie Van Geertruyde(n). Eventueel vadersnaam van Germaanse voornaam Trudo. Truyts, van Geertruids. Truye, Troye, van Trude. Trau is een Brabantse verschrijving voor de dialect uitspraak (vergelijk Trauwkens). 2. Truyen, van van Truyen.

Truyaert. Aanpassing van Druard.

Truyen, van. Verkort uit van Sint-Truien. Plaatsnaam Sint-Truiden (Limburg).

Truyman, Truman, Troumann. 1. Moedersnaam. Afleiding vanTrui (Geertrui). Zie Truye. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam thrûth-man 'macht-man': Drudman.

Truyts. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse trute, truyt(e), Frans truite: forel. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Middenenderlands truut-druut, zie ook Druits. 3. Zie ook Truye.

Truyzelaere. Geronde vorm van treizelaar, Middenenderlands dreselaer, Nederduits Dreisler, Duits Drechsler. Beroepsnaam van de houtdraaier. Vergelijk Dresseleer(s).

Tryp, van, van Trijp: Plaatsnaam Trijp in St.-Goriks-Oudenhove (Vlaams-Brabant).

Trijselaar: Afleiding van Middelnederlands triselen ‘draaien, wentelen’.

Tryssesoone, Trijssesoone: Moedersnaam. Zoon van Trysse, korte vorm van Beatrijsse, Beatrix. Zie Trice.

T’Scharnier. Wellicht Duitse familienaam Scharner: eigenaar van een (Middenhoogduits) scharne: vleesbank, slager. Of eventueel van Duits Tscherner, van plaatsnaam Tscherna bij Brunn.

Tscherni: Aangepaste spelling van Czerny. Bijnaam. Tsjechisch cerny, Pools czarny ‘zwart’.

Tscherwjakowa: Vrouwelijke vorm bij Russisch Chernyakov, afleiding van de bijnaam Cherniak ‘zwartharig, donkerhuidig’. Vergelijk Tscherni.

T'Siobbel, Tsiobbel, T'Siobel, Tsobbel, T'Sobbel, Sobbel, Sobel. Bijnaam uit het Westvlaamse tsobbelen: struikelen, het Middelnederlandse sobbelen: waggelen, wankelen, struikelen. Het is verwant aan schobben: schuren, wrijven.

Tuck, Tuk, Tukk, Tück, Tuuk, Tucker, Tukker. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse tuuc wat zowel knecht als lichtekooi betekent. 2. Of mogelijk ook bijnaam uit het Middelnederlandse tuc: stoot, trek, ruk, Duits Zuck, Middelnederlands tucken, Duits zucken. Nederduitse familienaam Tcuk, Tucker, beantwoordt aan Duits Zuck(er). Bijnaam voor iemand die makkelijk het zwaard of het mes trekt, vechtersbaas.

Tuaux, Tuyau: Oudfrans tuel (afleiding van Oudnederlands thuta: buis, hoorn, tuithoorn): buis, hoorn. Vergelijk Buyse.

Tubeke, Tubeeckx, Tubbeckx, Tubex: Plaatsnaam Tubeke (Frans Tubize, Waals-Brabant). Meestal evenwel reïnterpretatie van Tobback(x).

Tubergen, van. Plaatsnaam Tubbergen, Overijssel.

Tubier. Vadersnaam. Variant van Picardisch Tibiert = Tibert, zie Tybaert.

Tuboville. Plaatsnaam Thibouville, Eure.

Tuch, Tuchman,Tuchmann: Duitse beroepsnaam van de lakenwever, lakenhandelaar of lakenmeter.

Tuchsznajder. Duits Tuchschneider: lakensnijder.

Tucker: Een Tucker was er een beroepsnaam voor hem die het hele proces van de lakenindustrie beheersten.

Tuel, van. Variant van Van Tuyl of Van Thull.

Tuerlings, Tuerlinck, Tuerlinckx, Tuerlinx, Turelinckx, Turelincx, Turlinckx, Turlinkx, Teurelincx, Tuerelinckx, Tuerelinck, Thuerelinckx, Teurlings, Teurlinckx, Teurlincx, Tierlick, Tierelinckx. Vadersnaam, afgeleid van de Nederduitse voornaam Tulling, afleiding van Germaanse bakernaam, vergelijk Tollens.

Tueux. Picardisch voor Tueur; doder, slachter.

Tuffreau. Metathesis van Truffaud.

Tugendhaft. Duitse bijnaam; deugdzaam.

Tuil, (van), van Tuijl: Plaatsnaam Tuil (Gelderland, Utrecht).

Tuillier, Tuilier, Tuiliez, Tuily, Thullier, Thulliez, Thulier, Thulie, Thuilier, Thuillier, Thuilliez, Thuillez, Thuilles, Thuyllie, Thuylie, Lethuillier: Beroepsnaam. Frans tuilier: tegelbakker, steenbakker; ook tegeldekker, stratenmaker.

Tuinder, Tunders, Tuinderman, Tuinman,: 1. Bewoner van een tuin ‘omheinde plaats’. Of beroepsnaam voor de maker of vlechter van omheiningen, afsluitingen. Middelnederlands tuun, Duits Zaun ‘omtuining, heining’. 2. Afleiding van Van Tuyne.

Tuinen, van, Tuinstra, Tuininga, Tuinsma: Plaatsnaam Tuin ‘omheinig, afsluiting, omsloten ruimte, erf’. De Tunen, Tuinen is een buurt in Leeuwarden, Franeker en Hindeloopen (Friesland).

Tuinhof: Plaatsnaam, ‘omtuinde hof’.

Tuinier: Beroepsnaam van een tuinier? Of variant voor Tuinder?

Tuinman, Tuijnman: Afleiding van van Tuine. Of synoniem met Tuinder.

Tuinstra. Friese afleiding van plaatsnaam Tuin.

Tuite, Tuiten, Tuijte, Tuijten, Tuijtjens: Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Dod, oude bakernaam. Dodinus, Dotinus, Dutinus, Tutinus.

Tukker: Afleiding van Middelnederlands tucken ‘trekken’, Duits zucken. De Nederduits familienaam Tuck(er) beantwoordt aan Duits Zuck(er). Kan ook een bijnaam zijnvoor iemand die makkelijk het zwaard of het mes trekt, vechtersbaas. De verbinding met steken en een zwaard trekken is dus alleen waarschijnlijk voor zover het steken en trekken onderdeel uit maakte van het beroep van de tucker in de lakenindustrie. Tukker is van oorsprong een beroepsnaam.

Tulckens: Variant van Tulkens, Tullekens. Moedersnaam. Verkleinvorm van Tule = Toele, korte vorm van de voornaam Bertoelen of Matoele, Waalse vleivormen van Berta, Matilde. Maar de Middelburgse familie Tulleken16de eeuw) is afkomstig uit Gelderland.

Tulder, van, van Tulden. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Tuldel in Poppel (provincie Antwerpen). Hilvarenbeek, Noord-Brabant.

Tuleau. Wellicht van Tuleu, Tuloup, dat is tue loup: wolvendoder.

Tulfer. Engelse familienaam Telfer, Tolver, Tulliver, aanpassing van Frans Taillefer.

Tulip, Tulipp, Tulippe, Tulype: Reïnterpretatie? De tulp (Frans tulipe) werd namelijk pas in de 16de eeuw uit Turkije ingevoerd.

Tulkens, Tulleken, Tullekens, Thulke: Moedersnaam. Afleiding vanTule = Toele. Zie Toelen(s).

Tullemans, Tulmans. Afleiding van Tulle, zie Toelen.

Tulp, van der. Huis-, adresnaam.

Tulpin, Tulpinck, Tuplin. Vadersnam Tulpin, van Turpin, Turpijn. Heiligennaam Turpinus.

Tumerelle, Thumerelle: Oudfrans tumerel: valstrik; (ook) blijde, ballista, katapult. Beroepsnaam.

Tummeleer, Tumeleer, Tumelaire, Tumilaire, Thumeleer, Thumelaire, Thumélaire, Thumilaire, Thumilair, Thumulaire, Thummler, Tummler. Beroepsnaam van de tuimelaar, de acrobaat die buitelingen maakt. 2. Middenenderlands tumelaer: oorlogswerktuig, slingerwerktuig. Beroepsnaam van de bediener van de katapult.

Tuninga: Friese afleiding vanplaatsnaam Tuin.

Tunk, Tunc, Tuncki, Tuncky: Middenhoogduits tune: onderaards vertrek (met mest bedekt) als winterwoning, als werkplaats van een wever of voor het bewaren van de veldvruchten. Beroepsnaam.

Tuntelder, Tunteler. Afkomstig van de plaatsnaam Tuntel, Duitsland.

Tupfman, Tupman. Beroepsnaam van de pottenbakker. Vergelijk Topper.

Tuppenney. Variant van Engels Turnpenn(e)y: die zijn penning een paar keer omkeert voor hij hem uitgeeft. Bijnaam voor een zuinig, krenterig mens.

Turbang, Turban, Torbeyns, Torbeijns, Torben, Durban. Vadersnaam, variant van Urban, Orban. De T komt wellicht van (Saint, Sanckt) Saint-Orban. Torbeyn, van Saint-Orbain. Duits ook Turban = Durban. Vergelijk Duits Turbanstag = Urbanstag.

Turbet, Turbé: Vadersnaam Turbert, Germaanse berht-naam. Of afleiding van Turbaud.

Turby. 1. Zie Tourbier. 2. Plaatsnaam.

Turcksin. Vondelingnaam. De stamvader was Henricus Teurfsin, op 8 april 1729 gevonden op het Teurfsin in de Pastoirstmetjen; dat was een plaats waar turf gestoken werd aan de linkeroever van de Zenne in Brussel, nu de Zwarte-Lievevrouwestraat.

Tureluren, Turlur, Turlure, Tierelieren, Tireliren, Tirelir, Tiereliers, Tierliers: Turelure, van Oudfrans turelure, een klanknabootsend woord: deuntje, liedje, fabeltje, beuzelpraatje; ook doedelzak, van bedrogen echtgenoot.

Turenhout, van: Plaatsnaam Turnhout (Provincie Antwerpen).

Turf, Turfs, Torfs, Torf, Teurfs. Beroepsbijnaam voor de turfsteker, veenboer, turfhandelaar.

Tufkruyer, Turfkruijer, Turfkruiyer, Turfreyer: Beroesnaam van de turfkruier, die turf met de kruiwagen vervoert.

Turin, Turrin, Turyn, Thourin, Thurin, Turine, van Turijn, Torrijn. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van bijvoorbeeld Arthurin, Mathurin of Victorin. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Tourinne(s) (Luik, Waals-Brabant). 3. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Turijn (Italië).

Turine. Familienaam uit de plaatsnaam Tourinne(s) (Luik, Waals-Brabant).

Turk, den, Turken, Turkstra, Türk, Turc, Turck, Turek, de(den) Turck, (de) Turcq, (den) Turckx, (de) Torck, Torcq, Tork, Torcque, Torq, Teurcq, Teucq, Leturq, Leturc, Leturque, Turcksin. 1. Als volksnaam voor een Turk of als afleiding van een huisnaam overgedragen op de afstammelingen die hier als vrijen of als slaven kwamen. 2. Het Middelnederlandse torke of turke betekent ook: fakkel en haarwrong. In dit geval zou het bijvoorbeeld een naam kunnen zijn van een handige fakkelmaker of verkoper. Of eventueel iemand met een opvallende haarwrong.

Turkenburg: Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam. (wellicht in Zuid-Holland). Turk of torke verwijst mogelijk naar andersgelovige of fakkel, burg verwijst wellicht naar versterkte hoeve.

Turkery, Turkry, Turcry: Plaatsnaam Turquerie, zoals in Kales in 1774.

Turki, Turci, Turchi: Latinisering van de volksnaam Turk.

Turksma: Deze Friese familienaam zou volgens Winkler geen afleiding zijn van de Friese voornaam Ture, Torke, maar zou volgens de overlevering gegeven zijn aan een Turkse zwerver.

Turlot, Turloot, Turlotte, Turlutte: Vleivorm van de Brits-Keltische voornaam Arthur.

Turman, Thurman: Turreman, afleiding van Middelnederlands turre, torre: toren. Zie Torremans, Van Torre.

Turnbull. Engels zinwoord Turn bull: stierencastreerder? Maar vergelijk Tourneboeuf.

Turner, Turneer: Beroepsnaam van de houtdraaier. Zie Tourneur.

Turnhout, van, van Turenhoudt, van Turenhout, van Turehoudt, van Turehout, van Thurenhout, van Thurnhout, van Tuerenhout, van Theurenhout, van Teurenhout, van Tornhaut, van Tornhout, van Tornout, van Thornhout, van Tournhout, van Tournout, Tournhoudt, van Thournhout, Vanthournout, Vanthournhoud, Vanthournoudt, van Thournout, van Thourenhout. Familienaam uit ofwel de plaatsnaam Turnhout (Antwerpen) of Torhout (West-Vlaanderen). Het zijn vooral de vormen met T(h)o(u)r die wellicht uit Torhout afkomstig zijn.

Turpin, Turpyn, Turpijn, Turpain, Turpein, Thurpin, Troupin, Trupin, Trappens: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Turpinus, die als voornaam bekend raakte door het Chanson de Roland.

Turquet, Turchet: afleiding van Turc: Turk.

Tûske, Tuske: Vadersnaam. Waarschijnlijk geronde vorm van Tyske, afleiding van Tijs.

Tusschans. Zinwoord tuusch-gans: ganzenverkoper. Vergelijk Middelnederlands rostuuscher, gansmenger, gansecoeper.

Tussenbroek, van. Plaastnaam Tüschenbroich in Wegberg en Grevenbroich (Noordrijn-Westfalen).

Tusset. Wellicht variant van Tousset.

Tussing. Waarschijnlijk een variant van Tossing, van Toussaint. 2. Eventueel = Thijssing.

Tutte, van de. Verhaspeling van Van de Putte.

Tuttman. Vadersnaam. Afleiding van Tut, zie Todde.

Tuvache. Beroepsnaam van de runderslachter, die 'de koe doodt'.

Tuykom, van, van Tuykon, van Tuyckom, van Tuycom: Plaatsnaam Tudekem bij Herent (Vlaams-Brabant).

Tuyl, van, van Tuijl, van Tuil. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Tuil (Gelderland en Utrecht) of Tuilt in Kuringen. Limburg.

Tuyls. Moedersnaam. Afleiding van Toele = Tule? Zie Toelen(s).2. Verkorte afleiding van Van Tuyl?

Tuyn, van, Tuyne, van, van Thuynen, van Thuyne, van Thuijne, van (der) Tuijn, van Tuinen, van der Tuin. Familienaam uit de plaatsnaam Tuin/Tuine: omheining, afsluiting, omsloten ruimte.

Tuyst, van. Plaatsnaam Twist in Vierlingsbeek, Noord-Brabant?

Tuyten, Tuyttens, Tuytten, Tuyten, Tuytens, Tuytte, Tuyte, Thuytten, Tuijtens, Tuijttens, Tuijtten, Tuiten, Tuitens, Tuttens. Vadersnaam, oude knuffelvorm van de Germaanse voornaam Dodinus, Dutinus.

Tuytelaars, Tuytelaers, Tuyteleers, Tuijtelaars, Tuijtelaers, Tutelaars, Tutelaers, Tuteleers, Tutelaire, Tutélaire, Titulaer, Tittelaar: Afleiding van werkwoord tu(i)telen, frequentatief van tu(i)ten. Bijnaam voor een vicier. Middenhoogduits tùtelaere: vleier. Middenenderlands tuyteler: ruilhandelaar van betekenis onwaar spreken, (zijn waar) leugenachtig aanprijzen. Vergelijk hetzelfde semantisch verband tussen Middelnederlands tusschen en Duits tauschen/tàuschen: ruilen/ bedriegen. Duitse familienaam Tuttler, Tittler.

Tuijter, Tuijtel: Beroepsnaam. Middelnederlands tuter, tuyter ‘hoornblazer, trompetter’.

Twee, van der. Reïnterpretatie van Van der Wee?

Tweebeeke: Misschien een herinterpretatie van de familienaam van Twembeke. Plaatsnaam Twembeke bij Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen).

Tweedale. Engelse plaatsnaam. Dal van de Tweed.

Tweedij: Misschien verhaspeling van de Engelse familienaam Tweedale ‘dal van de Tweed’.

Tweelings, Tweelinckx. Bijnaam; tweeling.

Tweepeninckx, Tweepenninckx. Bijnaam voor een cijnsontvanger. Of voor iemand die twee penningen moest betalen ? Of voor een arme die slechts twee penningen had ? De Duitse variant is Zweipfennig.

Twembeke, van, van Twembecke, van Twenbeke. Naam uit de plaatsnaam Twembeke bij Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen).

Twesten. Duitse familienaam. Wellicht plaatsnaam Twiste in Hessen of Twistern (Nedersaksen).

Twiesselman, Twiesselmann: Afleiding van plaatsnaam Twiessel a.d. Hase.

Twyffels, Twijffels: Bijnaam voor een twijfelaar, onzeker mens. Vergelijk Duits Zweifel, Nederduits Twiefel.

Twigt: Misschien door onzorgvuldige articulatie van de r uit (van) Trigt. Of de Duitse bijnaam Wicht: Middelhoogduits Wiht ‘kabouter, dwerg’.

Twist, van: Plaatsnaam Twist in Vierlingsbeek en Sambeek (Noord-Brabant). Of Duitse plaatsnaam Twiste in Hessen.

Tybaert, Thybaert, Thijbaert, Thibert, Tibert, Tiberti, Theybaert, Theybers, Theijbers. Vadersnaam uit het Germaanse theud + berth; volk-schitterend.

Tyckaert, Tijckaert, Teykaerts. Beroepsnaam van de tijkwever. 2. Afleiding van Tijck.

Tyffers, Tievers: Wellicht verdoft van Tyvaers, afleiding van Tyvaert; zie Thivart.

Tyrolien. Duits Tiroler, afkomstig van Tirol.

Tyrrell. Engelse familienaam Tirrell, van Oudfrans Tirel, afleiding van de voornaam Thiry, Thierry; zie Thiriaux

U.

Ubacht, Ubachs, Ubaghs, Ubas, Uebags, Uebachs. Plaatsnaam Ubach, Nederlands-Limburg, Ubach-Palenberg in Duitsland.

Ubbelohde. Duitse plaatsnaam Ubbelohe. Lohe, van Moddenhoogduits loch: bos, lo. Ubbenlo bij Osnabruck.

Ubels, Ubbels, Obels, Hubel. Vadersnaam op basis van de voornaam Ubel, verbogen met een -s (< Ubelszoon). De voornaam Ubel kan evenals Ubbel of Oebele beschouwd worden als een variant van Hubold, een tweestammige Germaanse naam die samengesteld is uit hug '(denkende) geest, verstand' en bold/bald = 'dapper, moedig' en derhalve de wens tot uitdrukking bracht dat de genaamde dapper door het gebruik van zijn verstand zou zijn. Te meer daar we deze naamvorm vooral in het noordoosten van het land aantreffen, kan de voornaam Ubel ook gezien worden als een vleivorm van de Friese voornaam Obe/Ube, die enerzijds wel met de diernaam wolf in verband wordt gebracht - vergelijk de Scandinavische naam Ubbe < Ulf (wolf) -, maar daarnaast uit andere Germaanse namen kan worden verklaard, zoals uit Odbrecht/Odbert - od = 'erfgoed', bert = 'stralend, schitterend' - of uit Hu(ge)bert, waarmee we weer terug zijn bij het bestanddeel hug = 'geest'.

Uberland. Spelling voor Huberland.

Uberschlag, Ueberschlag: Beroepsnaam van een molenaar met een bovenslagse molen.

Übersfeld, Uebersfeld: Duitse pendant van Overtvelt.

Ubink, Ubbink, Ubbing, Ubbinga, Ubbinge, Ubing, Ubinga, Ubinge, Ubben, Ubbema, Ubbena, Ubbens, Ubbes. Vadersnaam uit de voornaam Ube/ Ub(b)o. De namen op -ink zijn in principe Saksisch, op -ing Fries. Maar -ing(e/a)/ink/.. zijn gewoon vadersnaam uitgangen. De uitgangen lopen regionaal meestal door mekaar en er zijn nog heel wat andere varianten.

Udemans, Umans. Vaders-, moederanssm. Afleiding van Germanse voornaam Odo, Udo / Oda, Uda.

Uden, van: Plaatsnaam Uden (Noord-Brabant).

Udo: Vadersnaam. Germaanse voornaam Udo, Odo.

Ueberdinck. Nederduitse tegenhanger van Overdijk.

Ueberhorst. Naar de woonplaats over, voorbij een horst.

Ueckermann. Duitse familienaam Ückermann, van riviernaam Ücker, zijrivier van de Haff (Pommeren).

Ufkes: Vadersnaam. Friese voornaam Ufke, verkleinvorm van Uffe, Offe, van Uffo, Off, bakervorm van een wolf-naam, zoals Wolfhard, of uit Otfrid.

Ugalde, Ugarte: Baskische familienaam: bij het water / aan een samenvloeiing van twee wateren.

Ugille. Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-gîsl 'geschenk-gijzelaar': Ogisla; of vadersnaam Odgisilus. Of Osille, van Latijnse heiligennaam Auxilia?

Uhlemann, Uhlmann, Ullman, Ullmann, Ulmann, Uijleman: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ulrich.

Uhlig. Vadersnaam. Korte vorm van Uhrich.

Uhr. Vadersnaam. Korte vorm van Ulrich.

Uiling, Ulens, Uilsma, en in Oost-Friesland Uhlen; oud Germaanse voornaam Ulo, Uulke, Uultje, Uilke, Ulco, Uiltje, Uultsen in Friesland. Uilsmahorn is een buurt by Tonnaart (Ternaard) in Friesland, Ulbargen een dorp bij Aurich in Oost-Friesland, Uhlebüll een gehucht by Niebüll in Noord-Friesland, Uhlentrup (dat is Ulendorp) een dorp bij Beckum in Munsterland, Uhlingen een dorp by Lauenburg (Cöslin) in Pommeren, en Ulgeweer (Ulingaweer) een sate te Larrelt in Oost-Friesland.

Ulrich, Uhrig, Urich. Vadersnaam. Variant van Ulrich.

Uhryn, Uhring, Urijn, Ureyn, Uuring. Vadersnaam. Afleiding van Uhrich, Ulrich.

Uil, Uijl, den Uyl. 1. Bijnaam naar de roofvogel, de uil. Voor een wijze of dwaze? Naar de grote ogen?

Uitbergen, van, van Uytbergen, van Wtberghe: Plaatsnaam Uitbergen (Oost-Vlaanderen).

Uitdenbroeck, Uitdebroeks, Uitdebroekckx, Uitdenbroeck, Uittebroeck, Uytdebroecks, Uytdebroeks, Uytdebroeck, Uijtdebroeks, Uytdebrouck, Uytdenbroeck, Uytdenbroek, Uytenbroekck, Uytenbroek, Uyttebrock, Huijtebroeck, Huytenbroeck, Huytebroeck, Uittenbroek, Uittenbroeckx, Uittenbroeck, Uittenbrock, van Uytenbroeck, Ytebrouck. Familienaam die op de herkomst verwijst: uit het Broekland (natte, moerassige land). Vergelijk Van den Broek.

Uitdenhouwen, (van), Uytdenhouwen,-Uytdemhouwer, Uijtdenhouwen, Uyttenhouwen, Uytenhouwen: Plaatsnaam De Houw. Zie Van den Hauwe.

Uitdenhove, Uittenhove, Uittenhoven, Uytdenhoven, Uytdenhove, Wuytdenhoven, Uyttenhove, Uyttenhoven, Uytenhove, Uytenhove, Uijttenhove, Uijthof, Huytenhoven, Huytenhove, Uytdenhoef, Uytdenhoeven, Uytdenhouven, Uyttenhoef, Uitterhoeve, Uyttterhoeve, Uytterhoeven, Uyterhoeve, Uyterhoeven, Uijtterhoeven, Uytroeven, Uytroever, Uitdenhouwen. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Ten Hove en Ter Hoeve(n).

Uitdewelligen, Uitdewilligen, Uitdewilligen, Uytdenwilligen, Uytdewilligen, Uytdewillegen, Uytdewilligen, Uytdewilgen, Witterwulghe, Wttrwulghe, Witterwulghe, Utterwulghe. Familienaam uit de plaatsnaam Wilgen: plaats waar veel wilgen groeien. Zie ook van der Willigen. W(i)tter is te lezen als uutter, uiter.

Uiterhaegen, Uitterhaegen, Uijtterhaegen, Uytterhaegen, Uyterhaegen, Uytterhaeghen, Uytterhaeghe, Uytterhaegher, Uyttrage, Uijtdehaag. Naam uit de plaatsnaam Ter Hage. Zie Van der Hage. Met name Uijtdehaag kan uit Den Haag (Zuid-Holland) stammen.

Uiterelst. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam Elst. Mogelijk geëvolueerd naar Elst (van der). Zie daar verder.

Uiterhoeve, Uiterhoeven, Uitterhoeve, Uijtterhoeven: Verspreide plaatsnaam ter Hoeve(n).

Uitterlinden, Uiterlinden, Uytterlinde: Plaatsnaam ter Linde(n). Vergelijk Van der Linden.

Uiterschout, Uitterschout, Uytterschot, Uytterschoot, Utterschout, Uytterschaut, Uijterschout, Uijtenschout: Plaatsnaam Schout, Schot/ Schoot, van Germaans skaldu ‘lis. Zie verder bij Van de Schoot’.

Uiterwijk, Uijterwijk, Uyterwijk, Uitterwijk, Uterwijk. Plaatsnaam.

Uittenboogaard, Uittenbogerd: Uit de Bogaard/Boomgaard.

Uitvange, van, van Uitfange, van Uytvange, van Uytvange, van Uijtvanck, van Uytvanck, van Uytfanghe, van Uytfange, van Uytfangen, van Uytfanck, van Uytfonck. Familienaam uit de plaatsnaam Uitvang: oorspronkelijk deel van de algemene niet ontgonnen gronden, later deel van een straat voor een erf, nieuw gewonnen land.

Ujkani, Ujkan, Uskan. Naam van Albanese/Turkse origine. Wellicht vadersnaam uit de voornaam Uskan.

Ulbricht, Ulbrich, Ulbrick: Vadersnaam. Germaanse voornaam Odalbrecht. Duitse equivalent van Olbrecht 1.

Ulburghs. Moedersnaam. Germaanse voornaam Othalburg: Olburgis.

Ulden, van. Plaatsnaam Oelde, Noordrijn-Westfalen.

Ulenaers, Ulenars. Middenhoogduits ûlner, van Latijn olla: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker.

Ulens, Ullens, Hulens, Uylings: Vadersnam. Germaanse voornaam met als eerste lid ôthala 'vaderlijk erfgoed', zoals Odalrik: Othelricus = Uthelricus of Ulboldus, Othelbertus = Uthelbertus.

Ulehake. Dubbele vadersnaam uit Oele en Hake.

Ulenaers, Ulenars. Naam uit het Middelhoogduitse ûlner: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker.

Ullrich: Vadersnaam. Duitse variant van de Germaanse voornaam ôthal-rîk ‘bezit-heerser’.

Ulfelt. Ulfeld is de naam van een Deens adellijk geslacht, bekend sinds de 12de eeuw.

Ulft, van. Plaatsnaam Ulft, bij Gendringen, Gelderland.

Ulian, Uliana, Ulliana. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Juliana.

Ullenboom. Plaatsnaam Uilenboom. Vergelijk Nederduits Uhlenhorst, Uhlenbach, Uhlendal, Uhelsiepen, waarin Uhl meestal moerassige grond betekent.

Ulmer, Hulmer. Afkomstig van Ulm, Duitsland.

Ulrix, Ulric, Ullrick, Ulrick, Uuldriks, Ulrichs, Ulrich, Ulrichts, Ullrich, Ulrichsen, Ulreich, Ulrici, Oelerich. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ôthal-rîk 'bezit-heerser': Uthelricus, Othelricus.

Ultee, Ulteé: Misschien van Frans Huletet, verkleinvorm van Hulet, verkleinvorm op –let van Hue, van Hugo. Meertens noemt ook de variant Oltee.

Ulzhöfer. Duitse plaatsnaam Ilshofen.

Umbrain. Warschijnlijk metathesis van Urbain.

Umbrei. Door assimilatie van Duitse familienaam Unbereit: ongereed. Vergelijk Ongereet.

Ummels, Ummelen, Uemmels, Hummels, Emmels. Moeders-, vadersnaam, van Umme, bakernaam Ummo, van Otmaar, Omaar.

Unden. Vadersnaam. Variant van Duits Unnen (d-epenthesis), Onnen, van Friese voornaam Onno.

Underberg, Unterberg: Die onder aan de berg woont, aan de voet van de berg.

Undorf. Reïnterpretatie van Duitse familienaam Undurft, bijnaam voor wie geen behoeftes heeft.

Uneken, Unike, Uiniken, Uncken, Unkes, Uneken, Uienk, Unk: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Friese voornaam Une, Unne, Oene, Onne, Onno.

Unen, van Oenen, Uunen. Plaatsnaam, vadersnaam. Oudgermaans ananan *ōne ‘(ik/hij/zij) ademde, leefde, was bezield’, het voltooid deelwoord ananaz ‘geademd, geleefd, bezield’. Het zou in het hedendaags Nederlands anen, oen, geanen luiden, dus met een verbuiging zoals dragen, droeg, gedragen. (Het toevoegen van ge- aan het voltooid deelwoord is een latere, Westgermaanse ontwikkeling.) Van *anaz en *ōniz was de zwakke verbuiging anō en *ōnō, beide ‘(de) ademende, levende, bezielde’. Hiervan komen waarschijnlijk de Friese namen Ane (nevenvorm Anne) en Oene. Aardig wat Germaanse namen zijn dergelijke zwakke verbuigingen van bijvoeglijke naamwoorden. Vergelijk de Friese namen Ake (nevenvorm Akke) en Oeke, beide ‘leidende, voorname’, bij het werkwoord akanan (*ōke, *akanaz) ‘leiden, drijven’. Uit; https://taaldacht.nl/2014/06/05/oen/

Ungar, Ungaro, Ungerer, Unger: Volksnaam van de Hongaar, in het Duits ook vaak scheldwoord voor een ongemanierde.

Ungerhofer. Plaatsnaam Ungerhof; Hongaarse hof.

Unink, van: Misschien Plaatsnaam Udink, Udingin, Tubbergen, Delden, Goor, Overijssel.

Uninge, Uninga, Unia, oude Germaanse voornaam Une, Oene.

Unglik. Nederduitse variant van Duits Ungleich, Middenhoogduits ungelîch: onrechtvaardig, oneerlijk. Bijnaam.

Ungricht. Duitse familienaam Ungericht: ongerechtigheid, misdaad. Ook bijnaam voor iemand met warrig haar.

Unique. Reïnterpretatie van Hanique; zie Hannick.

Unissons. Reïnterpretatie van Anisson; zie Hanson.

Unkel: Plaatsnaam (Rijnland-Palts).

Unmuth, Umut: Duitse bijnaam. Middenhoogduits unmuoc: mismoedigheid, ergernis, wrevel.

Unsen. Plaatsnaam Unsen, van Unnenhusen (Hameln).

Unteregge. Plaatsnaam Uteregge, Beieren.

Unterman, Untärman: Duits Untermann, die 'unten', beneden woont.

Unverricht. Duitse bijnaam; slordig.

Urbach. Verspreide Duitse plaatsnaam. Zie ook Orbach.

Urban, Urbain, Urbaing, Urbin, Urbing, Urbini, Urbany, Urbani, Urbiack, Urbiak, Urbio, Urbiowicz, Urbiski, Urbzick, Orban, Orband, Orbant, Orbans, Oorenbant, Horban, Horenbant, Hoorebant, Orbaen, Orbon, Orbons, Oirbons, Hurbain, Hurbin, Vrban. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Urbanus; van de stad; (Rome), beschaafd. Urbain vooral in Henegouwen, Orban vooral in Luik. In één Brugs gezin kwamen de namen als volgt voor: 1722 Horban, 1731 Oorbant, 1733 Hoorbant, 1739 Horebandt.

Urbanowicz: Vadersnaam. Slavische afleiding van de heiligennaam Urbanus.

Ureel, Oreel: Hureel, van Frans Hurel, verkleinvorm van Oudfrans hur ‘borstelig haar, stekelhaar’. Bijnaam voor iemand met borstelig haar.

Urfels. Wellicht plaatsnaam Urfeld in Wesseling (Noordrijn-Westfalen).

Uriot. Vadersnaam. Afleiding van Ury, variant van Oury.

Urk, van: Plaatsnaam Urk (Noord-Holland).

Urlich, Urlichs, Urlik: Vadersnaam. Metathesis van Ulrich/Ulrik.

Urlings, Eurlings, Uurlings, Uerlings. Vadersnaam uit een Limburgse knuffelvorm van Germaanse voornaam Ulrik (othal-rik). Zie Ulrix.

Urmetz, Urmetzer. Plaatsnaam Urmitz, Rijnland-Palts.

Urquizu. Baskische plaatsnaam.

Urschel. Moedersnaam. Opperduitse vorm voor Ursel=Ursula.

Ursel, van, van Usel, van Ussel, van Hussel, d'Ursel, Durselen: 1. Plaatsnaam Ursel (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Ten Ursele in Zaventem (Vlaams-Brabant). 3. Plaatsnaam Ten Ursene in Londerzeel (Vlaams-Brabant). De adellijke familie d'Ursel stamt van dit Ursene. 4. Een enkele keer vondelingnaam. In de 18de eeuw werd een vondeling gevonden bij het klooster van Sint-Ursula in Lv. en daarom Van Ursel genoemd.

Ursem, van. Plaatsnaam Ursem. Noord-Holland.

Ursic, Ursich. Plaatsnaam Ürzig(Rijnland-Palts).

Ursmer. Vadersnaam. Hybridische voornaam, Latijn Ursus 'beer' –Germaanse voornaam mer 'beroemd': Ursmarus.

Urso, Ursi, Urzi. Italiaanse orso; beer. Bijnaam.

Urtnel. Alle Urmels stammen van Michaël Urmel, die op 7 mei 1859 in Cent te vondeling gelegd werd.

Usé, Usez. Naam afgeleid uit Huset, dit uit de Germaanse voornaam Huso. Vergelijk Uzé.

Useldinger, Uselding: Duitse plaatsnaam Useldingen.

Userstam. Gerond van IJzerstam, beroepsnaam voor een smid. Vergelijk Duits Eisensteck, Eisenstuck.

Useweels, Usewils, Usewiels, Usuwiel: Misschien de plaatsnaam Oosterweel (Antwerpen): 1210 Otserwele, 1225 Oucerwela.

Usterud. Noorse familienaam, naar boerderijnaam.

Uten, Utens, Ueten. 1. Zie Uydens. 2. Moedersnaam uit Juten. Dit betekent zoveel als "juffrouw" = Brabants uffra, Justaes = Ustaes.

Utrecht, van, van Uitrecht, van Uyttrecht, van Uytrecht, Vanuytrecht, van Uijtrecht. Familienaam uit de plaatsnaam Utrecht (Utrecht).

Uvergoels. Verhaspeling van Ivergneau?

Uvyls, Uvijls: Variant van Uvyns? Zie Ovyn.

Uwents. Vadersnaam Uwens, wellicht van Udens (met glijder w als hiaatvulling na d-syncope); vergelijk Uydens.

Uxem, van, van Exem, van Uxeem: Plaatsnaam Uksem (Uxem, Frans-Vlaanderen).

Uydens, Uijdens, Uijens, Uten, Utens. Vadersnaam uit het Middelnederlandse Udin, dit is een knuffelvorm van de Germaanse voornaam Udo, variant van Odo.

Uyl, den. te Nuyl. Bijnaam naar de roofvogel, de uil. Voor een wijze of dwaze? Naar de grote ogen? 2. Huisnaam.

Uylebroeck, Uyllenbroeck, Uylenbroeck, Uijlenbroek, Uijlenbroeck, Uylenbroek, Uylembrouck, Uilenbroek, (van) Huylenbroeck, Huylenbroek, Huylebroeck, Huylebroek, (van) Huylenbrouck, Huijlenbroeck, Huylenbrouck, Huylenbrock, Huylembroeck, Huylembrouck, Huylembrouch, Hullebroeck, Hullebroek, Hullebrouck, Uhlenbruck, Uhlenbroek, Uhlenbrock. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Uilenbroek (natte moerassige plaats of uilen-moeras) in Vlierzele (Oost-Vlaanderen), Vlamertinge en Wingene (West-Vlaanderen). 2. Familienaam uit de plaatsnaam Hollebroek, Hoolbroek in Wingene, Pittem, Rumbeke en Ardooie. Uhl, Ohl in Uhlenbrock als natte, moerassige plaats. Ook plaatsnaam Hullenbroek in Herdersem, St.-Maria-Lierde, Vlierzele (Oost-Vlaanderen). Waarschijnlijk is de naam vaak niet te onderscheiden van Hollebroek (zie Van Heulebroeck), blijkens 1398 Daneel van Ulembrouc, Pittem, aangezien de plaatsnaam Hollebroek in de twee buurdorpen Pittem en Wingene voorkomt.

Uymeersch, van. Plaatsnaam Uitmeers: een uitwaarts liggende meers, beemd.

Uijt: Vadersnaam. uit Wuit = Wout(er).

Uythem, van, Uytem, van. Plaatsnaam Uythem in Betekom (Vlaams-Brabant).

Uijt de Haag: Uit Den Haag (Zuid-Holland). Maar een andere plaatsnaam Haag kan ook.

Uijtdenhouwen: Plaatsnaam De Houw. Zie van (den) Hauwe.

Uijtdraegers: Beroepsnaam. Middelnederlands utedrager ‘uitdrager, opkoper’.

Uyttendael, Uyttendaele, Uytendael, Uytendaele, Uytendael, Uijttendaele, Uittendaele, (van) Wietendaele, Wittendal, Wittendaele, Wyttendaele: Variant van van den Dale, met voorzetsel uit.

Uytterelst, Uyterelst, Uyttrelst, Uythreist, Uijthrelst: Uit der Elst. Plaatsnaam Ter Elst: elzenbos. Zie Van der Elst.

Uytersprot, Uyttersprot, Uijttersprot, Uyttenstrot, Uyttestrot, Uyttersport, Wittesprote, Witesprote, Witesprost, Uysterpruys, Uystepruyst, Uystpruyst, Uyttersprock, Uyttersproot, Uytterstrot, Heutterspreute, Heusterspreute, Heusterpreute. Familienaam uit de plaatsnaam Sporkt in Moorsel (Vlaams-Brabant) of Spurt in Hamme (Oost-Vlaanderen). Sprokt in St.-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen).

Uytborck. De famille zou van Deense herkomst zijn. Maar er is geen duidelijk plaatsnaam in Denemarken, wel Ôdeborg in Zweden.

Uytdenbosch. Uit Den Bosch (Noord-Brabant) of variant van Van den Bos(ch).

Uytdraegers, Uytdragers. Beroepsnaam. middenenderlands utedrager: uitdrager, opkoper.

Uytganck, van. Reïnterpretatie van Van Uytfanck.

Uythethofken. Plaatsnaam Hofken, afleiding van Hof.

Uytkafkot. Plaatsnaam Kafkot: hok waar kaf opgeborgen wordt.

Uytsel, van, van Uijtsel, van Utsel, van Nuytsel, van Oytsel, van Ouytsel. Familienaam uit de plaatsnaam Uitschool in Oevel (Westerlo, Antwerpen).

Uytsluyt, Uijtsluijt: Familienaam in Henegouwen. Waarschijnlijk verhaspeling van Uystpruyst.

Uytweg. Verspreide plaatsnaam; Uitweg.

Uzeel. Franse familienaam en plaatsnaam Uzel (Côtes-du-Nord, Gard).

V.

Vaal, (de); Vael: Bijnaam vaal‘ bleek’.

Vaals, van. Plaatsnaam, Nederlands-Limburg.

Vaan, de. Waarschijnlijk aanpasing van Devanne(s).

Vaandrager: Vaandeldrager, vaandrig.

Vaart, van der, Vaerent, van der, Varent, van der, Varen, van der, van de Varent, Van der Vaere, Vervaart, Vaartjes, Vervaert, Vervaeren, de Tervarent, Poldervaart: Plaatsnaam (ter) Varent ‘plaats waar varens groeien’.

Vaarst, Vast. Vadersnaam. Nederlandse vorm van heiligennaam Vedastus.

Vaart, van der, van de Vaert, Vervaart, Vervaert: Variant van Van der Vaerent.

Vaarts. Waarschijnlijk hypercorrect voor Vaas.

Vaarzon: Vermoedelijk de Engelse familienaam Farson ‘fair son’.

Vaassen, Vaes, Vaessen, Vas: Vadersnaam. Zoon van Vaas, korte vorm van de voornaam Servaas, de heiligennaam Servatius.

Vaate, van der, van de Vaaten, van de Vaten, bij de Vaate, bij de Vate, van der Vaet, Vervaat, Vervaet, Vervat. Familienaam naar de plaatsnaam ‘vate’: drinkplaats voor dieren, openbare waterput.

Vaccin, Vachin. Afleiding van Frans Vache; koe, rund.

Vachaudez, Wachaudez, Wachaudé: Picardisch vassiau d'es: bijenkorf. Beroepsnaam van de imker.

Vacher, Vachier, Vacheer, Vaccher, Wachez, Vacquier, Vaquier, Vackier, Vaquer, Vaquez, Levacher, Desvachez, Desvages: Beroepsnaam. Frans vacher, Picardisch vacquier: koewachter.

Vache, Vaché: Afleiding van Vache: koe of spelling voor Vacher.

Vacht, de. Beroepsnaam van de vachtkoper of vachtploter. Zie De Vachter.

Vachter, (de). Beroepsnaam van de vachtkoper of -ploter, die de wol van de schapenvacht afsteekt.

Vacogne, Wacogne: 1. Dialect vorm van de streeknaam Gascogne. 2. Plaatsnaam Vacognes (Calvados). 3. Waarschijnlijk een plaatsnaam in het Boonse (Pas-de-Calais).

Vadder, de, Vaddere, de. Familienaam uit het Middelnederlandse vadder: doopvader, geestelijke vader. Vergelijk Vedder, Duits Gevatter, Pâte, Frans Parrain.

Vader, Vaders, de Vaere, de Vaar, de Vare, de Vaert, Devard. Bijnaam voor de vader om hem te onderscheiden van de zoon die dan meestal dezelfde doopnaam. Als familienaam ging hij dan over op andere kinderen. Op dezelfde manier ontstond ook de familienaam Zoon(s),

Vaeck. Middelnederlands vaec: vaak, slaperigheid. Vergelijk Duits Schlaf. 2. Picardisch vaque, Latijn vacca: koe. Bijnaam.

Vaek van, van Vaeck, van Vack, Vervaeke, Vervaek, Vervaeck, Vervaecke, Vervack, Vervacke, Vervaekt, Vervackt, Vervaque, Vervalcke, Vervarcke. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam vake' = vlechtwerk als afdamming in een beek. Deze plaatsnaam komt op verschillende plaatsen voor.

Vael, Vaele, Vaelen, de Vaal, Falewee. Bijnaam: vaal (bleek), blond.

Vaeren, Varen, Varent, Vaerent, van der, van de Varent, van der Vaere, Vervaeren, de Tervarent. Familienaam uit de plaatsnaam (ter) Varent: plaats waar varens groeien. Wellicht ergens in Limburg en mogelijk in Tremelo (Vlaams-Brabant).

Vaerman, Vaermans, Vaereman, Vaeremans, Varemans, Vareman, Varremans, Faerman: 1. Middenenderlands vaerman: varensgezel, matroos, voetknecht. 2. Afleiding van Van der Vaeren(t).

Vaernewijck, (van), (van) Vaernewyck, (van) Vaerenwijck, Vaerenwyck, van Vaerenewijck, Vaerenewyck, (van) Varenwyck, Varenwyck, (van) Vaerewijck, Varewijck, Varewyck, Varewyk, Vaerwyck, Varnewyck, Varnewijk. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Varenwijk. Deze plaatsnaam komt onder andere voor in Bavikhove, Zevergem en Gent.

Vaerten, Vaarten: Afleiding van (Van der) Vaert

Vaes, Vaas, Vaessen, Vaessens, Vaesen, Vaesens, Vasen, Vase, Vassen, Vaasse, Vaasen, Vahsen, Vass, Vas, Vassen, Vasse, Voos, Voosen, Voose, Voois, Vooys, de, Vooijs, Voesen, Voes, Vossen, Voest, Voez, Voz, Vohsen, Vohs, Vose, Vause, Voshen, Vosen, Faas, Faasse, Faes, Faasen, Faase, Facen, Faassen, Faessen, Faesen, Fasen, Fazinga, Faasma Foes. Vadersnaam (verkorting) uit de Latijnse heiligennaam Servatius of Bonifacius. Sint-Servaas was bisschop van Tongeren-Maastricht en is de patroonheilige van Maastricht. Vandaar de grote verering en bekendheid in Limburg en Rijnland.

Vaesken, Veuskens: Vadersnaam. Afleiding van Vaes = Servaes.

Vaeye, Vaeyens, Vaij, Vayens, Vaye, Vuye, Vuije, Vye: Wellicht variant van Waeye.

Vaeyendries. Plaatsnaam Voyendries bij Turnhout (Antwerpen).

Vaganée. Plaatsnaam Vaganay of Vaganet, (Rhône).

Vagnier. 1. Variant van Wagnier. 2. Zie Vanier.

Vaguet. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wago.

Vahlenkamp: Plaatsnaam, 1211 Walencamp in Marcq-en-Baroeul (Nord), Walloncamp bij Quévy (Henegouwen), Wallekamp in Rekkem (West-Vlaanderen).

Vaillant, Vaillants, Vailland, Levaillant: Oudfrans vaillant: dapper, voornaam, trots.

Vaillemans. Variant van Vellemans, met gemouilleerde 1?

Vaillier. Variant van Frans Valier, Franse dialect vorm van heiligennaam Valerius.

Vainqueur. Reïnterpretatie van Fincoeur.

Vairet, Vairé, Veyret, Waayeret. Naam uit het Oudfranse vairet: gevlekt, gestippeld. Bijnaam naar één of andere lichamelijke eigenschap (huid - haar - handen).

Vairon, Vairont. Oudfrans vairon: gevlekt, gestippeld, in twee kleuren. Bijnaam.

Vaise. Vadersnaam. Verkort van Gervaise, oude vorm van Gervais.

Vaisière, Vaissière, Vaissier, Vaisiere, Vayssier, Veyssière, Veyssières, Vessière, Vessie, Vessiere, Vessie: Afleiding van dialect Frans vaisse: notenboom. Plaatsnaam: plaats waar notenbomen groeien

Viasset, Veysset: Afleidig van vaisse: notenboom. Vergelijk Vaissière.

Val, Vaux, Veau, Veaux, Leval, Leva, Levaz, Levae, Levaux, Levau, Leveaux, Leveau, Levay, Levo, Levooz, Levoz, Lévoz, Lévo, Deleva, Delaval, Delvalle, Delval, Delvael, Delvae, Delva, Delvas, Dalva, Delvaen, Delvau, Delvaulx, Delvaux, Delvax, Delveaux, Delveau, Dellevaux, Delvoor, Delvo, Delvoux, Delvou, Devalle, Deval, De Vaal, Devaulx, Devau, Devaud, Devault, Deveau, Deveaux, Devau, Devaux, Desvaux, Desvaux, Devo, Deveeuw, Deveuw, Duval, Duva, Duvael, Duvault, Duvau, Duvaux, Duveau, Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnamen: Val, Vaulx, Le Val. Dit betekent: dal.

Valck, Valcke, Valckx, Valcks, Valkx, De Valke, De Valk, De Valck, Valcq, (de) Valque, Falck, Falcq, Falek, Falque, Falques. 1. Beroepsnaam van de valkenier. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Falco: valk.

Vale: Verkort uit van der Vale. Plaatsnaam Vaal, Le Val, Vaulx, van Frans Val ‘vallei, dal’.

Valenberg Van, Valenberghs, Valemberg. Familienaam uit de plaatsnaam Valenberg (s' Hertogenbosch, Veluwe).

Valent: Occitaans valent, Italiaans valente ‘moedig, sterk, flink’. Bijnaam.

Valentijn, Valentijns, Valenteyns, Valentyns, Valenteyns, Valetyn, Valetyns, Valentin, Valentine, Valentini, Valentiny, Valentino, Valentim, Valantin, Falentin, Fallentheyn, Fallenteyn, Fallenthein: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valentinus.

Valet, Valez, Vallet, Vallez, Valley, Valles, Vaulet, Varlet, Varlz, Varley, Varlé, Warlet, Warlez, Levarlet, Levalet. 1. Naam uit het Oudfranse va(r)let: jongen, knaap, page, schildknaap, leerjongen. 2. Zie ook Vaulet.

Valeton: Oudfrans val(e)ton, verkleinvorm van valet, varlet ‘jongen, knaap, edelknaap, page, schildknaap, leerjongen’.

Valgaeren, Valgaerts, Valgaers. Familienaam uit de Oudmiddelnederlandse plaatsnaam (verspreid in Limburg) valgader: valhek (Valveken betekent zowat hetzelfde).

Valing: Vadersnaam. Afleiding van de oude Germaanse voornaam Falho of Valbert.

Valk, Valke, (de); de Valck, Valcke, Valcks, Valckse, Valckx, Valkx, Valckx, Valcq. (de) Valque, Falck, Falcq, Falek, Falque, Falques: 1. Beroepsbijnaam van de valkenaar ‘de beambte belast met de zorg over de voor de jacht afgerichte valken’. 1311 Jan Valke (op zijn zegel staan drie vogels); Aardenburg. 2. Het lidwoord kan secundair zijn, omdat de naam niet meer begrepen werd als voornaam. Vadersnaam. Germaanse voornaam Falco ’valk’.

Vale, van der, van der Vael, van (der) Val, van (der) Valle, van de Valle, Vervaele, Vaele, Vaele, Vervalle, van Valen: Plaatsnaam Ter

Vaal, Val, Frans Val: vallei, dal. Vergelijk Val. Van Val(le) en Van de Valle kunnen varianten zijn van Van (de) Wal(le).

Valembois. Plaatsnaam Val-en-bois: dal in het bos (Meuse).

Valenberg, van, Valenberghs, Valemberg: Plaatsnaam Valenberg (Gelderland).

Valence, Vallance: 1. Plaatsnaam. Franse naam van de Spaanse stad Valencia. Eventueel Franse plaatsnaam Valence (in 6 dep.). 2. Eventueel moedersnaam. Latijnse heiligennaam Valentia.

Valencia: Plaatsnaam. Spaanse stad Valencia.

Valençon, Valenson, Valanson: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Valentius.

Valencyn, Valencyns, Valencijns: Plaatsnaam Valencijn, Frans Valenciennes (Nord).

Valenduc. Plaatsnaam Val-Duc in Hamme-Mille (Waals-Brabant).

Valenne. Plaatsnaam in Feschaux, Namen?

Valent, Valente, Valenti, Valiante, Valiente, Valinte: Occidentaals valent, Italiaans valente: moedig, sterk, flink. Bijnaam. Vergelijk Vaillant.

Valentijn, Valentijns,Valenteyns, Valentyns, Valentyn, Valentine, Valentin, Valentini, Valentiny, Valentino, Valentim, Valantin, Falentin, Fallenthyn, Fallenteyn, Fallenthein: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valentinus. Moedersnaam Valentine. Is Falentin een plaatsnaam? Misschien reïnterpretatie van Phalempin.

Valère, Valeyre, Valere, Valair, Valerius, Valeri, Valerio, Walerius, Valério, Valero, Valéry, Valleri, Vallery, Vallieri, Vallier: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valerius.

Valériane, Valeriane, Valériana: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valerianus.

Valet, Valez, Vallet, Vallez, Valley, Valles, Vaulet, Varlet, Varlez, Varley, Varlé, Warlet, Warlez, Levarlet, Levalet. Oudfrans va(r)let: jongen, knaap, edelknaap, page, schildknaap, leerjongen. Vergelijk De Cnaep. 2. Zie ook Vaulet.

Valette, Vallette, Varlette. Vrouwelijk. van Valet. 2. Plaatsnaam Valette: klein dal, in Florennes (Namen).

Valgaeren, Valgaers, Valgaerts: Plaatsnaam. Middenenderlands valgader: valhek; vergelijk Valveken. Verspreide Limburgse plaatsnaam. 1364 Valgaders velt, St.-Truiden. Valkenveld.

Valière, Vallière: Moedersnaam Valière, van heiligennaam Valeria.

Valk, van der. Plaatsnaam Valk in Kapelle-op-den-Bos (Vlaams-Brabant), Eigenbrakel (Waals-Brabant), Varendonk (Antwerpen), Belsele (Oost-Vlaanderen). De Valk in Ede (Gelderland).

Valkenaar, Valkenaars, Valkenaert, Valkeneere, Valkeneers, Valkeners, Valkeneire, Valekenaers, (de) Valckenier, Valckenier, Valckeniers, Valkenier, Valkeniers, Valckenaers, Valckeneers, Valckeneire, Falgoneer, (de) Valckenaere, Valkenaere, de Valckeneer, de Valkeneer, de Valkener, de Valckenaers, Walkenaere, Valquenart, Walckenier, Walkenier, Velkeneers, Velkener, Velkeniers, de Walkeneer, Devalkeneer, Wolkenaer, Wolkenar, Wolkener. Beroepsnaam van de valkenier: degene die met de zorg voor de afgerichte valken belast was. Frans Fauconnier.

Valkenberg, Valkemberg, Valquelberg: Plaatsnaam Valkenberg in Nederbrakel (Oost-Vlaanderen), Poperinge (West-Vlaanderen), Gilze (Noord-Brabant) en Epe (Gelderland). Valkenberg is ook de oude Nederlands naam van Fauquembergues (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). Maar berg-en burg-namen werden vaak verward, zodat ook wel Valkenburg bedoeld kan zijn.

Valkenburg, van, (van) Valkenborgh, (van) Valckenborgh, Valkenborghs, Valkenborgh, Valkenborg: 1. Plaatsnaam Valkenburg (Nederlands-Limburg, Zuid-Holland). 2. Plaatsnaam, Zuid-Holland. Vergelijk ook Valkenberg.

Valkenisse, van: Plaatsnaam Valkenisse (Zeeland).

Valkhoff: Plaatsnaam ‘valkenhof’. Wellicht de Duitse plaatsnaam Falkenhof (Baden-Württemberg, Hessen).

Vallé, Vallée, Valée, Vallee, Valee, Vallez, Vallaeyes, Vallaeys, Vallaeys, Vallaey Lavallée, Lavallé, Lavallée, Lavalée, Lavallee, Lavalleye, Lavalley, Lavalaye, Delevallée, de la Vallée, de Laveleye; Delaveleye, Delevallé, Delevallée, Delevallez, Delvallée, Delvallee, Delvallez, Delvallet, Delvalley, Devallé, Deallée, Devalet, Devallez, Devalez. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam vallée: dal, vallei.

Vallin, Vallyn,Valin,Valens,Vaelen: Vadersnaam. Oudevoornaam van Germaanse voornaam Falho of Valbert

Valmond. Plaatsnaam Valmont (Seine-Mar., Moselle).

Valois, Vallois: Plaatsnaam Valois, naam van een streek in Frankrijk (Aisne, Oise). Of Vallois (Meurthe-et-Mos.).

Valot, Vallot, Varlot, Varloteuax, Varloteau, Walot, Walo: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Walo. Zie Wallon 1. 2. Oudfrans valot, variant van Valet.

Valschaerts. Bijnaam voor een valsaard. Zie Walschaert.

Valtin. Vadersnaam van Valentin. Vergelijk Velten.

Valton, Walton: Oudfrans val(e)ton, afleiding van Valet.

Valstar, Valster: Scandinavische familienaam Falster?

Valvekens. Plaatsnaam (Val)veken: sluitboom, valhek. Vergelijk Van der Veken.

Valy, Vally, Valli, Vali. Plaatsnaam Valy, Meuse.

Vamaymbeck. Wellicht (Frans-Vlaanderen) van Van Heymbeeck.

Vambenette. Verhaspeling van Van Beneden.

Vamos. Waarschijnlijk van Van Os.

Van, de, De Van, Devan. Waarschijnlijk aanpassing van Devannes.

Vanden. Verkorting van familienaam met Van den-aanloop? Vondelingnaam?

Vander, van Der. Wellicht Waalse afkorting van een Vlaamse familienaam met Van der-aanloop.

Vanderoux, Vanderoel, van der Roi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wandrolf: Wandrulfus.

Vandenbergh. Vandenberg. Plaatsnaam.

Vandersborst. Verhaspeling van Van den Bosch (vergelijk Vandesbosch) of Van der Borcht.

Vander Hüff. Afgeleid van 'hof' = hoeve. Beroepsnaam voor een boer of landbouwhelper. Als vergelijking: bijvoorbeeld Huffmeier of Hüffmeier betekent hoevebezitter. De oorspronkelijke schrijfwijze is moeilijk te achterhalen omdat het een inwijking in Amerika betreft waarbij op dat moment geen vaste schrijfregels bestonden. De oorspronkelijke Hoefman, Hoffman bevestigen alleen maar dat er een verband is met 'hof' of 'hoeve'. Het (huidige) land van oorsprong vinden is nog moeilijker. Op het moment van de emigratie 'Peter Stuyvesant' lagen schrijfwijze/landverwantschap en uitspraak van het 'Duits' en het 'Nederlands' nog veel dichter bij mekaar dan nu. Met zekerheid kan je dus zeggen dat de afkomst uit het 'Germaanse' taalgebied is. De aanwezigheid van 'hüff', 'hoff', 'hofment', ondersteunen echter dat het Duitse taalgebied iets waarschijnlijker is.

Vandesbosch. Vervorming (Luxemburg) van Van den Bosch.

Vandesbroeck. Waalse spelling voor Van den Broek.

Vandesmal, Vandesmael, Vandesmaele, van de(der) Smal, Vandresmal, Wandesmal: Romaanse weergave van Van de Maele. De spelling des is de Romaans weergave van de uitspraak de (Vergelijk Vandesbroeck). Of reïnterpretatie van Vandersman, Wandersmann?

Vandesmanne. Waarschijnlijk door associatie met -man- namen, van Vandesmal. Beide namen komen in Henegouwen voor. Of = Vandersman. Vandesquille: Aaanpassing (Henegouwen) van Van de Skilde, Van der Schelde.

Vandefrosse, Van der Fosse. Vertaling van Delfosse.

Vandresse, Vandrèche: Samengetrokken van Vander Esse.

Vandrestin. Waalse spelling voor Van der Steen.

Vandrestranten: Vervorming (Frans-Vlaanderen) van Van der Straeten.

Vandrouf. Samengetrokken van Van der Hoef.

Vandy, Vendy: Waals of Picardisch variant van Vandier, variant van Gandier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gandhari.

Vane, Vaane: Beroepsbijnaam van de vaandeldrager, vaandrig.

Vanêgue, Wanegue, Wannègue: Aaanpassing van Van Hege (zie van Eeghem), maar ook Van Hecke is niet uit te sluiten; vergelijk Wanecque.

Vanguers. Familienaam in Luxemburg. Waarschijnlijk verhaspeling van Wageners.

Vanguestaine, Vanguestenne. Als van-naam verhaspelde (Luik) familienaam Haug(l)ustaine= Hagelsteen.

Vanier, Vaniez, Vannier, Vanni, Vanniez, Vanye, Vany, Vagnier, Levannier: Beroepsnaam. Oudfrans vanier: mandenvlechter.

Vanlebroeck. Waalse aanpassing van Van den Broeck.

Vankan, Vankann. Plaatsnaam, van Kan.

Vanuscorps, Vannuscorps: Zinwoord van nu corps: naaktloper.

Varebeke, (de). Variant van Van Waerbeke, van Waerebeek.

Varel: Uit Varelle, van Verelle, Verhelle, van van der Helle?

Varenberge, van, van Varenbergh, van Varenberg, van Vaerenbergh, van Vaerenberghe, van Vaerenberg, van Vaerebergh, Vaerenbergh, Vaerenberg, van Vaeremberg, van Varemberg, van Varembergh, Varenberg, Varenberghs, Wahrenberg. Familienaam afgeleid van de verspreide plaatsnaam 'Varenberg': berg waarop veel varens groeien.

Varendonck, Vaerendonck, Voorendonck: Plaatsnaam Varendonk (Provincie Antwerpen) en in Melsele, Temse, Wondelgem (Oost-Vlaanderen), Duffel, Tnh. (Antwerpen).

Varewijck, Varwijk: Plaatsnaam Vaarnewijk in Bavikhove, (West-Vlaanderen), Gent en Zevergem (Oost-Vlaanderen).

Varga, Vargas, Vargaz. Varga is Hongaars en betekent dan schoenmaker (beroepsnaam). Varga en vooral de andere varianten zijn ook Spaans/Portugees komend uit de gelijknamige plaatsnaam of uit de algemene plaatsnaam varga (die zowel nat weiland, een klein huisje of een steile heuvel betekent). Wanneer de naam buiten Hongarije/Spanje/Portugal voorkomt is het soms moeilijk om de oorsprong te bepalen.

Varik, (van); van Vark: Plaatsnaam Varik in Neerijnen (Gelderland).

Varkenvisser, Varkevisser, Varckevanger: Visser van bruinvissen, zeevarkens.

Varsebrouck, Varsebroek. Plaatsnaam Verse Broek? Of reïnterpretatie van Vorsenbroek: broek met kikvorsen.

Varsseveld, van. Plaatsnaam in Wisch, Gelderland.

Vasco, Vasko, Vasquez, Vasques, Vazquez, Fasko: Vasco, volksnaam van de Bask.

Vasmel: Wellicht variant van Vasmeer. Vadersnaam., Friese voornaam Vas(t)mer, Vasmar. Germaanse voornaam Fastmar.

Vasseur: Oudfrans Vavasseur ‘houder van een achterleen, vazal’.

Vasonne, Vasoune, Vasanne. Plaatsnaam?

Vassal, Vassalle, Vassaux: Oudfrans vassal: vazal, leenman. Vergelijk Leemans.

Vassard, Vassart. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Servatius. Zie Vaes.

Vasseur, Vasseux, Levasseur, Vavasseur: Oudfrans vavasseur: bouder van een achterleen, vazal. Vergelijk Vassal.

Vast, de: Bijnaam, vast ‘sterk, krachtig’? Vergelijk Duits Fest. Of met volksetymologisch lidwoord voor Vast, van Vaast, Nederlandse vorm van de heiligennaam Vedastus.

Vastenavont, Vastenavond, Vastenavondt. Bijnaam voor een (Vastenavond) feestvierder. Vergelijk Carême, Duits Fastnacht.

Vasmeer, Vastmeer. Vadersnaam. Friese voornaam Vasmer, Vastmer, Vasmar. Germaanse voornaam Fastmar.

Vastenhoudt, Vastenhout (van), Vastenhoud, Vastenhouw, Vastenholt, Vastenhold, van Fastenhout, Vastenau, Vastenauw, (van) Vastenou, Vastenouw, Fastenau. Plaatsnaam Vastenhouw(Vasten, wellicht eigennam uit Vaes/Faes + holt) in Nieuw Dordrecht (Drenthe).

Vastershaeghe, Vasterhaeghe, Vastersaegher, Vastersavendts, Vastesagher, Vastesaegher, Vastesaeger, Waestersaghen, Waestersaghem, Wastersaeghen, Wasterzak. Familienaam uit de plaatsnaam Vasterhage, wellicht in Geeraardsbergen.

Vaster, de. Reïnterpretatie van de voornaam Vaster = Vastraad? Of variant van De Vester?

Vastman, Vastmans, Vastemans. Vadersnaam uit een Germaanse Vast-naam (zoals bijvoorbeeld Festraets, Westra).

Vastrade, Vastrat, Verstraet, Verstraete, Vestraets, Fesstraets, Festraets, Festeraerts, Festraerts, Festrate, de Faestraets, de Foestraets, Waestraete, Wastraete, Wastrat, Westra, Westrade, Westraete, Westaedt, Faster, Vasters, Vesters, Vester, Festers. Vadersnaam uit het Germaanse fast-rêd Vast-­raad': Fastarat, Fastrad(us), Vastrad(us).

Vate, bij de, van de(der), bij, van de Vaate, Vervaat, Vervaet, Vervat: Plaatsnaam Vate ‘drinkplaats voor dieren, openbare waterput’.

Vatteroth. Duitse plaatsnaam Vatterode.

Vaubant. Plaatsnaam Vauban (Saône-et-Loire).

Vaubert. Wellicht spelling voor Fobert.

Vaucamps, Vaucampt, Vaucan, Vaucant, Vaudchamp, Waucampt: Plaatsnaam Vauchamps (Marne).

Vauclair, Vanclair, Vanclaire, Vanclercq, Vanclère : Plaatsnaam Vauclerc (Marne, Aisne) van vallis clara: helder dal.

Vaudevoorde. Leesfout voor Vandevoorde.

Vaudreville. Plaatsnaam, Manche.

Vaughan. Bijnaam. Wels fychan: klein, om de zoon van de vader te onderscheiden.

Vaulet, Vallet, Valet, Vallez, Valez, Valley. 1. Naam uit het Oudfranse val: dal. Plaatsnaam; klein dal. 2. Zie Valet.

Vauquelin. Vadersnaam. Afleiding van Vauquier, Wauquier.

Vantard. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wald-hard 'heerser-sterk': Walthart.

Vaute. Vaders-, moedersnaam van Wouter/Vautier.

Vauterin, Vautrin, Vautrain, Vatrin: Vadersnaam. Vleivorm van Wautier, Germaanse voornaam Wouter. Vergelijk Wautrin.

Vautravers. Plaatsnaam Val travers: dwars dal.

Vautron, Vautrot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wautier, Vautier, Wouter.

Vavache. Door reduplicatie van Vache?

Vaxelaire. Franse aanpassing van Duits Wechsler.

Vecchi, Vecchion, Vecchione, Vecchiarino, Vecchilato. Italiaanse bijnaam Vecchio; oud.

Vèche, Vêche: Vèche/vaiche, dialect variant van Frans vache: koe. Bijnaam. Vergelijk Pollevaiche.

Vechten. 1. Bijnaam voor een vechter? 2. Vadersnaam van heiligennaam Victor.

Vecqueray, Vecqueraij, Vecray, Vicqueray, Viggria, Wégria: Waalse bijnaam vècrê: kleine bisschop.

Veder, (de) Vedere, Veders, Veeders, Veer: 1. Beroepsbijnaam van de verenkoopman, pluimenhandelaar of maker van veren. Duits Feder. 2. Variant van van Vedder?

Vedder. Nederduits Vedders, Vetter, Duits Fedder: oom (vaders broer), mannelijke verwante, neef. Vergelijk De Vadder.

Veedeleer, de, Videler, Fiddelaers, Fiddelers, Fyddelaers, Fideler, Fiedelers, Fiedlers, Fiedler, Fidlers, Fidler, Feidler: Beroepsnaam van de vedelaar, vedelspeler, vioolspeler.

Vedermans, Vedermans, Veerman, Veermans, Veremans, (de) Veirman: Beroepsnaam van de verenkoopman of de maker van veren voor pijlen.

Vedrin. Plaatsnaam Vedrin, Namen.

Veeck. Korte vorm voor van der Veken.

Veef. Misschien dialect vorm voor weduwe. Vergelijk Duitse familienaam Witwensohn.

Veegaete, van de, den, Veevaete, van den Weegaete, van den Wegaete: Plaatsnaam Veegat: pad, opening waardoor het vee gedreven wordt.

Veegaert: Lijkt wel een afleiding te zijn van Middelnederlands vege, veech ‘de dood nabij’. Maar vermoedelijk veeleer een vervorming van van den

Veekman: Zoals Vekeman(s) afleiding van van der Veke.

Veekhoven, van Veckhoven, van Veeckhoven, Vecoven, van Vechoven: Plaatsnaam Vedikhoven in Dormaal (Vlaams-Brabant).

Veelbehr: Wellicht de Duitse familienaam Vielberth, Filbert, van Filibert. Vadersnaam.

Veele, Veelen, van, Veel: Plaatsnaam Veele in Vlagtwedde (Groningen).

Veelhaver, Vielhaber: Nederlands, Nederduitse en hypercorrecte Duitse bijnaam: veel haver. Bijnaam voor een rijke haverkoopman.

Veelmann. Beroepsnaam van de Veelhauer; vijlenmaker.

Veen, (de), de Veene, Veens: Verkort van Van (der) Veen. Vergelijk De Ven.

Veen, (van): Plaatsnaam Veen in Aalburg (Noord-Brabant). Of verkort uit van der Veen.

Veen, van de (der); van der Feen, van der Veene, Terveen, van Venen, Verveen, van ‘t Veen: Plaatsnaam Veen ‘veengrond, turfgrond’ (Groningen, Noord-Brabant, Overijssel, Utrecht).

Veenbaas: Een Baas die op een veen woonde?

Veenemans, Veenema: Afleiding van van (der) Veen.

Veenendaal, (van): Plaatsnaam Veenendaal (Utrecht).

Veenenga, Veninga, Venia, Veenje, Feninga (de beste vorm), Fenenga, Fenega, Feening, Fening, Veenink, Venink, allen vadersnamen in verschillende vormen van een oude vadersnaam Fene, die waarschijnlijk oorspronkelijk één is met de oud-Germaanse persoonsnaam Fin.

Veenhof. Plaatsnaam, Drenthe, en in Wijchen, Gederland.

Veening, Vienings, Venema, Veninga: Vadersnaam. Afleiding van Vene, bakervorm van Germaans frith-naam.

Veenis. Waarschijnlijk variant van Venicx.

Veenman, Veenmans, Veeman, Veeneman: Afleiding van Van Veen.

Veenstra. Friese afleiding van plaatsnaam Veen.

Veer, de: Aanpassing van Devert, zie Levert.

Veer, van de (der), van ’t Veer, van der/den Veere, van de(der) Veire, van de Vieren, van Veeren, van Verre, van de Vere, van der Veeren, van der Verren, van der Veren, van de Verre, van 't Veer, van der Vieren, Verveer, Terveer, ter Veer, Veersma, Veerink, Haneveer. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam ‘veer’' = oversteekplaats. De familienaam kan een plaatsnaam of een beroepsnaam zijn (veerman). De plaatsnaam Veer(e) komt in Vlaanderen, maar zeker in Nederland, zeeland, zeer veel voor. De familienaam minder. Plaatsnaam Veer of Veere, Zeeland.

Veerbeek: Wellicht de plaatsnaam Weerbeek in Eibergen (Gelderland).

Veerdonk, van de, der. Plaatsnaam, hoogte bij een veer.

Veerd, van der, Verveert. Plaatsnaam De Veert in Tielt.

Veerhoek: Plaatsnaam ‘plaats, hoek aan een veer’ (Zeeland). De Veerhoekpolder ligt ten westen van Oostburg.

Veerkamp: Plaatsnaam ‘kamp bij een veer’.

Veerman, (de), Veereman, Veermans, Veremans, Vereman, Verreman, (de) Veirman, Veireman: 1. Beroepsnaam van de veerman, pachter van een veer(pont). 2. Zie Vederman.

Veers, van. Plaatsnaam Veers, Kessel, Nederlands-Limburg.

Veesaert: Afleiding van Middelnederlands vesen ‘fluisteren’, vergelijk Vlaams vezelen.

Veestraete, Veestraeten. Plaatsnaam Veestraat: straat waarlangs vee gedreven wordt.

Veevaert. Familienaam in N. Frankrijk. Waarschijnlijk van Van Veevaete.

Veeweyde, van de Veeweij: Plaatsnaam Veeweide: algemene weide, wei waarop ieders vee mocht grazen (vooral Vlaams-Brabant, Limburg).

Vega, Veiga. Spaanse plaatsnaam; weide.

Vegelin (van Claerbergen), Vegelien (van Claerbergen), Vegeling. De familie Vegelin komt oorspronkelijk uit Fribourg oftewel Freiburg in Zwitserland. De familienaam wordt voor het eerst genoemd in de vijftiende eeuw. Men schrijft dan Fögili, Vögili of Fegili, wat waarschijnlijk eens 'krijgsman' betekende. Hans Fegili was hofmeester aan het hof van de Franse koning Louis XI (1423-1483) en werd door deze koning in de adelstand verheven. Kort na 1500 kreeg Georg de titel Heer van Claerbergen achter de familienaam. Het bedoelde gebied Claerbergen lag in het Duitse hertogdom Brunswijk (Braunschweig). Wanneer Philip Ernst (1613-1693) naar Fryslân komt, wordt het eerste stukje van zijn familienaam niet steeds op dezelfde manier geschreven. Stadhouder Willem Frederik spelt de naam van zijn hofmeester bijvoorbeeld als Veuglin, Veugelin of Veugling. In de achttiende eeuw wordt meestal Vegilin geschreven, maar in de loop van de tijd leest men steeds vaker Vegelin".

Veger: Beroepsnaam van een veger, bijvoorbeeld schoorsteenveger, harnasveger, zwaardveger.

Veghel, van, van Veggel, van Vegchel, Vegel. Plaatsnaam Veghel, Noord-Brabant.

Vegt, van der: Plaatsnaam De Vecht in Voorst (Gelderland).

Vegter, Fechter, Vechter, Vegt. Vadersnaam, van Latijn Victor; overwinnaar,

Vegten, van, Vegte: Plaatsnaam Vechten in Bunnik (Utrecht).

Vehent. Naam waarvan de betekenis onzeker is. Wellicht ontstaan uit de verschrijving van een andere naam. Een paar mogelijkheden: 1. Variant van Venten. Zie bij Winten. 2. Variant van Verhenne. Zie Renne. 3. Variant van Veret. Zie Reet(h) Van. 4. Variant van Vent. Zie bij Vent. De laatste mogelijkheid is wellicht het meest waarschijnlijk.

Vehoff: Duitse plaatsnaam Viehhof (Beieren).

Veil. Beroepsnaam van de veilmeester, die veilt, verkoopt.

Veilen, van der, van de Velle. Door ld/ll -assimilatie van Van der Velde.

Veillasse. Reïnterpretatie van Villers?

Veiller, Veillez, Veillet, Veilleys, Deveillée, Duveillier, Duveiller, Duveilliez, Duveillié, Duveillée, Duveillez, Duvellié, Duvellier, Duvellier, Duvelliez. Variant van Villier, Duvillier, mede door associatie met Frans veiller (zie Vilers).

Veillet, Veillez. Afleiding van vieil, Frans vieux: oud. 2. Zie Veiller.

Veismans. Afleiding van Middelnederlands vels; rots of van Van Velsen.

Veke, van der, (van der) Veeke, van der Veeken, van der Weken, van der Wekke, van der Wekken, Veken, van de(der), van der Vekens, van der Veiken, van der Veek, van der Veecken, van der Veeken, van der Vecken, van der Veck, van der Weken, van der Weckene, van der Weckené, van der Wieken, verveeken, Verveecke, Vervekken, Verveckken, Vervecken, Vekemans, Vekeman, Veckemans, Veckeman, Veeckmans, Veeckman, Veekman, Veekmans, Veckmans, Veckman, Veeckmans, Veekemans, Veyckemans, Veijckemans, Veijkemans: Plaatsnaam Veken ‘hek, (slag)boom, weideafsluiting’. Plaatsnaam De Veeken in Opmeer (Noord-Holland).

Vekener, Veckeneer. Beroepsnaam van de man die de afsluitboom opent en sluit. Vergelijk Van der Veken.

Vekens, Veekens, Veckens. 1. Plaatsnaam Veken. Zie Van der Veken. 2. Middelnederlands vedekin, afleiding van vede: penis. Vergelijk Merlevede. Bijnaam.

Vêla, Vella, Vêlez: Spaanse familienaam: waker, wachter.

Velaerts, Velaert, Veelaert. 1. Beroepsnaam uit het werkwoord vedelen: op de vedel, de viool spelen. 2. Of afgeleid van veilen: te koop aanbieden, veilen. Beroepsnaam van de veilingmeester.

Velaer, de, de Veleer, de Vêler: Beroepsnaam van de vedelaar, die de vedel bespeelt, muzikant. Vergelijk De Vedeleer.

Velasco, Velasquez, Velazquez: Spaanse familienaam van Baskische oorsprong. Afleiding op -sko van bêla: kraai.

Velde (van de(den), Van de(der) Velde, Velden, (van den, de/in’t, ter) Veld, Veldt, van der Vellen, van der Velle, van der Vele, Vandrevelle, Wandervelle, ten Velden, ten Velde, van 't Velt, van Tvelt, van ’t Veldt, van 't Veld, Veldman, Veltman, Velderman, Veldboer, van Twel: Verspreide plaatsnaam Veld ‘veld, onbebouwd land’.

Veldekens. Afleiding, vleivorm van Van den Velde.

Veldens: Vadersnaam. Variant van Veltens, afleiding van de voornaam Valentijn.

Velder, de, Velders, Vellere, Veller; Waarschijnlijk variant van De Vilder, onder invloed van vel: huid. Vergelijk Duits Feller.

Velderman, Velders, Vilders, Velder: Afleiding van de Velder? Of veeleer ontstaan uit Veldeman, afleiding van van de Velde.

Veldhoen, Veldhaens: Middelnederlands velthoen ‘patrijs, fazant’. Bijnaam of beroepsbijnaam. Vergelijk Nederduits Veldhoen, Duits Fasan, Urhahn.

Veldhoven, (van) Velthoven, van Vilthoven: Plaatsnaam Veldhoven (Noord-Brabant).

Veldhuis, Velthuis: Plaatsnaam Veldhuis (Noord-Holland) en in Haaksbergen Overijssel, Weerselo, Overijssel of Feldhaus (Nedersaksen).

Veldhuis, Velthuyse, Velthuys, Velthuis. Plaatsnaam Veldhuis, Noord-Holland. Of Nederduitse plaatsnaam Feldhaus, Nedersaksen.

Veldhuizen, (van), Veldhuyzen, van, Veldhuijzen, Velthuisen: Plaatsnaam Veldhuizen (Drenthe, Gelderland, Utrecht).

Veldink: Plaatsnaam Velding, Veldink in Tubbergen, Overijssel en Zwolle, Overijssel.

Veldkamp, Veltkamp: Plaatsnaam Veldkamp in Enschede, Overijssel, maar verder heel verspreid.

Vêle, van de. Waarschijnlijk verhaspeling van Van de Velde. Of eventueel Vandeville.

Velghe, Velge, Velghes, Vervelghe. Uit het Middelnederlandse velge: velg, duig. Beroepsbijnaam van de velgkapper, wielenmaker of kuiper.

Vélinaire. Verfransing van Duits Wellner?

Veling, Velings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam Vélo, van fïlu 'veel'.

Vêlions. Waarschijnlijk variant van Vallons.

Velisch, Welis, Welisch, Wells: Slavische familienaam. afleiding van Velislav. Vergelijk Tsjechisch Velisek.

Velk, van. Plaatsnaam Veldeke, Limburg.

Velle, Vellen. Naam uit het Middelnederlandse vel(le): vel, huid, bont, perkament. Beroepsbijnaam van de bontwerker.

Vellekoop: Beroepsnaam van de vellenkoper, huidenkoper.

Vellema, Vellenga, Vellinga: Vadersnaam. Fellema, Fellinga, Friese afleiding van de Friese voornaam Felle.

Vellema, Velleman, Vellemans: 1. Beroepsnaam van de huidenkoper. 2. Variant van Welleman. 3. Door assimilatie ld/ll van Veldeman, zie bij Velde.

Velpen, van der, van Vulpen, van Fulpen, Velpmans: Plaatsnaam Velpen in Halen (Belgisch-Limburg), of Velp in Grave (Noord-Brabant) Velpen (bij Doorn, Utrecht: 1469 op Velpen, of Velp in Rheden (Gelderland).

Velpmans. Afleiding van Van Velpen.

Velque. Romaanse (Henegouwen) uitspraak van Waals-Vlaamse familienaam Velghe.

Vels: Duitse plaatsnaam Fels, Middelnederlands vels ‘rots’.

Velsen, van; van Velze, van Velzen: Plaatsnaam Velsen (Noord-Holland).

Velten, Veltens, Felten, Feltenne, Feltesse, Feltes, Feltus, Veldens, Velden: Vadersnaam. Vleivorm en afleiding van heiligennaam Valentijn.

Veltenaar. Variant van Velkeneer, Valkenaer? Wellicht veeleer aaanpassing van Duitse familienaam Veltner, van Veldner 'op de velden'.

Velter, de, Veltere, de, Develtere, de Welter, (de) Vilter, Vilters. 1. Beroepsnaam voor de viltbewerker. 2. Een familie Velter is afkomstig van 1746 Rutpert opt Velt (Leveroij, Nederlands Limburg).

Velthem, van, van Velthom,van Veltom. Naam uit de plaatsnaam Velten (Vlaams-Brabant) of Veltum (Nederlands-Limburg).

Veltman, Veltmans, Veldemans, Veldmans, Veltemans: Afleiding Van van de Velde.

Velthof. Verspreide Duitse plaatsnaam Feldhof.

Veltjen, Veltjens, Veltgens, Veltyen, Feltgen, Feltges, Feidges: Vadersnaam. Afleiding van Velten = Valentijn.

Veldekens, afleiding van Middelnederlands velt.

Velu, Velus, Vellut, Velut: Bijnaam. Oudfrans velu: harig, ruig, behaard.

Velzeboer. Wellicht aanpassing van plaatsnaam Phalsbourg, Moselle.

Ven, de, de Vinne: Middenenderlands ven(ne), vin(ne), vemme, vimme: vin (van vis), schub, stekel. Bijnaam.

Ven, van de(den, der), van de(den, der) Venne, van der Venden, van de(der) Vennet, Ven, Vamdervenet, van de Vannet, van de Vennes, van de(der) Vinne, van de Vin, van der Vinnen, van der Vinne, van der Venne, van den Vinne, Vervenne, Verven, Varvennes, Varvenne, Verveynne, Vennekens: Zeer verspreide plaatsnaam ten/ter Ven(ne), Vin(ne)‘veen(land), land waar turf gestoken wordt, waterig stuk land’.

Venant. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Venantius.

Vendel, van de, Vendelmans, Vaendel. Plaatsnaam.

Vendelbos. Aanpassing van Deense familienaam Vendelbo.

Vendelmans. Afleiding van Venlo, Nederlands-Limburg?

Vendeloo, van: Plaatsnaam Venlo (Nederlands Limburg), met d-invoeging (vergelijk donder, van donre); vergelijk 1100 Uennelon.

Vendels. 1. Zie Windels. 2. Vondelingnaam: 17 dececember 1789 Begga Vendels, Bs.

Venderick, Venderickx, Vendrickx, Vendrix, Vendrig, Vinderick. Vadersnaam. Variant van Winderickx/Wenderickx (zie Winric) en vergelijk Windelinckx. 2. Of Vendrik is een Nederlandse, Nederduitse vorm van Duits Fahn(d)rich: vaandrig.

Vendevielle, Vendeville, Venteville, Devendeville, Vandeville: Plaatsnaam Vendeville (Nord).

Venditti. Vadersnaam. Zuid Italiaanse vorm van Benedetti, van heiligennaam Benedictus.

Vendredi, Vendredy: Frans pendant van Vrijdag.

Vendry. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vendrik. Zie Venderick.

Venekamp: Plaatsnaam Venekamp in Roden (Drenthe).

Venneman, Veneman, Venema: Afleiding van van de Ven.

Venelle, Venault: Oudfrans venel: koopwaar, winkel. Beoepsnaam voor een koopman, winkelier.

Venesoen. Vadersnaam Venezoon, zoon van Vene, bakervorm van Germaanse frith-naam, zoals Vredenand. Vergelijk Venicx. Vergelijk Duits Vendensohn.

Venet. Beroepsnaam van de koopman, van Oudfrans veneter: verkopen.

Venetië, van: Plaatsnaam, de Italiaanse stad Venetië.

Venezia, Veneziano, Veneziani, Venetsanos, Venetsianos, Venecani: Herkomstnaam: Venetiaan.

Venhoven, Veenhof: Plaatsnaam. Vergelijk Veenhof in Gieten (Drenthe).

Venhuis, Venhaus: Twentse familienaam. Plaatsnaam Veenhuis (Gelderland).

Venhuizen, Veenhuizen, van, Veenhuis: Plaatsnaam als Venhuizen (Noord-Holland).

Venicx, Venix, Veninx, Veninga, Vennix, Vennincx, Vennik, Vennin, Vennens, Vennen: Vadersnaam. Afleiding van Vene, bakervorm van Germaanse frith-naam; vergelijk Venesoen. Zie ook Fenix.

Venier, (de) Veniere, Veny, Vény, Devenye, Devenyi: Beoepsnaam. Oudfrans vanier, Frans vannier: mandenmaker.

Venkeler, Venckeleer, Venckeleir, Venckelier, Venqueleir, Venquelier: Waarschijnlijk variant van Winkeleer.

Vennaert. Afleiding van Van de Venne.

Vennekamp. Plaatsnaam Venekamp in Roden, Drenthe.

Vennekens. Vleivorm van Van de Venne. Ook plaatsnaam Venneken.

Venneman, Vennemans, Venman, Venmans, Veenman: Afleiding van van den Ven.

Venicx, Vennix, Venix, Veninga, Vennix, Vennincx, Vennik, Vennin, Vennen, Vennen, Veenis: Vadersnaam. Afleiding van Vene, bakervorm van Germaans frith-naam.

Vennin. Frans venin: gif, venijn. Bijnaam. 2. Zie Venicx.

Venrooij, van, (van) Venrooy: Plaatsnaam Venray (Nederlands-Limburg).

Venster, van de. Reïnterpretatie van Van Deventer? Maar vergelijk 1374 Amelric van der Viervensteren = A. van der Voervensteren.

Vent, de, de Vendt, de Vindt, Devente, Vente: Nederlands vent, van Middelnederlands vennoot, veynoot ‘deelgenoot in een handelszaak, kameraad, ambtgenoot, handwerksgezel, vent, man, kerel’.

Ventât. Waals vinta, Oudfrans ventail. Beroepsnaam van de molenaar ?

Venter, (de), Devente. 1. Beroepsnaam voor een venter, verkoper. 2. Lees Deventer = van Deventer.

Ventevitter: Wellicht verhaspeling van Venteville.

Ventôse, Ventose: Waarschijnlijk vondelingnaam: gevonden in de maand Ventôse van de republikeinse kalender.

Ventevogel: Variant van de Vlaamse familienaam Vindevogel. Bijnaam. Middelnederlands vinne‘ vlerk, vleugel’ + vogel. De betekenis is dus ‘vogel met vleugels, vlugge vogel, vluggerd, die er vaak op uit vliegt’. Maar Kortrijks vindeveugel is ‘iemand die je nooit thuis vindt’, vergelijk Duits Fundevogel.

Ventre. Bijnaam naar de dikke buik. Vergelijk Buick.

Ventura, Ventor, Venturoni, Venturato, Venturelli, Venturelia, Venturi, Venturini, Venturoso, Venturuzzo. Italiaanse familienaam, verkort uit Bonaventura: goed geluk. Vergelijk Bonneure.

Venu. Bijnaam (bien)venu: welkom? Of voor een nieuwkomer.

Venus. Vondelingnaam. Op 26 mei 1652 werd in Antwerpen Jan Venus in de Venusstraat gevonden.

Venuto, Venuti. Italiaanse familienaam van Benvuto; welkom.

Veraart, Verraat, Veraert: 1. Moedersnaam. Ver Aert ‘vrouw Aardje’? 2. Van der Aart.

Veracht, Verachten, Veragten, Vrachten: Moedersnaam Ver A(e)chte:vrouw Agatha. Zie Aegten.

Verachter, Verachtert, Veraghtert, Veracthert, Varacteri. Plaatsnaam Achtert: stuk land achter een ander perceel of andere plaats.

Veranneman, Verhanneman, Verraneman, Verhalleman, Veralleman, Verholleman, Verolleman, Verhenneman, Verenneman, Verrenneman. Moedersnaam uit Ver Anna (vrouw Anna) + man: man van vrouw Anna.

Veraleweck. 1. Zie (van) Halewijck. 2. Moedersnaam Ver Heilwigen ?

Verbaandert, Verbaendert, Verbaanders, Verbaan, Verbanderd. Familienaam uit de plaatsnaam Baandert (Nederlands-Limburg).

Verardi, Verardo. Italiaanse vadersnaam Berardi, Berardo. Germaanse voornaam Berhard.

Verbaandert, Verbaendert, Verbaanderd, Verbanderd: Plaatsnaam Baandert (Nederlands-Limburg).

Verbaarendse, Verbarendse. 1. Vadersnaam, variant van Barendse, zie bij Bernard. 2. Moedersnaam uit Ver (=vrouwe) - Barendse.

Verbaas. Nederlandse aanpassing van Schotse Forbes. Iemand die uit Forbes zou komen.  Plaatsnaam in Aberdeenshire. Zou ook mogelijk een verbastering kunnen zijn van Veerbaas.

Verbaet, Verbaeten. Moedersnaam Ver Bâte: vrouw Beatrix. Zie Baete. 2. Zie van (der) Baeten.

Verbanck: Uit van der Banck. Plaatsnaam ter Bank, in Heverlee (Vlaams-Brabant), Moen, Waregem (West-Vlaanderen), Haasdonk, Temse (Oost-Vlaanderen).

Verbanis. Verhaspeling van Verbays.

Verbeelen, Verbelen, Verbeylen, Verbylen, Verbeijlen, Verbijlen. 1. Moedersnaam uit Ver Bele: vrouwe Bele of Ver Bêle: vrouw Bêle. 2. Theoretisch mogelijk van Van der Beelen.

Verbeem, Verbeeme, Verbeemen, Verbeen: Plaatsnaam Beemen, samengetrokken uit Bohemen.

Verbeeren, Verbeiren, Verbeirens, Verberne, Verbiere, Verbieren, Verbeuren. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Beringen te Haacht en te Pepingen ( = mogelijk de plaats waar de stam (inga) van ene Ber ( = dapper als een beer) leefde en het Middelnederlandse 'bere' betekent onder andere ook modder).

Verbeerst, Verbeest, Verbeyst, Verbeijst, van Beest, van der Beerst. Familienaam uit de plaatsnaam (ter) Beerst (West-Vlaanderen). Zie ook Verbeyst.

Verbelien. Moedersnaam Ver Belie: vrouw Mabelie of Sibelie. Zie Belien.

Verberkt, Verberk, Verbert: Van der Berkt. Plaats ter Berkt ‘plaats waar berken groeien, berkenbos’. Ook plaatsnaam Berkt (Noord-Brabant).

Verbert, Verberten, Verbercht, Verbergt, Verberght, Verberdt, Verbart: 1. Moedersnaam Ver Ber(ch)te ‘vrouw Berta, Berte’. Germaanse voornaam. 2. Soms uit Verberkt. 3. Uit de plaatsnaam Berkt: berkenbos. 4. Uit de plaats Berkt (Noord-Brabant).

Verbesselen, Verbesselt, Verbecelte, Verbestel, Verbeustel, Verbustel, Verbutsel. Moedersnaam Bessele, uit de Germaanse Betsa-naam. Een afleiding van berth-naam.

Vertessen; moedersnaam, Ver Tesse; vrouw Eustachia. Vergelijk Tesse. Tessens.

Verbesse, Verbessem. 1. Moedersnaam uit Ver Besse(n) (vrouwe) Germaanse voornaam Beza (afleiding van een berth-naam). 2. Of uit de plaatsnaam Bessemt (Grimbergen, Hombeek, Tervuren, Vlaams-Brabant), plaats waar bezemrijs, brem groeit

Verbeyst, Verbeijst, Verbeijstza. 1. Zie Verbeerst. 2. Wellicht echter Vlaams-Brabantse variant van Verbi(e)st. Zie bij Biest (van der).

Verbeijt, Verbuijt: West-Vlaamse verhaspeling van Marbaix (plaatsnaam in Henegouwen). Ludovicus Marbey fs. Martinuis trouwt in Tielt in 1654 als Verbey; zijn kinderen worden gedoopt als respectievelijk Marbey, Verbey, Verbreyt; ze trouwen als Verbreyt.

Verbielen, Verbillen: Moedersnaam Ver Biele, Bille: vrouw Mabelie of Sibelie. Zie Belie(n).

Verbilt, Verbeelt, Verbeeld, Van der Bilt. Plaatsnaam De Bilt (Utrecht), Bilt (Nederlands-Limburg), Het Bildt (Friesland). Bilt: nieuw aangewassen land.

Verbiest, Verbist: Plaatsnaam ter Biest ‘plaats waar biezen groeien’.

Verbinnen, Verbennen. Familienaam uit de vage plaatsaanduiding: Van D(a)erbinnen, vergelijk Verboven.

Verblakt: Van der Blaakt. Plaatsnaam Blaak in Etten (Noord-Brabant), Ridderkerk (Zuid-Holland), bij Tilburg (Noord-Brabant), in Dongen (Noord-Brabant), Heinenoord en Mijnsheerenland (Zuid-Holland).

Verblijdt, Verblydt. Waarschijnlijk een reïnterpretatie, bijvoorbeeld van Verbreyt (r//-wisseling).

Verbocht, Voorbogt. 1. Plaatsnaam Bocht in Hombeek (Antwerpen), Zemst (Vlaams-Brabant), Meerhout (Antwerpen) en Lommel (Limburg: afgeheinde plaats in de open lucht, schuthok (voor vee) 2. Door assimilatie van Verborgt; zie (van der) Borgt.

Verboekend, Verboket, Verboeket: Waarschijnlijk uit Verboekt. Plaatsnaam Boekt, Bokt in Peer, Zolder (Limburg), Boeket bij Nederweert (Nederlands-Limburg): plaats waar beuken groeien.

Verbogen, Verboogen: Variant van Verboven, door v/g-wisseling.

Verbois, Verdbois: Verspreide Waalse plaatsnaam en huisnaam Vert-Bois: Groen Bos.

Verboom, Verboomen, Verboonen, Verboon. Variant van Van der Boom(en). Dit uit de plaatsnaam Boom, Bomen.

Verboven: Uit van D(a)erboven.

Verborgstadt, Verborgstads, Plaatsnaam, bijvoorbeeld Borgstede bij Hamburg of Borgstedt bij Kiel.

Verbreyt. Moedersnaam. 2. Waals-Vlaamse verhaspeling van Marbaix (zie Demarbaix). Ludovicus Marbey fs. Martinus trouwt in Tielt in 1654 als Verbey; zijn kinderen worden gedoopt als respectievelijk Marbey, Verbey, Verbreyt; ze trouwen als Verbreyt.

Verbroucht. Waarschijnlijk verschrijving voor Verbrouck.

Verbust, Verbost, Verbuyst, Verbuijst: Uit van der Burst. Plaatsnaam Burst (Oost-Vlaanderen).

Verbustel, Verbeustel. Zie Verbesselen. 2. Uit Verbiestel van plaatsnaam Biestlo.

Verbutsel. Waarschijnlijk variant van Verbustel. Eventueel van Van Butsel.

Verbuijt, Verbuyt: 1. Waarschijnlijk variant van Verbryt. 2. Ferbuyt, van Ferbu, van 1172 Ferrebo, een zinwoord ferre bos = ferre boeuf, een naam voor de hoefsmid die ossen, runderen beslaat.

Vercaempt, Vercampt, Vercamp, Verkampt, Verkant, Vercant, Caempt, Vercaempst, Vercampst, Vercampts, Vercaemst, Verkaemst, Vercamst, Kamst. Familienaam uit de plaatsnaam Caempts: plaats waar kemp, hennep groeit. Of mogelijk de naam voor de teler van hennep, dat gebruikt werd op henneptouwen te maken.

Vercagne, Vercaingne, Vercaigne, Vercaignie, Vercaeygne. Familienaam uit de plaatsnaam La Cagne in Esquerdes (Pas-de Calais) of ter Caignem in Watermaal (Brussel).

Vercheval. Bijnaam naar het uithangbord: groen paard.

Verclemmen. Moedersnaam Ver Clemme: vrouw Clementia. Zie Clemmen(s).

Vercleren, Verkleeren, Verclairen: Moedersnaam Ver Clere: vrouw Clara.

Vercors, Vercour, Verdcourt, Vertcourt, Vetcourt. Huisnaam Le Verd Coeur: het Groene Hart in Luik. 2. Plaatsnaam Vercourt (Somme). 3. Plaatsnaam Verte-Cour in Glons (Luxemburg).

Vercoville. Verkeerde lezing van Vercouille (vroeger was u = v).

Vercraeije: Plaatsnaam of huisnaam De Kraai(e).

Vercijs: Samengetrokken uit van der Cijs/Sijs/Chijs. Een plaatsnaam Cijs is vermoedelijk ‘cijnsgrond’.

Verdaet, Verdat. Hypercorrect voor Verdoot?

Verdaas: Wellicht schrijf- of leesfout voor Verdoes.

Verdaasdonk: Plaatsnaam Daasdonk in Waarschoot (Oost-Vlaanderen) en Dentergem (West-Vlaanderen) en bij Galder (Noord-Brabant).

Verdavoine, Verdavaine. Frans verte avoine: groene haver. Bijnaam of beroepsnaam.

Verdé, Verde, Verdez, Verdee, Verdée: 1. Afleiding van Oudfrans verde: groen. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse frith-naam.

Verdebout. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-balth 'vredemoedig': Fridubold. Frethebaldus. 2. Plaatsnaam Vert Debout in Velaines (Henegouwen)?

Verdeermen: Schrijffout voor Verdurmen.

Verdeghem, (van) Verdegem, (van); van Verdeghen, (van) Veerdeghem, van Veerdegem, van Veirdeghem, van Veirdegem, van Vaardegem, van Vaardighem, van Vaardigem: Plaatsnaam Verdegem in Beveren-Roeselare (West-Vlaanderen), Veerdegem in Machelen-Deinze (Oost-Vlaanderen).

Verdel, Verdeau, Verday: Bijnaam. Oudfrans verdel: papegaai.

Verdellen, Verdel, Van der Dellen. Plaatsnaam Délie: dal.

Verdenet. Plaatsnaam Verdonnet (Côte-d'Or). 2. Verdonnet, afleiding van Verdon 1.

Verdenne, Verdinne: Plaatsnaam Verdenne in Marenne of Waha (Luxemburg).

Verdeur, Verdeure, Verduere: 1. Vondelingnaam: 1753 Jacobus van der Deuren ante portam inventitiomm; 1757 Catharina Verdeuren ante portam templi jesuitarum, Lv. 2. Vervorming: 1672 Jacobus Verdière, Bg. (vader van) 1674 Jacoba Verdeere, Bg. = 1711 Jacoba Verdeuren, Schriek = 1774 Jacoba van Doren, Schriek. 3. Zie Verdure.

Verdevoye. Verspreide plaatsnaam Verde voie, verte voie: groene weg. Vergelijk Van Groenwege.

Verdeyen, Verdeye, Verdijen: Aanpaasing van Verdée (zie Verdé).

Verdick: Door t-apaocope uit Verdickt, Verdijkt. Plaatsnaam Dijkt ‘plaats met dijken’.

Verdie, Verdy, Duverdierr: Beroepsnaam. Oudfrans verdier‘ boswachter’. Waarschijnlijk niet te scheiden van Verdière. In elk geval is Duverdier op te vatten als de la Verdière.

Verdière, Verdiere, Verdierre, Verdriêre, Verdriere. Oudfrans verdière: groengors (vogel). Bijnaam. 2. Plaatsnaam Verdière: bosgebied onder toezicht van een boswachter.

Verdeye, Verdeyen, Verdijen. Naam uit de familienaam Verdée. 1. Bijnaam uit het Oudfranse verde: groen. 2. Vadersnaam uit een Germaanse frith-naam.

Verdijck, Verdijk, Verdyck, Verdyk, Verdikt, Verdickt, Verdick, Verdique, Verdicq, Verduyckt, Verduijckt van der Dijk. Familienaam uit de Collectieve plaatsnaam Dijkt: plaats met dijken.

Verdin, Verdingh, Verding, Verdijn, Verdyn. 1. Zie Duverdyn. 2. Variant van Ferdin.

Verdoes, Doest, Döst, Van der Does. Plaatsnaam ter Does ‘moeras met bomen en struiken, licht veen, turfland, veenland. Does waternaam bij Leiden in Zuid-Holland. Ter Doest in Lissewege (West-Vlaanderen).

Verdon, Verdoene, Verdron: 1. Afleiding van Oudfrans verde: groen. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Verdon (Marne).

Verdonck, Verdonckt, Verdonk, Verdonq, Verdonc. Donk; zandhoogte in moerasachtig terrein. Zie van der Donck.

Verdonkschot, Verdonschot. Familienaam uit de plaatsnaam Donschot in Deurne (Noord-Brabant).

Verdouw: Misschien de aanpassing van de familienaam Fardeau ‘last’.

Verdoy. Moedersnaam Ver Doye: vrouw Dooie, Dode, van Germaanse voornaam Doda. Vergelijk Doyen.

Verdroncken. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Verdonck.

Verdru, Verdruye, Verdruije: Plaatsnaam Verde Rue: groene straat, in Acquin, Caffiers (Pas-de-Calais), Haveskerke, Komen, Oud-Berkijn (Nord).

Verduemen: Schrijf -of leesfout voor Verdurmen.

Verdugt: 1660 Verducht, 1690 Verduft, Verdugh, Nieuwland.

Verduyn, Verduin, Verduijn, Verduyn, Verdun: 1. Uit Verduijnt, van der Duint, van der Duunt. Plaatsnaam ter Duunt ‘groep duinen, zandheuvels’, in Zwevezele, West-Vlaanderen. 2. Plaatsnaam Verduren, Verduin, Verdun in Frankrijk. Wellicht door mensen afkomstig en vandaar naar Vlaanderen gebracht. Wellicht migratie van de Franse plaatsnaam Verdun.

Verdult: Bijnaam. Verdoold of uit Verdwaald.

Verdure, Laverdure, Lavardeure, Laverdeur, Verdeure, Verdeur, Verduere: 1. Plaatsnaam Verdure: groen, gebladerte, loof. 2. De vormen op -eur kunnen een beroepsnaam zijn. Oudfrans verdeur: boswachter.

Verduystert. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Verduyst, van Van der Duist. Plaatsnaam Ter Duust in 1460, in St.-Martens-Leerne (Oost-Vlaanderen) en Vosselare (Oost-Vlaanderen).

Verdwaaid. Bijnaam? Vondelingnaam?

Vereeke, Vereeken, Vereecke, Vereecken, Vereecque, Vereque, Vereck, Verecken, Vereckens, Verheecke, Verheecken, Verheeke, Verheeken, Vereesken, Verheecke, Vreeke, Vreeken, Vreke, Vréke: 1. Uit van der Eeken ‘van der Eiken’. Vergelijk van der Eijk. 2. Eventueel korte vorm van Van der Vereeke. Zie Van der Vreken.

Veremme, Verheem: 1. Moedersnaam Ver Emme, Ver Imme: vrouw Emma. 2. Zie Verhamme.

Verenne, Vérenne, Verennes: 1. Zie van Renne. 2. Plaatsnaam Verenne in Serinchamps, Dion en Pesche (Namen), van Latijn vitrina: glasblazerij.

Verept, Verrept. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Ept: plaats waar eppe (moerasplant) groeit, in Waarloos, Antwerpen. 2. In een aantal gevallen is het zeker een variant van Verreth (of varianten): Van Reeth (uit de plaatsnaam - provincie Antwerpen). In het Mechelse is dit zeker het geval.

Vereuille. Aanpassing van Verhulle?

Vereijs: Vadersnaam. Spelling met ingelaste toonloze klinker e voor Vreijs, korte vorm van Laureis (Laurens), Lavreysen.

Verfaillie, Verfaille: De plaatsnaam Faille, Falie is in West-Vlaanderen erg verspreid. Het is de naam van een falie ‘mantel, kap’. De plaatsnaam steunt op de L-vorm van een perceel, zoals van een kap.

Verflieren: Plaatsnaam Flieren (Gelderland). Maar in 1799 is Willem Verflieren in Woensel de zoon van Joannes van Flierde. De naam gaat dus waarschijnlijk terug op van Vlierden. Plaatsnaam Vlierden (Noord-Brabant).

Vergaelen, Vergalen, Vergallen, Vergalle. Naam uit de plaatsnaam (ter) Galen in Vorst (Antwerpen) of elders.

Vergaerde, Vergaert: Plaatsnaam Gaerde: tuin, hof.

Vergeerbergen. Moedersnaam Ver, Vrouw Geerberge. Germaanse voornaam Gerberga.

Vergers: Middelnederlands verger ‘onderzoeker’? Verger kan ook een Franse naam zijn, verkort uit Duverger ‘van den boomgaard’. Maar de naam Verger werd pas in 1808 in Gupen aangenomen door Martin Verger, vroeger Mozes Michel.

Vergetin. Dubbel afleiding. (-et-in) van Frans verge: roede (onder meer landmaat).

Vergeyle, Vergeylen, Vergeele, Vergheyeln, Verghylen, Vergheijlen, Vergeijlen, Vergels. 1. Moedersnaam uit Ver Geile: vrouwe Geile. Geile komt uit de Germaanse voornaam Geila. Germaanse gaila; vrolijk, van Nederlands geil. 2. Zie ook Gheylen van der.

Vergine, Vergin, Vergien: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Virgin(i)a.

Vergisson, Vergison. Plaatsnaam Vergisson (Saône-et-Loire). 2. Zie Fernagut.

Vergne, Vergnes, Vergnaus, Vergnion, Vergnon, Vergniolle, Verne, Vernet, Vernez, Vernel, Verneau, Vernaut, Vernaus, Vernhet: Oudfrans ver(g)ne: els (boom) en afleiding. Verspreide plaatsnaam. Vergelijk Vernay.

Vergoossen, Vergoosen. Moedersnaam Ver Goosse: vrouw Gose. Germaanse voornaam Godeza, vrouwelijke afleiding van God-naam. Vergelijk Goossens, Vergouts.

Vergouts, Vergauts, Verguts: Moedersnaam. 1. Ver: vrouw + Germaanse voornaam Godeza, afleiding van God-naam, zoals Godevaart. 2. Germaanse voornaam Golda. Vergelijk Vergult, Verguldezoone.

Vergouwen, Vergauwe, Vergauwen, Vergauwens. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Gauwen in Haasdonk en Temse. 2. Ook in Noord-Holland is er een plaatsnaam Gouw.

Vergueten, Verguet. Wellicht verhaspeld van Verguchte(n).

Verguize, Verguijze: Vermoedelijk een spelling voor Verjuys, van Verjus ‘sap van onrijpe druiven’. De naam werd in 1700 in Assenede geherinterpreteerd als Voorhuyse.

Vergult, Verguldt, Vergoltz, Vergôls. Moedersnaam Ver Gult: vrouw Golda, Germaanse voornaam. Vergelijk Vergouts, Verguldezoone. 2. Moedersnaam Ver Godild. Germaanse voornaam gud-hild 'god-strijd'.

Vergunst: Uit van der Gunst, misschien uit van der Gust, van van der Gucht‘gehucht’ of uit van der Ginste.

Verguyse. Waarschijnlijk spelling voor Verjuys; zie Verju(s). De naam werd in 1700 in Assenede geherinterpreteerd als Voorhuyse.

Verhaar, Verhaaren, Verharen, Verhaart, Verhaere, Verhaeren, Verharne: Met paragogische t uit Verhaar, van van der Haar. Vrij verspreide plaatsnaam Haar ‘zandige heuvelrug’.

Verhack, Veracke, Verack, Verackx, Veracx, Verrax. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ter Haecs, Aex = bijlvormig stuk grond (onder andere in Ieper).

Verhaert, Verhard, Verhaard, Verraert, Verrart, Verraedt, Verraed: Uit Verhaar (met paragogische t) of hypercorrect voor Veraert, Van Aert (zie van der Aerden).

Verhallen: Uit van der Hallen. Verspreide plaatsnaam ter Halle(n) ‘hal’.

Verhamme, Verham, Veramme, Veremme, Voorhamme, Verheem: Van der Hamme. Plaatsnaam 1319 ter Hamme, Menen.

Verharen: Plaatsnaam Haren ‘zandige heuvelrug’. Haren (Groningen, Noord-Brabant, Vlaams-Brabant).

Verhavert, Verhaevert, Verhaever, Verraver, Veraver, Verhovert. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Havert: haverveld, plaats waar veel haver groeit. 2. Sommige namen komen wellicht uit Avoort; voorde doorwaadbare oversteekplaats door de rivier.

Verhe, Verhee, Verhé. Hypercorrecte spelling voor Veree, van Vander Ee. Plaatsnaam Ee: water. 2. Variant voor Van Hee.

Verheedt, Van der Heet. Plaatsnaam Heet, variant van Heide. Zie Van der Heiden.

Verhegge, Verheggen: Uit van der Heggen. Plaatsnaam (ter) Hegge(n)‘heg, haag, omheining’.

Verheire. 1. Zie Van der Heeren. 2. Aaanpassing van Romaans Ferraire, Ferrere: smid.

Verherbrugge, Verherbruggen: Plaatsnaam Heerbrugge in Lokeren (Oost-Vlaanderen).

Verhetsel, Moedersnaam Ver Hetsele: vrouw Hezela, Germ.aanse voornaam.

Verheuge, Verheugen, Verheughe. Vermoedelijk variant van Verhoogen. Familienaam uit de plaatsnaam Op den Hoge (onder andere in Budingen en Geetbets). Ook Nederduitse fmailienaam.

Verheust, Vareust, Varheust, Varreust, van Reust: Verheus, Verreus, Verrues, van van Rues. Plaatsnaam (les) Rues: straten. Zie Delarue.

Verheve, Verheven. Moedersnaam Ver Eve; vrouw Eva.

Verheydt, Verheijdt, Verheyt: Hypercorrect voor Verreydt of variant van Verheyde.

Verheyleweghen, Verheylewegen, Verheylenweghe, Verheijleweghem: Moedersnaam Vrouw Heilwig. Germaanse voornaam hail-wîg 'heel-strijd': Helewigis; Heylewig.

Verhoestraete, Verhoestrate, Verhoegstraete, van der Ougstraete, Verhougstraete, Verhoughstraete, Verhoustraete, Verhoustraeten, Verhousstraete, Verhoufstraten, Verrougstraete, Verougstraete, Veroudstraete, (van) Roestraete, Roestraeten, Roestrate, Roestraten, Roelstrate.

Naam uit de plaatsnaam Houtstraat (op diverse plaatsen, onder andere Oigem, Pittem). Zie Haustraete.

Verhonig, Veronig. Uit Oostenrijkse familienaam Fronig, Frônig. Wellicht variant van Fro(h)ning, afleiding van frôn: wat tot de heer behoort, (vronen) of variant van Frômig, Fromig, afleing van Germaanse rem-naam.

Verhoole: Plaatsnaam Hool (Noord-Brabant, Drenthe) ‘moerassige plek’.

Verhoosel: Uit van der Hoorsel. Plaatsnaam Hoorzele bij Lochristi en Waasmunster (Oost-Vlaanderen).

Verhooset: Plaatsnaam Holset (Nederlands-Limburg), uitspraak hozelt. Of verhaspeling van Verhoosel?

Verhost. Zie Van de Roost. 2. Uit Verhorst, door assimilatie rs/s.

Verhuizen, Verhoijsen: Wellicht reïnterpretatie van Vreysen.

Verhulsdonk. Plaatsnaam Hulsdonk, Noord-Brabant.

Verhulsen. Waarschijnlijk variant van Verhulsel, eventueel van Van Hulsen.

Veriepe, Verhiepe, Veryepe, Verjepe: Plaatsnaam Iepe: iep, olm (boom).

Vering, Veering, Fehring, Feringa en Van Feringa, Veeren, Fehres, Veere, Feerma, Ferens, Feersma, Veersma en VeersemaVadersnaam uit Ve(e)re, Fere, Friese vorm van Faro, dit uit de Germaanse voornaam, dit uit ferdh-nanth, Ferdinand, Vredenand. Of van een me niet bekende plaatsnaam Feringen is de geslachtsnaam Feringer afgeleid; eindelijk nog Feerwert een dorp in Groningerland en Feringa-sate te Visvliet in diezelfde Ommelanden. De oude mannen voornaam Fere kan echter ook een samentrekking zijn van Feder, een naam die eveneens bij de oude Germanen in zwang was, en waarvan de oost-Friese, uitgestorvene geslachtsnaam Federinga het patroniem is. Van deze volle form Federinga zou dan Feringa een samengetrokken vorm kunnen zijn.

Veris, Véris, Vérius: Vadersnaam. Korte vorm van Latijnse heiligennaam Severius.

Veriter, Vériter, Vérité: Waals (Gaume) aanpassing van Duits Wirether = Weihretter, Weihreuter, Weihrauter, van Weinraute/Weihraute: Ruta graveolens, wijnruit (kruidnaam).

Verjaal: Wellicht van Franse vadersnaam. Fréal, van Germaanse voornaam Friwald.

Verjans, Verians, Verians, Vérians, Veryans, Voorjans, Verjutten. Moedersnaam uit Ver Jan(ne): zoon van vrouw Johanna, in de middeleeuwen werd de naam Johanna fagekort tot Jutte.

Verjauw. Verschrijving van Fargeau/Forgeau. Zie bij Forgeot. G.M. Forgiau is de vader van de kinderen die in Wezemaal ingeschreven zijn vanaf ca. 1730 als: Fourgouw, Fourgiois, Fargauw, Versiau, Vergau, Fariauw, Verjou en Veriauw.

Verju, Verjus, Vérius, Vergieu: Oudfrans ver(t)jus: sap van onrijpe druiven, in de keuken gebruikt als azijn en voor het aanmaken van sausen. Vergelijk Engels verjuice en Waals-Vlaams verjuus. Beroepsnaam.

Verkaart, Van der Kaart. Plaatsnaam Kaart in Brasschaat (Provincie Antwerpen).

Verkade. Plaatsnaam Kade, hypercorrect voor kaai: lage dijk, overdam, aanlegplaats voor schepen. Vergelijk Van der Kaa(ij). Plaatsnaam Kade (Noord-Brabant), De Kade (Gelderland).

Verkaik: Plaatsnaam Kadijk in Bergambacht (Zuid-Holland): 1683 Kaik. Ook waterloop Kaaik bij Assendelft (Noord-Holland).

Verken, Verkens, Verckens, Vercken, Verkenne. Bijnaam naar een of andere eigenschap van het dier of beroepsbijnaam voor de varkenshoeder of -fokker.

Verkest, Verkeste, Verckist, Verkist: Uit Verkerst, van der Kerst. Plaatsnaam Kerst (hofstede onder andere te Gids (West-Vlaanderen) ‘plaats waar kers (bijvoorbeeld waterkers) groeit’.

Verkeij: Wellicht vervormd uit Verkleij.

Verkissen, Van der Kissen, Van der Kessen. Van der Kersen. Plaatsnaam Ter Kersene in Aarsele, Dentergem en Markegem. Vandaar de Kissenstraat in Dentergem; Kersenstraat in Tielt: 1635 Kessenstraet.

Verkoelen, Van der Koelen, Limburgse vorm voor van der Kuylen, Verkuil, Verkuylen. Plaatsnaam Kuil(e)‘kuil, groeve, hol’.

Verkooren, Vercooren, Verckoren. 1. Moedersnaam uit Ver Coren: vrouwe Cornelia. 2. Of uit de plaatsnaam Van der Coren: gebied waarbinnen een keure rechtsgeldig is.

Verkooyen, Verkooij, Verkooijen, Verkoyen, Verkoijen, Verkoeyen, Vercoyen, Koyen, Koijen. Naam uit de plaatsnaam Kooi(e): kooi, schaapskooi, eendenkooi.

Verkouck. Waarschijnlijk verschrijving van Verknocke.

Verkroost, Van der Kroost.Variant van Vertroost? Of plaatsnaam de (Kroost) De Troost in Zeist (Utrecht).

Verl. Plaatsnaam Verl, Noordrijn-Westfalen.

Verlaat, van ‘t: Plaatsnaam Verlaat ‘sluis of schut, plaats waar men schepen of water doorlaat’. Verlaat bij Almkerk (Zuid-Holland), in Steenwijkerwoud, Overijssel.

Verlaenen. Moedersnaam Ver Lane: vrouw Juliane. Zie Laenen. 2. Zie Van der Laan.

Verlaere, Verlaers, Verlaar: Moedersnaam Ver Lare: vrouw Hilaria. Latijnse heiligennaam Hilaria, Ilaria.

Verlaet, Verlat. Van der Lat. Plaatsnaam Lat, misschien te vergelijken met IJslands ledja: slijk, Oudhoogduits letto: leem. 2. Uit Verla(e)ckt. Zie Van (de) Laak.

Verlande, Verlant: Waarschijnlijk hypercorrecte reïnterpretatie van Verlende, respectievelijk Verlent.

Verlaine, Verlein, Verleine, Verlenne, Verleyn: Plaatsnaam (Luik) en in Tohogne en Tournay (Luxemburg). De dichter P. Verlaine (1844-1896) stamt uit Tohogne.

Verlay, Van der Laey. Plaatsnaam De Laaie: waterloop, in Ieper en Kaaskerke.

Verlee, Verlé, Verlée. 1. Zie Lee Van der. 2. Naam uit de plaatsnaam Verlée (Namen).

Verlecke. Huisnaam in Brugge: 1351 huus dat men heet ter Lecke. 2. Riviernaam de Lek in Nederland, waarnaar de heerlijkheid De Lek bij Lekkerkerk (Zuid-Holland) vernoemd is.

Verlegh, Verleg. Plaatsnaam Leg, Noord-Brabant.

Verlende, van der Lende. Plaatsnaam ter Lende = ter Linde. Zie Van der Linde(n).

Verlet, Verles, Verlez, Verley. 1. Naam uit het Oudfranse verel: grendel. Beroepsbijnaam. 2. Zie ook Verlee en Letten Van der.

Verleure. Moedersnaam Ver Leure, Lore; vrouw Laura. Vergelijk Verloren.

Verley. 1. Variant van Verleye(n), zie bij Leye(n) Van der. 2. Zie ook Verlet.

Verliefde, Verliefden. Hoofdzakelijk Oost-Vlaamse familienaam. Daarom in de eerste plaats reïnterpretatie van Van Lierde (zoals Van Liefde). 2. Eventueel een moedersnaam.

Verloigne, Verloingne, Verlonje. Plaatsnaam Luingne (Henegouwen), in Zuid-West-Vlaanderen als loendzje uitgesproken. De waterloop La Luigne.

Verlomme, Van der Lomme. Plaatsnaam Lomme (Nord).

Verloop. Beroepsnaam. Middenenderlands voorlope(r): voorbode, voorman, leider.

Verloren. 1. Moedersnaam Ver Lore; vrouw Laura. 2. Mogelijk ook een vondelingennaam: 'een verloren gelegd kind'.

Verlot, Verlodt, Verloot. Moedersnaam Vrouw Lot, korte vorm van vleivorm op -lot(e). Zie Lotens. 2. Dialect uitspraak van Verla(e)t.

Verly, Verlye, Verlie: Plaatsnaam Verly (Aisne) en in Robelmont (Luxemburg).

Verlyck. Plaatsnaam De Lijk in Averbode en St.-Pieters-Rode (Vlaams-Brabant), Lijke in Vurste (Oost-Vlanderen).

Verma. Door d-syncope van Vermade, Van der Made; zie van der Maeten.

Vermaak: Wellicht uit Vermaerke, van van der Mark.

Vermachelen. 1. Moedersnaam Ver Machele/Mechele: vrouw Machtildis, Mathilde. Vergelijk Machtelinck(x), Mechele. 2. Eventueel = Van Machelen.

Vermaillen. Waarschijnlijk variant van Vernaillen; rn wordt makkelijk rm (Vergelijk Van Doorme, van Van Doorne).

Vermandel, Vermandele, Vermander, Vermandere: Van der Mandel. Plaatsnaam ter Mandere/Mandel in Sint-Baafs-Vijve (West-Vlaanderen), naar de riviernaam de Mandel, zijrivier van de Leie.

Vermarien, Vermaere, Vermaeren: Moedersnaam Ver Marie: vrouw Maria. Zie ook Marien, Maris.

Vermaut, Vermout, Vermaux, Vermauwt, Vermaute, Vermoet. Vadersnaam uit Fremault, Fermaut, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vromoud; frum-wald. Zie Fremault.

Vermegen: Plaatsnaam Megen (Noord-Brabant).

Vermet, Vermetten: 1. Moedersnaam Ver ‘vrouw’ Mette ‘Machteld, Mechthild’. 2. Eventueel, van van der Met(t)en. Plaatsnaam Met(te), Meet ‘hooiland, weiland’.

Verminck, Vermincksel, Vermynck: Ontrond uit Vermunck, van ter Munk ‘bij de monniken’. Variant van Vermunicht, zie daar. Vermincksel is volksetymologisch (Middelnederlands minke = mincsel: verminking).

Vermont: Vadersnaam. Germaanse voornaam far-mund of frith-mund: Feremundus, Fri(du)mundus.

Vermorgen, Vermogen: Variant van Vermorken, van Vermarcke. Zie bij Mark van der.

Vermorken: Uit van der Morken, dialectische uitspraak van van der Marken.

Vermout, Vermoet: Vadersnaam. Van Fremault, Fermaut, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vromoud.

Vermote, Vermoote, Vermot, Vermotte. 1. Zie Van der Mot(en). 2. Moedersnaam uit Ver Mote; vrouw Maria.

Vermue: Zuid-Bevelandse familienaam, van van der Mude. Noordzee-Germaans mude, mui(de), van Germaans Munthja ‘monding, van meers in deltagebied’. Bijvoorbeeld de Muide in Gent.

Vermunicht, Verminck, Vermincksel, Vermynck. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ter Munich: bij de monniken.

Vermunt, Van der Munt. De Munt is de plaats waar gemunt wordt, waar de munt geslagen wordt.

Vermussche, Vermuse: Waarschijnlijk reïnterpretatie (onder invloed van de familienaam Mussche) van Vermeersche, Vermesse.

Vermuyten, Vermuijten. Familienaam uit de plaatsnaam Muite: kooi, vogelkooi, hol, gevangenis, kerker.

Verna. Misschien Waalse uitspraak van Verneau.

Vernacht. Gereïnterpreteerde vorm van Vernackt.

Vernaechten, Veraechtens. Moedersnaam Veren Aechten, verbogen vorm van Ver Aechte: zoon van vrouw Agatha. Zie Aegten.

Vernaelde, Vernail, Vernaillen, Vernalde: Moedersnaam Veren Alden, verbogen vorm van Ver Aide, vrouw Aida, Germaanse voornaam. Of van Vernalen: veren; vrouw Adelen.

Vernaeve, Vernaev: Moedersnaam. Veren Ave ‘vrouw Ava’, Germaanse voornaam.

Vernal, Vernalen. Moedersnaam Veren Adelen; zoon van vrouw Adela. Germaanse voornaam.

Vernaleken. Moedersnaam; zoon van vrouw Aleke, laatste is een afkorting van Ale, van Adela, Athala (ook Edele).

 Vernamelen. Moedersnaam Ver (vrouw) Amele, korte vorm van Germaanse voornaam Amelberge.

Vernasse, Vernassen. Moedersnaam Veren Asse(n): vrouw Asse, Germaanse voornaam Adza, afleiding van athal-naam.

Vernasselen. Moedersnaam Veren Assele, Asselen; vrouw Assele. Vergelijk Asselman.

Vernay, Duvernay, Duvernoy, Devernay, de Verneij, de Verney: Verspreide Franse plaatsnaam (le) Vernay (Rhône, Saône-et-Loire), Verney (Normandie): plaats waar elzen groeien.

Vernelen. Moedersnaam uit Ver Nele: vrouw Cornelia of vrouw Petronilla.

Vernes: Uit van der Nes/Nest. Vernhout, Fernhout: Plaatsnaam Vernhout (Noord-Brabant) en bij Wisch (Gelderland). Fernholte in Attendorn (Noordrijn-Westfalen).

Verneuil. Plaatsnaam Verneuil (Aisne, Marne, Oise, Meuse).

Verniel: Variant van moedersnaam Vernelen? Niel, van Petronilla?

Vernier, Verniere, Vernie, Verniers.1. Beroepsnaam. Oudfrans vernier ‘verkoper van lentevruchten’. 2. Vadersnaam, Normandische vorm van Wernier(s). Zie Werner.

Verniest, Vernieste. Waarschijnlijk van Verriest.

Vernieuwe: Moedersnaam. Vernieven, Veren leven, van Ver leve ‘vrouw Eva’.

Vernijns, Vernyns: Limburgse familienaam, daarom waarschijnlijk van Severijns, met epenthetische n (zie Ferin).

Vernimmen, Vernimme, Vernimmer, Vernemmen, Verniemmen: Moedersnaam Veren Immen, verbogen vorm van Ver Imme ‘vrouw Emma’.

Vernin. Afleiding van Verne? Of Frans venin: gif. Bijnaam. Vergelijk dialect fernijn, van venijn.

Vernis. Vervorming van Vernest of Verniest? Of plaatsnaam Verny (Moselle)?

Vernooij, Vernooijs, Vernooy, Verno: 1. Moedersnaam Veren Ode ‘vrouw Ode’. Germaanse voornaam Auda, Oda. 2. Uit van Rhenoij, Rhenoy. Plaatsnaam in Geldermalsen (Gelderland).

Vernou. Plaatsnaam Vernou (onder meer Seine-et-Marne), Vernoux (onder meer in Ain).

Verocq. Waalse uitspraak van Verroken (of Veracq)?

Véron, Veron, Verons, Verrons, Verron, Verhons, Vroon, Veronnez, Verroens, Voorons. Vadersnaam uit de heiligennaam Veronus (patroonheilige van Lembeek bij Halle (Vlaams-Brabant). Lokale vorm is Vroen, van Frans Véron.

Veroone, Verhoene, Vroonen, Vronen, Verrone, Verroonen, Vroon. Moedersnaam, zoon van Ver One: Vrouw van Ono (: Germaanse voornaam). Zie ook Vroon.

Veroyen, Verroye, Verroeye, Vroye, Vroy: 1. Moedersnaam Ver Ode: vrouw Auda, Oda. Zie Oyen 1, Vernooy. 2. Van der Oyen; zie van Ooyen.

Verpaele, Verpalen: Uit van der Paal, van der Palen. Plaatsnaam. Middelnederlands pael(e), pale ‘(grens)paal’. Ook plaatsnaam Paal in Hulst (Zeeland).

Verpeut, Verpeuten. Uit Van der Put/Peut (zie van den Putte) of variant van Verpoot(en).

Verplaeste, Verplaetre, Verplaestre: Verhaspeling (Frans-Vlaanderen) van Verplaetse, met metathesis ts/st.

Verplakke, Verplak: Vermoedelijk uit Verplanke.

Verpoelt, Verpoylt, Verpuylt: Verpoelkt, van Verpoelk van Van der Poelk. Plaatsnaam Poelk in Meerbeke (Oost-Vlaanderen) en Pamel (Vlaams-Brabant).

Verrraes, Verras, Veras: Verraes, van van Raes. Plaatsnaam Raas ‘geul, kreek, droog liggend land tussen geulen’.

Verrassel: Uit Verasselt, van Verhasselt, van van der Hasselt. Plaatsnaam ter Hasselt ‘plaats waar hazelaren groeien, hazelarenbosje’.

Verrecas, Varkas: De oudste met naam bekende voorvader van de Brugse famille Verrecas is Martinus, in Hongarije geboren en in Brugge in 1752 als Forgatz opgeschreven; hij overlijdt in 1761 als Vercas. Vanaf 1786 Pieter Jacobus Verrecas dragen alle Brugse afstammelingen de naamvorm Verrecas. Aaanpassing van de Hongaarse familienaam Farkas.

Verreman. Afleiding van Middenenderlands varre, verre: (jonge) stier. Beroepsnaam van stierenfokker? Of variant van Vereman(s)?

Verrewegen, van. Reïnterpretatie van Van Herrewegen.

Verrie, Verrier, Verïer, Verriez, Veriez, Vériez, Veyrier, Leverrier, Veerjee, Verrière, Veirière, Véryère, Véry, Verry, Verryère: Beroepsnaam. Frans verrier: glasmaker, glazenier.

Verroken, Verhoken, Verroken, van Van der Roken. Plaatsnaam. picardisch Roke, Frans roche: rots, steenberg, rotsachtige plaats. Vander Roke ook als vertaling van Dele Roke (vergelijk Delaroche). Plaatsnaam,1275 Roke in Vloesberg. 2. Eventueel van Van (den) Roken, Van den Rodeken. Plaatsnaam Rodeken, afleiding van Rode, onder meer in Dentergem, Bekkevoort, Roken in Nieuwerkerken-Aalst.

Verrooten, Verrote, Verrotte: Van der Rooten. Plaatsnaam Rote: vlasroot, plaats of waterloop waar vlas geroot wordt. Plaatsnaam in Weelde (Antwerpen).

Verrue, Verhue, Verheu, Verreu, Van der Rue. Plaatsnaam (la) Rue: straat; zie Delarue.

Versaen. 1. Moedersnaam Vrouwe Suzanna. Vergelijk Sanna. 2. In Merchtem in 1730 variant van Van Saen.

Versaevel: Uit van der Savel. Plaatsnaam Zavel ‘zand, plein’.

Versaille, Versailles, Versaeilie, Versaeillie: Plaatsnaam Versailles (Seine-et-Oise).

Versaud. Plaatsnaam Verseau (Saône-et-Loire).

Verschaetse, Verschatse, Verschatze, Verschetse, Verschetze. Naam uit Van der Schaetse, waarbij Schaetse waarschijnlijk een huisnaam is. Schaats: stelt, kruk.

Versbraegen. Waarschijnlijk leesfout voor Verschraegen.

Verschaeken. Reïnterpretatie van Verschagen?

Verschaete. Hypercorrect voor Verschoote.

Verschaffel, Verschaffelt: Plaatsnaam 1427 ter Scaffelt, Schaffelt, Aaigem (Oost-Vlaanderen).

Verschaetse, Verschatse, Verschattze, Verschetse, Verschetze, Van der Schaetse. Wellicht huisnaam Ter Schaetse: stelt, kruk. Vergelijk Schaetsaert. Vergelijk Delecosse, Dezecache.

Verschage, Verschaeve: Uit van der Schage. Verschaeve door g/v-wisseling. Plaatsnaam ter Schage ‘kreupelhout, bosje (aan rand van een veld). Vergelijk Engels shaw, Zweeds skog, Deens skov. Plaatsnaam Schage in Woumen (West-Vlaanderen), Schagen in Rozendaal (Noord-Brabant). In Roeselare: 1474-1778 (heerlijkheid) vander Schage = 1645 vande Schave.

Verschakelen. Variant van Verschaeken?

Verschelling: Plaatsnaam Schellingen in Oosterhout (Noord-Brabant). Vermoedelijk veeleer vervorming van Verschelde(n).

Verschemoet, Vesschemoet, Vesgemoet. Naam uit "verse moed": bijnaam voor iemand die met frisse moed aan het werk gaat. Duits Frischmuth, Frischermuth.

Verscheyden, Versheijden, Verscheijden: Uit Verschelden, met gepalataliseerde 1 (vergelijk Waals-Vlaams suifer, van sulfer).

Verschiere: Contaminatie van Verschure en de West-Vlaamse familienaam Versieren, Verzieren? Wellicht uit de plaatsnaam La Vaissière (Cantal, Lozère) ‘plaats waar notenbomen groeien’?

Verschonen: Vermoedelijk vervormd uit Verschoren.

Verschoor, Verschoore, Verschooren, Verschoren, Verschore, Verschorren, Verschorre, Verscoore, van de(den) Schoor, van Schooren, van Schoore van Schoren. Familienaam uit de plaatsnaam Schoor, Schor, Schorre aangeslibd land dat rijp is om ingedijkt te worden, moeras. 2. Zie ook Schoor.

Verschrage, Verschragen, Verschraage, Verschraegen, Schrage: Uit van der Schrage(n). Plaatsnaam Schrage ‘droog, dor’. In Eksaarde (Oost-Vlaanderen): 1571 int Scrage, de Scrage.

Verschroeven. Brabantse uitspaak van Verschraeven.

Verschuyl. Naam uit schuil (plaats).

Versé, Versée: Spelling van Verset, variant van Vierset, Plaatsnaam (Provincie Luik).

Verselder. Oostvlaamse familienaam. Aanpassing van Versaille? Of reïnterpretatie van Verschelde?

Verseput: Plaatsnaam Verseput ‘zoetwaterput, gemeenteput’. In Kerkwerve (Schouwen-Duiveland) is er een Verseputseweg.

Versfeld, Versfelt. Plaatsnaam. Wellicht Varsseveld (Gelderland): 1200 Versevelde. Nederlandse familienaam (van) Vars(s)eveld.

Verseveld, (van): Plaatsnaam Varsseveld (Gelderland): 1200 Versevelde.

Versieren, Verzieren. Familienaam uit de plaatsnaam La Vaissière (Cantal, Lozère). Mogelijke betekenis: plaats met notenbomen.

Versin, Verzin. Naam uit de plaatsnaam Verchin (Pas-de-Calais) of uit Verchain (Nord).

Versleegers, Verslegers, Van der Sleehegge. Plaatsnaam Sleehaag. Zie Sleeuwaeghen.

Verslijpe, Verslyp, Verslyppe: Van der Slijpe. Plaatsnaam Slijpe (West-Vlaanderen).

Versmee. Vander Smede = Van der Smisse?

Versmersch. Variant van Vermersch met -s-anticipatie.

Versmissen: Uit van der Smissen. Plaatsnaam Smisse ‘smis, smidse, smederij’. Meestal naam van een smid.

Versnaeyen, Versnoyen, Versnoeyen: Waarschijnlijk plaatsnaam Sinaai (Oost-Vlaanderen).

Versnel: Uit van der Snel? Of moedersnaam ver Snel, de vrouwelijke vorm van de Germaanse voornaam Snello?

Versnick: Uit van der Snick(t). Plaatsnaam Snick, samengetrokken uit Zinnik, de Nederlands naam van Soignies(Henegouwen).

Versonnen, Verson, Versonne. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Sunna; zon. Vergelijk Sunnhilt, Suna.

Versou, Versauw: Plaatsnaam Zuwe, Zauw, Sauwe. Middelnederlands souw: sloot, gracht, greppel, goot.

Verspagen. Gedemouilleerd van Verspagnen?

Verspecht, Van der Spekt: plaats waar speken, spijken, stokken staan. Zie Van der Spek. Plaatsnaam Spekt (Noord-Brabant); Ter Specht in Opwijk.

Verspeek, Verspijck: Van der Speek. Middelnederlands spijk, specke, Westfaals specke ‘brug van boomstammen, knuppeldam’. Plaatsnaam Spekt in Nuenen (Noord-Brabant).

Verspeel, Verspeelt, Verspelt, Versprille, Verspille, van der Spilt, van der Spiet. Naam uit de plaatsnaam Speelt; plaats waar witte haagdoorn, spildoorn groeit. Plaatsnaam in Mollem (Vlaams-Brabant), Zingem (Oost-Vlaanderen). Ook Spelt bij Merchtem (Vlaams-Brabant).

Verspeepen. Verhaspeling van Verspeeten.

Verspeeten, Verspeten: Uit van der Speeten. Plaatsnaam Spit, Spete ‘omgespitte grond’.

Verspeyen, Verspuy: Van der Speyen. Plaatsnaam Spei, Middelnederlands spoye, speye: spui, schutsluis.

Verspille, Versprille: Plaatsnaam ‘plaats waar witte haagdoorn, spildoorn groeit’.

Verspoor, Van der Spoor. Plaatsnaam. Middelnederlands spoor ‘pad, weg’.

Verspouwen, Verspauwen: Plaatsnaam Ter Spauw in Overijse (Vlaams-Brabant).

Verspreet, Verspreyt. Familienaam uit de plaatsnaam Spreet te Aarschot en te Strombeek. Vlaams-Brabant.

Verspreeuwen. Wellicht huisnaam; Ter Spreeuwen.

Verspuij, Vershuij, Verspoe, Verspae: Plaatsnaam. Middelnederlands spoye, speye ‘spui, schutsluis’.

Verstraete, Verstraeten. Reïnterpretatie van Verstraete(n), ook door reductie van de cluster rstr tôt rst.

Verstrepen, Verstreepen. Familienaam uit het Middelnederlandse strepe: een smalle strook land. Een plaatsnaam die op heel wat plaatsen voorkomt.

Versteirt. Ongetwijfeld een reïnterpretatie (van Versterre, Verstelt?).

Versteyhe, Van der Steie. Plaatsnaam Stei? 1300 Ihans kinderen land van den Steye, Snellegem.

Verstijn, Verstijnen, Verstyn, Verstyne, Versteynen: Moedersnaam Ver Stijne: vrouw Stijne, Christina. Zie Stijnen 2.

Verstraet, Verstraets. Reïnterpretatie van Vestraet(s).

Verstreepen, Verstrepen. Plaatsnaam uit van der Strepen. Middelnederlands stripe, strepe: streep, strook land.

Verstreren. Verhaspeling (Frans-Vlaanderen) (van Verstrepen, Verstreken?).

Verstreyden, Verstrijden. Wellicht familienaam uit de plaatsnaam Streie (dit uit het Oudfranse estrée: straatweg). Hypercorrect voor Verstreyen?

Versyck, Versijck, Versieck, Verzyck. Bijnaam uit het Middelnederlandse versiken: zuchten, diep en moeilijk ademhalen.

Verstolle: Wellicht door dialectische uitspraak uit Verstalle, van van der Stalle. Plaatsnaam Stal ‘staanplaats op de markt of in een hal; afgesloten ruimte, stal’.

Verstringhe, Verstringe, Verstrijnge, Verstrenge: Uit van der Stringe; Plaatsnaam ter Stringe ‘lange en smalle strook land, reep’.

Verstijnen: Moedersnaam ver Stijne ‘vrouw Stijne, Christina’.

Verswijver, Verswijveren: Plaatsnaam Swijverle, uitspraak Zwijvel (waarschijnlijk Provincie Antwerpen).

Verte, Verté, Verthée, Verthé, Verthe, Verthez. Oudfrans verte, Frans vérité: waarheid, zekerheid, gewaarborgd redit. Vergelijk Duits Wahrheit.

Verteneuil. Vertenoeiln, Vertenoeuille, Vertenueil, Vertenelle: Plaatsnaam Vertigneul in Romeries (Nord).

Vertenten: Plaatsnaam. Middelnederlands tente ‘tent’. Aangezien meiers en schepenen bij openbare driejaarlijkse rechtszittingen onder een tent zitting hadden, kreeg het woord ook de betekenis ‘rechtsgebied’.

Vertessen. Moedersnaam uit Ver (: vrouwe) Eustachia. Vergelijk Tesse.

Verteurve. Naar de woonplaats aan een turfven of voor de veenboer of turfhandelaar? VergelijkTurf(s).

Verton, Vertons, Vertoont: Plaatsnaam Verton = Virton (Luxumbourg).

Vertonghen, Vertongen, Verthongen, Vertogen. Familienaam uit de plaatsnaam Tonge; landtong. Vertogen (Henegouwen) door Oost-Vlaamse uitspraak met g.

Vertruyen, Vertruijen. Moedersnaam uit Ver Trui: zoon van vrouw Geertrui.

Vervaene, Vervaenen, Vervoenen. Naam uit de plaatsnaam De Vane in Oedelem en in Wingene.

Vervaek, Vervaeke, Vervake, Vervaeck, Vervaecke, Vervaekt, Vervackt, Vervaque, Vervalcke, Vervarcke, Vervack: 1. Uit van der Vake. Plaatsnaam Vake ‘vlechtwerk als afdamming in een beek’. 2. Aanpaasin aan paatsnaam Fervaques in Fonsommes (Aisne).

Ververcken, Ververken, Vervarcke: Waarschijnlijk reïnterpretatie van Verveeken, met r-epenthesis.

Verver, de, de Varver, Verver, Ververs, Fervers, Ferfers, de Verwerre, (de) Verrewaere, de Verweraere, de Varrewaere, de Varwaere, Varware, Varrewaere, Verwer: Beroepsnaam van de verver, lakenverver.

Vervest, Verwest: Uit van der Vest. Plaatsnaam Vest(e)‘versterking, bolwerk, kasteel, burg’.

Vervetjes. Zeldzame Nederlandse familienaam, mogelijk afkomstig uit: 1. Bijnaam uit vet voor een zwaarlijvig persoon. 2. Beroepsbijnaam voor een vetweider: veeweider of handelaar in vetwaren. Gezien de Ver- vooraan kan het evengoed: 3. Uit Van der Ves. Zie bij Ves Van der. 4. Uit een van de vele plaatsnamen waar vest of vast in voorkomt.

Vervier, Verviers, Vervy: Plaatsnaam Verviers (Luik), Luiks-Waals vervî.

Vervloessem, Vervloesem, Vervloessen, Vervloesen, Vervlossen. Familienaam uit de plaatsnaam Vloersem, Vlourshem, Vloursem. Deze oude plaatsnaam lag (tot 17de eeuw op kaarten) in Harent-Rijmenam. Dit is een gehucht van het huidige Bonheiden (Antwerpen).

Vervoir. Plaatsnaam Vervoz in Clavier (Luxemburg): 1104 Vervoi. 2. Zie Van der Voorde.

Vervrangen. Wellicht Oostvlaams hypercorrect van Vervragen, van Vragen, van Verhagen (met hypercorrect voorgevoegd Ver-). Vergelijk Vervroegen.

Vervremd. Plaatsnaam Vremde, Antwerpen.

Vervroegen. Brabantse uitspraak van Vervragen; zie Vervrangen.

Verwaal: Uit van der Waal. 1. Riviernaam de Waal, zijarm van de Rijn. 2. Verspreide plaatsnaam Waal ‘kolk achter een dijk geslagen bij dijkdoorbraak’.

Verwacht. Waalse hypercorrecte spelling voor Vervackt.

Verwayen, Verwaijen, Verwaaijen: Van der Wa(e)yen. Plaatsnaam Ter Waai(e): poel, plas;

Verwicht, Verwichte. Familienaam uit de plaatsnaam Vichte (West-Vlaanderen), in de streek nog Ter Vichten genoemd.

Verwijmeren, Verweijmeren: Moedersnaam. Ver Wijmere. Germaanse voornaam wîg-mêr 'strijd-beroemd': Vuimara, Wimara. Of plaatsnaam? Maar de vander-vorm kan een regressievorm zijn.

Verwimp, Verwimpt, van der Wimp. Familienaam uit de riviernaam Wimp in de Zuiderkempen.

Verwinnen. Moedersnaam Ver (vrouw) Winne. Germaanse voornaam Wina, van Germaanse wini; vriend.

Verwoerdt, Verwoert. Plaatsnaam Woerd (Gelderland): kunstmatige heuvel in zee- en rivierkleigebied. 2. Soms wellicht = Vervoort.

Verwouwen. Moedersnaam Ver Wouwe: Vrouw Wouburg: Walburgis. 2. Uit Van der Wouden.

Verwulst, Verwilst: Hypercorrecte vorm voor Verhulst.

Verwijmeren: Moedersnaam, Ver (vrouw) Wijmere. Germaanse voornaam wig-mêr ‘strijd-beroemd’: Vuimara, Wimara.

Verwijs, Verwijst, Wijs, van de, der, van der Vies: Van der Wijs? Plaatsnaam. 17de eeuw Gerrit Hermansz Verwijs, Andel.

Veryser, Verijser, Verryser, Verhyser, Verijzer; Verrijzer, Verrijzen: Uit van der IJzer. Waternaam de IJzer; Van den Yser, (West-Vlaanderen).

Verzee. Veeleer aanpasing van Verset dan uit Van der Zee.

Verzeeuw: Wellicht variant van Verzee, van van der Zee. Of voor de Zeeuw?

Verzieux, Versieux: Bijnaam Verts yeux: groene ogen. Vergelijk Groenoghe, Duits Grunauge

Verzwymelen. Uit Verzwyvelen?

Verzwyvel, Verzwylen, Verzwijvelen, Verzwijvel, Verzwijfelt, Verswijvel, Verswijvelen, Verswijvel, Verswijfelt, Verswyvel, Verswyvelen, Verswyvel, Verswyfelt, Verzwyver, Verswijver, Verswyver, Versweyver, Versweyveld, Versweyvelt, Versweijveld, Verzwijvelt, Verswijfel, Verswyfel. Familienaam afgeleid van een (bijna verdwenen) plaatsnaam Suiuenghem/Suivengem (= woning van de lieden van Swibo - momenteel geëvolueerd via Swijvelstein naar Zavelstee) in Rijmenam (Antwerpen). Of plaatsnaam Swijverle, uitspraak Zwijvel, waarschijnlijk in Antwerpen.

Ves, van der, van der Vesse. 1. Uit Van der Ve(r)st, ontrond van Van der Vorst, verward met Van der Voort. 2. Zie van der Ves.

Ves, van der, van der Vesse, Vervest, Verwest, Vervisch, Vervicsh, Wervisch. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Vest: versterking, burcht.

Vesalius. Humanistische latinisering van Van Wesel, bijvoorbeeld Andréas Vesalius (1514-1564)

Veseleer, de, de Veseler, de Vesseleer, de Veseleer: 1. Middenenderlands veselaer: oorblazer, fluisteraar, pruttelaar. 2. Duits Weseler, afleiding van plaatsnaam Wesel (Nederrijn, Noordrijn-Westfalen), Nederlands Wezel.

Vessem, van; van Vessum, van Fessem: Plaatsnaam Vessem (Noord-Brabant).

Vesters, de, Vester, de, de Vestel, de Vestele, Vester, Festers: Beroepsnaam van de houtvester.

Vestier. Waarschijnlijk variant van Vessie.

Vestman. Middennederlands vestman, waarschijnlijk synoniem met vestmeester: stedelijk ambtenaar belast met het toezicht op de muren en vestingwerken van de stad. Of afleiding van Van der Vest (zie van der Ves).

Verstraet, Verstraete, Verstraets. 1. Zie Vastrade. 2. Eventueel = Verstraete.

Vet, de, (de) Veth, Vêt, (de), Vetten, Vette: Bijnaam voor een vet persoon.

Vétillard, Vetillard. Bijnaam. Frans vétillard: haarklover, zeurpiet.

Vetman. Beroepsnaam van de vetweider of de handelaar in vetwaren.

Vetsuypens, Vetsuypers, Vetsuipers, Fetsuypens. Naam uit het Middelnederlandse vet supe: vette soep, brij. Naam voor een verkoper van.

Vettenburg, Vettenberg: Plaatsnaam Vettenburg, Vettenbergh in Strijtem (Vlaams-Brabant): 1685 op den Vettenberch.

Vetter, (de), de Vettere, (de) Vetters, de Vettère: Beroepsnaam van de huidenvetter, leerlooier.

Vetterlein, Vetterling. Duitse bijnaam Vetterle, Vätterlin, afleiding van Vetter: neef, broer van vader, verwant.

Veulemans. Afleiding van Middenenderlands vole: veulen. Beroepsnaam van de paardenfokker of-koopman. Vergelijk Duits Fohlenmeier; Schaepman, Ganseman.

Veur, van der, van de Vuer, Vervueren, Vervuren, van der Vore, van de Voor, van de Voir. Waternaam de Voer, zijrivier van de Dijle die Tervuren bespoelt. Ook Middelnederlands vore, vuere: voor, greppel. Vervueren = Van der Vueren = (ook) Van Tervuren. Plaatsnaam Tervuren (Vlaams-Brabant): aan de Voer: 1224 Vuram 2. De varianten met o kunnen wellicht ook van Van de(r) Voorde worden verklaard.

Veuren, van. Plaatsnaam Veurne, West-Vlaanderen.

Veurnaert. Afleiding van Van Veurne, zie van Veuren.

Veuster, de. Pater Damiaan (Jozef de Veuster 1840-1889) stamt van Van der Vorst af: 1681 Jan van der Vorst, Werchter (vader van) "1721 Egidius de Voster, Werchter (vader van) "1776 Hendrik van der Vorst vulgo de Veuster, Werchter (vader van) "1801 J. F. de Veuster, Tremelo (vader van pater Damiaan).

Veuve. Frans veuve; weduwe. Vergelijk Derweduwen.

Veij, de, de Veij: Bijnaam. Vei ‘welig, dartel, zinnelijke’.

Veijgen: Spelling voor Vijgen. 1. Beroepsbijnaam van de vijgenhandelaar. Vergelijk Frans Figue, Duits Feig(e). 2. Moedersnaam Feige(n), van heiligennaam Sophia: Fye tot Fîje tot Fîge (1360 Fye = 1682 Feyg).

Veylbrief. Vertaling van Limelette 'vijltje' + brief.

Veyler, de Veylder, de Veijlder, de Veilder. 1. Naam uit het werkwoord veilen. Beroepsnaam van de veiler, de veilingmeester. 2. Brabantse variant van De Vijlder. Zie bij Vijlder(e) De.

Veijs, Feijs: Vadersnaam. 1. Veis/Feis, van Veinse/Feinse, korte vorm van Vincent. 2. Verkorting van de Franse voornaam Gervais, de heiligennaam Gervasius. 3.Verkorting van Serveis, Servais, van Servatius.

Vézant. Occidentaalse bijnaam; vrolijk, blij.

Vialet, Viallet. 1. Vadersnaam. Afleiding van Vial. 2. Afleiding van Viale.

Viala. Plaatsnaam (Aveyron, Lozère). Zie Viale.

Vial, Viale, Vialen, Vialle: Franse dialectisch vorm voor Viala, variant van ville ‘landelijk domein, dorp’.

Viallard. Plaatsnaam (Massif Central), variant van Villard, afleiding van ville, viale: dorp.

Vianden. Plaatsnaam. Luxemburgs: Veianen, uitspraak: Veine.

Viane, (de) Viaene, Vijaene, van Vyaee, van Vyane, Vianne, Devianne, Deviane, van de(der) Viaene, van (de) Viane, Vianen, Vandeviaene, van (de) Viane: 1. Plaatsnaam Vianen (Zuid-Holland, Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Viane (Oost-Vlaanderen). 3. Plaatsnaam Vianden (Groothertogdom Luxemburg). 4. DefFamilienaam werd ook wel verward met Vienne (in Wallonië en Frankrijk): 1136 Vianne.

Viatour, Viautour, Viatour: Waalse vorm van plaatsnaam Villers-aux-Tours.

Viau, Viaud. Vadersnaam. 1. Zie Guiau(x). 2. Variant van Vial.

Vicaire, Vicari, Vicario, Vicary: Oudfrans vicaire, Italiaans vicario, van Latijn vicarius: vicaris, plaatsvervanger (met name van een geestelijk waardigheidsbekleder of een gerechtelijk ambtenaar).

Vicat, Vicca: De Hagelandse Vicca's stammen van de Spaanse veldheer Dionisius Vicca 1572.

Vicente, Vicentini, Vicenzino, Vicenzi, Vincenzottto, Vicenzot, Vincenzutto: Italiaanse vorm en afleiding van heiligennaam Vincentius.

Viceroy. Wellicht bijnaam uit "onderkoning". Mogelijk ook uit de plaats Vicherey (Vosges, Vogezen).

Vicher. Waalse spelling voor Visscher of Fischer.

Vici, Vichhi, Vichi. Plaatsnaam Vichy, Allier?

Vichoff, Vichhoffe. Waalse aanpassing van Duits Bischof; bisschop.

Vickermann. Vadersnaam. Afleiding van Vicker=Victor.

Vico. Plaatsnaam Vico (Italie, Corsica) van Latijn vicus: wijk, straat.

Vicquery, Vichery, Viquerie, Vicharie: kapelanie. Afleiding van Latijn vicarius, Frans vicaire.

Victoir, Victoire. 1. Moedersnaam Victoria. 2. Vondelingnaam 1789 Victoire, na de overwinning in de Brabantse Omwenteling. In 1825 trouwde Eugeen Victoire, 27 jaar, uit Sint-Pieters-Rode, Vondeling van Loven' in Bekkevoort. De familie heet nu Victoir.

Victor, Viktor, Victoor, Victoir, Wictor, Wiktor, Vitour, Vitou, Vitoux, Viteux, Vitu, Vêtu, Vêtu: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Victor.

Victorieux. Frans victorieux: zegepralend, overwinnaar. Bijnaam? Of reïnterpretatie van Victor?

Vidal: Vadersnaam. Variant van Vital, de Latijnse heiligennaam Vitalis.

Videcocq. Oudfrans videcoc; korhaan. Bijnaam.

Videgain. Leesfout of variant voor Baskische familienaam Bidegain: hoge weg? Of reïnterpretatie van Videgrain?

Videl: Variant van Fidèle?

Videlaine. Zinwoord Vide laine: die de wol verkwist.

Videler: Beroepsnaam van de vedelaar, vedelspeler, vioolspeler.

Vidgrain. Franse bijnaam Vide grain: die het graan opgebruikt, verkwist. Vergelijk Gâteblé.

Vidick. Vadersnaam. Nederduitse familienaam Widdicke, afleiding van Germaanse voornaam Wido.

Vidouse. Plaatsnaam Vidouze (Htes-Pyr.).

Vidrequin. Waarschijnlijk door metathesis van Vidgrain.

Vidrik, Vidrich. Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rîk 'boommachtig'.

Viefhaus, Vifhaus: Nederduitse plaatsnaam Fûnfhaus: vijf huizen.

Vieillevoye, Vieilvoye, Vielvoye, Viellevoye, Vielvoije, Viellevove, Vilvoye: Plaatsnaam Vieille-Voye: oude weg, in Mortier, Beyne-Heusay (Luik), Villance (Luxemburg).

Vieira, Vieijra, Vieyra: Plaatsnaam bij Braga (Portugal).

Viejou: Misschien een spelling van de Franse familienaam Vioux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Widwulf. Maar vermoedelijk veeleer spellingvariant van Viot.

Viël, Viel, Viele, Vieille, Vielle, Vielz. Bijnaam uit het Oudfranse vieil, viel: oud.

Vieillard, Viellard, Veilliard, Veillard, Viehard: Frans vieillard: oude man. Bijnaam.

Vieillefont, Veillefon, Viellefont, Viel)font: Plaatsnaam Vieillefont: oude bron. Bijvoorbeeld Viellefond (Allier).

Viekevorst, Vikevorst, Vickevorst: Plaatsnaam Wiekevorst (Antwerpen).

Vielemeier. Duitse beroepsnaam van een boer die veel maait: Vielmâder. Van Middenhoogduits maejen: maaien.

Vielhomme. Franse bijnaam Viel homme; oude man.

Vien. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Vivien, Vivianus.

Vienerius. Vadersnaam. Heiligennaam Venerius van Milaan.

Viënne, de la, Vienne, Devienne, Wienne: Plaatsnaam Vienne in Evregnies (Henegouwen) Waals viène; Frans verne: els. Ook Vienne (Isère, Marne..). en op diverse plaatsen in Frankrijk. 2. Of uit de plaatsnaam Wenen in Oostenrijk (Vienne is het Frans voor Wenen). 3. Het is ook de oude Romaanse vorm van Vianden (Groot-Hertogdom-Luxemburg).

Viennet, Viennot, Viénot: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Vivien.

Vierbergen. Duitse plaatsnaam.

Vierdeel, Vierdeels, Vierendeel, Vierendeels, Vierendels, Virendeels, Veirendeels: Bijnaam naar de naam van de maat, een vierde deel van.., bijvoorbeeld 1/4 van een pond. De bijnaam herinnert wellicht aan de leenroerige verplichting een vierde als cijns te leveren. Vergelijk Vierlinck, Viertel.

Vierge. Reïnterpretatie van Vierset.

Viergever: ±1665 Daniel Viergever (kleinzoon van) 1590 Daniel Vlam, Charlois (Rotterdam)-Ouwekerk.

Vierhout: Plaatsnaam Vierhouten in Ermelo (Gelderland).

Vierhuis: Plaatsnaam Vierhuis in Leeuwarden (Friesland).

Vierin, Viérin, Vieren, Viren, Fierin, Fiérain, Fiérin, Fierens, Firens, Fierkens (deze variant ontstond in het grensgebied met Duitsland in de buurt van Doetinchem-Emmerich) Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Olivier. Maar er is bijvoorbeeld ook een West-Vlaamse familie Viérin, die stamt van Jean-Grant Vierin, die in 1811 uit Valgrisanche (Aosta-vallei) naar Kortrijk kwam. De vormen Fi(e)rens kunnen ook komen uit het Middelnederlandse fier: bijnaam.

Vierkötter. Plaatsnaam Vierkotten in Rösrath (Noordrijn-Westfalen).

Vierlinck, Vierling. Een vierling was een vierde deel van een bepaalde maat, gewicht of munt. Vergelijk Vierdeel(s). Ook Duits Vierling.

Vierman, de, Vuurman: Beroepsnaam van de vuurmeester, brandmeester.

Vierneuve. Vervorming van Villeneuve?

Viersen, van: Plaatsnaam Viersen (Noordrijn-Westfalen).

Vierset, Viersé, Vierse: Plaatsnaam Vierset (Luik). Zie ook Verset.

Vierstraet, Vierstraete, Vierstaete. Plaatsnaam Vierstrate ‘viersprong, kruispunt van vier wegen’.

Viertel, Virtel: Duits Viertel: een vierde (1/4), een kwart. Naam van de maat. Vergelijk Vierdeels.

Vierveyzer. Wellicht verhaspeling van Duitse familienaam Feuereisen: vuurijzer. Beroepsnaam van een smid.

Vies. Plaatsnaam, Gelderland, Utrecht. Engels flask; waterplas. Vergelijk Vlaes, zie de Vlas.

Vieslet. Spelling voor Oudfrans vielet, afleiding van vie(i)l, met hypercorrecte s. Oudfrans vies: oud.

Viet, de, Viets, Fiets, Fietje: Vadersnaam. De heiligennaam Vitus, Vijt. In het Land van Waas (Oost-Vlaanderen) is Vijt de verkorting van Davyd, David.

Viëtor. Latinisering van Kuiper, Duits Bottcher.

Vieubled. Frans vieux blé: oud koren. Beroepsnaam van de korenkoopman, graanhandelaar.

Vieujean, Vieujant, Vieuxjean: Vieux Jean: Oude Jan. Vergelijk Oudejans.

Vieusart, Duvieusart, Devieusart: Plaatsnaam Vieux-Sart: oude Rode, in Corroy-le-Grand (Waals-Brabant) en Sautin (Henegouwen).

Vieutemps, Vieutems, Vieuxtemps: Frans vieux temps: oude tijd. Bijnaam naar een vaak gebruikte zegswijze.

Vieuvalet. Frans vieux valet: oude dienaar, knecht.

Vieville, Vivile, Viville, Lavieville, Lavieuville: Plaatsnaam Viesville (Henegouwen), Vieuville (Luik) en in Havelange (Namen), Vieville (Hte-Marne, Meurthe-et-Moselle, Meuse).

Vieweger. Duitse familienaam Viehweg, Waals Viehwàger, Fiebiger: die aan een veeweg woont. Vergelijk Veestraete.

Vifquain, Vifquin, Vivequin, Vivequain, Fefkenne, Fevequenne: Moedersnaam. afleiding (Middelnederlands -kin) van een Germaanse wîf-naam.

Viggria. Naams- Waalse vorm van Vicqueray?

Vignioble, Vignoble. Frans vignoble: wijngaard. Plaatsnaam of beroepsnaam.

Vignacourt, Wignacourt: Plaatsnaam (Somme).

Vignard, Vigna, Vignas: Afleiding van Frans vigner: wijn bouwen. Beroepsnaam van de wijnboer, wijngaardenier.

Vignau, Vignaux, Vignault, Vigneaux. Oudfrans vignel, afleiding van vigne: wijngaard.

Vigneron, Vignero, Vigneront, Devigneron: Frans vigneron: wijngaardenier, wijnboer. Beroepsnaam.

Vignery. Afleiding van vigne; wijngaard.

Vignet, Vignez, Vigné: 1. Afleiding van vigne: wijngaard. Beroepsnaam van de wijngaardenier. 2. Eventueel spelling voor Vignier.

Vignette, Lavignette, Delvignette, Delavignette: Franse plaatsnaam Vignette: moerasspirea (kruid); of afleiding van vigne: wijngaard.

Vigneul. Oudfrans vigneul: wijngaard. Plaatsnaam (Meuse).

Vignier, Vigniez, Vignez. Beroepsnaam van de wijngaardenier, wijnbouwer. Vergelijk Vinier.

Vignis, Vignisse, Vignix, Vinnis: Plaatsnaam Vivegnis in Luik, oorspronkelijk Vignis, van vinietum: wijngaard.

Vignol, Vignole, Vignolle, Vignolles, Vignoul: Oudfrans vignole: kleine wijngaard. Plaatsnaam Vignol (Nièvre), Vignoles (Côte-d'Or), Vignolle (Gironde), Vignolles (Aisne, Charente).

Vignon, Devignon, Vigenon: 1. Beroepsnaam. Oudfrans vignon, Frans vigneron: wijngaardenier. 2. Moedersnaam. Vleivorm van meisjesnaam, misschien Lavinia. 3. Plaatsnaam in Sclessin (Luxemburg).

Vigny, Végny, Vegny: Plaatsnaam Vigny (Seine-et-Oise, Moselle enz.) en in Flamierge (Luxemburg).

Vigo, Vigot. Plaatsnaam Vigot in La Manche.

Vigoureux, Vigouroux, Vigourus, Vigourel, Vigreux, Rigoureux, Le Vigoureux: Bijnaam. Frans vigoureux: krachtig, sterk.

Vigueier, Viguie, Vigi, Vigier, Viger, Wigy: 1. Beroepsnaam. Oudfrans viguier, van Latijn vicarius: plaatsvervanger. Vergelijk Vicaire. 2. Eventueel Romaanse vorm van Germaanse voornaam wîg-hari 'strijd-leger': Wigharius, Wigerus.

Vijfeyken, Vijfeijken, Veijfeijken, Vijfeijken, Veyfeyken, van de Vijfeijke: Plaatsnaam Vijf Eiken.

Vijgen, Vygen, Vijg, Vijghen, Vygrien, Vygri, Viegen, Vigen, Veijgen, Fijgen, Fijg, Vigh, Vig, Feig, Feijgen, Figen, Fige, Fiegen, Fiege, Figue, Fig, Vigues: 1. Beroepsnaam van de vijgenhandelaar. Vergelijk Frans Figue, Duits Feig(e). 2. Moedersnaam Feige(n) van heiligennaam Sophia: Fye - Fîje - Fîge (1360 Fye = 1682 Feyg). De Limburgse familienaam Vijgen moet dan uit Duits taalgebied komen.

Vilder, (de), de Velder, Velders: Beroepsnaam van de viller, die dieren vilt.

Vijlder, de, Vijldere, de, de Vyldere, de Vylder, Vijlders, Vylders, de Veijlder, (de) Veylder, Veyler, De Veilder, Veelders. 1. Beroepsnaam van de vijler, hij die vijlt. 2. Variant Van De Vilder. Zie bij Vilder de.

Vijselaar, Vijzelaar, Vijzelman. Naam uit het Middelnederlandse vijs: schroef, windas, dommekracht. Beroepsnaam.

Vijt, Vyt, Vijdt, Vydt, Veyt, Veijt, Vit, Vitt, Vitten, Vitters, Vieth, Viethen, Veithen, Veiten, Veiten, Veit, Fieten, Fiten, Fijten. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Vitus. 2. Vadersnaam, afkorting van de voornaam Davyd. Typische voor het Belgische Waasland, familienaam Davids.

Vijt, de, de Vyt, Devyt, de Vydt, de Vijdt, Devidt, de Veyt, de Veydt: Vadersnaam. Zie Vijt. Het lidwoord is jonger en te verklaren door reïnterpretatie.

Vijver, van de, Vijvere, van de, van de(den) Vyver, van de Vyvere, van de Vyvre, vande Vyvere, van de Vivere, van de Viver, Vandevivere, van de(den) Vivre, van de Vevere, van der Vevren, vanden Veyver, Devijver, Devyver, Deveyver, Deveijver. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Vijver.

Vijverman, Vijvermans, Vyverman, Vyvermans: Afleiding van Van de Vijver.

Vilanoy, Villanoy. Wellicht hypercorrect voor Villano.

Vilain, Villain, Villin, Willain, Wylaein, Wylin, Wylin, Levillain, Villein, Vilein, Vileijn, Vilijn, Vileyn, Velein, Vilyn, Wylein. 1. Het Oudfranse vilain, Middelnederlandse vilein betekende zowel: dorpeling en boer als schurk en ongemanierd mens. 2. Soms is het ook een vadersnaam, afgeleid van Willin/Guillin (een knuffelvorm van Wilhelmus of Willaume). 3. Een enkele keer blijkt Vilain ook wel een reïnterpretatie te zijn van V(e)lein, U(h)lein (zie Ulens). Vilain Xllll: Jongste tak van het ridderlijke huis Vilain de Gand, gesproten uit Filips Vilain de Gand. Het getal 14 (XIIII geschreven en quatorze uitgesproken) vindt zijn oorsprong in de wapenspreuk: Verdien in Hoop, waarbij verdien (lees: veertien) weergegeven wordt met XIIII en de hoop met een kroon van hop.

Vilaine, Vilenne. Vrouwelijk bij Vilain. 2. Plaatsnaam Vilaine (Deux-Sèvres), Villaine (Yonne), Villaines (Seine-et-Oise, Côte-d'Or), Villennes (Seine-et-Oise).

Vilardebo. Plaatsnaam. Vergelijk Villardebelle (Aude).

Vilder, de, Vildere, de, de Vielder, de Viller, (de) Wilder, de Velder, Velders, Veller, Vellers. 1. Beroepsnaam van de vilder: de dierenviller. 2. Beroepsnaam van de vijler.

Vildrequin. Verzwaarde vorm van Vilquin/Wilquin.

Vilers (van), Villers, Villiers, Vileirs, Viellers, Villier, Villié, Villez, Vilez, Villé, Vilé, Ville, Villee, Vilet, Devillers, Devilleres, Devillet, Devillez, Devillé, Devillier, Devilers, Devilez, Devilé, De Viller, Dewillez, Duviller, Duvillers, Duviler, Duvilers, Duvilliers, Duvillier, Devellers, Devellé. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Villers, Villiers, van Romaans villare; hoeve, hofstede.

Vilfroy. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wilfried; zie Wilfart.

Villance, Viance: Plaatsnaam (Luxemburg). Waals v(i)yance.

Villani, Villano: Bijnaam. Italiaanse Villano: dorpeling, boer, lomperd. Vergelijk Vilain.

Villar, Villard. 1. Zie Devillar. 2. Variant van Willard.

Villaret, Villarin, Villaron. Afleiding van Villar. Plaatsnaam Villaret (Aude, B.-Alpes, Isère, Lozère, Savoie).

Villarreal. Plaatsnaam. Spanje.

Ville, van de, van de Vyle, van de Vielle. 1. Aanpassing van Frans Delaville. 2. Reïnterpretatie van Vendeville.

Villebasse. Plaatsnaam Ville basse; benedenstad.

Villedieu. Plaatsnaam. Verspreid in Zuid Frankrijk.

Villée: Spelling voor Villet, Normandische variant van Willet, Frans verkleinvorm van de voornaam Willem.

Villemeeuws. Waals-Vlaamse aanpassing van plaatsnaam Willemeau (Henegouwen). Zie ook Wildemauwe.

Villeneuve. Uiterst verspreide plaatsnaam: nieuw dorp, nieuw gehucht, nieuw landgoed, domein.

Villerelle. Plaatsnaam Vellereille, Henegouwen?

Villeret, Vilret: Plaatsnaam Villeret (Aisne, Aube) en in Saint-Martin (Namen).

Villerval. 1. Variant van Villeval. 2. Plaatsnaam Villerwald (Moselle).

Villet, Vilet, Villez, Vilez, Villé, Vilé, Ville, Villee.1. Zie Willet. 2. En zie Vilers (hierboven).

Vilette, Vilette, Villiette. 1. Zie Willet. 2. Plaatsnaam Villette (Ain, Calvados..). Hier gaat het om Villette in Meurthe-et-Moselle. 3. Plaatsnaam Villette in Marchienne-au-Pont, Marcinelle, Mont-sur-Marchienne, Solre-Saint-Géry (Henegouwen), Sclayn (Namen).

Villeval. Plaatsnaam in Maizeret, Namen.

Vilsmeier. Variant van Vielemeier?

Vilsteren, van. Plaatsnaam Vilsteren, bij Ommen.

Vilvorder, Vilvôrder: Afleiding van plaatsnaam Vilvoorde (Vlaams-Brabant). Vergelijk Duits Villforth. De familienaam Villevort, Filfort kwam al ca. 1350 in Breslau voor.

Vilz. Duitse plaatsnaam Wiltz.

Vimeux. Ook Devimeux, uit Vimeu in Picardie, een gouw tussen Somme, Bresle en de zee: 881 in pago Uuitmau.

Vin. Frans vin: wijn. Beroepsnaam van wijnhandelaar. 2. Variant van De Ven. 3. Oudfrans vain: zwak. Vergelijk Levain.

Vin, de: Variant van de Ven. Middelnederlands ven(ne), vin(ne), velmme, vimme ‘vin (van vis), schub, stekel’. Bijnaam.

Vincent, Vincente, Vincenti, Vincentie, Vingcent, Vinchent, Vinchant, Vincentz, Vincenzi, Vinzent, Winzenz: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Vincentius.

Vinckier, Vinkier, Vinquier, Vincquier, Vincquier, Vynkier, Wijnckier, Vainquier, Venquier, Winckier, Vincqueer, Vainqueur: Verkorting en aanpassing van Delvinquière.

Vinandre, Vinandré, Winandré: Waals hypercorrect voor Vinant.

Vince, Vinche: Vadersnaam. Korte vorm van Vincent.

Vincel, Vinsel, Vainsel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Vincent.

Vincendet, Vincenot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Vincent.

Vincentelli, Vincentini, Vincenzott. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van heiligennaam Vincentius.

Vincineau, Vincineaux, Vincicot: Vadersnam. Afleiding van de voornaam Vincent. Vergelijk Vinçonneau.

Vinck, van (der), van Vynck, van der Vincq, van der Vincken, van der Vinckt, Vervink, Vervijnckt, Vervijnck, Veruynck, Vervinckt, Vervinck, Vervinct, Vervynckt, Vervynck: Plaatsnaam Vink(e): lichte turf, afleiding van veen. Vinkt: plaats waar turf gestoken wordt. Vergelijk Van Vinck, Van Vynckt. In Veruynck is de oude u = v. Veel families met die naam wonen in de buurt van Vinkt (Oost-Vlaanderen).

Vinckboons, Vinckbooms: Wellicht van Vinckbeens: Bijnaam voor iemand met dunne benen. Duits Finkbohner, in Wurtemberg, variant van Duits Finkbein(er).

Vinckenbosch, Vinckebosche. Plaatsnaam in Heverlee (Vlaams-Brabant): 2. Ook plaatsnaam Vinkenbos in Aardenburg (Zeeland), Torhout (West-Vlaanderen) In Aarschot.

Vinçon, Vincon, Vinchon, Vinson, Vintioen, Fincioen, Winson, Vincon, Wincon. Vadersnaam: knuffelvorm van de Romeinse voornaam Vincent.

Vincon, Wincon: 1. Verschrijving voor Vinçon. 2. Plaatsnaam Vincon in Sovet (Namen).

Vincotte. Afleiding van de voornaam Vincent.

Vincter. Waarschijnlijk Waalse spelling voor Winter.

Vinckenroy, van, Vinckeroye, van,van Vinckenroije, van Vinckenray, van Venkenroy, van Venckenray, (van) Vinkenroye, (van) Vinckenroy, Vinckenroye, van Vinkenroije, van Vinkeroy, Vinkenroye, Vinkeroye, Vinckeroy, Vinckeroye. Familienaam uit de plaatsnaam Vinkenrode: rooien in een veengebied. Vergelijk Venray. Vinkenrode in Kortessen (Limburg), Finkenrath in Herzogenrath bij Aken.

Vinckevleugel. Bijnaam: vinkenvlerk, vinkenvleugel. Vergelijk Vindevoghel en Duits Finkenflügel.

Vinclair, Vinclaire. Waalse aanpassing van Winkeleer of Winkler.

Vinckier, Vinkier, Vincquier, Vinquier, Vynckier, Vynkier, Wijnckier, Vainquier, Venquier, Winckier, Vincqueer, Vainqueur. Verkorting van Delvinquière: uit de plaatsnaam Vinquière in Frasnes en in St.-Sauveur (Henegouwen - plaats waar maagdenpalm groeit).

Vinders, de Vender, Venders: Beroepsnaam van de vinder: ambtenaar belast met het opsporen van overtredingen van keuren, van vervalsing van producten; keurmeester, (scheids)rechter, bemiddelaar.

Vindeurstin. Vaehaspeling van Van der Steen.

Vindevoghel, Vindevogel, Ventevogel, Vintervogel, Vintevogel, Vandevoghel, Vandevogel, Vandevleugle. Bijnaam uit het Middelnederlandse vinne: vleugel + vogel. Dus voor een vlugge vogel, iemand die er graag en vaak op uit vliegt. Vandaar Kortrijks vindeveugel: iemand die je nooit thuis vindt.

Vindsberg. Plaatsnaam Windsberg, Rijnland-Palts.

Vinel, Vinet, Vinett, Viney, Vinez, Woinet, Woignez: Afleiding van vin: wijn. Beroepsnaam voor wijnboer of -handelaar.

Vinger, Vingre: Bijnaam naar het lichaamsdeel vinger.

Vingerhoed, Vingerhoedt, Vingerhoets, Vingerhoet, Vingerhoets, Vingerhoest, Vingeroedts, Vingeroets, Vingherhoets, Vingheroets: Beroepsnaam van de vingerhoedmaker. Ook Duits Fingerhut.

Vingerling: Middelnederlands vingerlinc ‘vingerring’. Beroepsbijnaam voor de maker ervan of bijnaam voor de drager van een opvallende ring. Ook Duits Fingerling.

Vingt deux. Frans vingt deux: tweeëntwintig. Bijnaam voor iemand die tot een groep, raad van 22 leden behoort. Vergelijk Duits Zwanzig.

Vinier. Beroepsnaam van de wijnhandelaar, wijntapper.

Vinjé: 1. Spelling voor Frans Vignet, verkleinvorm van vigne ‘wijngaard’. Beroepsbijnaam van de wijngaardenier. 2. Spelling voor Frans Vignier. Beroepsnaam van de wijngaardenier, wijnbouwer. 3. Spelling voor Frans Vinier ‘wijnhandelaar, wijntapper’

Vink, Vinke, Vinken, Vincke, Vinck, Vinckens, Vincken, Vincké, Vynck, Vyncke, Vijncke, de Vincke, de Vinck, de Vynck, (de) Vijnck, Vijncke, Vijmke, (de) Vincq, Vinckx, Vincx, Vincze, Vinks, Vinkx, Vinx, Vencken, Venken. 1.Bijnaam naar de vogelnaam: wakker als een vink, goede fluiter, vogelvanger. 2. Het Middelnederlandse vinke is een klok die het aanmaken en doven van het vuur meldde. In dit geval beroepsnaam voor de klokkenluider.

Vinnebaux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam win-balth 'vriend-moedig': Winibald.

Vinnemeier: Meier op ’t ven?

Vinois, Vinoy: Oudfrans vignois, afleiding van vigne: wijngaard. Familienaam van de wijngaardenier.

Vinot, Voinot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wino.

Vinsous. Bijnaam Vingt sous; twintig schellingen.

Vintioen: Aanpassing van Frans Vinçon, Romaanse vleivorm van de voornaam Vincent.

Vints. In de parochieregisters van Beverlo (Limburg) komt Vints als jongere variant voor van Vintens, Ventens.

Vioen: Uit Vion, variant van Wion, Picardisch verbogen vorm van de Germaanse voornaam Wido.

Violet, Viollet. Bijnaam naar de naam van de bloem, het viooltje; of kleurnaam of violetkleurige stof.

Viola. Italiaans viola: (alt)viool. Vergelijk Viole.

Viole, Violle, Violon: Bijnaam van de vioolspeler; vergelijk De Vedeleer.

Violette. 1. Vrouwelijk bij Violet. 2. De bloemnaam is sinds de middeleeuwen in de verkleiningsvorm als voornaam in gebruik. Moedersnaam.

Violon. Bijnaam voor de vioolspeler.

Viot, de; Viejou: Vadersnaam. Variant van Wiot, Romaanse verkleinvorm van Germaanse voornaam Wido.

Viré. Plaatsnaam (Saône-et-Loire, Sarthe).

Virelle. Plaatsnaam Virelles, Henegouwen.

Virely. Oudfrans vireli, Frans virelai: danslied. Bijnaam.

Virenque. Plaatsnaam La Virenque, Gard.

Virgili, Virgilio, Virgil, Virgils. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Virgilius.

Virgin. Vadersnaam. Latijnse voornaam Virginius.

Virgo, Virga, Virgaux. Bijnaam voor een kerkzanger, van Latijn Virgo; 'H. Maagd'

Virgule. Oudfrans virgule; kleine spruit?

Virnich. Plaatsnaam in Zùlpich (Noordrijn-Westfalen).

Viroul, Viroux, Voirol. 1. Naam uit het Oudfranse virol: beslagring (ijzeren band die voor de stevigheid om een blok werd heen gelegd). Beroepsnaam. 2. Of uit de plaatsnaam Virroux in Haut-le-Wastia (Nord).

Viruly: Spellingvariant van de familienaam Virely. Oudfrans vireli, Frans virelai ‘danslied’. Bijnaam.

Vis, (de), (de) Visch, de Vys, de Vyst, de Vies: Bijnaam voor de visser of vishandelaar.

Visaert, Visart. Afleiding van Oudfrans vies; oud?

Visage. Frans visage: gezicht. Bijnaam naar het lichaamsdeel.

Visbeek: Plaatsnaam Visbeek, bijvoorbeeld in Turnhout (Provincie Antwerpen). Vergelijk Duits Fischbach, Fischbeck.

Visbeen: vroeg Nederlands Vischbeen ‘rugplaat van de inktvis, balein, sterke visgraat. Bijnaam of beroepsbijnaam. Vergelijk Duits Fischbein.

Viscardi, Viscardy. Vadersnaam. Italiaanse variant van Guiscardi. Germaanse voornaam wîs-hard 'wijs-sterk'.

Vischschoonmaker. Beroepsnaam, schoonmaker van vis, die vis klaarmaakt voor de verkoop.

Viscont, Bisconti. Biscompte. Italiaanse visconte; burggraaf.

Visel, Vizel. Middelnederlands visel(e): vijzel, mortier om iets in fijn te stampen. Beroepsnaam van apotheker of kruidenier. 2. Middelnederlands visel(e): vijzel, dommekracht. Beroepsnaam.

Viselé, Virgile: Oudfrans viselet: soort ezel, schraag. Beroepsnaam.

Visentin, Visentini, Visintin, Visintini, Vizintin: Italiaanse vadersnaam, variant van Vicentini.

Viset, Visez, Visee, Vise, Visée, Vizet, Vizée: 2. Plaatnaam Visé, Nederlands Wezet (Luik). 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wis-naam. Vergelijk Guisez.

Viseux, Viseur, Wiseur, Wyseur, Wyseure. Bijnaam uit het Oudfranse viseus: listig, sluw.

Visière. 1. Middelnederlands visière: vizier, helmklep. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Middelnederlands visere, visière, yiseer(r)e: verzinner.

Viskens, Vitskens, Veskens, Veeschkens, Veschkens. 1. Afleiding uit vis. Bijnaam. 2. In sommige gevallen een vadersnaam afgeleid van Ludovicus.

Viskil, Kil. Naam uit de plaatsnaam Viskil. Hierbij is kil een diep water tussen hoge oevers.

Visman, Vismans. Waalse verschrijving voor Wysman.

Vispoel. Familienaam uit de plaatsnaam Vispoel in Herselt (Antwerpen).

Visschedijk. Plaatsnaam Vers(ch)e Dijk: nieuwe dijk.

Visschel, van. Plaatsnaam Fischeln in Krefeld (Noordrijn-Westfalen).

Vissenaeken, Vissenaekens, Vossenaken, Vissenakens, Vissenackens. Familienaam uit de plaatsnaam Vissenaken (Vlaams-Brabant).

Visscher, de, Visschere, de, Vischer, Visker, de Visser, Visser, Vissers, Vissere, Visscher, Visschers, Fissers. Beroepsnaam van de visser.

Visse, van de: Naar de huisnaam ‘De Vis’?

Visse: Middelnederlands Visse ‘bunzing’. Bijnaam naar de sluwheid.

Vissenberg, Vissenbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Fischenberg in Wies (Baden-Württemberg) of Vissenbjerg (Denemarken).

Visser, (de); Vissers, (de) Visscher, Visschers, Visker: Beroepsnaam van de visser.

Visser, van de: Beroepsnaam de Visser met secundair voorzetsel van? Of van de Visse?

Vissoul, Visoul, Vezoul. Plaatsnaam Vissoul, Luik.

Viste. Henegouwse metathesis van Vitse.

Visvliet, van: Plaatsnaam Visvliet in Grijpskerk (Groningen).

Vits, Vidts, Vedts, Vets, Vietz. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wido. 2. Zie ook Vits(e).

Visterin. Wellicht aanpaasing van de Zweedse familienaam Westerin, afleiding van westen. Eventueel Fins Vesterine.

Vital, Vitali, Vitalis, Vitale, Vitaux, Vita, Vidale, Vidal, Vidalis, Vidael, Videau, Vida, Viaud, Viau: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Vitalis.

Vitins. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wido, Vito.

Vitlox. Verhaspeling van Willockx?

Vito, Viti, Vitiello, Vittone: Italiaanse vadersnaam van Latijnse heiligennaam Vitus of Germaanse voornaam Wido.

Vitot, Vittot, Vittoz: Vadersnam. Variant van Vitou of afleiding van Germaanse voornaam Wido.

Vitou, Vitoux, Vitour. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-wulf'boom-wolf: Widulfus, Witolf. 2. Zie Victor.

Vitrier, Vitriez, Vitry. Beroepsnaam. Frans vitrier; glazenmaker.

Vitry. 1. Zie Vitrier. 2. Plaatsnaam Witry, Luxemburg.

Vits, Vidts, Vedts, Vets, Vietz. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam, eventueel Wido. 2. Eventueel=Vitse.

Vits, Vitse, de Vits, de Vidts, de Vitgh. 1. In het Middelnederlands is vitse een soort wikke, linze, peulvrucht. 2. Vitse is ook een kleurnaam: bleekpaarse kleur. De kleur van wikke dus. Is vitse nu afgeleid van de kleur of van de plant ? Grote vraag. Mogelijk een beroepsnaam: handelaar in wikke (werd en wordt als voederplant, grondverbeteraar, dierenvoeding gekweekt) of van een handelaar in stoffen waarvan de bleekpaarse kleur in het geheugen bleef hangen.

Vittor, Vittori, Vittorio, Vittorino, Vittorini, Vittorelli: Vadersnaam. Vittore is de Itliaanse vorm van de Latijnse heiligennaam Victor.

Vitulano, Vitulo, Vitullo, Vitulli: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Vito.

Vivane. Latijnse heiligennaam Vivianus? Vergelijk Viviani.

Vivario. Latinisering van Van de Vijver/Wijer, Duvivier.

Viveen: Vadersnaam. Aanpassing van Frans Vivien, van Latijnse heiligennaam Vivianus.

Vivegnis, Vivignis, Wiwenis: Plaatsnaam Vivegnies of Vivegnis in Luik.

Vivian, Viviani, Vivien: Latijnse heiligennaam Vivianus.

Vivier, Viviers, Viviez, Duvivier, Duviviez, Duvuvier, Deviviers, Devivier, Levivier: Plaatsnaam Vivier, van Latijn vivarium: vijver.

Vivroux, Vervou, Vervoux, Vervoe: Waals vivrou, Frans verveux: visnet. Beroepsnaam.

Vivys, Vivijs: 1. Zie Filsfils. 2. Of Vivis als korte vorm van de voornaam Vivianus. Vivys zou namelijk. ook uit Vivijns kunnen worden verklaard, afleiding van Vivijn, Vivinus, van Vivianus.

Vlaanderen, (van); Vlaander, van Vlanderen, van Vlaender, van Vlaenderen: Afkomstig van Vlaanderen, oorspronkelijk de kuststreek; het latere graafschap Vlaanderen omvatte de huidige gebieden, Frans-, Oost-, Waals- en Zeeuws-Vlaanderen.

Vlaar: Beroepsnaam. Middelnederlands vlader, vlaer ‘vilder’.

Vlaardingen, van: Plaatsnaam Vlaardingen (Zuid-Holland).

Vlaayen, Vlaeyen, Vlaeyens, Vlaeijen, Vlaijen, Vlayen, de Vlayen, De Vlaijen. Beroepsnaam voor de vlaaienbakker.

Vlaendermans. Volksnaam van de Vlaming, uit het graafschap Vlaanderen.

Vlaeymans. Beroepsnaam van de vlaaienbakker.

Vlaerink: Wellicht leesfout voor Vlamink.

Vlaes. Plaatsnaam Vlaas: plas, poel. Vlaas (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg). (Opte) Vlaes(sche) in Tnh., Hallaar, Zoerle-Parwijs en Wechelderzande (Antwerpen). 2. Zie De Vlas.

Vlag: Beroepsbijnaam van de vaandrig? Vergelijk Vane.

Vlak. Plaatsnaam Vlak: vlakte, watervlak, ondiepte met vlakke bodem. Het Vlak is een ven bij Overloon (Noord-Brabant) en een polder bij Petten (Noord-Holland) 2. Zie Vleck.

Vlake: Middelnederlands Vlake ‘vlakte, zeevlak, aan water liggend land’.

Vlam, de, (de) Flem, Vlems. Bijnaam voor iemand met een vlammend, hartstochtelijk karakter ? of Flamm als bijnaam voor een beweeglijk mens. Vergelijk Flam.Vlamertinghe, van, van Vlamertinghem. Plaatsnaam Vlamertinge, West-Vlaanderen.

Vlaminck (de), (de) Vlaeminck, Vlaemynck,Vlaemijnck, (de) Vlamynck, Vlamijnck, Vlaminckx, Vlamincq, Vlaming, Vlamaincq, Vlamencq, dDe Vlamminck, Vlammenck, Vlamings,Vlaminkx, Vlaminx, Vlaeminckx, Vlaeming, Vlaemminck, Vlaninck, (de) Vleminck, Vleminckx, de Vlemminck, Vleymynckx, Vlemincq, Vlemincke, Vleminckx, Vlemincks, Vlemincx. Vleminx, Vlemings, Vlemming, Vleming, Vlemings, Vlemminck Vlemmix, Flaminck, Flaming, Flemings, Fleming, Flemmings, Flemming, Vlymyngs, Vlymings, Vlyminck, Vlyminckx, Vlymincx, Vlijminckx, Vlijminck, Vleyminckx, Vleyminck, Vleyninckcx, Wlaeminck, Wlamynck, Wlomainck: Volksnaam Vlaming, oorspronkelijk de bewoner van het kustland, het originele Vlaanderen ‘overstroomd gebied’. Dit verklaart het frequente voorkomen van de familienaam De Vlaminck in het latere Vlaanderen.

Vlasblom: Huisnaam ‘In de Vlasbloem’, die bijvoorbeeld in West-Vlaanderen voorkomt.

Vlas, de, Vlaes: Beroepsnaam van de vlasser, die met vlas werkt.

Vlassak, Vlassaks, Vlasàk. Tsjechische bijnaam voor iemand met dik of lang haar.

Vlasschaert. 1. Spelling (sg = sch) voor Vlasgaard: vlasakker. 2. Hypercorrect voor Middelnederlands vlassaert, afeiding van vlassen: vlas bewerken. Beroepsnaam van de vlasser.

Vlasselaer, (van), van Vlasselaere, van Vlaslaer, Vlasselaerts, Vlasselaers, Flasselaerts, Flasselaers, Vlaisloir, Vlasloir: Plaatsnaam Vlasselaar in Nieuwrode en Wezemaal (Vlaams-Brabant).

Vlasseman. Beroepsnaam van de vlasser, vlasboer of vlashandelaar. Nederduits Flassmann, Opperduits Flachsmann.

Vlassenbroeck (van), Vlassenbroek, Vlassenbrouck, Vlassembroucl, Vlassembroeck, Vlassembroek. Familienaam uit de plaatsnaam Vlassenbroek (waterig gebied waar vlas geroot werd) in Baasrode (Oost-Vlaanderen).

Vlassendraet. Reïnterpretatie van Vlassenroot.

Vlassenroot, Vlassenrood: Plaatsnaam Vlasrote ‘plaats waar vlas geroot wordt’. Vlasroot in Sint-Pauwels (Oost-Vlaanderen), in Maasbree (Nederlands Limburg), Vlasrood in Waalre (Noord-Brabant en Zeeland).

Vlastuin, van. Plaatsnaam.

Vlasveld: Plaatsnaam Vlasveld ‘vlasakker, vlasgaard’, bijvoorbeeld in Waregem (West-Vlaanderen). Vergelijk Duits Flachsland.

Vleck, Vlecken, Vlek, Vlekken, Vlekke, Vlak: Bijnaam. Middelnederlands vlecke: vlek, smet, gebrek, mankement.

Vleer: Variant Van Flier? Of van Vlier?

Vleeracker, Vlieracker, Fleeracker, Fleerackers, Fleerakkers, Fleracker, Flerackers, Fleurackers, Flelackers. Familienaam uit de plaatsnaam Vlerken (vroeger Vladeracken) in Someren bij Helmond. Noord-Brabant.

Vleerbos. Plaatsnaam in Boornbergum (Friesland).

Vleeschauwer, de, (de) Vleeschouwer, (de) Vleeschhouwer, Vleeschhouwers, de Vleeschhauwer, de Vleeshauwer, de Vleeschouder, de Vleshouwer, Vleshouder, Vleshoudere, Vleeschowers, de Vleeschhouwer, de Vleeshouver, de Vleeschauver, de Vleeshouwer, de Vleschauwer, de Vlesschouwer, de Vleschouwer, de Vleescouwe, dee Vleschoudere, de Vleeshouer, Vleeshouwer, Vleeshouwers, de Vlesaver, Devlésaever, Devlésever, de Vlischouwer, de Flesschouwer: Beroepsnaam van de slager.

Vleeschdrager, Vleesdrager: Beroepsnaam van de slagersknecht.

Vleeskens: Beroepsbijnaam van een slager?

Vleghels, Vlegels: Beroepsbijnaam van de vlegelmaker of de dorser.

Vlegelaer, de. Beroepsnaam van de dorser, die met de dorsvlegel werkt.

Vlek, Vlekke: Bijnaam. Middelnederlands Vlecke ‘vlek, smet, gebrek, mankement’.

Vlerick, Vlericq, Vléricq, Flederyck, Flerick, Flederk, Vleirick, Vleurick, Fleurick, Fleurix, Fleureck, Vleurinck, Vreurick. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Vlederik - Flitherik. H. Fledericus is de patroon van Vlierzele. Eventueel door dissimalie van Vrederik, Germaanse voornaam frith-rîk Vrede-rijk': Frethericus

Vleugel, van der. 1. Familienaam in Luik uit de plaatsnaam Vlogelberg in Mielen (Zuid-Limburg). 2. Of uit het Duitse plaatsnaam Flügel (smal stuk land dat zich tot buiten het akkerklok uitstrekt). Dit onder andere in in Burscheid (Noordrijn-Westfalen).

Vleugel, Vleugels, Vleugelen, Vleugers: Bijnaam voor iemand die als het ware vleugels heeft, een snel of nerveus iemand.

Vleugermans. Afleiding van Vleugels.

Vleuten, van, van Vloten. Plaatsnaam Vleuten, Utrecht.

Vleuten, van der: Plaatsnaam de Vleut in Best (Noord-Brabant). Rutger Oem van Bokhoven uit Den Bosch werd in 1447 beleend met De Vleut; zo kreeg hij de naam Oem van der Vleuten.

Vleysman. Beroepsnaam van de slager. Vergelijk Duits Fleischmann.

Vlieberghe, (van), Vliebergh, Vlieberg, Vlijberge, van Vlierbergen, van Vlierberge, van Vlierberghen, van Vlierbergh, van Vlierberghe, van Vliembergen, de Vleerberghe (van) Flieberg, Fliebergh, van Vliembergen: Plaatsnaam Vlieberg in Kortrijk (West-Vlaanderen).

Vliege, Vliegen, (de) Vlieghe, Vleege, Fliegen: 1. Bijnaam naar het insect, de vlieg, voor een lastig of onrustig mens. Vergelijk Duits Fliege. 2. Bijnaam uit het werkwoord vliegen (zich snel bewegen), voor een vliegensvlugge bode. 3. Of uit vliegen: met jachtvogels jagen.

Vlieger, de, Vliegere, de, (de) (de) Vliegher, (de) Vlieghere, Vlieger: Beroepsnaam van de vlieger, vogeljager, die met jachtvogels of op vogels jaagt. Vergelijk Valkenaar, Vogelaar.

Vliegenthart: Plaatsnaam Vliegend Hart.

Vlielander. Plaatsnaam Vlieland, Zuid-Holland, eiland.

Vliek: Middelnederlands Vlieke ‘pijl’. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Vlier, van: Plaatsnaam Vlier in Ambt Delden, Overijssel, Borne Overijssel, Almelo, Overijssel, Ommen, Overijssel.

Vlierbergen, van; van Vlierbergh, (van) Vlierberghe, de Vlierberghe, zie (van) Vlieberghe.

Vlierden, van. Plaatsnaam Vlierden, Noord-Brabant.

Vliermael. Plaatsnaam Vliermaal, Limburg.

Vlies, de. Leuvense familienaam van Nederlandse afkomst. Wellicht verkort van Van der Vlies.

Vlies, van de(der), van der Vlis: Plaatsnaam Vlies, Vles, Engels flask ‘waterplas’.

Vliet, (van (der), van (de) Vliedt, van de Vliert, van der Vleet, Vervliet: Plaatsnaam ter Vliet, verspreide waternaam.

Vlietinck. Familienaam uit de plaatsnaam Vliting(e) in onder andere Dudzele en Oostakker. Vlietinck, In het jaar 1800 woonde er een man te Stramprode in Limburg, die de voornaam Vliet droeg; hij heette Vliet Kluizenaar. Mogelijk van een oud Germaanse voornaam Flidulf; en in deze samengestelde naam is de enkelvoudige naamstam Flid, Vliet, waarin de vadersnaam Vlietinck is begrepen.

Vlietjens. Afleiding van Van der Vliet.

Vlietstra: Friese afleiding van van Vliet.

Vliex, Vliexs. Afleiding van Vliege.

Vlijmen, van, van Vlymen, van Vleijmen, van Vleymen, van Vlem, van Vlemen, van Vlemen. Familienaam uit de plaatsnaam Vlijmen (Noord-Brabant).

Vlimmeren, van, van Vlemmeren, van Vleemeren, Vervlimmeren: Plaatsnaam Vlimmeren (Provincie Antwerpen).

Vlinkervleugel: Door l-anticipatie uit Vinckevleugel. Bijnaam ‘vinkenvlerk, vinkenvleugel’. Vergelijk Vindevogel (zie Ventevogel) en Duits Finkenflügel.

Vlissingen, van, Vlissinghen, van: Plaatsnaam Vlissingen (Zeeland).

Vlist, van der: Plaatsnaam Vliest, Vlest ‘plaats met vlies, een op ondiep water drijvende plantenlaag’. Oost Middelnederlands vlies; wortelvast gewas.

Vlodrop, van, van Vlodorp, van Vlorop, van Flodorp, van Floorp, van Florop, Flodrops: Plaatsnaam Vlodrop (Nederlands-Limburg).

Vloebergh, Vloeberg, Vloeberghs, Vloeberg, Vlohberghs, Vloeberghen, Vloebergen, Vloeijberghs, Vloerberghen, Vloerbergen, Vloerbergh, Flouberg: Plaatsnaam Vloedberg onder meer in Oostmalle en Turnhout (Provincie Antwerpen).

Vloemans, Vluymans, Vluijmans: Afleiding van Van der Vloet.

Vloet, de, de Vloed, de Vloedt, Vlot: Verkort van Van der Vloet.

Vloet, van de, der, van de, der Vervloet, van der Vloet, van der Vloot, Vervloedt, Vervloet, Vervloed, Vlot: Plaatsnaam Vloet ‘vloed, beek, waterloop’. Bijvoorbeeld in Wingene, West-Vlaanderen.

Vlogaert. Afleiding van Middenenderlands vlogen: vliegen. Bijnaam voor een vluggerd. Vergelijk Duits Flûgge.

Vlok, Flock: Middelnederlands vloc(ke)‘vlok, wolafval, ruwe stof’. Beroepsbijnaam.

Vlokhoeven, van, Vlokhoven, van: Plaatsnaam Vlokhoven in Eindhoven (Noord-Brabant).

Vloo, de, Devloo. Bijnaam naar de naam van het insect: een klein iemand, een lastig iemand, iemand die niet klein te krijgen is.

Vlug, de Vlugt, de Vleugh, Vluggen: Bijnaam voor een vluggerd. Of uit van der Vlugt.

Vlugt, van der: Plaatsnaam De Vlugt = Vleugt in Schaffen, Vleugt in Zichem, de Vlucht in Sint-Stevens-Woluwe, Budingen, Roes. (Vlaams-Brabant).

Vlijmen: Plaatsnaam Vlijmen (Noord-Brabant).

Vo, : Fonetische spelling voor Vaux, Veaux.

Vodermans. Hypercorrect voor Voermans.

Voerknecht: Beroepsnaam van de knecht die de dieren voedert. Vergelijk Duits Futterknecht.

Voerman, Voermans, Vormanns, Voorman: 1. Beroepsnaam van de voerman, koetsier. 2. Soms aanpassing van Engels Foreman.

Voermantrouw. Reïnterpretatie van Fourmentreau.

Voesterzoons, Voestersons. Naam uit het Middelnederlandse voe(d)sterzone: pleegzoon. Bijnaam.

Voet, Voedts, Voets, Voët, Voeten: Bijnaam voor iemand met grote voeten.

Voet, de. Waarschijnlijk Waalse aanpassing van Dievoet.

Voetelink: Middelnederlands Voetelinc ‘voet of zool van een kous’. Bijnaam.

Voetweg. Verspreide plaatsnaam.

Vogedink; zoon van de voogd.

Vogel, (de), de Vogele, de Vogele, de Voghel, de Voghele, Devogle, Vogels, de Veugele, de Veugle, de Veughele, Foghel, Fogel, Vogl, Fogiel: 1. Bijnaam naar de eigenschappen van een vogel: vlug, beweeglijk. 2. Beroepsbijnaam van de vogelaar.

Vogelaar, (de) Vogelaer, Vogelaere, de Voghelaere, de Voegelaer, de Volaere, de Voogelaar, de Vogelas, (de) Vogeleer, Vogelaerts, Vogelaers, Vogelere, (de) Voglaire, Voglar, (de) Vogeler, Vogler, Veugelaers, Veugelers: Bijnaam van de vogelvanger, vogeljager, vogelhandelaar. Vergelijk Frans Loiseleur.

Vogeley. Duitse familienaam Vogelei. Bijnaam.

Vögeli, Vögelin, Vogli, Voegeli: Bijnaam. Opperduitse afleiding van Vogel. Vergelijk Vogelin.

Vogelin, Veugelen, Veuchelen, Vuchelen, Feuggelen: Middelnederlands veugelin, afleiding van vogel/veugel.

Vogelsang, (van) Vogelzang, Vogelzangs, de Vogelsanck, Vogelenzang, Vogelesang: Verspreide plaatsnaam Vogelzang ‘vogelweide, braakliggend terrein’. Huisnaam in Maastricht: 1309 de domo.. dicta Vogelsanc.

Vogelin, Veugelen, Veuchelen, Vuchelen, Feuggelen. Naam uit het Middelnederlandse veugelin: vogeltje. Bijnaam of beroepsbijnaam naar één of andere eigenschap of voor bijvoorbeeld de vogelverkoper.

Vogelweith, Voglevaie: Plaatsnaam Vogelweide: akkerland ongeschikt voor akkerbouw.

Voglet. Misschien een als Franse gereïnterpreteerde familienaam van een Elzassische immigrant die Vôglé, Voeglé heette.

Voiry. Beroepsnaam. Oudfrans voirier: glazenmaker.

Voisier. Wellicht variant van Franse familienaam Visier: verkoper van oude kleren.

Voisin, Duvoisin, Devoisin, Visin, Vigin, Levoisin: Frans voisin: buur.

Voitout. Reïnterpretatie (voit tout) van Vitou.

Voiturier. Beroepsnaam van de voerman.

Voituron, Voituront, Woituron: 1. Beroepsnaam. Oudfrans voituron: voerman. 2. Een reïnterpretatie van Wotron lijkt niet uitgesloten.

Vola: Verkort uit Volaart?

Volaarts: 1. Middelnederlands Vollaert ‘fijn wittebrood bij feestelijke gelegenheden’. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Afleiding van Middelnederlands Volen ‘stoeien, met name met meisjes’.

Volan, Volant, Volland, Voland, Vollant, Vollan, Volond, Volon, Volont, Vollon, Vollont. Bijnaam uit het Oudfranse volant: licht, wispelturig.

Volbeda, Volbeding. Friese vadersnaam Folcbald uit de naam Volbert/Volbrecht; fulk-berth' (: volk-schitterend).

Volbout, Vollebout, Volpout, Follebout, Folleboud, Follebouckt: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-balth 'volk-moedig: Folcbald, Vulpold, Fol(c)baldus.

Volckaert, Volckaerts, Volckaers, Volkaerts, Volkaert, Volkerts, Volkhardt, Volcaerts, Volcaers, Volekaert, Valckaert, Valkaert, Walcart, Vockaert, Vocaet, Vacaet, Vakaet, Foeckert, Fockaert, Focquaert, Foccaert, Foccart, Focart, Vokaer, Vokar, Foucar, Foucarte, Foucart, Foucaert, Foucaer, Fourcart, Fouquaert, Fouquart, Fouquaet, Fouqaet, Foucqaert, Foucqaert, Fouchard. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fulk-hard: volk-sterk.

Volan, Volant, Voland, Volland, Vollant, Vollan, Volond, Volon, Volont, Vollon, Vollont: Bijnaam. Oudfrans volant: licht, luchtig, wispelturig, lichtzinnig.

Volberg. Plaatsnaam Volberg in Rosrath (Noordrijn-Westfalen). Of variant van Vollebergh.

Volborth. Verhaspeling van Volbert, Volbrecht.

Volbrecht, Volbracht, Volbragt, Vollebregt, Vollbracht: Vadersnaam. Germaanse voornaam Volkbrecht: fulk-berht Volk-schitterend'.

Volcan. Reïnterpretatie (met l-epenthesis) van Focan(t).

Volchiet. Plaatsnaam Wollscheid (Rijnland-Palts)?

Volckaert, Volckaerts, Volckaers, Volkaert, Volkaerts, Volkerts, Volkhardt, Volcaerts, Volcaers, Volekaert, Valckaert, Valkaert, Walcart, Vockaert, Volkaert, Volkert, Vocaet, Vacaet, Vakaet, Foeckert, Fockaert, Focquaert, Foccaert, Foccart, Focart, Vokaer, Vokar, Foucar, Foucart, Foucarte, Foucaer, Foucaert, Fourcart, Fouwuaert, Fouquart, Fouquaet, Fouqaet, Foucquaert, Foucqaert, Fouchard: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hard Volk-sterk': Folkhard. Folko ‘volk’.

Volcke, Volck, Volke, Volk, Folk, Folcke, Folcque, Volchen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Fulco, Folko 'volk'.

Volckerick, Volckeryck, Volckerijck, Volckerich, Volckrick, Volckryck, Volkerick, Volkerijk, Volckerick, Vogrig: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-rîk Volk-rijk': Fulcricus.

Volckerinckhove, van. Plaatsnaam Volkerinkhove (Frans-Vlaanderen).

Volclair. Waalse (Henegouwen) verhaspeling van Vogeleer.

Volden, van. De Brugse familie Van Volden kwam begin16de eeuw uit Duisburg. Er was een adellijke familie Von Wolden in Holstein.

Volder, de, Voldere, de, de Voldre, (de) Volders, Folders, Vollers, de Vuldere, de Vulder, de Veuldre, Vullers, Vulners: Beroepsnaam van de volder, voller, lakenbereider, die wollen stoffen volt.

Voleppe. Aanpassing van Italiaans Volpe; vos?

Volker, Volkers, Volkert, Folker, Folkers, Folkerts, Folkertsma, Fulkhartsman, Folgerts, Folkert, Fölker: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hari ‘volk-leger’: Fulcarius, Folchar, Folcker.

Völkel, Volkel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse fulk-naam, zoals Volker, Volkaert.

Volkenborn. Plaatsnaam; bron van Fulco.

Volkere, van de: Vervorming van wellicht Volker.

Volkeri: Afleiding van Volkerus, latinisering van Volker.

Volkerijk, Volkrijk, Volckerijck: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-rîk ‘volk-machtig’: Fulcricus.

Volker, Volkers, Volcher, Folkers, Folger, Völcker, Völker, Fulker, Fulkerson, Fucker, Fucker, Fokker: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hari 'volk-leger': Fulcarius, Folchar, Folcker.

Volkmar, Folkmar, Folmers, Volkmer, Volkhemer, Volmar, Volmart, Vollemaere, Vollmer, Volmer, Volmers, Volmerinck, Volmerinck, Völlmar, Follmer, Folmer. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fulk-mêr 'volk-beroemd': Fol(g)marus, Folmerus.

Völl, Voll, Voell: Vadersnaam. Korte vorm van Volker, Volbrecht, Volkmar of Volbout.

Vollaert. Middelnederlands vollaert: fïjn wittebrood bij feestelijke gelegenheden. Beroepsnaam. 2. Afleiding van Middelnederlands volen: stoeien, met name met meisjes.

Vollebergh. Plaatsnaam Voerleberg in Veulen, Nederlands-Limburg.

Vollebrecht, Valbracht, Vollbracht, Volbeda. Vadersnaam van de oude voornaam Volbrecht; Volk-bert; uitblinkend onder het (krijgs) volk.

Vollebout, Volbout, Volpout, Volpoet, Follebout, Folleboudt, Follebouckt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fulk-bath.

Vollegraaf, Vollgraf: Vadersnaam. Reïnterpretatie van Germaanse voornaam Volkrave: fulk-hrabn; volk-raaf: Folcramnus.

Vollekindt. Vadersnaam. Reïnterpretatie van Middelnederlandse voornaam Volkin, vleivorm van een Germaanse fulk-naam.

Volleman, Voleman, Volemans: Afleiding van Middelnederlands vole: veulen. Vergelijk Duits Vole: levendig mens. Of paardenfokker. Of afleiding van werkwoord volen: stoeien (zie Vollaert 2.)

Volles: Wellicht uit Vollers, afleiding van de Voller‘ volder’.

Vollmächer. Verschrijving voor Wollmacher. Beroepsnaam van de wolmaker, wolbereider.

Vollmerhausen. Duitse plaatsnaam Vollmarshausen.

Volmer, Folmer, Vollemaere: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-mêr ‘volk-beroemd’: Folmerus.

Volmering, Vollmering, Volmerinck. Vadersnaam. Afleiding van Vollmer, van de oude mannenvoornaam van Folmer, Fulmar.

Vollrath. Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-rêd 'volk-raad': Folcratus, Folradus.

Volongé, Volange, Valanger, Valange,Valangé: Misschien Vologne, van Pologne, Franse naam voor plaatsnaam Veulen (Limburg).

Volpe, Volpin, Volpini. Italiaanse bijnaam Volpe, van Latijn vulpes; vos.

Volquemann, Volquemanne, Walquemane, Walquemanne: Vadersnaam Volkman, afleiding van Germaanse Volk-naam.

Vols. Variant voor Wols=Wolfs, of van Voix, afleiding van Volcke. Variant van Vools?

Volsegem. Waarschijnlijk vervorming van Van Volsem/Volxem.

Volsem (van), van Volcem, van Volsen, van Volsom, van Volsum, van Volxem, van Volcksom. Familienaam uit de plaatsnaam Volsem (Vlaams-Brabant).

Volt. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wolt, korte vorm een een wald-naam zoals Wouter.

Volter, Volters, Voltaire: Vadersnaam. Verschrijving van de Germaanse voornaam Wolter. Voltaire geeft de Franse uitspraak weer.

Voltz, Votz. Vadersnaam uit een Volk (fulk)-naam.

Von Bülow. Duitse plaatsnaam Bülow, uitspraak 'bulo.

Von Montingny. Plaatsnaam Montigny, oude Romaanse vorm van Montenaken (Limburg). Zie Montignie(s) 2.

Von Wovern. Familienaam in Duitsland, Denemarken en Zweden. Verduitsing van Van de Wouwer.

Vonarb. Plaatsnaam Arpe. Noordrijn-Westfalen.

Vonarx, von Arx. Zwitserse familienaam. Plaatsnaam Arx bij Basel.

Vonckers. Afleiding van werkwoord vonken: vonken schieten, in vonken doen uiteenspatten. Bijnaam voor een smid.

Vondeberg. Plaatsnaam, 1368 ten Vonderberghe, Wechelderzande (Antwerpen). 2. Variant van Vandeberg, van den Berg.

Vondeling, Vondelynck, Vonderlynck, Vondelinckx, Vundelinckx, Vindelinckx: Bijnaam voor een vondeling.

Vondelman. Afleiding van Van den Vondel.

Vondenbusch. Plaatsnaam Vonderbos; bos met toegang over een vlonder.

Vonder: Verkort uit van den Vonder. Plaatsnaam Vonder ‘los bruggetje, vlonder’.

Vonder, van de, (den, der), van de(den, der) Vondel, van Vondel, van de Vondele, van de Vondel, van der Vondelen, van der Vonden, van de Vonde, van de Vandelle, van de Vandel, de Vondel, Vervondel, van Vonderen, (van) Vondel: Plaatsnaam Vonder: los bruggetje, vlonder.

Vondervoort, van. Plaatsnaam voorde met een vlonder.

Vonêche, Vonnêche, Vonèche, Vonnèche, Vonneche, Voneche: Plaatsnaam Vonêche (Namen).

Vonhout: Variant voor van Hout.

Vonier. Bijnaam. Variant van Vognier; lui.

Vonk, Vonke, Vonken, Vonck, Vonckx, Voncke, Voncken, Vounckx, Vounck, Vunckx, Vunck, Foncke, Fonck, Fonke, Fonk, Funk, Funke, Funken, Funcken, Funck, Vervonck: Middelnederlands vonc, vonke, Duits Funke ‘vonk’. Beroepsbijnaam voor een smid, naar de vonken die hij bij het smeden maakt.

Vons: Plaatsnaam Fons, Fries Fûns, in Littenseradiel (Friesland).

Vonstein, Vontsteen. Verspreide Duitse plaatsnaam Stein. Vergelijk De Steene.

Voo, van der: Vertaling van Delvau(x) ‘van Dale’?

Voogd (de), (de) Vooght, Voogt, (de) Vooght, (de) Voogdt, de Vooght, Voogh, de Voeght, de Voegt, de Voecht, (de) Vocht, (de) Voigt, Vogt, (de) Voght, te Vogt, Voegt, Voget, Vogts, Vogten, Vochten, Vogeses, De Vucht, Vuch, Vucht, Vught, Vugt, Vugts: Naam voor de voogd ‘beschermer, patroon, voogd; bevelhebber, aanvoerder’.

Voois, Vooijs: Variant van Voos, van Vaas, Servaas? Uit Lavoix? Of Middelnederlands voois ‘stem’?

Vool, Vools, Foole, Fools. Familienaam uit het Middelnederlandse vool: veulen. Wellicht beroepsnaam voor de paardenhandelaar. Mogelijk ook bijnaam voor een speels iemand.

Voolstra: Friese afleiding van plaatsnaam Follega (Friesland). Ook Folstra.

Voorbeijtel: Beroepsbijnaam? Voorbij: Naar de woonplaats voorbij het dorp?

Voorbraak, Voorbraeck: Plaatsnaam. Braakland aan een voorde.

Voorde, ten, Voorden, van, van Vooren, van Voren. Familienaam uit de plaatsnaam Voorde (Oost-Vlaanderen) of variant van (van de(r) Voorde.

Voorde van de(der), van de(der) Voorden, Vooren, van de(der) Vorden, van de Woorde, van de Worde, van de(r) Voort, Voordt, Vordt, Vort, van den Voort, van der Voordt, Voortman, Vortman, Voorthuis, Wandervorde, Wandevoir, van Vooren, van Voren, van Vuuren, van Vuren, Vervoordt, Vervoort, Vervoert, Vervort, Vervuurt, Vervoir, Vervoode, Vervoot, Vervoitte, Vervotte, Tenvoorden, Tenvoorde, Tenvooren, Tervoort, Tervoert, Tervooren. Duitse varianten van deze naam zijn onder andere Verfort, Verforht, Verfürth, Von der Furt, Verfüürt: Zeer verspreide plaatsnaam Voorde, Voort ‘doorwaadbare plaats’. Tervoort (Noord-Brabant), Voorde, Oost-Vlaanderen.

Voordekkers, Voordecker, Voordeckers: Plaatsnaam Voordakker.

Voordemans, Voerdemans, Voortmans, Voortman: Afleiding van Van de Voorde.

Voordendag: Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat, voor het dag is? Vergelijk Duits Vormittag.

Voordijk: Plaatsnaam Voordijk in Mill (Noord-Brabant) en Vlijmen (Noord-Brabant).

Voorenberghe, van; Voorbergen: Plaatsnaam Voornburg in Wageningen (Gelderland)? Of voor den berg?

Voorend. Misschien plaatsnaam Vooreinde. Zuid-Oostvlaams vooreinde, veureinde: wendakker.

Voorhaen. Hypercorrect voor Vuurhaan (vergelijk Voor-pijl).

Voorhagen: Naar de woonplaats voor een haag. Vermoedelijk uit Duits Vorhagen.

Voorhans: Voorste Hans, Hans die vooraan woont. Duits Forderhans. Vergelijk Voorjans, van 1602 Vort Jans ‘Jan die bij een voorde woont’.

Voorhoeve: Plaatsnaam Voorhoef in Bleiswijk (Zuid-Holland).

Voorhof, Voorhoof, Voorhooft, Voorhoeve, Voeroeven, Vorhoff : 1. Plaatsnaam Voorhof: voorplein, voortuin, voorportaal. Voorhof in Cent en Voorhoeve in Koudekerke (Zeeland). 2. De Nederlandse familie Voorhoeve heette oorspronkelijk Van der Hoeven/Verhoeven); de kinderen van 1665 Jacobus van der Hoeven heetten Verhoeve(n), Voorhoeve(n).

Voorhorst: Plaatsnaam Voorhorst in Welsum, Overijssel.

Voorhout: Plaatsnaam Voorhout (Zuid-Holland).

Voorkens. Uit Voordekens, afleiding van Van de Voorde.

Voormeulen, Voormolen: Vervorming van Vermolen, Vermeulen.

Voorn, (van), (van) Vooren, van Voren, van Voeren, Vervoorn: 1. Plaatsnaam Voorne (Zuid-Holland). 2. Zie ook Van Voorden, Van der Voorde.

Voorneman: Afleiding van Van Voorn.

Voorpe, van de. Familienaam in Noord-Frankrijk. Waarschijnlijk verhaspeling van Van de Voorde.

Voorpijl, Voorpijls, Voorpyl, Voorpyls: Hypercorrect voor Vuurpijl. Beroepsnaam van de schutter. Vergelijk Duitse familienaam Feuerpfeil, Nederduits Fûrpiel.

Voorsel. Plaatsnaam (ten) Vorsel, Noord-Brabant.

Voorsmit. Hypercorrect voor Vuursmid, Duits Feuerschmied. Beroepsnaam van de smid die met vuur smeedt, in tegenstelling tot de koudsmid.

Voorspoels, Voorspools. Familienaam uit de plaatsnaam Voorspoel in Borsbeek, Waarloos (Antwerpen) en in Londerzeel (Vlaams-Brabant).Vors(ch)poel: kikkerpoel.

Voorst, van, (de): 1. Plaatsnaam Voorst (Gelderland, Nederlands-Limburg, Overijssel). 2. Zie van der Vorst.

Voorter. Die aan een voort of voorde woont. Vergelijk Duits Furter.

Voorthuijzen, van Voorhuizen, van Voorhuyzen: Plaatsnaam Voorthuizen (Gelderland).

Voorting: Die aan een voorde woont?

Voorts, Voirts, Voedts, Voets, Foerts, Foets: Korte vorm van Van (de) Voorde. Foets, van Voorts, Vo(e)rts.

Voorwalt: Duitse plaatsnaam Vorwald (Beieren, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).

Voorwynckels, Voorwijnckels: Misschien herinterpretatie van Nederduitse Vohwinkel ‘vossenhoek’. Middelhoogduits Vohe ‘vossin’. Vergelijk Vosswinkel.

Voorzaat. Middenenderlands voorsaet: voorganger in een ambt, in een redit, in een eigendom.

Voorzanger, Vorzanger: Bijnaam van de voorzanger.

Vorbeck. Duitse plaatsnaam Vorbeck.

Vorder Hake: Wellicht uit Duits Vor dem Hagen.

Vorhagen, Voragen. Spelling voor Verhagen of uit Vornhagen.

Vorlat. Vondelingnaam van Silvester Vorlat, op 24 november 1831 in Antwerpen gevonden.

Vormezeele. Naam uit de plaatsnaam Voormezele (West-Vlaanderen).

Vornhagen, Varnhagen: Vornhagen, van Vor dem Hagen: voor de haag. Duitse plaatsnaam Vornhagen.

Vôrôs, Voros: Hongaars vôrôs: rood. Bijnaam voor roodharige.

Voroux, Verrou, Vorreua, Voreux, Devreux, Vreux, Devrux, Vreuls, Vreulz: Plaatsnaam Voroux (Luik).

Vorselaars: 1. Afleiding van plaatsnaam Vorsel (Zie Vorselmans) (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Vorselaar (Provincie Antwerpen).

Vorsselmans, Vorselmans, Vosselman, Vosselmans, Vorselman. Afleiding van Van Vossel 3.

Vorselaars. 1. Afleiding van plaatsnaam Vorsel. 2. Plaatsnaam Vorselaar, Antwerpen.

Vorst, van der, van der Veurst, van der Vurst, van der Voost, van der Vost, van den Vust, van de vos, van (de) Voorst, Vervurst, Vervust, Verworst, (de) Vorst, Vost: Plaatsnaam Vorst/vurste (Provincie Antwerpen, Nederlands-Limburg, Brussel), ook in Arcen (Nederlands Limburg), Deurne (Noord-Brabant), Sevenum (Nederlands Limburg) en Boxtel (Noord-Brabant) van Latijnse forestum ‘bos, woud’.

Vorstenbosch, (van de): Plaatsnaam Vorstenbosch (Nistelrode, Noord-Brabant).

Vorsterman, Vostermans: Beroepsnaam van de vorster, boswachter.

Vorster, Vorsters, de Voster, Vosters, Voster, Vostes, Voesters: Beroepsnaam van de vorster, boswachter. Duits Forster. Zie ook De Vuster.

Vorstheuvel: Plaatsnaam Forsthövel (Noordrijn-Westfalen).

Vorwerk: Duits familienaam Vorwerk, van Middelhoogduits vorwërc ‘bolwerk, vesting. Ook verspreide Duitse plaatsnaam Vorwerk (onder meer Noordrijn-Westfalen, Neder Saksen, Sleeswijk-Holstein, Hessen). Ook plaatsnaam, 1188 Vorewerch in Eibergen (Gelderland); 1370 ten Voerwerke in Hardenberg, Overijssel. Volgens Hekket ‘een onder eigen beheer staande hoeve, behorend bij een hoofdhoeve’.

Vorzigtig. Bijnaam voor een voorzichtige.

Vos, (de), Voss, (de) Vosse, Vosch, Voss, Vossema, Vosch, Vossius: Bijnaam naar de dierennaam vos, voor een sluw of onbetrouwbaar mens of een roodharige. Of huisnaam. Voss is Nederduits. Vos­sius is een latinisering.

Vosdellen. Plaatsnaam Vosdeel, Noord-Brabant.

Voshol: Plaatsnaam Voshol bij Reeuwijk (Zuid-Holland), Voshole/Vossole in Oostburg (Zeeland).

Voskamp: Plaatsnaam Voskamp in Maaseik (Belgisch-Limburg).

Vosken, Voskens, Vosquenne, Fosges. 1. Bijnaam, afleiding. van Vos. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Vos. Vergelijk Vossaert.

Voskuil, Voskuilen, van Voskuile, Voskuijl: Plaatsnaam Voskuil in Oldebroek (Gelderland), Voskuilen in Woudenberg en Leusden (Utrecht).

Vossart, Vossaert, Voshaart, Fassaert, Fassaers: Vadersnaam. Germaans en oude Zeeuwse voornaam vos-hard.

Vossel, van, Vossels. 1. Naam uit de plaatsnaam Vossel in Binkom en Schaffen (Vlaams-Brabant), Denderhoutem en Moerbeke (Oost-Vlaanderen), Herselt en Poederlee (Antwerpen). 2. Uit de plaatsnaam Vosselt in Hasselt (Limburg). 3. Uit de plaatsnaam Vorsel (Noord-Brabant) of in Kasterlee en Rijkevorsel (Antwerpen). 4. Varianten van Van Vosselen of Van Vossole (zie bij Vosselen en Vossole).

Vossele, van, Vosselen, van, (van) Vorselen, Forschelen. 1. Naam uit de plaatsnaam Vosselen (Noord-Brabant). 2. Variant van Van Vossel (zie hierboven).

Vosselman, Vosselmans. Afleiding van Vossel.

Vossen,Voss, Vosse, Vosen, Fossen, Fussen, Vossem, Vôssing: Vadersnaam. Voornaam Vos, Fos. Vergelijk Vossaert. 2. Limburgse vorm van Vaessen. 3. Voor Vossen(s) = van Vossem.

Vossen, van (der): Plaatsnaam Vossen in Apeldoorn (Gelderland) en Heerde (Gelderland).

Vossenaar. Plaatsnaam (Nieuw-)Vossemeer (Noord-Brabant).

Vossenberg, van de, Vosseberg, Vorstenberg, Vosbergen. Plaatsnaam Vossenberg in O.-L.-V.-Waver (Antwerpen), Sint-Amandsberg (Oost-Vlaanderen) en verspreid (West-Vlaanderen).

Vossem, van Vossen. Plaatsnaam Vossem (Vlaams-Brabant). 2. Zie Vossen.

Vossepoel: Door assimilatie rs van ss uit Vorsepoel ‘kikkerpoel’.

Vosshage. Plaatsnaam Vosshagen. Noordrijn-Westfalen.

Vossole, van, van Vossel. 1. Naam uit de plaatsnaam Voshole of Vossel in Schaffen (Vlaams-Brabant). 2. Of uit Voshole/Vossole in Oostburg (Zeeland), Marquise (Pas-de-Calais), Denderhoutem en Ophasselt (Oost-Vlaanderen).

Vosters, Voster, Vostermans, Vossers. Beroepsnaam. Afgeleid van (hout) vester.

Vosveld: Plaatsnaam Vossenveld in Winterswijk (Gelderland).

Vosswinkel. Plaatsnaam. Nederdits Vosswinkel: vossenhoek (Noordrijn-Westfalen).

Voué, Voue, Vouez, Vouwé, Vouwe, Vouw, Voé, Voez, Voie, Voye, Voy, Woué, Wouez: Beroepsnaam. Oudfrans voé, van Latijn vocatus: beschermer, voogd, pleiter, advocaat, procureur.

Vouloir. Wellicht reïnterpretatie van Willart, Woillard.

Vousure, Voussure. Oudfrans volsure: boog van een gewelf. Plaatsnaam?

Voutquenne, Wotquenne, W(u)quenne, Votquenne: Vadersnaam. Waalse aanpassing van Wout(er)kin.

Voyard. Variant van Viard of Willard.

Vracem, van, van Freachem, van Frachem, van Frachem, van Fracem, van Frachen, van Fraeghem, van Fraecken, van Fraessem, van Fraesem, (van) Fraussen, van Fraucem, van Fraussem, van Frausem, van Franssem. Familienaam uit de plaatsnaam Frassem in Bonnert (Luxemburg).

Vraeghe, Vrage: Samengetrokken uit Verhage.

Vraet, de. Bijnaam voor een (veel)vraat, vreter.

Vramboudt, Vrambout, Vrammout, Frammout, Framhout: Vadersnaam. Niet van Vramboud: Framboldus, maar veeleer de Germaanse voornaam Vromoud: frum-wald 'moedig-heerser', gereïnterpreteerd als Vromboud; vergelijk Sint-Romboud (Mechelen) van Romoud.

Vraux. 1. Plaatsnaam (Marne) en in Quartes (Henegouwen). 2. Samentrekking van de familienaam Verreau: grendel, slot. Beroepsnaam.

Vre, van, van Vré: Plaatsnaam Vrede: omheining, omheinde plaats.

Vrebosch, Vrebos, Vrébos, Vrebos: Verspreide plaatsnaam Vrebos, Vrijbos: ingesloten, gereserveerd bos.

Vrede, van de, van de Vreede, van de Vreyde, Van de Vreye, van de Vreije, van de Vree, Vreeman, Freeman, Vreman, Vreemann: Plaatsnaam Vrede ‘omheining, omheinde plaats’. Vergelijk Duits Freidhof, Umfriedung. Plaatsnaam Vree in Denekamp, Overijssel, Rosmalen (Noord-Brabant), Zwollerkerspel, Overijssel. In het oosten van het land is een vrede of vree een woord voor tuin, in het bijzonder voor een particulier perceel dat aan de gemeenschappelijke grond was onttrokken. Voorouders van de families Vreeman woonden in een huis of boerderij met zo'n vree en was daarom De Vree genoemd. Eventueel huisnaam De Vrede.

Vredebregt, Vredenbregt. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-berht 'vrede-schitterend': Frithubert, Fredebertus.

Vredegem, (van), (van) Vredechem, Vredchem: Misschien de plaatsnaam Vrekkem in Denderwindeke en Ursel (Oost-Vlaanderen).

Vredeveld, Vredeveldt, Vreede, de. Plaatsnaam.

Vredeman. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-man Vrede-man'. Duits Friedemann.

Vreden: 1. Verbogen vorm van De Wreede. 2. Vadersnaam. Vleivorm van frith-naam, zoals Vredebregt.

Vreedenburgh, Vreeburg, Vreeburg: 1.Moedersnaam. Germaanse voornaam frith-burg ‘vrede-burg’: Fredeburgis, Fredburga. 2. Plaatsnaam Vredenburg (Gelderland).

Vreijdenberger, Vrijdenberger, Vrydenberger: Aanpassing van Duits Freienberger, afleiding van plaatsnaam Freienberg (Stiermarken).

Vreijke: Samengetrokken uit van der Eijke, vergelijk Vreeke. Zie van der Eijk.

Vreken, van de(der), van den Vreken, van der Vrecken, Vereeken, Vereeke, Vereecken, Vereecke, Verheecken, Verheecke, Verheeke, Verheeken, Verheeke, Verheeken, Vereecque, Vereque. 1. Familienaam afgeleid van de meerdere keren voorkomende plaatsnaam ter Vereecke: (steen)eik. bijvoorbeeld 1571 de Veerheecke, de Veereecke in Eksaarde; Vereeck(e) in Bellem (Oost-Vlaanderen).2. Soms is de familienaam afgeleid uit Van den Vreeackere (= omheinde akker te Rumst).

Vreeke, Vreeken, Vreke, Vréke: Samengetrokken uit Vereeke(n).

Vreeswijk, Vreeswyck: Plaatsnaam Vreeswijk (Utrecht).

Vreeze, de; Freeze: Variant van de Vrieze. Volksnaam van de Fries.

Vreker, de, Vreker, de, de Vrecker, de Vreeker, Devreker. Familienaam uit het Middelnederlandse wreker. Bijnaam voor een wraakzuchtig iemand.

Vrekkem, van, van Vrekem, van Vrekhem, van Vreckom, van Vrekom, van Vreckhem, van Vreckem, van Vrecken: Plaatsnaam Vrekkem in Denderwindeke en Ursel (Oost-Vlaanderen).

Vremdt. Bijnaam voor een vreemde, een immigrant. Vergelijk Duits Fremder, Frans Létrange.

Vreugd, de, de Vreught, (van de) Vreugde. 1. In 1686 werd in Brussel een vondeling De Vreught genoemd, omdat hij "in de deur van den Genughelijcken Boer op de Walsche Plaatse" gevonden was. 2. Gezien de geografisch ruime verspreiding is de naam wellicht ook ontstaan als bijnaam voor iemand met een vrolijk karakter. 3. Of uit een huisnaam.

Vreugdenhil: Plaatsnaam met Hil ‘heuvel’.

Vreurick, Vleurick, Vleurinck, Fleurix. Vadersnaam. Germaanse voornaam frawrîk 'heer-heerser': Froricus. Zie Vlerick.

Vreux, Vreuls, Vreulz: Samentrekking van Vorreux. Zie Voroux.

Vreven, Vreven, Vrévin, Vreeven: Moedersnaam. Germaanse voornaam Vredewivis: frith-wîb Vrede-vrouw'.

Vreye, Vreyen. 1. Samentrekking van Verheide(n), Verheye(n). 2. Zie (de) Vrij.

Vreys, Vreijs, Vrijs, Freys, Freisen, Freise, Freises, Freis, Frys, Vreyssen, Vreysen, Vrys, Vrysen, Vrijssen, Vrijsen, Freyssen, Freysen, Freijsen, Frijsen, Frissen. 1. Vadersnaam: verkorte vorm van Laureis, Lavreysen. 2. Sommige vormen gaan misschien terug op Friesen/Frissen: vadersnaam uit Friso of afkomstig uit Friesland.

Vriamont. Variant van Wia(u)mont met epenthetische r? Of van Brialmont?

Vridaud. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam frith-wald 'vrede-heerser': Fredaldus.

Vrie, van de: Plaatsnaam Vrij in Bergen (Nederlands Limburg).

Vrieling, Vrielinck, Vrielink, Vrielynck, Vrielijnck, Vryelinck, Vrijelinck, Frylinck, Frijlinck, Frielink, Frieling, Frijling, Fryling, Freling, Frielinghues, Früling, Vrielijnck, Vrielenk: 1. Middelnederlands vrilinc: vrijer, iemand die dingt naar de hand van een vrouw. 2. Bijnaam voor een vrij man, vrijgeboren of vrijgemaakt, een poorter. 2. Vadersnaam uit Vriele, een frith-naam. Vergelijk Vrieleman, Duits Frieling.

Vriend, de, de Vriendt, Vrient, Vriends, Vrients, Vriens, Vrind, Vrin, Vrint, Vriens, Vryens, Vrijens, Vrints, Vrins, Vrinten: Bijnaam voor een vriend: partijgenoot, bondgenoot, minnaar, beminde, verwant. Een enkele keer verkort uit Godefrind.

Vriens, Vryens, Vrijens: 1. Moedersnaam. Afleiding van Vrien, van Veriden: vrouw Ida. Vergelijk Ide. 2. Zie De Vriend(t). 3. Zie Vrins.

Vriesacker. Plaatsnaam. Waarschijnlijk van Duitse familienaam Friesacher, van plaatsnaam Friesach (Stiermarken, Karintië, Krain) of Friesack.

Vriesendorp: Plaatsnaam 1350 Frisendorf in Westerwald (Nedersaksen)? Vergelijk Duits Friesendorf (Beieren).

Vrieseman, Vriesman: Bijnaam voor de Vrieze, de Fries, vergelijk Engelsman.

Vriese, (de), Vries, (de), (de) Vrieze, Vriezen, de Vriesse, Vris, Devrisse, Defrise, Defrize, de Vreese, de Vreeze, de Vreesse, de Vreece, de Vreest, (de) Vrees, Frees, Freese, Frese.: Volksnaam van de Fries, de inwoner van Friesland. De klankwettige Nederlands vorm is inderdaad Vries(land).

Vreijbloedt: Bijnaam. Vrijbloed.

Vriesere, de. Waarschijnlijk reïnterpretatie van De Vriese.

Vrij, (de), (de) Vry, de Vrye, de Vrije, de Vreye, Vreyen, Vreye Freij, Frey, Vrije, Vrijman. 1. Bijnaam voor wie edel van geboorte is, een aanzienlijke; vrijgeboren, vrijgemaakt, poorter. 2. De Waals-Vlaamse familienaam Devry/Devreye wordt in Oostduinkerke als Devree uitgesproken. Het is een samentrekking van Frans Duverd(e)ret, Duverdrey. Plaatsnaam Verdret: kleine boomgaard of Verderie: bos.

Vrijdag, Vrijdagh, Vrijdaghs, Vrydag, Vrydagh, Vridaghs. Familienaam naar de weekdag vrijdag: dag dat hij een bijzondere activiteit had (markt - op stap gaan), dat er iets bijzonder in zijn leven gebeurd was. Het is mogelijk zelfs een vondelingennaam. Duitse familienaam Freitag.

Vrijders, Vryders. Familienaam uit ofwel werkwoord vriën: bevrijden, vrijmaken.. ofwel uit vrijer: minnaar. Een bijnaam wellicht.

Vrijenhoek: Plaatsnaam ‘vrije hoek’.

Vrijland, Vrijlandt: Plaatsnaam Vrijland in Rotterdam (Zuid-Holland).

Vrijghem, Vryghem, Frighem. Vrijegem is een plaatsnaam in Blaringem (Frans-Vlaanderen). Mogelijk is er ook een verband met Vrijlegem in Hulste. Familienaam afgeleid van een plaatsnaam dus.

Vrijheid: Plaatsnaam Vrijheid in Elburg (Gelderland).

Vrijhoef,Vrijhoeven, Vryhoeven: Plaatsnaam Vrijhoef in Reeuwijk (Zuid-Holland) en Leusden (Utrecht). Of Vrijhoeven (Zuid-Holland) of Vrijhoeve (Noord-Brabant).

Vrijman, Vryman: 1. Bijnaam voor een vrij man, een vrijgemaakte lijfeigene. 2. Vadersnaam uit het Germaanse frith-man.

Vrijmoed. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-môd 'vrede-(ge)moed': Fretmodus. Achteraf gereïnterpreteerd als bijnaam voor een vrijmoedig man: edel, welwillend. Duits Freimuth.

Vrim. Verhaspeling van De Vrin, zie de Vriendt.

Vrins, Vriens, Vrijens, Vryens, Vrinsen, Vrinssen, Vrinzen: 1. Vadersnaam. Vrins, Vrijns, van Severijns, heiligennaam Severinus. Vergelijk Ferin, Duits Frings. 2. Zie ook De Vriend(t).

Vrithof, Vrithoff, Vrithoffe: Aanpassing van Duits Friedhoff of de bekende Maastrichtse plaatsnaam het Vrijthof, etymologisch hetzelfde, namelijk omheind hof.

Vroede, de, de Vroe, de Vroedt, de Vroed, de Vroeij, de Vroeye, de Vroey, de Vroije, (de) Vroue, Vrou, de Froye, de Froy, de Vroo, Devrout, Devrou, Devroux, Devrouw; Bijnaam voor wie vroed was: verstandig, geleerd, rechtschapen, flink; opgewekt, zuinig. Vergelijk Frans Lesage. Devrou(x) is een Waalse spelling.

Vroeg, de, Vroegh, de, Vroege. Bijvoeglijk naamwoord vroeg. Bijnaam voor wie vroeg opstaat, gewoonlijk vroeg is. Vergelijk Duits Fruh. 2. Vroege kan eventuel de Brabantse uitspraak weergeven van Vraeghe.

Vroeg in de wei, Vroeg in de weij: Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat, vergelijk Vroegop, Duits Frühinsfeld, Frühinsholz, Frühauf.

Vroegh, Vroege, de, Vroegop, Vroegindewei, Vroegindewey. Weij, Wey, in de: Bijnaam ‘vroeg’; voor wie vroeg opstaat. Duits Früh.

Vroegop: Bijnaam voor wie vroeg opstaat, ook Vroichop, vergelijk Duits Frühauf.

Vroenhoven, van, van Vroonhoven,Vroenhoeve, Vroonhove: Plaatsnaam Vroonhof: herenhof. Vroenhoven (Limburg) en in Kortenaken (Vlaams-Brabant).

Vroegrijk: Volks etymologische vervorming van de Germaanse voornaam Vrorik, van fraw-rîk ‘heer-heerser’. (zie Vreurick).

Vroland, Vrolant, Vroelant, Vroylandt, Vroilant, de Vroylande: Plaatsnaam. Middelnederlands vroonland: land van de heer; land dat aan niemand leenroerig is, in volle eigendom. Plaatsnaam Vroland (vooral Nord, Pas-de-Calais).

Vrolijk, Vrolijks, Vrolijkx, Vrolyks, Vrolikx, Vroelyck, Vroelyk: Bijnaam naar het vrolijke karakter. Duits Fröhlich, Vrolich.

Vroom, Vroon: Vadersnaam. Germaanse frum-naam, zoals Vromond, Vromoud.

Vromant, Vrmandt, Vromand, Vroman, Vromans, Vromanne, Vromen, Vroemans, Vroeman, Vroumans, Vroomans, Vrommant, Vromman, Vrommand, Fraumont, Fromont, Fromond, Vrammont, Vermand, Vermant, Vermang. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam frôd-mund 'wijs-bescherming': Frotmund, Fro(d)mundus. Vormen met -man door reïnterpretatie.

Vrombaut, Vrombout: Vadersnaam van Vromoud; zie Vramboudt.

Vromen. 1. Zie Vroom(e). 2. Franse verschrijving voor Vroman.

Vromet. Metathesis van Vermet.

Vroode, van de. Slechts viermaal (Henegouwen). Ongetwijfeld door metathesis van Van de Voorde.

Vroom, de, de Vroome, de Vroomen,de Vrome, Vromen, Vroonen, Vronen, Vroon, Froonen, Froom, Froome, Vroemen, Vroenen, Frooninckx Froninckx, Froomieckx, Vroninks: Bijnaam voor een vrome ‘flink, krachtig, moedig, rechtschapen’. 2. Herinterpretatie van de vadersnaam. Vroom, uit een Germaanse frum-naam (Vromond, Vromoud). Zie ook Veroone.

Vroomhout. Vadersnaam. Germaanse voornaam Vromoud. Zie Vramboudt.

Vroonland: Plaatsnaam. Middelnederlands vroonland ‘land van de heer’, ‘land dat aan niemand leenroerig is, in volle eigendom’.

Vrou, de, Vrouw, de. Middelnederlands vrou(we): dame, aanzienlijke vrouw. Vergelijk De Man. 2. Devrouw kan een aanpassing zijn van Devroux.

Vrouwe, Vrouwes, Froukana, Frouwama, Fraukema, Froma. Mannenaam Frau, Vrou. Het woord vrou heeft inderdaad oudtijds in de Germaanse talen een mannelijke betekenis gehad; in het Gotisch betekent het woord frauja heer. Van heer (dominus) werd het heerinne of vrou (domina); later vrou (femina). De Friese dienstmaagd spreekt haar meesteresse nog heden aan als frou (domina).  Zo is er te Lutjegast een Froma-heert en te Niehove een Froma state.

Vrouwenraets. Plaatsnaam Frauenrath. Noordrijn-Westfalen.

Vrugterman. Pendant van Duitse familienaam Furchtmann, van Middennoordduits vruchtman: bevrachter.

Vryburg. Nederlandse naam van Duitse plaatsnaam Freiburg.

Vryenberg. Duits Freienberg? Zie Vreijdenberger. Waarschijnlijk veeleer = Vryburg.

Vrykorte. Met r-epenthesis van Vrijkotte, plaatsnaam in Losser, Overijssel.

Vryman, Vrijman. 1. Bijnaam van een vrijman, een vrijgemaakte lijfeigene. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-man. Zie Vredeman.

Vuchelen, (van). Plaatsnaam Ucchelen, Gelderland.

Vucht, van (de), van Vugt, van Vught: Plaatsnaam Vucht (Limburg, Noord-Brabant).

Vuege, Veugen, Veuggens, Vuyge, Foogen, Fogen, Foges, Foguenne. Bijnaam naar het Middelnederlandse voge: geschikt, handig. In

Oostfalen ook Feuge, Fôge.

Vueghs: Afleiding van de Voogd? Of van van Vugt?

Vuerinckx, Vuerings, Veurink. Vadersnaamvariant van Vering of uit Vieren.

Vulcanius. Humanistennaam van de Brugse humanist Bonaventura de Smet, naar Vulcanus, Romeinse god (smid) van de onderwereld.

Vulling, Vullings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse volk-naam, zoals Volbrecht of Volmar. 2. Zie Willens. In Vullinck kan de i namelijk gerond zijn onder invloed van de v/w.

Vurcke, Vurke. Duitse familienaam Furke.

Vuster, de, de Vuser, de Vusser, de Veusser, de Vuysdere, de Vuyssere, de Vuysere, Vossers: Door assimilatie uit de Vuster, van de Veurster, Vorster. Beroepsnaam de Veurster, Vorster, Vurster ‘bosopzichter, boswachter’. Duits Förster.

Vuurboom. Bijnaam naar de vuurboom: pook, vuurhaak. Vergelijk Duits Feuerbaum. Zie ook Vuurstaek.

Vuure, van, Vuuren, van, Furen: Plaatsnaam Vuren in Lingewaal (Gelderland).

Vuurstaek, Vuerstaek: Beroepsnaam van de stoker of de smid, naar de vuurstok of vuurstang waarmee het vuur opgepookt wordt.

Vuyck, de. Verschrijving van De Vynck.

Vuijk: Oude spelling voor Wijk. Vadersnaam. Wikke, Wijk uit Germaans wîg-naam: Wïgo, Wicco. Eventueel uit van Wijk.

Vuylsteek, Vuilsteke, Vuylsteke, Vuylsteker, Vuylstecke, Vuijlsteke, Vulsteker, Vulsteke, Wulstecke, Wulsteke, Wuylsteke, Vuyrsteker, Wylsteker. Bijnaam voor iemand die langzaam (uit het Middelnederlandse vuul, Duits faul), niet vlug naar het mes grijpt om te steken; eventueel ironisch voor iemand die juist wel met messen steekt. Vergelijk Seldenslach en Duits Faulstich, Seltenstich, Vielstich.

Vuyst (de), Devuyst, de Vuijst, de Vuiyst, de Vuys, Devuezst, (de) Wuyst: Bijnaam voor iemand die vaak vuisten maakte, balde of die vaak op de vuist ging. Of naar de huisnaam., van Indevuyst.

Vyandts, Vijandts: Middelnederlands viant: vijand, duivel (vergelijk de Dievel). Bijnaam.

Vijfvinkel: Plaatsnaam Vijfvinkel, van Vijfwinkel ‘vijf hoeken’.

Vijgenboom, Vijgeboom: Plaatsnaam, huisnaam Vijgeboom in Winterswijk (Gelderland).

Vijl: Beroepsbijnaam van de vijlenmaker of de vijler.

Vyle, de, van Vijle. Plaatsnaam Vijlen (Nederlands-Limburg). Of Waals Vyle(-et-Tharoul) (Luik).

Vijlder, (de); Vijlders: Beroepsnaam van de vijler, die vijlt.

Vijminck: Vermoedelijk vervormd uit Vlijminck.

Vijnckier: Vin(c)kier is een verkorte vorm van Delvinquière. Plaatsnaam Vinquière in Frasnes en Saint-Sauveur (Henegouwen) ‘plaats waar maagdenpalm groeit’.

Vynckt, van, Vynkt, van, van Vijnckt, van Vyncht, van der Vinckt, Vervinct, Vervynckt, Vervijnckt, Vervinckt. Familienaam uit de plaatsnaam Vinkt (Oost-Vlaanderen): plaats waar lichte turf gestoken wordt.

Vys, de, de Vyst, de Vies: 1. Middelnederlands vijs(e): schroef, windas, dommekracht? Beroepsnaam. 2. Zie (de) Vis. Vys/Vies kan namelijk de Brabantse of Waalse uitspraak zijn van Vis.

Vyve, van Vyven, van, van Vijve, van Vijven: Plaatsnaam Sint-Baafs-Vijve en Sint-Eloois-Vijve (West-Vlaanderen) heetten oorspronkelijk Vijve: 1119 Fivia.

Vyvens. Vadersnaam. Middelnederlands Vivin, vleivorm van Vivianus of van Germaanse wîf-naam; vergelijk Wivin, Vivino.

Vijver, van de Vijvere, van de Vijver: Verspreide plaatsnaam Vijver.

Vijverberg: Plaatsnaam Vijverberg in Doetinchem (Gelderland).

'

W.

Waachman, Waachmans, Wageman, Wagemans, Wagemann, Waegeman, Waegemans. Beroepsnaam van de waagmeester, de opzichter van de stadswaag, de beëdigde stadsweger.

Waaker. Beroepsnaam van de waker.

Waal, de, de Wal, de Wael, de Waele, de Waelle, de Walle, Dewaeles, Dewaels, Waelen, Waelens, Walen, Walens, Waals, Waels, Waeles, Wales, Swaels, Swalens, Swaelen, Swaelens, Swaalens, Zwaelens, Zwalens, Zwahlen, Swales: Volksnaam van de Waal, Romaan, Fransman, met s; zoon van de Waal.

Waal, vn de(der), van der Waals, van der Waele, van der Wael, Wals, de, Walst, Wels, van de Waelle, van de Waele, van der Wal, Uiterwaal. 1. Familienaam afgeleid van de Waal = zijarm van de Rijn. 2. Familienaam afgeleid van de verspreide plaatsnaam Wal, Waal = kolk achter een dijk ingevolge een dijkdoorbraak. 3. Vadersnaam van een Germaanse wal(d) naam als Walter, Walram, Walraaf, Walbrecht, Waldemar en Walewein, 4. Een variant van de Waal.

Waalbeek: Plaatsnaam Walbecq in Ariën (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Walbeke in Deulémont (Nord), Waalbeek in Jabbeke, Ruddervoorde (West-Vlaanderen), Walebeek, Walebeke in Houtem, Keiem, Leke, Lendelede, Schore, Snellegem, Woumen (West-Vlaanderen), Astene (Oost-Vlaanderen).

Waalwijk, van, Walewijck, Walewyck: Plaatsnaam Waalwijk (Noord-Brabant).

Waard, de, de Waerdt, de Waart, de Weerdt, de Weerd, de Werd, de Weert, de Weirt, Sweerts (zoon van de waard): Bijnaam van de waard: heer des huizes, gastheer, waard, herbergier.

Waarde, de: Variant van de Waard of van van de Waarde.

Waarde, van; van (de) Waard, van Waart, van de(der) Waart, van der Wart, van der Weerdt, van de Weert, van Werd, Verweire: Plaatsnaam Waarde (Reimerswaal, Zeeland): 1222 Wilmarsward, 1265 Warde, 1396 Weerde. Waarde, van Germaans waritha ‘riviereiland’.

Waardenburg, (van): Plaatsnaam Waardenburg(Gelderland).

Waarschouwer, Waerschouwer: Warschauer, van plaatsnaam Warschau (Polen).

Waas, van, van Waes, Verwaest: Plaatsnaam Waas ‘drassige grond’. Het Land van Waas of Waasland in het noorden van Oost-Vlaanderen, grenzend aan Oost-Zeeuws -Vlaanderen: 868 Wasia. Eventueel Westkapelle (West-Vlaanderen): 1130 Vuas.

Waasdorp: Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (is gerelateerd aan een heerlijkheid welke gelegen is/was op de huidige Waalsdorper vlakte, nabij Wassenaar.

Waasdijk, van, Wasdyk. Plaatsnaam Maasdijk, Zuid-Holland, met wisseling van bilabialen m/w.

Waast. 1. Variant van Vaast. 2. Korte vorm van Verwaest = Van Waas. 3. Plaatsnaam Le Waast (Pas-de-Calais).

Waatjes: Onduidelijk. Uit Wadekins, verkleinvorm van Wade (zie de Waaij 2)? Of van Duits Waltges, verkleinvorm van Walt, van Walther, Wouter.

Waay, de, de Waaij, de Way, de Waey: 1. Dewaay, van plaatsnaam Waay in Goé (Luik), Waey in Sartlez-Spa (Luxemburg). 2. Uit Middelnederlands Wade ‘kledingstuk, gewaad, groot sleepnet; knieschijf, kuit’. Bijnaam. Of vadersnaam., Germaanse voornaam Wado.

Waaij, van der, van der Waa, Verwaijen: Plaatsnaam Waa(i) ‘plas, poel, wiel’ in Hattem (Gelderland), Culemborg (Gelderland), Lienden (Gelderland) en Neer (Nederlands Limburg).

Waaijen, Weijens: Verkort uit Verwaijen? Of veeleer verbogen vorm van Waaie, van werkwoord waaien ‘door de wind meegevoerd worden, met de leden zwaaien, wuft zijn, wind maken’. Bijnaam voor wie onberekenbaar is als de wind.

Wabeke, (van), (van) Wabeeke, van Waebeeke, van Waebeke: Plaatsnaam Wabbeke in Wachtebeke (Oost-Vlaanderen).

Wach, Wache: Vadersnaam. Duits vorm voor de Tsjechische voornaam Wacha, van Waczlaw, Wenczlaw.

Wachauf, Waauf, Waauff, Waauf, Waaub: Duits Wach auf: ontwaak. Bijnaam voor een nachtwaker? lemand die vroeg ontwaakt?

Wachbeke, van. Uit Van Wabeke door associatie met plaatsnaam Wachtebeke (Oost-Vlaanderen).

Wacht, van der: Plaatsnaam of huisnaam Wacht ‘wachtpost, wachthuis’.

Wache, Woiche: Plaatsnaam Wache: moeras.

Wachtel. Wachtelaer, Wachtler, Wächtler. Familienaam uit het Middelnederlandse en het Duitse wachtel: kwartel of kwakkel. Naam van de vanger en/of de verkoper.

Wachem, van. Plaatsnaam. Misschien Wachene in Hofstade (Oost-Vlaanderen).

Wacheuil, Wacheul, Wascheul, Wasseuil, Waucheul: Plaatsnaam. Picardische vorm van Oudfrans gaçueil: moeras.

Wacholder. Plaatsnaam, Beieren. Duits Wacholder; jeneverbes.

Wachsmann, Waxmann, Vaxman, Waksman, Wassmann, Waszmann: 1. Beroepsnaam van de washandelaar, kaarsenmaker. 2. Wachsmann kan hypercorrect zijn voor de vadersnaam Wassmann, vleivorm van Wasmuth.

Wachsstock. Duits Wachsstock: wasstok, waslint, schroefvormige waskaars. Beroepsnaam.

Wachtel, Wachtelaer, Wachtler, Wächtler: Middenenderlands en Duits Wachtel: kwartel, kwakkel. Naam voor de kwartelvanger of-verkoper.

Wachten. Variant van Wachter?

Wachtendonck, van, von Wachtendonk, von Wachtendonck: Plaatsnaam Wachtendonk (Noordrijn-Westfalen).

Wachter, de, Wachtere, de, Wachters, Wächter, de Wagtere, de Wagter, Wacht, de Waechter, de Waghtere, de Wechter, Wagt, de, Swagten: Beroepsnaam van de wachter, nacht-of stadswaker.

Wack. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wago, Wacco.

Wackenier, Wackeniers, Waekenier, Wacrenier, Wacreniez. Familienaam uit de plaatsnaam Warquignies (Henegouwen).

Wacker, (de), Wackers, Wakkers, Wakker: 1. Middelnederlands wacker: flink, levendig, levenslustig. Bijnaam. 2. Wellicht oorspronkelijk Germaanse voornaam Wackar.Vergelijk Wecker.

Wackerghom, Wackergom. Plaatsnaam Wachelgem in St.-Ulriks-Kapelle (Vlaams-Brabant).

Wacomont, Wacomont, Waucomont: Plaatsnaam in Battice en Chaineux (Luik).

Wade, Wa, de Waet, de Waay, de Way, de Waey, de Wae: 1. Middelnederlands wade: kledingstuk, gewaad, groot sleepnet; knieschijf, kuit. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wado. Duitse familienaam Wate.

Wadde: Vadersnaam. Germaans wad-naam: Waddinus.

Wadeleux. Plaatsnaam in Charneux, Luik.

Waders. Waarschijnlijk spellingvariant van Vaders.

Wadin. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse wad-naam:

Waddington. Plaatsnaam Surrey, Yorkshire.

Wadoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wad-wulf 'pand, wedde-wolf: Guadolf.

Waeben, Waebens, Wabben, Wabbens, Wabbes: Vaders- moedersnaam Wabbe, bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Waldbert, Waldberg, Waldburg of Wadibert.

Waedemont, Waedemon. Vooral Oostvlaamse familienaam. Daarom plaatsnaam Wadimont in Rozenaken (Henegouwen, vroeger Oost-Vlaanderen).

Waeg, van. Middenenderlands waech: stadswaag. Familienaam voor de stadsweger.

Waegevelde, van. Plaatsnaam Wagenveld in Coevorden (Drenthe). Nederduitse plaatsnaam Wagenfeld: vochtig, moerassig land.

Waegh, (de), Wage, (de) Waeghe, Waege, Waage: 1. beroepsnaam van de waagmeester, stadsweger. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wago. 3. Bijnaam voor een waaghals?

Waelburghs, Waelburgs, Walbers, Waelbers, Walber, Walbourgh: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Wouburg, Germaans Walburg. Zie ook Walbergue. 2. Eventueel plaatsnaam Walburg (Zuid-Holland).

Waeghaert, Wagaert. Germaanse voornaam Wag-hard: Wachardus? Of van werkwoord wagen ‘durven’? Of beambte bij een waag?

Waegte: Spelling voor Wachte ‘wachter’?

Wael, de, de Waal van Ankeveen, de Waal van Anckeveen. Afstammelingen van de familie De Wael die lange tijd heren waren van An(c)keveen in 's Graveland.

Waelderen, van, van Walderen. Plaatsnaam Waalre, Noord-Brabant.

Waelfelghem, van, van Waefelghem: Plaatsnaam Walfergem in Asse (Vlams-Brabant).

Waelkens, Waelckens, Walkens, Waelken. 1. Naam uit het Middelnederlandse Waelkin: Waaltje (uit Wallonië). 2. Vadersnaam uit een walh-naam als bijvoorbeeld Walbert, Walraad, Walrik.

Waelpoel: Plaatsnaam (poel in een kolk achter een dijk’; vergelijk Engels Walpole.

Waelscappel, van, van Walscappel, van Welscappel, van Waescappel, van Waelseappel, van Waeslappel, Walschap, Walschaps. Familienaam uit de plaatsnaam Waalskapel (Wallon-Cappel in Frans-Vlaanderen).

Waelvelde, van. Plaatsnaam Waalveld in Lokeren.

Waem. 1. Zie Waen De (zie hieronder). 2. Of uit Dewame(s).

Waen, de, de Waene, de Weyn, de Weine, Duwein, Duweyn, Duwijn, Duwyn, Duyn, Duijn. Naam uit het Middelnederlandse wain, wain, van Picardische wain, het Oudfranse gain: weide, landbouwland. Vergelijk Winne. De familienaam is dus een beroeps(bij)naam voor een landbouwer.

Waenroy, van. Plaatsnaam Waanrode (Vlaams-Brabant). 2. Zie ook Van Wanrooy.

Waer, (de). Bijvoeglijk naamwoord waer: waar, waarachtig, betrouwbaar. Bijnaam

Waerbeke, van, (van) Waerebeek, (van) Waerebeke, van Waarbeek, van Waarbeck, van Waerbeeck, van Warbeek, Warbeeck, Warbeck, Warbecq. Naam uit de plaatsnaam Waarbeke (Oost-Vlaanderen) of Waarbeek in Asse (Vlaams-Brabant).

Waerden, van der, van der Waarde, van der Waarden, van der Warden, van der Warde, Vanderwaeren, Vanderwaren, van der Waeren, van der Waren, van der Weerden, van der Weerde, van de Waert, van de Wart, van de(der) Weerd, Weerdt, Verwaard, Verwaerden, Verwaerde, Verwarden, Verwarde, Verweirden, Verweirde, Verweiren, Verweire, Verwaede, Verwaeren. 1. Plaatsnaam Waard(e)n, Weerd beemd, eiland, samengevat aan het water gelegen land. 2. Ter waarden: wacht, uitkijkpost, Duits Warte.

Waerenborgh, Waerenborg, Waerenburgh, Warembourg, Warambourg. Familienaam uit de plaatsnaam Warembourg in Ouve-Wirquin (Pas-de-Calais).

Waerhede, van der, den. Een heide-naam? Vergelijk plaatsnaam in 1702 Waerheij in Sperleke (Frans-Vlaanderen) Misschien reïnterpretatie van Van der Waerden?

Waerheid, de, Waerheit, Waerheyt, Waerheijt, Waerheyd, Waerheijd, Waerhert. Wellicht van Van der Waerhede. Of aanpassing van De Waret; zie De Varez?

Waerloos, van. Plaatsnaam Waarloos (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Waarloos, Frans Waroux in Alleur (Luik).

Waerzeggers, Waersegers, Waerseggers, de Waersegger, de Waersegers, de Waersegher Waersegher, de Waereseggers, Woerseggers: Beroepsnaam van de waarzegger, wichelaar.

Waes. Korte Germaanse voornaam Wazo. 2. Plaatsnaam Waas. Zie Van Waas.

Waesberge, van, (van) Waesberghe: Plaatsnaam Waasberge in St.-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen).

Waesmans. Bijnaam voor een Waaslander. Afleiding van Van Waes.

Waeteraere, Naeteraere: Beroepsnaam van de waterdrager, die de weiden besproeit. Vergelijk Duits Wasserer.

Waeyaert, Waeyard, Waeijaert: Afleiding van werkwoord waaien. Synoniem met De Waeyere.

Waaye, Waeyen, Waye, Wayen, Waeijen, Weyens, Weyen, Weijens, Weijen: Wa(e)ye nomen agentis van werkwoord waeyen: op winderige wijze lopen, met de leden zwaaien, wuft zijn, wind maken. Bijnaam voor wie onberekenbaar is als de wind

Waeyenberg, (van) Waeyenberge (van), van den Waeyenbergh, van de Waeyenberg, van den Wayenberg, Waayenberg, Waaijenberg, van den Weyenberg, Weyenbergh, (van) Waeyemberg, Waeymeberghe, Waeymebergh, Waeyemberch, (van) Waeyenbergh, Waeyenberghe, Waeyenberch, van Waeijenberghe, Waeijnebergh, (van) Wayenberghe, Wayenbergh, Wayenberg, (van) Waeymberge, Wayemberge, van de Weyenberg, (van) Weyenberghe, Weyenbergh, Weynberg, Weynbergh, Weynberghe, Weynberg, van Weijenberge, Weijenbergh, van Weyenbergen, van Weynberg, Weynbergh, van Weymbergh, van Wyenberghe, Waeyenborghs, Waeyenborgs, Wayenberghs, Wayenborch, Wayenborgs, Wayenburg, Wayenburghs, Wayembergh, Wayemberghe, Wayemberg, Wayembercg, Weijenberg, Weyemberg, Weyembergh, Wyemberg, Wyenberg, Weinberg, Weimberg, Woiemberghe, Wuyenborghs. Familienaam naar de verspreide (vooral Vlaams-Brabant) plaatsnaam 'Waaienberg' en variant Weienberg'; waegin + berga, berg waar het waait.

Waeijenberg: Verspreide plaatsnaam Waaienberg, vooral in Vlaams-Brabant, maar ook in Zundert (Noord-Brabant) ‘berg waar het waait’.

Waeijhaert: Spelling voor Waeijaert, synoniem met Waaijer, de Waeyere, afleiding van werkwoord waeien ‘waaien, wuft zijn, wind maken’. Bijnaam voor een windmaker, onberekenbaar mens.

Waeyens, Weyens. Familienaam uit het Middelnederlandse waeyen. Bijnaam voor iemand die zo onberekenbaar is als de wind.

Waeyere, de, de Wayer, de Woyer, Waaijer, Wajer, Waijers, de Weyer, Weyers, de Weijer, Weijers. Familienaam uit de bijnaam waaijer: bijnaam voor een windmaker, onberekenbaar iemand.

Wafelaer, Wafelaerts, Wafelard, Waefelaer, Waffelaerts, Waffelaert, Wafflard, Wafflart, Vaflard: 1. Beroepsnaam van de wafelbakker. Duits Waffler. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam op -hard.

Wafelbakker, Wafellman: Beroepsnaam van de wafelbakker. Vergelijk Wafelaert. Duits Wafelmann.

Waffard: Wellicht door l-elisie uit Wafflard, van Waffelaert. Beroepsnaam van de wafelbakker.

Waffel, Waver. Beroepsnaam van de wafelbakker.

Wagabart, Waegebaert, Wagebaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam 'wag-bertht': Wacobertus.

Wagaert, Wagaert, Waegaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wag-hard? Wachardus. Of van werkwoord wagen: durven? Of beambte bij een waag?

Wagebart, Wagebaert, Waegebaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam wag-berht: Wacobertus.

Wage, Waage: 1. Beroepsbijnaam van de waagmeester, stadsweger. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wago. 3. Bijnaam voor een waaghals?

Wage, van: Van Waeg. Middelnederlands waech ‘stadswaag’. Bijnaam voor de stadsweger.

Wagemaker (de), Wagemaeker, de Wagemacker, Wagemaekers, Wagemakers, Waegemacker, Waegemaekers, Waegemakcer, Waghemacker, de Waegemaecker, de Waegemacker, de Waegemaker, Wagemaecker, (de) Waghemaecker, de Waegemeeker, Waeghemaeker, Swaegemaekers, Swagemaekers, Swagemakers, Swaegemackers, Zwagemaker, Zwagenmaler, Zwagemaler: Beroepsnaam van de wagenmaker.

Wagemans, Wagemann, Waghemans, Waegemans, Waegeman, Wagmans, Wagman, Waemans, Vagman, Wagelmans, Wagemance: 1. Beroepsnaam van de wagenmenner, voerman, vrachtrijder; of voor de wagenmaker. Zie ook Waachman(s). 2. Variant van Waachmans, beroepsnaam van de waagmeester, de opzichter van de stadswaag.

Wagenaar, (de), Waagenaar, (de) Wagenaer, Wagenaère, Wageneer, Wagener, Wagenere, Wagenaire, Wagenair, Wagenaire, de Waggeneer, (de) Waegenaere, (de) Waegenaer, Waegeneer, Waegeneere, Wageneir, Waegeneire, Waegeneers, Waegeneer, Waegenaar, (de) Waeghenaere, (de) Waegneer, de Waegheneire, de Wagheneire, Wagenar, Wageneers, Wageners, de Wagner, Wagnair, Waeguenaire, Waegenaire, Wacguenaire, de Wagenier, Dewagenière, Warignginaire, Warginaire, Wagner: Beroepsnaam van de wagenmaker; ook voerman, koetsier. Duits Wagner. 1351 Heinric de Waghenare, Hulst (op hun zegel staat een rad, een wiel, wat wijst op het beroep van rademaker ‘wagenmaker’.

Wageningen, van; van Waegeningh: Plaatsnaam Wageningen (Gelderland).

Wagendorp. Duitse plaatsnaam Wachendorf (onder meer Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen), bijvoorbeeld in Mechernich (Noordrijn-Westfalen): 1182 Wachindorp.

Wageningen, van, van Waegeningh: Plaatsnaam Wageningen (Gelderland).

Wagenknecht. Beroepsnaam van de voermansknecht.

Wageschiet. Middelnederlands wagenschot; Engels wainscot: beschot. Duitse familienaam Wagenschùtz, Wagenschiess: houten hok waarin wagens ondergebracht worden. Beroepsnaam; die wagens in houten loods of keet brengt.

Wagensveld: Plaatsnaam Wagenfeld (Nedersaksen).

Wagenvoorde, Wagenvoort: Plaatsnaam in Gorssel (Gelderland).

Waghto, Wagtho: Onduidelijk. Misschien verhaspeling van Picardisch Wat(t)eau, Frans Gâteau ‘koek, taart’.

Wagner, (de), Vagner, Vaguener, Waagner, Wagnair,Wagener, Wagner, Wanner, Vannerus: Beroepsnaam. Duits Wagner: wagenmaker; voerman. Vergelijk Wagenaar. In Luxemburg Wanner, gelatiniseerd tot Vannerus.

Wagneur, Wagneux, Wangneur, Caigneur, Cagneux, Legagneux: Frans gagneur, Waals-Picardisch wagneu(r): landbouwer. Vergelijk Winne.

Wagnon, Waignon, Gagnon: Beroepsnaam. Afleiding van Wagneur/Gagneur.

Wagon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Wago.

Wagschal. Waarschijnlijk Duitse familienaam Wagschal(l): weegschaal. Beroepsnaam van de stadsweger.

Wagtmans. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Wagmans, Wagemans.

Wahis, Gohy, Bohy, Bohij: Vadersnaam. Waalse vormen van de Germaanse voornaam valh-hari: Walierus, Gualeherus.

Wahl, Wahle, Wahlen: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Walo. Vergelijk Walen(s). 2. Volksnaam: Waal, Romaan.

Wahler, Wahlers. Verspreide Duitse plaatsnaam Wahl.

Wahrhaft. Duitse bijnaam; waarachtig, eerlijk.

Waignein. Afleiding van Picardisch waigneur: landbouwer. Zie Wagneur.

Waignier, Waingnier, Waiengnier, Wagnier, Wagnies, Wagnie, Wagny: Picardisch wainier, Frans gainier: vervaardiger van scheden, kokers. Vergelijk De Scheemaker.

Wailliez, Waillez, Woillez, Woilliez, Wayet, Wayez, Waijet, Walliez: Plaatsnaam Waillet (Namen).

Waisblom, Waisblum, Wajsblum, Wajcblum, Waysblum: Duits-Joods Weisblum: witte bloem.

Waisler. Duitse beroepsnaam Weissler; witter, kalker.

Wait, Waite. 1. Spelling voor Duitse familienaam Weite, plaatsnaam Weite: uitgestrekt veld. 2. Vadersnaam Weit = Wouter.

Waitschull. Duitse bijnaam Weitschuh: grote, brede schoen.

Wajncwajg. Duits-Joods Weinzweig; wijntwijg, -tak.

Wajsbaum. Duits-Joodse familienaam Weissbaum; witte boom.

Wakeren, van. Plaatsnaam? Of variant van Wakker?

Wakierman. Verhaspeling van Wakkerman, afleiding (de) Waeker.

Wakkee: Spelling voor Wa(c)quet = Wau(c)quez, verkleinvorm van Wauquier, Picardisch vorm van Walker.

Wakker, Wacker: 1. Bijnaam. Middelnederlands wacker ‘flink, levendig, levenslustig’. 2. Wellicht oorspronkelijk Germaanse voornaam Wackar.

Wakkersma, Wakkers, vadersnaam Wakker, Wacchar.

Waks. Duitse familienaam Wachs: was. Beroepsnaam van de wasmaker, washandelaar, kaarsengieter.

Waksbojm. Duits Wachsbaum. Waarschijnlijk beroepsnaam voor de wasmaker, kaarsengieter. Vergelijk Wachsstock.

Wal, van de(der, den), van Wallen, van Wal, (van de) Wall, Walle, van, Wallé, Walles, Wall, van der Wallen, van der Walle, van der Whalle, van der Whale, van der Wald, van de(der) Waele, van de Waal, Walstra, Walsma, Walker, van de Valle, Wandewalle, Vandwalle, Vaudwalle. 1. Familienaam afgeleid van de verspreide plaatsnaam wal(le), van het Germaanse walla=mot(t)e, kunstmatige heuvel, wal. 2. Zie ook Waal.

Wala, Walla. Plaatsnaam Wala in Verlaine, Luik?

Walach, Walag, Wallach. Joodse familienaam uit het Tsjechische Vlach (: idem als Waal, Welsch) : volksnaam voor Italianen en Roemenen.

Walbrecht, Walbrercq, Walbrecq, Walbert, Walbers. Vadersnaam uit het Germaanse walh + berht.

Walbroek: Plaatsnaam Waalbroek (Nederlands Limburg).

Walch: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Walo ‘Waal, Romaan’ 2. Volksnaam Middelhoogduits Walch, Walhe ‘Waal, Romaan’.

Walbeek, Walbecq, Walbecque, Walspeck: Plaatsnaam Walbecq in Arien (Pas-de-Calais), Walbeke in Deulémont (Nord), Wal­beek in Jabbeke, Ruddervoorde; Walebeek, -beke in Houtem, Keiem, Leke, Lendelede, Schore, Snellegem, Woumen (West-Vlaanderen), Astene (Oost-Vlaanderen).

Walbergue. Moedersnaam. Germaanse voornaam Wouberg: Waltberga, Valberga. De naam kon worden verward met Wouburg, Walburga. Zie Waelburg(h)s. Noot: Sint-Walburga is de patroonheilige van Oudenaarde.

Walbrecht, Walbrecq, Walbrercq, Walbert, Walbers: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-berht 'Waal, Romaans -schitterend': Walabertus, Walbertus;

Walcheren, van: Plaatsnaam Walcheren (Zeeland).

Waldbrol. Plaatsnaam Waldbröl (Noordrijn-Westfalen).

Waldbrouck, Waelbrouck, Walbrough, Walbrou, Wallebroek, Waelebroeck: Plaatsnaam Waalbroek (Nederlands-Limburg).

Walc, Walch. Vadersnaam. Germaanse voornaam Walo 'Waal, Romaan'. 2. Volksnaam Middenhoogduits Walch, Walhe: Waal, Romaan.

Walcarius. 1. Zie Walker. Toch kan het een variant zijn van Wolfcarius (of ermee verward), aangezien beide familienamen in de 18de eeuw in Oostrozebeke voorkomen: 2. Latinisering voor Van Walcheren?

Wald, Waldt. Verspreide Duitse plaatsnaam Wald; woud, bos.

Waldbillig. Duitse plaatsnaam.

Wäldchen. Plaatsnaam. Afleiding van Wald; woud.

Waldeck, van, Waldek, Waldack, Waldock: Plaatsnaam Waldeck (Zuid-Holland, Rijnland-Palts).

Walder, Valder, Walders: Duitse familienaam van plaatsnaam Wald. Of naam voor een bosbewoner.

Waldericus. Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rîk 'heerser-machtig'. Waldricus. Zie ook Walryck.

Waldeyer. Platduitse uitspraak van Waldegger, Waldecker. Afleiding van plaatsnaam Waldeck.

Waldman, Waldmann. Duits Waldmann; bosbewoner.

Waldhaus: Verspreide Duitse plaatsnaam Waldhaus.

Waldner, Waltner, Waltener, Valdenaire: Duits Waldner: bosbewoner, boswachter.

Waldorf. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Waldschmidt. Waldschmied. Smid die in het bos ijzererts verzamelt en smelt.

Waleboer: Herinterpretatie van Walbourgh, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Walburg, Wouburg.

Walek, Waleckx: 1. Vadersnaam Waleke, Nederduitse afleiding van een walh-naam. 2. Vadersnaam, Oost-Duitse Slavische vleivorm van Valentin.

Walem, (van), van Waelem, van Waelhem, Walemme, Wallem, Walemme, Walem, Walenne: Plaatsnaam Walem in Wortegem (Oost-Vlaanderen), Waelhem in Houtave of Walem (Antwerpen).

Walen, Walens, Waelen, Waelens, Wallens, Walin, Walling, Wallin, Waeles, Wales, Waëles: 1. Vadersnaam Vleivorm van Germaanse walh-naam, zoals Walraven Woubrecht. Wal(l)o, Of=Wallens. 2. Zie ook De Waal, Wals(ch).

Walesche. Waalse vorm van Walsch.

Walet: 1. Vadersnaam. Romaans verkleinvorm van Germaans walh-naam, zoals Walbertus, of van Walther. 2.Variant van Vale t‘knecht’. 3. Plaatsnaam Walet in Herchies (Henegouwen).

Walewyns, Walewijns, Waalewijn: Vadersnaam. Voornaam Walewein uit de Brits-Keltische romans.

Walgeback. Plaatsnaam Walgenbach, Rijnland-Palts.

Walhain, Walhin: Plaatsnaam Walhain (Waals-Brabant).

Walheer, Waller, Vallers, Valler: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-hari 'vreemdeling-leger': Walharius, Walerius

Walhout: Plaatsnaam Walhout in Pittem (West-Vlaanderen).

Walis, Walisch, Wallis, Wallisch: 1. Plaatsnaam Wallis (Zwitserland). Vergelijk Duits Walliser. 2. Zie Wallace.

Walk. Vadersnaam. Oude voornaam Walko.

Walker, Walkers, Welcker, Welker, Walcarius, Walkiers, (de) Walckiers, Walchiers, Walkise, Wauquier, Wauquiers, Wauquiez, Waucquier, Waucqwier, Waquier, Wacquier, Wacquiez, Woukier, Woekier, Vauquier, Vaquier, Valckiers, Valcker, Valkiers, Valkies, Valkier, Vallekier, Gauquie, Gauquier, Gauquié, Gauquir, Gockier, Gaucher, Gauchez, Gauché, Gauchie, Gauchier, Gauchi, Gauchir, Gauchy. Vadersnaam uit een Nederlandse, verfranste (Picardisch) en terug vernederlandste vormen van het Germaanse walh-hari ‘Romaan-leger’: Walacharius, Wal(e)carius, Walkerus, Walharius.

Wall. Duitse familienaam. 1. Wal, ringmuur, stadsmuur. 2. Waal. 3. Vadersnaam. Verkort van Walther.

Wallace, Wallas, Wallisch, Walisch, Wallis, Walis: Volksnaam. Oudfrans Walais, Waleis: bewoner van Wales, Kelt.

Walleaux, Welleaux. Spelling voor Valleau, afleiding van Val; dal.

Wallaert, Wallard, Wallard, Wallacre, Vallaert, Vallart, Valaert, Valard: Afleiding van Van de Walle.

Walland: Plaatsnaam Walland in Adegem (Oost-Vlaanderen), Merkem (West-Vlaanderen), Ruiselede (West-Vlaanderen).

Walle, van; van de(r) Walle, van der Wal, ter Wal, van Wallen: Verspreide plaatsnaam Wal, ten/ter Walle ‘mote, kunstmatige heuvel’ (let op het citaat uit 1328). 1328 bona sua dicta de Walle que quondam fuerunt bona Johannis de Walle.

Wallenburg, (van): Plaatsnaam Wallenburg (Beieren). Ook huisnaam Wallenburg in Langbroek (Utrecht): 1377 Walenborch.

Wallecam, Wallecan, Wallican, Wellecam, Wellecan, Welkamp, Walenkamp, Wollecamp, Valecamps, Walquan. Naam uit de plaatsnaam Walencamp in Marcq-en-Baroeul (Nord), Walloncamp bij Quèvy (Henegouwen), 1201 Walluncamp, Wallekamp in Rekkem of Wallekant in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen).

Walleghem, (van) Wallegem, (van), van Waeleghem, van Wallighem, (van) Wolleghem. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Wallegem in Bavikhove, Hulste.

Wallekens, Wellekens: 1. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse walh-naam; zie Walens, Wallens. Of vleivorm van Germaanse voornaam Walter/Wouter. 2. Afleiding van Van de Walle.

Wallemans, Walman, Walmans, Wallman: 1. Afleiding van Van de Walle. 2. Brabantse en Limburgse afleiding van Walther. Vergelijk Wallekens, Wellemans.

Wallenborn. Plaatsnaam. Rijnland-Palts.

Wallenbourg. Plaatsnaam Wallenburg, Beieren.

Wallendael, van, van Wallendael, van Walendal, van Walendael. Familienaam uit de plaatsnaam Walledal in Herent (Vlaams-Brabant).

Wallendorf, Wallendorff. Plaatsnaam Wallendorf, Rijnland-Palts.

Wallens, Wallin, Walling, Warling, Warlin, Wollens, Wolles, Welling, Wellin, Wellens, Welens, Welles, Wels, Wals, Wils, Welsch, Welsing, Welts. 1.Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Walther/Wouter. Walterus. 2.Variant van Willens, zie bij Willekens. 3. Eventueel vleivorm van Germaanse walh-naam. Vergelijk Wallekens, Walen(s). Gualltherus is de Latijnse vorm van Walther.

Waller: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-hari ‘vreemdeling-leger’: Walharius, Walerius.

Wallerath. 1. Plaatsnaam Wallrath, Noordrijn-Westfalen. 2. Vadersnaam, zie Walraet.

Walles: Wallace, Wallas, Wallis, Walles. ‘bewoner van Wales’.

Wallet, Walley, Wallez, Walleze, Wallèze, Walet, Warlet, Warlez. 1. Vadersnaam uit een Germaanse walh-naam. 2. Variant van Valet. 3. Of naam uit de plaatsnaam Walet in Herchies of Wallez in Arc-Ainières (Henegouwen).

Walleyn, Wallyn, Wallijn. Familienaam uit het Franse Walin/Valin, een knuffelvorm van een Germaanse walh-naam.

Walliser. Afkomstig uit Wallis, Zwitserland.

Wallon, Wallond, Walon, Vallons, Vallon: 1. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Walo 'Waal, Romaan'. 2. Volksnaam Frans Wallon: Waal, Romaan.

Walmack, Wallemacq, Walmacq, Walmacque, Walmach, Walmagh, Walmag, Wailmacq: Middelnederlands walmac(ke): bos rijshout, takkenbos. Beroepsnaam.

Walop, Waerlop, Warlop. Beroepsbijnaam uit het Middelnederlandse walop: galop. Dit voor bode of loper.

Walpot, Walput, Waelput, Waelpot, Walpot, Walput: Middelnederlands waelpuyt, waelpoyt, wa(e)lpot ‘naam voor een maat voor bier of wijn’. Beroepsbijnaam.

Walput, Waelput. 1. Plaatsnaam Walpit in Ruiselede. Plaatsnaam Wa(a)lput in Oostakker is evenwel = Wolput. Vergelijk Willeput. Wal kan hypercorrect zijn voor Wol. 2. Zie Waelpot.

Walraet, Walraedt, Walraed, Walraert, Waelraet, Waelraedt, Waldraet, Welraeds: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-rêd 'Waal-raad': Walerat.

Walrand, Walrandt, Walrant, Wallerand, Wallerant, Wallerang, Waldrant, Waldron: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Walrave (vergelijk Bertram = Bertrand): Walerandus.

Walrave, Walraven, Walravens, Walraeves, Walraevens, Walrawens, Wallraf, Wallraff, Walraf, Walraff, Waldraff, Waldrabe, Waltraevens, Walgraeve, Walgrave, Walggrraeve, Walgraeve, Walgraef, Walgraffe, Walgraff: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-hrabn ‘Waal-raaf’.

Walrecht: Wellicht vervormd uit Walryck, Germaanse voornaam walh-rîk ‘Waal-machtig’:Walericus.

Walryck, Wallerick, Walry, Walrij, Walri: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-rîk 'Waal-machtig': Walhericus, Walericus.

Wals, Walsch, Walsh, Vais, Waals, Waels, Waeles, Wales: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Walo. 2. Eventueel van De Walsche of afleiding van De Waal.

Walsche, de, Walsche, de, de Waelsche, (de) Wals, (de) Walsch, de Waeles, de Waels: Volksnaam De Waalse: de Waal, Fransman.

Walschaert, Walschaerts, Walschaers, Walscharts, Valschaerts. Afleiding van Walsch: Waals. Zie De Walsche.

Walscheid, Walscheidt, Walsheid: Plaatsnaam Wahlscheid (Noordrijn-Westfalen).

Walschot, Walschots, Waalschot, Walescotte, Welschot. Familienaam uit de plaatsnaam Waalscho(o)t in de Belgische Kempen (juiste plaats nog onbekend) en onder andere bij Beugen in Nederland.

Walsdorff. Plaatsnaam Waldsdorf, Beieren, Rijnland-Palts.

Walsmann. Volksnaam; de Wale, Waal, Walsche.

Walsum, van: Plaatsnaam Welsum in Dalfsen en Olst, Overijssel.

Waltaire, Wahaltaire: Vadersnaam. Waalse uitspraak van de Germaanse voornaam Walther.

Walter, Walters, Walther: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam wald-hari ‘heerser-leger’. Zie Wouters.

Walterscheid. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Walterus, Waltery, Walthery, Waltérus, Walthérus, Waltéry: Vadersnaam. Latinisering van de Germ.aanse voornaam Wouter.

Walthuis: Aanpassing van Duits Waldhaus. Of Oost-Nederlands Woldhuis, Wolthuis ‘woudhuis’. Plaatsnaam in Raalte, Overijssel.

Walthoff. Erg verspreide Duitse plaatsnaam Waldhof.

Wälti, Walthie, Waltin: Vadersnaam. Duits Wälti, Walti, van de voornaam Walther.

Waltmans, Waltman: Afleiding van voornaam Walter of Duits Waldmann ‘bosbewoner’.

Waltniel, Waltenier. Familienaam uit de plaatsnaam Waldniel in Schwalmtal (Noordrijn-Westfalen).

Waltos: Wellicht door dialectische uitspraak van Walthuis.

Waltregny. Waarschijnlijk van Wattignies.

Waltz, Wolz, Walzel, Walz, Welche, Welch, Welzel: Duitse vadersnaam van de voornaam Walther.

Waltzing. Plaatsnaam in Bonnert, Luxemburg.

Walus. Nederduitse plaatsnaam Walhûs. Vergelijk Walhaus (Rijnland-Palts), Wallhausen (Rijnland-Palts).

Walvisch, Walwis, Welvis: Huisnaam: De Walvis. Vergelijk Duits Walfisch.

Walzer. Beroepsnaam van de Walzenmiiller: pletter, walser. 2. Misschien hypercorrect voor Walter.

Wambach, Wampach, Wambacq, Wamback: 1. Plaatsnaam Wambach in Wurselen (Noordrijn-Westfalen). 2. Plaatsnaam Wampach. 3. Plaatsnaam Wambeek (Vlaams-Brabant). Zie ook Wambeek.

Wambeek (van), (van) Wambeke, van Waenbeke, Waembeke, (van) Wambecke, Wambecq, Wambacq, Wamback, Vamwambeke. Familienaam uit de plaatsnaam Wambeek (Vlaams-Brabant), de plaats Wambeek (Steenokkerzeel), Wambeke (Oost-Vlaanderen), Wambecque (Pas-de-Calais) en Wambeke in Dottenijs, Wervik en Wijtschate (West-Vlaanderen). Zie ook Wambach.

Wamberghe, Wambergue. Romaanse spelling voor Van (den) Bergee. Naar woonplaats of plaats van afkomst.

Wamberchies, Wambersie, Wambersy, Dewambrechies, Dewambersie, Dewambersi, Vamberchies, Vanbercie, Vanbercy, Vanbergie, Vanbersie, Vanbersy, Vanberzy: Plaatsnaam Wambrechies (Nord).

Wamberghe, Wambergue: Romaanse spellingvoor Van (den) Berge.

Wambrouck. 1. Zie Van (den) Broek(e). 2. Plaatsnaam Wambrouck in Montignies-sur-Sambre (Henegouwen).

Wambsgans, Wambsganse. Bijnaam voor iemand die heupwiegend, waggelend als een gans loopt.

Wamelen, van. Plaatsnaam Wamel, Gelderland.

Wamme, van. Plaatsnaam Wasmes, Henegouwen. Zie Dewasmes.

Wamelink: Plaatsnaam in Winterswijk (Gelderland): 1356 Wamboldinch, Wamelinck.

Wammes, Wams: 1. Middenenderlands wambeis, wammes: hemdrok, kledingstuk. Bijnaam. 2. Zie ook Dewasmes.

Wamink: Vadersnaam. Waning, van Wanin, vleivorm van Germaanse voornaam Wano. Of uit Walmink vleivorm van Germaanse voornaam Walmar?

Wamper, Wampers. Vadersnam. Germaanse voornaam wan-berht: Wambert.

Wancamp. Waalse spelling voor Van Camp.

Wanckel, de, Wanckele, de, de Wankele, de Wancker. Beroepsbijnaam voor iemand die 'wankel' van karakter is of iemand die 'wankelend' loopt.

Wancour. Familienaam uit de plaatsnaam Wancourt (Pas-de-Calais).

Wanctin, Wanquitin. Afleiding van Wanquet.

Wandel, Wandels, Wandelst, Wendel, Wendels, Wendelen, Wendeln, Windelen, Windels, Wuyndels, Wyndels, Wingel, Wingels, Vindels, Vendels, Eyndels, Heyndels, Heijndels. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wandil: volksnaam van de Vandalen/Wandalen. 2. Bijnaam voor een dolend, veranderlijk persoon. 3. Zie ook bij Wandelaer(e) (de).

Wandel, de, Wandele, de: 1. Bijnaam ‘veranderlijk van karakter, onbetrouwbaar’. 2. Moedersnaam. Wandel met lidwoord door volksetymologie.

Wandelaer, Wandelaere, (de), de Wandeleer, de Wandeler, de Waandeleer, de Wandeleir, Wandelaire, Wendeler. Naam uit werkwoord "wandelen": heen en weer gaan, rondzwerven, veranderen. Bijnaam voor iemand die veel weg is of voor een veranderlijk/wispelturig iemand.

Wandelen, van. Plaatsnaam Wandre, Luik, negende eeuw Wandala.

Wandelseck. Duits-Slavische vadersnaam Wanderschek, Wondraschek, afleiding van Andréas; vergelijk Tsjechisch Andrysek, Ondrâsek.

Wander, de Wandre, Waanders, Wanders, Wender, Wenders: 1. Variant van De Wandel. 2. Zie Wanner. 3. Germaanse voornaam Wander, van Wern(d)er, 4. Duits Wanderer.

Wanderer: Duits Wanderer ‘trekker, zwerver, wandelaar’. Vergelijk (de) Wandelaer(e), de Wandele(e)r.

Wanderpepen. Verfranst van Van der Pijpen.

Wanders, Waanders: 1. Variant van Wandel of Wanderer. 2. Zie Wanner. 3. Germaanse voornaam Wander, van Wern(d)er.

Wanderscheid, Wanderstheid: Familienaam van plaatsnaam Manderscheid (Rijnland-Palts)?

Wane, Woien: Plaatsnaam Wanne (Luik).

Wanet, Wannet, Wannez: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Wano.

Wang, Wangen. Bijnaam naar de opvallende wang(en). Vergelijk Backe, Hals, Nese, Cheek.

Wanger, Wangen: Beroepsnaam. Opperduitse vorm van Wagner: wagenmaker.

Wangermez, Wangermée, Wangermey, Vangermez, Vangermee, Wongermez, Worgermez, Vangermeersch, Vangermersch: Plaatsnaam Wangermez in Anvaing (Henegouwen).

Wanghe, van, van Wangh, van Wang, van der Wangen. Familienaam uit de plaatsnaam Wange (Vlaams-Brabant).

Waniart, Wanya: 1. Afleiding van Oudfrans gaignier, Picardisch wagnier: boeren, aan landbouw doen. Beroepsnaam van de landbouwer, zoals Wagneur. 2. Oudfrans gaignart, Picardisch waignart: rover, dief.

Wanin, Wannin, Wannijn, Wanneyn, Wannyn, Wanyn. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Wano (betekenis ?).

Waning, van. Plaatsnaam Wanink onder meer in Ambt-Delden (Overijssel).

Wanjon, Wajon: Spelling voor Picardisch Wagnon, Waignon, afleiding van Picardisch Wagneur, Frans Gagneur ‘landbouwer’.

Wanken, Wankene. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wano. Wanchin. De Duitse familienaam Wan(c)ke is een korte vorm van de Slavische voornaam Wenzel.

Wanlin. Plaatsnaam Wanlin, Limburg.

Wannee, Wannée: Spelling voor Frans Wan(n)et. Vadersnaam. Verkleinvorm op –et van de Germaanse voornaam Wano.

Wannemaeker, de, de Wannemacker, Wanmaker, Wannenmacher, Wenmaekers, Wenmakers, Wenmacker, Wenmackers, Wenmeekers, Wenmeckers, Wenmekers, Wennmacher. Beroepsnaam voor de wannenmaker. Een wan heeft diverse betekenissen. Zie in een woordenboek.

Wanner, Wanners, Wander, de Wandre, Waanders, Wanders, Wenner, Wender, Wenders: Beroepsnaam van de wanner, die koren want of de wannenmaker.

Wannepain, Empain, Empein, Ampin: Oudpicardisch wagne pain, Frans gagne pain: broodwinner. Vergelijk Gagnepain.

Wanninkhof. Plaatsnaam in Hove, Antwerpen.

Wanquet, Wanket, Wancket, Wancquet: Variant met n-epenthesis van Waquet.

Wanrooij, van, (van) Wanrooy: 1. Plaatsnaam Wanroij (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Waanrode (Vlaams-Brabant) van van Waenroy.

Wans, Wensch. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wanzo/Wano. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Wanze (Luik).

Wansart, Wansar, Wansard, Wansaert. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wanzo. 2. Plaatsnaam Wansart in Grand-Rosière (Waals-Brabant).

Wanschoor. Variant van de Schoor.

Wansele, van: Plaatsnaam Wanzele (Oost-Vlaanderen).

Wansink: Plaatsnaam (Overijssel, Gelderland) van Warnsink, Wernsing, van de voornaam Werenzo.

Wansleeben. Verspreide Duitse plaatsnaam Wansleben.

Wanson. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Wanso of afleiding op -eçon van Wano.

Wanst: Met paragogische t van Wans. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Wanzo, van Wano.

Want, (de), Wante, Wan, Wand, Waents, Wanten, Wantens: Nederlands want, van Waalse-Picardisch want, Frans gant ‘handschoen’. Beroepsbijnaam van de handschoenmaker. Vergelijk Frans Gant, Duits Handschuh.

Want, van der: Plaatsnaam Want ‘omheining van landerijen, schutting’.

Wante. Familienaam uit want: handschoen. Beroepsnaam voor de maker van.

Wanter. Beroepsnaam van de maker van wanten, handschoenen.

Wantz. Germaanse voornaam Wanzo.

Wanyberg. Verhaspeling van Waaiberg. Of van Van den Berg?

Wanzelle, (van) Wanzeele, (van), (van) Wanseele, van Wanzelle, Wanzel: Plaatsnaam Wanzele (Oost-Vlaanderen).

Wanzoul. Plaatsnaam in Vinalmont, Luik.

Waonry. Plaatsnaam in Queue-du-Bois (Luik).

Wapenaar, Wapenaert, de Waepenaere, Waepenaert: De gewapende.

Wapenmaker, de. Beroepsnaam van de wapenmaker, vervaardiger van wapenen en wapens.

Wappers. Middelnederlands wapper: stok met leren riem, leren riem met loden bal, knots. Bijnaam of beroepsnaam.

Warberg. Plaatsnaam, Beieren.

Warchal. Variant van Marchai, met w/m-wisseling?

Warbout: Vadersnaam. Germaanse voornaam warô-balth‘hoede-moedig’: Uuarbald. Wareman, Warman: Vadersnaam. Germaanse voornaam warô-man ‘hoede-man’: Waramannus.

Warck, Warcq: Plaatsnaam Warcq (Ardeche, Meuse).

Warcken, Warken, Warkens, Werkers: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Werquin. Maar vanwege de Duitse herkomst (Duren) zal de naam oorspronkelijk wellicht Warnken/Warnkes geweest zijn (Duitse familienaam Warneke, Werneke), in Mtr. aangepast als Warkens.

Ward, Warden, Werden, Werdens: Vadersnaam. Korte vorm en vleivorm van Germaanse voornaam op -ward, zoals Edward.

Wardenbach. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Wareghem, van, Warenghem, Warenghien, Waringhem, Waringhien: 1. Plaatsnaam Waregem (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Waringhem (Pas-de-Calais).

Warenburgh, van de: Plaatsnaam Waardenburg in Neerijnen (Gelderland)? Of zoals Waerenborg(h) van plaatsnaam Warembourg in Ouve-Wirquin (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).

Wareman. Vadersnaam uit de voornaam Wero.

Warendorp, van: Plaatsnaam Warendorf (Noordrijn-Westfalen).

Warez, Varet, Varé, Worré: 1. Zie De Varez. 2. Zie Garet.

Warginaire, Wariginaire: Waalse verhaspeling van Waegenaire (Wagenaar) met r-epenthesis.

Warhem. 1. Plaatsnaam Waremme, Nederlands Borgworm (Luik). 2. Zie Van Warrem.

Warin, Waryn, Warein, Warreyn, Warren, Warrens, Warens, Varin, Waring, Warring, Warrinck, Warrink, Weerens, Weeren, Wehrens,

Werrens, Werres, Wariens: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse war (hoeder)-naam: Waro, Warmundus.

Warinet, Warnet, Warné, Warnez, WarnesWarne, Werné, Wèné, Wené, Winné: Vadersnaam. Afleiding van Warin.

Warland, Warlant, Werland: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam war-land 'hoede-land': War(i)landus. 2. Metathesis van Wal(e)rand.

Warlus, Warolus: Plaatsnaam Warlus (Pas-de-Calais, Somme).

Warman. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-man 'hoede-man': Waramannus.

Warmelinck. Vadersnam. Afleiding van Germaanse voornaam Warmilo, afleiding van Warin-naam.

Warmenhoven: Plaatsnaam, vergelijk Warmhof in Maldegem (Oost-Vlaanderen).

Warmerdam: Plaatsnaam Warmerdam, van Warmonderdam tussen Warmond (Zuid-Holland) en Sassenheim (Zuid-Holland).

Warmoes, Wermos, Wermoes, Waeremoes, Waermoes, Warmuz: Middelnederlands warmoes: groente, moeskruid. Beroepsnaam voor de warmoesman of warmoezenier, de groenteboer.

Warmoeskerke, Warmoeskerken: Volks etymologische vervorming van de plaatsnaam Wermelskirchen(Noordrijn-Westfalen).

Warmon, Warmont. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-mund 'hoede-bescherming'. 2. Plaatsnaam Warmond (Zuid-Holland).

Warnan, Warnants, Warnant, Warnand, Warnent: Spelling voor Frans Warnant, Warnand. 1. Plaatsnaam Warnant (Provincie Luik, Namen). 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Werner, Warnier.

Warnau, Warnauts, Wornoo: Vadersnaam. Germaanse voornaam warin-wald 'Warnen-heerser': Warnaldus.

Warnderink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Warner, Werner.

Warneke, Warneck, Warnecke, Warnock: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Werner.

Warnier, Warnie, Warniers, Warniez, Warmy, Warnij, Wargnier, Wargnie, Wargniez, Wargnez, Waerniers, Waernier, Werniers, Werny, Warrinnier, Warrinier, Warriner, Wardenier, Varnier, Walnier, Warlier, Woirlier. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse warrenier: opzichter van de warande, het jachtterrein, boswachter. 2. Zie ook Werner.

Warning, Warnink, Werning: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Warinher.

Warnon, Warnot, Warnotte, Warnots, Warlotte, Warlot: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Werner.

Warocquet, Waroquet, Warké: Afleiding van Oudfrans waroqueau: grote stok, staaf, hefboom; werpspies, pijl. Beroepsnaam. Of bijnaam naar de gedrongen gestalte.

Waroquier, Waroquiers, Waroquies, Waroquiez, Warocquier, Waraquier, Varoquier, Waroqquier, Warroquiers, Waroquit, Warloquier, Warlocquie: Beroepsnaam. Maker van warokes; zie Warocquet.

Warot, Warrot, Warron: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Waro of een andere Germaanse War-naam.

Waroux, Varoux:. Plaatsnaam. Zie De Waroux. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-wulf 'hoede-wolf: Warulfus, of wer-wulf'man-wolf, dat is weerwolf, Frans (loup) garou.

Warrant, Warran, Warrand, Warant, Warans: Oudfrans garant, Picardisch warant: waarborg, borg, garant.

Warrem, van, Warhem, van Werrem. 1. Plaatsnaam Warrem, Warhem (Frans-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam in Maldegem (Oost-Vlaanderen).

Warrier, Warriez, Dewarier, Warrie, Warie, Wari, Wary, Waerie, Waeri, Waeris: 1. Vadersnaam Warier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam war-hari 'hoede-leger': Warherus, 2. Voor de vormen op -y/-i(e) eventueel plaatsnaam Wary in Crepy (Aisne).

Warrimont, (de), Warnimont, Wernimont, Warlimont, Warlomont, Warlaumont: Plaatsnaam Warrimont in Charneux (Luik). Let op de dissimilatie ri en rn.

Warsage. Plaatsnaam, Luxemburg, Nederlands Weerst.

Warson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eçon van Germaanse war- naam.

Wart, Warte. 1. Beroepsnaam. Oudfrans garde, Picardisch warde: wachter, waker. 2. Zie Delwarde. 3. Verspreide Duitse plaatsnaam Wart: wacht. Vergelijk Von der Warth.

Wartelle, Wartel: Variant van Watel(le) met r-epenthesis.

Wartena: Plaatsnaam Wartena in Boarnsterhim (Friesland).

Warth, von der. Verspreide plaatsnaam Wart(h): wacht, uitkijkpost. Vergelijk Van der Waerden.

Warthold. Variant van Germaanse voornaam Barthold, met wisseling bilabialen b/w.

Wartmann. Vadersnaam. Germaanse voornaam ward-man 'bewaarder-man': Wartmannus, Wartman.

Warwick. Plaatsnaam (Warwickshire, Cumberland).

Warzée, (de), Warzée, Warsée: Plaatsnaam Warzée (Luik).

Was, Wasch: 1. Misschien aanpassing van Waalse plaatsnaam Wache ‘moeras’. 2. De Thoolse familie Was zou van Schotse oorsprong zijn. Misschien van Wace, Wase, Wass, wat op Germaans Wadzo, Wazzo terug kan gaan.

Was, Wass. Beroepsnaam van de wasmaker, washandelaar.

Wasen, Waasen, Wassenne, Wassen: Vadersnaam van Germaanse voornaam Waso of Wazo.

Wasilewski, Wasillewski, Wasylewski: Vadersnaam. Slavische afleiding van Griekse heiligennaam Basilius.

Waslander. Naam voor iemand afkomstig uit het Waasland. (Oost-Vlaanderen).

Waslet, Vaslet, Vasselet, Vasselai: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wazo; vergelijk Wasselin.

Wasmuth, Wachsmuth, Wachsmund: Vadersnaam. Vooral Nederduitse voornaam Wasmut.

Wassel, Wasel, Waselle, Wazelles, Wazelle: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornam Wa(d)so, bijvoorbeeld Wazili, Wezilo. Vergelijk Wasselin.

Wasschebalie. Geïsoleerde naam die uitsluitend voorkomt in en rond het Nederlandse Meppel/Staphorst. Hij is mogelijk een vadersnaam (uit zoiets als Wasbald) afkomstig uit het Tsjechische vasil (koning) of uit het Germaans waso + het Germaanse bald. De hakselmolen van de tijd heeft deze familie wellicht via of vanuit Slavisch gebied naar Nederland gestuurd, waar hij nogmaals fonetisch geschreven werd met bovenstaand resultaat.

Wassenberg, Wassenbergh (van), van Wassenberge, Wassenburg. Familienaam uit de plaatsnaam Wassenberg in Temse (Oost-Vlaanderen). Of uit de plaatsnaam Wassenberg (Noordrijn-Westfalen).

Wasselin, Woisselin, Vaslin, Wasselynck, Wasselyn, Waselinck, Waeselynck, Waselynck: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -lin van een -so-afleiding van Germaanse Wad-naam (Wazo): Wacelinus, Wascelin. 2. De familienaam kan In Noord Frankrijk een variant zijn van Wastelin. Zie Wastelain.

Wassen, Wassein, Wassink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Was, Wazo.

Wassenaer, van Wassenaar, Wasnair, Wasnaire: Plaatsnaam Wassenaar (Zuid-Holland).

Wassenberg, (van), Wassenberghe, (van), van Wassenberge: 1. Plaatsnaam in Temse (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Wassenberg (Noordrijn-Westfalen).

Wassenhove (van), Wassenhoven, (van), van Vassenove: Plaatsnaam Wassenhoven in Grotenberge (Oost-Vlaanderen).

Wasser, Wassers: Duitse plaatsnaam Wasser ‘water(loop)’.

Wasserman, Wassermann, Waserman: Beroepsnaam. Middenhoogduits Wasserman: waterdrager.

Wassin, Wassing, Wassink, Wasyng. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Was, Wazo.

Wasson, Woisson: Vadersnaam. 1. Warson met assimilatie rs/ss.2, Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Wazo, Waszo, Vasso.

Wastable, Watebled, Watteblée, Wateblee, Watteblé, Wattebled, Watteble, Watblée, Watblé, Watbled, Waterblee, Waterble, Waterblye, Waterbly, Wadbled, Wadble, Vadeblé: Picardisch waste blé, Frans gâte blé. Bijnaam voor een molenaar of bakker die het graan verspilt.

Wasteel, Wasteels, Wastiel, Wastiels, Watseels, Watzeels, Watzeel, Watzeils, Westeels, Westeel, Westel, Wastels, Vasteels, Vastels, Wasteau, Wastenéau, Wasteniau, Wasteniaux, Vastiau, Watteel, Wattel, Watelle, Watelle, Watel, Wartelle, Wartel, Watteau, Watteaux, Wateau, Wateaux, Watiau, Watiaux, Wattieaux, Wauthia, Watteeuw, Wateeuw, Watteeux, Watteeu. 1. Familienaam uit het Oudfranse gastel, het Picardisch-Franse wastel Frans gâteau: koek. Beroepsbijnaam van de koekenbakker. 2. In de 12de eeuw komt in Atrecht de Latijnse vorm vastans aquatn voor, dat is gâte l'eau of kwistwater (vergelijk Quisquater). Wasteau zou dan waste eau kunnen zijn.

Wastelain, Wastelin, Wasterlin, Wasterlain, Wettlin, Wattelainne, Wattelaine: 1. Afleiding van Oudfrans wastel. Zie Wasteel(s). 2. Zie Westerling.

Wateghem, van, van Wattegem, van Watteghem: Plaatsnaam Ter Wadden in Voorschoten (Zuid-Holland) eerder Watdinchem. Maar vermoedelijk plaatsnaam in streek van Tienen.

Water, van de; (van) de Waeter, van den Waetter, van de Waetere, van de Watere, van de Wauter, van de Waeterren, van de Waeter, van der Water, Wandewaeter: Verspreide plaatsnaam Water.

Waterhölter. Afleiding van plaatsnaam Waterholt: nat bosje, struikgewas.

Waterinckx, Watrinckx, Waeterinckx: Vadersnaam van germaanse voornaam Wouter (vergelijk Woltering); reïnterpretatie door dialect uitspraak en associatie met water. Vergelijk ook Wauterickx.

Watering, van de: Erg frequente plaatsnaam Watering. Ook Wateringen (Zuid-Holland).

Waterkeyn, Waterkeijn: Aanpassing van Watrequin, Wautrequin, Picardisch pendant van Wouterkin, afleiding van Wouter. Vadersnaam.

Waterland. Plaatsnaam (Oost-Vlaanderen, Zuid-Holland) en in Gottem (Oost-Vlaanderen), Houtave, Oostkerke, Tielt (West-Vlaanderen), IJzendijke (Zeeland).

Waterlander. Afleiding van plaatsnaam Waterland.

Waterloo, Waterloos, Watterloo, Watterlos, Watterlot, Waterlot, Waeterloos, Waeterloss, Waerterloot, Wattrelos, Watrelos, Watrelot, Auterlot: 1. Plaatsnaam Waterloo (Vlaams-Brabant), Wattrelos (Nord), Waterloos in Ophasselt, St.-Lievens-Houtem (Oost-Vlaanderen), Neeroeteren (Belgisch-Limburg). 2. Sommige vormen van Watrelot, afleiding op -lot van de voornaam Watier = Wouter.

Waterloo, van. Plaatsnaam, Waals-Brabant.

Watermael. Plaatsnaam Watermaal.

Watermans, Waterman, Waetermans, Watterman: 1. Afleiding van van de water. 2. Beroepsnaam van een waterdrager.

Watermeulen, van, Watermolen, van Waetermeulen, Verwaetermeulen: Plaatsnaam Watermeulen; Watermolen, bijvoorbeeld in Westerbork (Drenthe).

Watermulder. Beroepsnaam van de mulder, eigenaar van een watermolen.

Waterplas. Familienaam uit de plaatsnaam Waterplas: waterpoel. Plaats van ontstaan helaas onbekend.

Waterreus. Nederlandse familienaam, wellicht Waterhuis.

Waters, Watter, Watters. Vadersnaam. Spelling voor dialect uitspraak van Wouters.

Waterschoot, (van), van Waeterschoodt, Waeterschoot: Plaatsnaam Waterschoot in Belsele en Eksaarde (Oost-Vlaanderen).

Waterval, Wasserfall. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam op diverse plaatsen in België en Nederland (vooral omgeving Limburg). Maar ook in Zuid-Afrika en als Wasserfall in Duitsland.

Wathar, Wathard, Wata, Watar, Watard, Wataal, (de) Water. Vadersnaam uit Watier, dit weer uit Wautier. Zie daar.

Wathieu, Wathieux. Vadersnaam. Variant van de voornaam Wathier.

Wathion, Wathiong, Wationg, Wauthion, Haution, Votion: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)tier.

Wathon, Waton, Watong. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Watier.

Wathoul, Wathour, Wastoul, Wasoul: Vadersnaam. Picardische Waalse vorm van Germaanse voornaam wald-wulf ' heerser-wolf: Waldolf. Achteraf als vleivorm van Wouter/Watier opgevat. Wastoul is hypercorrect.

Watillion, Watillon. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)tier.

Watjou. Ongetwijfeld spelling voor Watiau.

Watremez, Wattremet: Samenstelling met Wautier?

Wats, Watts: Vadersnaam. Afleiding en korte vorm van de voornaam Walter.

Watrinet. Vadersnaam. Afleiding van Watrin.

Watripont, (de), (de) Wattripont, Oewadripont: Pllaatsnaam Wattripont (Henegouwen).

Watriquant, Watrigant, Vatriquant, Watticant, Wattecant, Watcant, Wattecamps, Wattecamp, Woittequand, Wetekam: Waarschijnlijk aanpassing van plaatsnaam watergang: waterloop. Vaak ook Watergant, Wattergand gespeld.

Watseels, Watzeel, Watzeels, Watzeils. Metathesis van Wasteels.

Watson. Engelse vadersnaam. Zoon van Wat of Watt, van de voornaam Walter.

Wattel: Picardisch wastel, Oudfrans gastel, Frans gâteau ‘koek’. Vergelijk Watteau/Gâteau. Beroepsnaam van de koekenbakker.

Wattelar, Vadersnaam. Afleiding van Watier? Of variant van Waeteraere?

Wattez, Watthée, Watthé, Watthez, Watté, Watte, Watthe, Watthee. Vadersnaam uit Wa(u)tier = Wouter, zie bij Walter.

Wattin, Watin, Wattijn, Wattyn, Atyn, Wettens, Wetten, (de) Wettinck: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Wouter, waarschijnlijk van Picardisch Watier. 2. Zie Van de Wattyne.

Wattenberg, Wattenbergh, Wattenberghe. Plaatsnaam Wattenberg (Rijnland-Plats, Beieren). Evtentueel de Wattenberg in Watten (Frans-Vlaanderen).

Wattergnauax, Wattergnaux, Watterniaux, Wattergniaux, Waternaux: Vadersnaam Watrinel, afleiding van Watrin. Vergelijk Watrinet.

Wattez, Watthé, Watthe, Wattez, Watté, Watte, Watthee, Watthe. Vadersnaam. Afleiding van Wa(u)tier = Wouter.

Wattignies, Watteny, Wattenij: Plaatsnaam Wattignies (Nord), Wattigny (Oise).

Wattingen, van: Plaatsnaam Wettingen (Baden-Württemberg)?Wattum, van: Plaatsnaam (Bocht van) Watum bij Spijk (Bierum, Groningen).

Wattré. Vadersnaam. Afleiding van Watier.

Wattron. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)tier.

Wattyne, van de, van de Wattijne, van de Wattine, de Watteyne, Dewattines, Dewattine, Dewatines, Dewatine, Dewattinnes, Dewattinne, Deswattines, Devoitinne, Wattinne, Watine, Watin, Watteyne, Watteyn, Watteijne, Wattyn, Wattijn, Wattin, Wastyn, Wastijn, Wastyne, Westyn, Westijn: Plaatsnaam. Oudfrans watine, guastine, een contaminatie van de Oudnederlandse vorm van woestijn en Latijn vastus 'eenzaam, verlaten', Oudfrans wast 'woest, onbebouwd'. Verspreide plaatsnaam Wastine: woeste, onbebouwde grond.

Waucquez, Wauquez, Waquet, Wacquet, Waquez, Woké: Vadersnaam. Afleiding van Wauquier.

Wauben. Moedersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wouburg. Zie Waelburg(h)s. Of hypercorrect voor Waeben?

Waudry, Vaudry, Vodderie, Watry: Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam wald-rîk 'heerser-machtig': Waldricus.

Waulsort, Wausort, Vaussort, Vausort, Vassort, Vassor, Haussort: Plaatsnaam Waulsort (Namen).

Wauman, Waumans: Afleiding van van der Woude, van Wouwe.

Wauquaire. Vadersnaam. Oostenrijkse variant van Wauquier.

Wautelet, Wauthelet, Wauthelê, Wauthele, Wauthlé, Wauthle, Wautlet, Wautlé, Woutlé, Wantelez, Wantellet, Wantelet, Wanttellet, Outtelet, Outelet, Auttelet, Autelet, Wathlet, Watlet, Wathelet, Watlet, Watteleft, Wattelé, Wattlet, Woithelet, Watlot, Vatlet, Vaudelet, Wodelet: 1. Vadersnaam. Afleiding op -let (-lot) van Wa(u)tier. 2. De vormen met Wat- kunnen ook afleiding zijn van Picardisch wastel: koek. Vergelijk Wasteels, Watteau.

Wautelingen, van. Plaatsnaam Wouteringen, Frans Otrange (Luxemburg).

Wauterickx, Wautrecht, Wauterecht, Wautrecq: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rîk 'heerser-machtig'. Vergelijk Waudry, Duits Waltricher. Zie ook Waterinckx.

Wautier, Wautié, Wautie, Wautiez, Wauthier, Wauthiez, Wottier, Watier, Watiez, Wattier, Wattié, Wattiez, Watthy, Wathy,Waty, Wattij, Wauthy, Wauty, Wauthij, Woutie, De Wautier, Vuattier, Vaultier, Vauthier, Vautier, Vatier: Vadersnaam. Picardisch-Waalse vorm van de Germaanse voornaam Wouter, zie bij Walter.

Wautot, Wauthoz, Hautot: Vadersnaam. Afleiding van Wautier.

Wautraets, Wauteraerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rêd 'heerser-raad': Waldradus.

Wautrequin. Vadersnaam. Picardische vorm van Wouterkin, afleiding van Wouter.

Wautriche, Watrice, Watris, Watrisse: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)thier.

Wautrin, Wautrain, Watrin, Watrain, Watrein, Watroin, Wattrain, Waltrin, Wantrin, Hautrin, Woitrain, Woitrin, Wétrain: Vadersnaam. Vleivorm van Wa(u)tier.

Waveren, van: Plaatsnaam Waver in Onder-Amstel (Noord-Holland).

Waverijn: Plaatsnaam Wavrin (Nord).

Wavreil, Wavreille, Wavrelle, Wavrielle: Plaatsnaam Wavreille (Namen).

Waxweiller, Waxweiler. Plaatsnaam Waxweiler, Rijnland-Palts.

Wayaffe, Woyaffe, Woyave: Bijnaam. Waals (Namen) vayauve, van Frans vaillable: flink, moedig.

Waysblatt. Joods-Duitse familienaam Weissblatt.

Weckx, Wekx. 1. Zie (de) Week. 2. Afleiding van Wegge. 3. Vadersnaam. Afleiding van Wicke, Wyck.

Webb, Webbe, Webber, Webbers. Engelse beroepsnaam van de wever?

Webbekom, van. Plaatsnaam, Vlaams-Brabant.

Weber, Webers, Webbers, Webber, Wébert, Wéber, Weberg, Veber, Waeber, Swevers (zoon van de wever) : Duitse beroepsnaam Weber ‘wever’.

Weberman. Beroepsnaam. Afleiding van Weber; wever.

Webster. Engelse beroepsnaam. Oudengels webbestre: weefster, wever.

Wechel, te: Plaatsnaam Wechele, ’t Wechel in Diepenveen, Overijssel: 1379-82 tgoet to Wechele.

Wechsler, Wechscler, Wechzeler, Weckseler, Weksler, Weccel, (de) Vexler: Duitse beroepsnaam van de geldwisselaar. Vergelijk Wisseler.

Wechselberg, Wechselberger, Wechenberger: Plaatsnaam Wechselberg (Beieren).

Wechgelaar: Achterhoekse familienaam. 1. Afleiding van plaatsnaam Wechel. 2. Variant van Wiggelaar. Middelnederlands wichelare ‘waarzegger, voorspeller’.

Wechelmans, Van Wechelen. Naam uit de plaatsnaam Wechele (=Wechelderzande - Antwerpen).

Weck (de), (de) Week, Week, Weeks, Weekx, Weecq, Weckx, Wekx. 1. Naam uit het Middelnederlandse wecke: wachter, waker. Beroepsnaam. 2. Of uit het Middelnederlandse weec(k), weic, wek: week, zacht, zwak. Bijnaam.

Weckbecker. Beroepsnaam: bakker van weggen, wigvormig brood. Zie Wegge.

Wecker, Weckering. Weckering: Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Wacker.

Wecker, Weckers, Weeckers, Weekers. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse wecker, weker: waker.

Weckesser. Bijnaam voor de eter van Duits Wecken: wegge, wigvormig brood. Vergelijk Wegge.

Weckmann, Weckman, Weckmans, Weekmans, Weeckmans: Beroepsnaam van de weggenbakker, bakker van wigvormig, langwerpig brood. Duits Wecken. Vergelijk Weckesser.

Weckx, Wekx. 1. Zie bij Weck (de). 2. Of variant van Wegge. Zie daar. 3. Mogelijk ook een variant van Wicke. Zie bij Wicke.

Weda, Weeda: Plaatsnaam Wehda in Kuinre, Overijssel.

Wedekind, Wittekind: Vadersnaam. Germaanse voornaam Widukind. Germaans widu ‘hout, boom’ (vergelijk Duits Weide ‘wilg’).

Weddingen, van. Plaatsnaam Weddingen in Borgloon, Limburg.

Weder, de, de Weer, Weers, Sweers: Bijnaam naar de diernaam weder, weer: ram, hamel. Vergelijk De Ram.

Wederholt. Vadersnaam. Oude voornaam Widerolt 'weerspannige tegenstrever': Wideraldus, Duits ook Wiederhold, Wetterhold.

Weduwe, van de, der, Weduwen, van de, der. Kind van een weduwe.

Wee, de: Lees Dewee = Dewez, Duwez. Plaatsnaam Wez, Frans Gué ‘wad, doorwaadbare plaats’

Wee, van de(der), van der Vee, van der Weeden, van de Weide, van der Weide, van der Weiden, van der Wey, (van der) Weij, Weyde, Weyden, van der Wijden, van der Weijen, van der Weij, van der Weyen, van der Weye, van der Weyen, van der Weeën, van der Ween, van der Weehe, Verwee, Verwé, Verwée, Verween, Verweyen, Verwey, Verweijen, Verweij, Wee, Wei, Wey, Vervey, Vandertwee (wellicht verschrijving van voorgaande)

Familienaam uit de verspreide plaatsnaam wee(de): weide Dikwijls bedoeld als gemeenschappelijke weide.

Weeckers: 1. Variant van Wijkers. Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-hari ‘strijd-leger’: Wichari, Wigerus. 2. Zie de Wekker.

Weedaeg, Weedaegh, van Weehaege, van Weehaeghe, van Weeheghe, van Wehaeghe, van Wehaege, Weyhaeghe, van de Wyhaeghe, Wydhaeghe, Wydaeghe, Wijdhaeghe, Wijdaeghe, Wiedaghe,Weedage: Verspreide plaatsnaam Wedage ‘haag van wede, teen, twijgen’, onder meer Wedehage in Uden (Noord-Brabant).

Weedemans, Weeman, Weemans, Wemans, Wémans, Weydemans, Weidemann, Weideman, Weidmann, Weimann, Weymans, Weymann: 1. Afleiding van Van der Weiden, Verwee. Ook Duits Weidemann: die op of aan een weide woont. 2. Soms ook variant van Wijman.

Weegels, Weigel, Weigelt: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wîg-naam, zoals Wîgand, Wîgbert. Ook familienaam Wiegel.

Weegenhoven: Plaatsnaam Wegerhof (Noordrijn-Westfalen) of Weghof (Beieren)?

Weegschaelle. Beroepsnaam van de stadsweger, die de stadsweegschaal, stadswaag bedient. Vergelijk Wagschal.

Week, (de), (de) Weeck, Weeks, Weekx, Weecq, Weckx, Wekx: 1. Middelnederlands wecke: wachter, waker. Beroepsnaam. 2. De Duitse familienaam Week wordt verklaard aals vadersnaam. Zie ook Wegge. 3. Middenenderlands weec(k), weic, wek: week, zacht, slap, zwak. Bijnaam.

Weekerts: 1. Vadersnaam. Afleiding van Wijckaert. Germaanse voornaam wîg-hard ‘strijd-sterk’: Wighard, Wicart. 2. Variant van Weeckers.

Weeldemans. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Wielemans (vergelijk Van der Weele = Van de Wiele) of van Wellemans.

Weekhout. Wellicht de Duitse plaatsnaam Wechold.

Weelden, van. Plaatsnaam Weelde, Antwerpen.

Weemeeuw. Aanpassing van Picardisch Waimiaux. Wellicht afleiding van Germaanse voornaam Waimerus. De naam werd evenwel verward met Ameeuw.

Weem, van de. 1. Variant van Van de(r) Wee. Zie bij Wee. 2. Naam uit de plaatsnaam Weem, Wimen, Wijmen (uit wipwo): plaats waar wilgentenen groeien.

Weenen, de: Afkomstig van de Oostenrijkse hoofdstad Wenen.

Weenink: Vadersnaam. Variant van Wijninck, afleiding van Germaans wini-naam. Gyseweenink en Janweenink. De lieden die deze namen, welke ook in de Saksische gebieden van Gelderland inheems zijn, dragen, heten eigenlijk eenvoudig Weenink; ze zijn oorspronkelijk Weeninken. Twee broeders uit de maagschap Weenink, beiden met talrijk kroost gezegend, en naast elkaar wonende, droegen de voornamen Gise (Gijs, Gijsbert, Gyselbrecht) en Jan. Ten einde nu die talrijke kinderen der twee gebroeders van elkaar te onderscheiden voegde men de voornamen der vaders bij de oude vadersnaam en noemde deze jongelieden Harbert Giseweenink en Bartje Janweenink. En deze onderscheidingsnamen bleven in gebruik, gingen ook later op de kinderen van die Harbrechts en Bartjes over en werden eindelijk vaste geslachtsnamen.

Weer, ter: Plaatsnaam Ter Weer in Tinallinge (Groningen).

Weerd, de, Weerdt, de, de Weert, Weerdts, Weerts, Weertz, Wertz, Werts, De Weirdt, de Weird, de Weirt, de Werdt, de Werd, de Werdt, de Werte, de Wert, de Waard, de Waart, de Waert, (de) Waerts, Dewaers, de Wierdt, Sweerts, Swerts, Zweerts, Zwerts, Swaerts, Wirth, Wirt, Virth, Wirtgen, Wirts, Wirtz, Wirz, Wirth, Wierts, Wiertz. Familienaam uit het Middelnederlandse we(e)rt of het Oud Duitse wirth: gastheer, waard.

Weerdenburg, van, Waardenburg. Plaatsnaam. Waardenburg (Gelderland

Weeremans, Weerman, Weermann, Wermann, Weiremans, Weremans, Wiermans: Vadersnaam. Germaanse voornaam war-man 'hoede-man': Waramannus.

Weeren, van, Weerden, van, Weerd, Werden, Weeren: Plaatsnaam Weeren in Kuinre, Overijssel, Oldemarkt, Overijssel, Peize (Drenthe), Weststellingwerf (Friesland), Wûnseradiel (Friesland).

Weerman, van de, Weermann, Weurman, Wehrman. Plaatsnaam.

Weerpas: Naam van een 19de eeuwse immigrant uit Mülheim (Noordrijn-Westfalen). De naam komt in de 18de eeuw voor in het Rijnland.

Weers, van: Plaatsnaam Weerst, Frans Warsage (Provincie Luik).

Weert, van, van Weerd, van Weerdt, van Wert, van Werte, van Werde, Wanwert: Plaatsnaam Weert, Werde (Provincie Antwerpen, Belgisch Limburg, Nederlands-Limburg, Vlaams-Brabant) of Weerde (Vlaams-Brabant).

Weerst, van, van Weersth, van Weersch, van Weers, van Weerts, (van) Werst, Wers, van Wersch, van Werts, van Wees. Familienaam uit de plaatsnaam Weerst, in het Frans Warsage (Luik).

Weertman: Afleiding Van van Weert of van de Weert.

Wees, van der: Plaatsnaam. Middelnederlands wese ‘grasland, weide’. Vergelijk Duitse Wiese ‘wei’.

Wees, (de), de Weese, Wese, de Weze, Dewèze, de Weeze: Bijnaam voor de wees, het ouderloze kind.

Weesman, Weezeman: Duitse familienaam Wesemann, afleiding van Middennoordduits wese ‘weide’. Ook Duits Wiesemann.

Weeveringh, Weverink, beroepsnaam van de wever.

Weeze, de: Bijnaam voor de wees, het ouderloze kind.

Weezenbeek, van: Plaatsnaam Wezembeek (Vlaams-Brabant).

Wegen, van de, Wege, van de, van de(den) Weghe, Vandeweghe, van de(der) Weg, van der Weghen, van der Weghe, van de Weeghe, van de Weege, van de(der) Weeghde, van de(der) Weegen, van de Wegen, van Weegen, van der Wegh, van Wegens, Wege, Wegh, Vegh, de Weghe, Dewège, van der Veghe, van der Veeghde. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Weg, ten Wege ‘weg’.

Wegeling: Wegeling ‘pad’ is een verkleinvorm van weg.

Wegener: Middennoordduits wegener, Duits Wagner ‘wagenmaker, voerman’. Zie Wagenaar.

Wegenhausen, Weegenhausen, Weegenhaum: Plaatsnaam Weghausen (Beieren)? Een Wegehaus is een stadswaag.

Weger, de, Wegher, Swegers, Waeger: Beroepsnaam van de weger, waagmeester.

Wegewijs: Volksetymologische aanpassing van de Oost-Duits-Slavische Plaatsnaam Wegewitz.

Wegge, Wigge, Wige, Wegh, Vegh, Weckx, Wekx. Naam uit het Middelnederlandse wegge, wegge: Spits toelopend brood. Beroepsbijnaam voor een bakker.

Weggemans, Wegman: 1. Afleiding van van den Weghe. 2. Afleiding van Wegge ‘spits toelopend broodje, wigvormig tarwebrood’. Beroepsnaam van de bakker; vergelijk Duits Weckmann.

Weghe, de, Deweghe, Dewège: 1. Waarschijnlijk verkort van Van de Wege. 2. Eventueel plaatsnaam Lauw (Limburg), Frans Lowaige: 1196 Lewege, 1197 de le Wege.

Weghman, Weghmans, Wegman, Wegmann, Weggeman, Weeghmans: 1. Afleiding van Van den Weghe. 2. Afleiding van Wegge. Beroepsnaam van de bakker. Vergelijk Weckmann.

Wegimont, Wégimont. Plaatsnaam in Ayeneux, Luik.

Wegnez, Weignez. Plaatsnaam Wegnez, Luik.

Wegscheider, Afleiding van plaatsnaam Wegescheide: twee-, drie-of viersprong. Maar afleidingen van de plaatsnaam op -er zijn oostelijk of Duits Daarom veeleer Duitse plaatsnaam Wegscheid (Beieren).

Wegsteen, Weghsteen, Weksteen, Wecsteen, Wecxsteen, Wexsteen, Wexteen, Weecksteen, Weexsteen, Weexteen, Weysteen, Wettstein, Wetstein: Reïnterpretatie van Middenenderlands wetsteen: slijpsteen. Beroepsnaam voor messen- of scharenslijper. Vergelijk Duits Wet(t)stein, Wetzstein.

Wehinger. Plaatsnaam Wehingen, Duitsland.

Wehkamp. Duitse familienaam uit de plaatsnaam Wehkamp, de locatie van de plaats is helaas niet bekend.

Wehner, Wehnert. Dialect voor Weiner=Wagner.

Wehnes: Wellicht uit Wehners. Wehner is een variant van Wegner, Wagner.

Wehrmann, Wehermann: 1. Nederduitse beroepsnaam van de man die verdedigingswerken (Wehr), vestingen bewaakt. 2. Vadersnaam = Weeremans.

Weibel, Waibel: Beroepsnaam van de gerechtsdienaar, gerechtsbode.

Weicherding. Vadersnaam. Afleiding van Weichert.

Weichsel, Weichselbaum. Plaatsnaam (vooral Beieren): weichselboom (Prunus), morel, zure kers.

Weidebach, Weidenbach. Plaatsnaam, Rijnland-Palts, Beieren.

Weide, van der, Weiden, van der, van der Weij, van der Weijde, van der Weijden, van der/in de Weij, van der Weijer, Van der Weijers, Verwei, Verweij, Verwij, Verwee: Verspreide plaatsnaam ter Weide, Wee(de) ‘wei, weide’. Vaak de algemene weide.

Weidenbaum, Wajdenbaum. Plaatsnaam; wilg.

Weidenfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam; weideveld of wilgenveld.

Weider, Weiderer, Weidert, Weides, Veiders, Weyders, Weydert, Veijer, Veyder, Veyer. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse weider: herder.

Weideveld, van Weydeveld, van Weydeveldt, van Weydevelt, van Weidevelle: Plaatsnaam Weideveld: wei(de) of wilgenveld. Vergelijk Weidenfeld.

Weidisch, Weydisch, Weijdisch: Waarschijnlijk de weergave van de Rijnlandse uitspraak (-isch in plaats van -ig) van Duitse familienaam Weidig. Middenhoogduits wîdach, Duits Weidicht: bosje, kreupelhout van wilgen, wilgentwijgen.

Weidlich. Duitse bijnaam. Middenhoogduits weidenlich: fris, monter, uitstekend, mooi, flink.

Weidner, Weidener, Wiedner, Wiedler, Wittner: 1. Duitse beroepsnaam, Middelhoogduits weidenxre, Middelnederlands weidenære, ‘jager’. 2. Naar de woonplaats bij een wilg.

Weidt, Weith, Weijdt, Weydt: 1. Vadersnaam Weit, korte vorm van Wouter; zie Wouts. 2. Vadersnaam. Spelling voor Veyt. Zie Vijt. 3. Duitse familienaam Weit: veldnaam voor een uitgestrekt, wijd, weids stuk land.

Weihrauch, Weirauch, Weinrauch, Weyrauch, Weyhrauch: Duits Weihrauch: wierook. Boepsnaam voor een wierookhandelaar, kruidenhandelaar? Maar waarschijnlijk is het een reïnterpretatie van Weirich = Weinrich, temeer omdat Middenhoogduits wîroch ook in de vorm wîrich voorkwam.

Weijburg. Moedersnaam. Germaanse voornaam widu-burg 'hout, boom-burg'.

Weijergang, Weijergans, Weyergans: Weiergang: Middelnederlands weygeren = Middelnederlands weyeren: huppelen, springen + gang. Bijnaam voor iemand die huppelend loopt, met wippende stap. Vergelijk Duits Waiger.

Weijgers, Weygers, Weygerse. 1. Vadersnaam uit Wigger(s) zie aldaar. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse weiger: halsstarrig, trots, zuinig, welwillend. Waals-Vlaams weiger; zuinig op.

Weijsters, Wuyster, Wuijster: Bijnaam voor iemand die erg beweeglijk is, die druk doet, heen en weer loopt.

Weil, Weill, Weijl. Verspreide Duitse plaatsnaam Weil.

Weiler, Weiller, Weyler: Verspreide Duitse plaatsnaam Weiler, van Latijn villare: boerderij, gehucht. Of spelling voor de Nederlandse plaatsnaam Wijler, met dezelfde etymologie en betekenis; zie Van Wijler, Van Wilder.

Weiland, Weilandt, Weylant, Weylandt, Weyland, Weijland: 1. Plaatsnaam Weijland (Zuid-Holland). 2. Zie Wieland.

Weillaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Weilin.

Weimann: Duits familienaam, van Weinmann. Of spelling voor Weijman.

Weimar: 1. Zie Wemaer(e). 2. Eventueel plaatsnaam Weimar (Hessen, Thüringen).

Weimerskirch, Weimeschkirch. Duitse plaatsnaam.

Wein, Weins, Weyne, Weijn, Weijns, Weyns, Weyn, Wens, Wensch, Wenes, Weens, Waine, Wain, Wayne, Wains. Vadersnaam. 1. Verkorte vorm van de voornaam Walewein of Iwein (gekend uit ridderromans). Zie ook Weinen, Weinkin. 2. De naam kon (met name in Brabant) worden verward met Wijn. Zie Wijns.

Weinachter, Weinacker: Duitse bijnaam Weihnachter, afleiding van Weihnachten: Kerstmis. Ook plaatsnaam.

Weinberg, Weinber, Weimberg, Wejnberg, Waimberg, Waynberg, Wajnberg: 1. Duitse plaatsnaam Weinberg: 2. Uit Weienberg, Waaienberg; zie Van Waeyenberg(e).

Weinberger, Veinberger, Wajnberger, Wajnbergier: Afkomstig van Weinberg, een verspreide Duitse plaatsnaam.

Weinblum, Wajnblum: Duits-Joodse familienaam Weinblum.

Weinbrod. Duits Weinbrot: wijnbrood. Vergelijk Frans Painvin.

Weindorf. Plaatsnaam. Beieren.

Weinen, Weynen, Weenen, Wénin, Wenin: Vadersnaam. Vleivorm van Iwein of Walewein, namen uit de ridderromans. Zie Wein.

Weiner. Beroepsnaam. Variant van Wagner. 2. Variant van Weinert.

Weinfeld. Plaatsnaam Weinfelden in Thurgau.

Weingarten, Wajngarten, Wajngorten, Wayngarten: Verspreide Duitse plaatsnaam Weingart(en): wijngaard.

Weingartner, Weingärtner, Wijngaertner: Duits Weingärtner ‘wijngaardenier, wijnbouwer’.

Weinhardt, Weinert, Weynars, Wynaerts, Weynaerts, Winnaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam win-hard 'vriend-sterk': Winihart. 2. Variant van Wagnard; zie Waniart.

Weinhausen. Plaatsnaam. Beieren.

Weinhofer, Weinhöfer: Plaatsnaam Weinhof (Beieren).

Weinhold, Weinholz Wynalda, Wynolds: Vadersnaam. Germaanse voornaam win-wald 'vriend-heerser': Winold, Wynald, Wynout, Winoldus met de plaatsnaam Winaldum (Winallda-heim_ woonplaats van Winald. In Barradeel.

Weinig. Vadersnaam van Germaanse wini-naam.

Weinkauf. Beroepsnaam van de wijnhandelaar.

Weinkin, Weinquin, Wenkin, Weijnjes, Weynjes: 1. Vadersnaam. Afleiding van de literatuurnaam Walewein of Iwein. 2. Variant van Wijntjens.

Weinmann, Wajman, Wajnman, Veinman: Duitse beroepsnaam van de wijnbouwer of wijnhandelaar.

Weinreb, Weinryb, Wainryb, Wajnryb: Duitse familienaam Weinreb(e): wijnstok. Waarschijnlijk huisnaam.

Weinroth, Wajnrajter, Wajnryt, Weirather: Duits Weinraute: wijnruit, kruid als specerij en geneesmiddel (Ruta graveolens). Ook Weihraut(h)er, Weinreuther, Weinreiter.

Weinstein, Wajnsztejn: Beroepsnaam. Duits Weinstein: wijnsteen.

Weinstock, Wainstok, Wainstock, Wajnsztok, Veinstok, Venstock, Vinstock, Vinstocq: Duitse bijnaam naar de huisnaam: wijnstok.

Weintraub, Wajntraub, Wayntraub: Duitse bijnaam Weintraub: wijndruif. Huisnaam.

Weirepand, Wierpand, Wierepand, Wierpant: Middenenderlands wederpant: tegenpand. Beroepsnaam van de pander.

Weisbart, Weissbart, Wajsbard, Wajsbort, Wajsburt: Duitse bijnaam: witte baard.

Weisgerber, Weissgerber. Duitse beroepsnaam van de looier van wit leer, zeemleer, die het leer met aluin looit. Middelnederlands witledertauwer.

Weishaupt, Weisshaupt. Duitse bijnaam: wit hoofd, wittekop. Vergelijk Weisskopf, Withofs. Eventueel Weishaupt: wijs hoofd, verstandige kop. Vergelijk Wijshoff.

Weisbecker, Weispecher: Duitse beroepsnaam van de wittebrood bakker.

Weise, Weihs, Weihse, Weisers, Weiser, Wajser: Middenhoogduits wîse: wijs. Zie ook De Wijse. Vaak verward met Weiss(er): wit, de witte.

Weisengrun. Waarschijnlijk Duits-Joodse familienaam: wit en groen.

Weiskirchen:Duitse plaatsnaam.

Weiss, Wisz: Duitse bijnaam Weiss ‘wit’. Vergelijk Wit(te).

Weissberg, Weisberger, Wajsberg, Weitzberg, Waysberg: Duitse plaatsnaam Weissberg: witte berg.

Weissbrot, Wajsbrot: Duitse beroepsnaam Weissbrot: wittebrood. Vergelijk Wittebroodt.

Weissenborn, Weiszenborn: Verspreide Duitse plaatsnaam Weissenborn: witte bron.

Weissenfeld, Wajsfeld: Plaatsnaam Weissenfeld (Beieren), Weissfeld (Rijnland-Palts).

Weissman, Weissmann, Weisman, Weitzman, Weizman,Wajsman, Wajcman: Duitse bijnaam. Afleiding van weiss: wit. Vergelijk Wittemans.

Weisswein, Wajswain:. Duitse bijnaam Weisswein: witte wijn.

Weitsema; vadersnaam Weite.

Weisz. Weis, Weiss, Weissen, Weisser, Weihs, Weihs, Weiz, Weizer, Weitz, Waiss, Wais, Waitz, Waids, Wajc, Wajs, Wajs, Waysse, Ways, Wyss: Duitse bijnaam Weiss: wit. Vergelijk De Witte.

Weiszenberg, Wajcenberg, Wajchenberg, Veisenberger, Wojcenberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Weissenberg: witte berg.

Wekke, de: Vermoedelijk van de Wekker.

Wekker, de; Weeckers: Middelnederlands wecker, weker ‘waker’.

Wekking. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wîg-naam.

Wekselman. Duits Wechselmann. Beroepsnaam van de geldwisselaar. Zie Wechsler.

Wel, van, Well, van. Plaatsnaam Well, Nederlands-Limburg, Gelderland. Zie ook van Welle, van Welden.

Wel, van (der); van der Welle, van der Wellen: Plaatsnaam Wel ‘bron’. Ter Welle(n) op Schouwen (Zeeland). Vergelijk Van Well.

Welbergen: Plaatsnaam Welberg in Ambt Delden, Overijssel en Steenbergen (Noord-Brabant).

Welner, Wellner, Wilner, Willner. Waals Wellner, van Weldner, afleiding van plaatsnaam Wald: woud. Of van Duits Wildner: jager, wildhandelaar? Wels, Wells. Engelse plaatsnaam Well: bron.

Welcome, Welcomme, Welkom, Wellecommen, Wellecomme, Willecomme, Willecome, Willkommen, Wilcomme, Nellecomme: Bijnaam voor een welkome gast of een gastvrij man, die graag verwelkomt. Vergelijk Engels Wellcome, Italiaans Benvenuto, Duits Willkommen.

Welde, (van, Welden, (van), van Wellen, van Welle, Dewelde, Dewel, Dewelle, Dewell: 1. Plaatsnaam Welden (Oots-Vlaanderen), lokale uitspraak Wellen. 2. Plaatsnaam Weelde (Antwerpen): Zie Van Weelden. 3. Eventueel plaatsnaam Welden in Zevergem (Oost-Vlaanderen), Welle bij Aalst (Oost-Vlaanderen) of Wellen (Limburg). Zie Van Welle. De oudst bekende (aanwijsbare) voorouders van de huidige Van Welde's woonden op het gehucht Bij voorden in Kerkom (Vlaams-Brabant).

Weldern, van. Waalse verhaspeling, Henegouwen, van Van Welden.

Welders. Vadersnaam, Germaanse voornaam wild-hari: Wildeharius.

Welf, de, de Welff. Variant van de Wolf?

Welffens. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wolf.

Welgeboren, Welboren, Welbooren, Wilebore, Wilbore: Bijnaam voor iemand die voor het geluk geboren is: goed geboren.

Welgenoed, Walgemoed: Bijnaam voor een goedgeluimde. Vergelijk Duits Wohlgemut(h).

Welkenhuizen (van), Welkenhuisen, Welkenhuysen, Welkenhuysens, Welkenhuijsen, Welkenhuijzen, Welkenhuyze, Welkenhuyzen, Welkenhuzen, Welkenhysen, Van Welckenhuizen, Welckenhuysen, Welckenhuijsen, Welckenhuyzen, Welckenhuijzen, (van) Wilkenhuysen, Van

Werelyckhuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Welkenhuizen/Welchenhausen in Rijnland-Palts op 12 km te zuiden van Sankt Vith.

Welle. Vadersnaam. Korte vorm van Willem of Wouter; zie Wallens.

Well, van: Plaatsnaam Well (Gelderland, Nederlands Limburg). 1300 terre Petri de Welle, Vier Ambachten; deze laatste naam kan teruggaan op de plaatsnaam Welle (Oost-Vlaanderen, Zeeland).

Welleman, Wellemans, Welman, Welmane, Welment, Welemane, Wellemane: Deze naam kan een variant zijn van Willeman (van Willem) of van Walleman (van van (de) Walle) of een afleiding van van (der) Welle. Variant uit Van Welde; uit de plaatsnaam Welde/Weelde die op vele plaatsen voorkomt. Variant van Walkmans.

Weller. Wellicht familienaam van Duitse origine. 1. Uit de plaatsnaam Wald: woud. 2. Uit de plaatsnaam Well: bron. 3. Uit de plaatsnaam Weyler: landbouwgebied. 4. Of vadersnaam uit het Germaanse wil-hari.

Wellershaus, Wellershausen. Duitse plaatsnaam Willershausen.

Wellin. Plaatsnaam. Luxemburg.

Welch, Welschen, Welscher, Velscher: Volksnaam. Middenhoogduits walhisch, welhisch, walsch, welsch: Romaan, Italiaan, Waal.

Welsenes, van, van Welzenes, van Welzenis, van Welssenaers, van Welsenaers, Vanwelsenaers, van Welsenaere, van Welssemaers, van Velcenaher. Familienaam uit een nog niet gesitueerde plaatsnaam, mogelijk in het zuiden van West-Vlaanderen.

Welsh. Oudengels wealisc, wêlisc: vreemdeling, Welshman. Ook Wellis(ch). Vergelijk Welsch.

Welt, van. Plaatsnaam Weelde (Antwerpen), Welten (Nederlands-Limburg) of Welde in Aubel (Luxemburg)?

Weltevrede, Weltevreden: Bijnaam voor een tevreden mens.

Welvaert: Welvaert, van Wilfaert, ontrond uit Wulfaert, Wolfaart (zie op dat woord), de Germaanse voornaam Wolfhard. Vergelijk Duits Wohlfahrt, van Wolfhard. De familienaam Wilfaert komt namelijk in de 17de eeuw in Tielt (West-Vlaanderen) voor, juist daar waar al in de 14de eeuw Wulfaert voorkwam.

Welzoet: Vadersnaam. Volks etymologisch van de oude Zeeuwse voornaam Wilzoete.

Wemaer, Wemaere, Weimar, Weemaas, Weemaes: Vadersnaam. Germaanse voornaam win-mêr ‘vriend-beroemd’: Winimar. Of uit wîg-mêr ‘strijd-beroemd’: Wigmer, Wimar, Wimarus. Weemaes, van afleiding Weemaers.

Wembacher. Duitse plaatsnaam Wembach.

Wemel. Van het werkwoord wemelen: schudden, beroeren. Bijnaam voor een onrustig mens.

Wemeldinge, van: Plaatsnaam Wemeldinge (Zeeland).

Wemelsfelder: Wimmersfelder, afleiding van de plaatsnaam Wimmerfeld (Traun, Oostenrijk).

Wemers, Wémers: Variant van Wemaers, zie Wenemaers.

Wemeijer, Weemeijer. Duits Wehmeier, van Wedemeier. Meier op een Wede. Middelnederlands wede ‘woud, bos’ of wee(de)‘wei(de)’.

Wemmel, van. Plaatsnaam Wemmel, Vlaams-Brabant.

Wemmers: Vadersnaam. Variant van Wemaer.

Wemmerslager: Wellicht dubbele familienaam Wemmers + Slager.

Wenceslaw, Wenceslas, Vencislau, Welslau, Wenzlawski: Vadersnaam. Slavische voornaam Wenceslaus 'groter-roem', Russisch Wjaceslaw, Tsjechisch Vaclav, Pools Waclaw, Duits Wenzeslaus, korte vorm Wenzel. De vorm Welslau (25x in Antwerpen) is te verklaren van Wentzlaw/Wenzlau door n/1-wisseling.

Wenckstern, de. Duitse bijnaam Wenkstern: wandelster, planeet. Huisnaam of naam van een sterrenkijker.

Wende, van der: Plaatsnaam Wende ‘wending, keer’.

Wenderloot. Waalse verhaspeling van waarschijnlijk Van der Noot.

Wendland, Wendlandt. Plaatsnaam Wendland, het land van de Wenden (O.-Duitsland.), ook landschap in Lûneburg.

Wenemaers, Wemaer, Wemaere, Weymaere, Weijmaere, Weemaels, Weemaes, Weemaets. Vadersnaam uit de Germaanse vadersnaam win- mêr vriend-beroemd': Winimar.

Wendijk: Plaatsnaam? In Oost-Pruisen kwam de familienaam Wendik voor. Vadersnaam. uit Benedik(t), heiligennaam Benedictus.

Wengert, Wenger. Duitse beroepsnaam Wanger/Wengerm van Wagner/Wegner. 2. Wengert: wijngaard.

Wengler: Duitse beroepsnaam, afleiding van Wanger/Wänger ‘Wagner’.

Wenk, Wenke, Wenkel, Wehenkel: Vadersnaam. Oude Duitse voornaam.

Wennerick: Vadersnaam. Germaanse voornaam win-rîk ‘vriend-machtig’: Winirich, Winricus.

Wennerker, Wennekers, Wennegers: Beroepsnaam Wenneker(s) is Nederduitse variant van Wenmakers.

Wennekes, Wennekus, Wenneke, Wennes, Wennen. Vadersnaam, Verkleinvorm van Germaans win-naam, zoals Boudewijn, Adelwin, of van Winand.

Wennink: Vadersnaam. Afleiding van Germaans wini-naam of van Werner.

Wens, Wensch: Vadersnaam. 1. Afleiding van Wein. 2. Variant van Wans. Vergelijk Wensing, Wenz.

Wens, van der. Wellicht Van der Vens=Van der Ven.

Wensing, Wensink, Wensma, Wenssens: Vadersnaam. Zoals Wansink, afleiding van Germaanse voornaam, bakernaam, zoals Wanzo van Werner. Ook erven Wensink in Oost-Nederlands.

Wensveen: Plaatsnaam Waddinxveen (Zuid-Holland).

Wensvoort: Plaatsnaam.

Went, Wend, Wind. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wind of Win.

Wentink: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam met win(i)d ‘volksnaam van de Wenden’, zoals Wintboldus, Wintbertus. Vandaar ook Oost-Nederlands plaatsnaam Wentink.

Wentzel: Duits Vadersnaam. Wenzel, korte vorm van Slavische voornaam Wenceslaus ‘groter-roem’, Russisch Wjaceslaw, Tsjechisch Václac, Pools Waclaw, Duits Wenzeslaus. Maar Opperduits is Wenzel vaak verkleinvorm van Wernher. 14de eeuw Wencelau dit Wensel van Botzelaer, Luik.

Wenz. Wentz, Wenzke: Vadersnaam. Opperduits en Middenduitse. vleivorm van Germaanse voornaam Wernher; Oost-Duits ook voor Wenzeslaus.

Wentzler: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wenzel (zie Wentzel) of verkleinvorm van Wernher.

Wenzel, Wensel, Wentzel, Wenczel, Vencelj, Winsels, Winsel: Vadersnaam. Duitse korte vorm van de voornaam Wenceslaus; zie Wenceslaw. Maar Opperduits is Wenzel vaak afleiding van Wernher.

Wenzeler, Wentzler, Wenseleer, Wenseleers, Wenseleir, Wenselaers, Wenselaer, Winselaers. Vadersnaam uit de Duitse voornaam Wenzel (Wenzeslaus) of uit Wernher.

Wepster: Engelse beroepsnaam Webster, Oudengels Webbestre ‘weefster, wever’.

Wer, van de. Variant van Van der Waerde (van der Weert) of Van de Veere.

Werbeke, van. 1. Plaatsnaam Werbeke in Avelgem (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Werbeek in Retie (Antwerpen).

Werbomont. Plaatsnaam, Luxemburg.

Werbrouck, Werbrouk, Werbroek, Werrebroeck, Werbroeck, Werrebrouck, Weerebrouck, Weerbrouck, Wercbrouck, Werkbrouck, Wertbrouck, Warbroek. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Verrebroek (Oost-Vlaanderen) (het verre broek/moeras).

Werdefroy, Werderfroy: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam warin-frith 'bewaren-vrede'. Weremfridus.

Werdekker. Wellicht Duits Werdecker van plaatsnaam Werdeck (nu Rogowka) in Silezië.

Werding. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam, zoals Werdolf, Werdmannus.

Werdmolder. Waals, Henegouwen, verhaspeling van Windmolder.

Werelds, Werelts, (de) Weireld, Van Weireld, Van Weereld, Weerelds. Bijnaam, wellicht naar een uitroep of stoplap die overgedragen is op de persoon.

Werenstein. Plaatsnaam Weerestein, Zuid-Holland.

Werhert. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-hard (zie Guérard). Werihart, Werardus.

Werick, Werix, Wircx, Wierickx, Wiercx, Wierks, Wierings, Wierink, Wierinckx, Wierinck Vadersnam. Germaanse voornaam wîg-rîk 'strijd-rijk' of wid-rîk 'hout-rijk': Wigericus, Wiricus, Wirich, Widerich, Widricus, Wiric. Maar deze namen zijn niet altijd duidelijk te onderscheiden van Winrix en variant Widericus.

Wérihay, Werihay, Werihasse: Plaatsnaam Wéri(x)has in Ayeneux en Montegnée (Luik): braakland.

Wérion, Werion, Werrion: Vadersnaam. Vleivorm op -ion van Germaanse warô-naam, zoals Warmond.

Werf, van der; van der Werff, van der Werve, van (der) Werven: Plaatsnaam Werf, Werve ‘onbebouwde ruimte rond een huis, hoeve, kade, oever, dijk, kunstmatige vluchtheuvel; (ook) plaats met waterwilgen’.

Werfhout, van den: Plaatsnaam samengesteld uit werf ‘wilg’ en hout. Vergelijk Duits Weidenholz. Kiliaan vermeldt wervenhout, werfhout ‘genus salicis ripariae’, dat is ‘teenwilg, bindwilg’.

Werk, Werck, Werckx, Werkx. 1. Bijnaam voor een werker. 2. De naam kan ook een vervorming uit Germaanse voornaam Wierik zijn; wig-rik = strijd-rijk.

Werken, van de; van der Werke: Plaatsnaam De Werken (Noord-Brabant).

Werken, van. Plaatsnaam Werken, West-Vlaanderen.

Werker, de, de Werk, Werkers: 1. Naam voor een ’werker, handwerker, arbeider’. 2. In Limburg werd de Duitse familienaam Warneke/Werneke over Warnkes als Warkens aangepast en tenslotte als Werkers gereinterpreteerd.

Werkin, Warkin, Werquin, Werkeyn, Verkin, Verquain, Verquin, Verkain, Verkein, Verkindt. 1. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam zoals Werenbout, Werembert, Werem. 2. Soms ook uit de plaatsnaam Verquin (Pas-de-Calais).

Werkhoven, van. Plaatsnaam, Utrecht.

Werkman: Beroepsnaam van een werkman.

Werkmeister, Wermeister, Wermeester: Beroepsnaam. Middenenderlands qerkmeester, -meister: bouwmeester, metselaarsbaas.

Werkmuller, Werkmüller: Beroepsnaam. Molenaar.

Werkum: Plaatsnaam Workum (Friesland).

Wermaer. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-mêr 'hoede-beroemd': Warmerus, Wairmarus.

Wermelskirchen. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Wermenbol, Warmenbol: Vadersnaam. Reïnterpretatie van de Germaanse voornaam Werenboud: Werimbold, Werembaldus.

Wermer: Duitse vadersnaam. Germaanse voornaam warin/werin-mêr.

Wernaers, Warnars, Warnaars: 1. Wernaer, Warnaar: variant van Werner. 2. Wernaers, Warnaars, van Wernaerts.

Wernaerts, Wernaers, Warnaerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam warin-hard: Werinhart.

Werner, Wernerus, Wernaers, Warnaars, Warnaar, Warner, Warners, Warnars, Werniers, Werny, Warrener, Warener, Wargnier, Wargnie, Wargniez, Wargnez, Waernier, Waerniers, Warnier, Warniers, Warnie, Warniez, Warnij, Warny, Warrinnier, Warrinier, Warriner, Wardenier, Varnier, Walnier, Warlier: Vadersnaam. Germaanse voornaam warin-hari: Warinheri, Warnerus, Wernarius. Zie ook Werniers. Zie ook Warnier.

Wernicke, Wiernik, Wiernek, Wiernicki: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Werner.

Werniers, Verniers, Warnier: Vadersnaam. Picardisch-Normandische vorm van de Germaanse voornaam warin-hari: Warinheri, Warnerus, Wernarius. Zie ook Werner.

Wéron, Weron, Wairon, Woiron: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warô-naam. Vergelijk Wérion, Wéry.

Wérotte, Werotte, Werlotte, Vérotte: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse warô-naam, zoals Wéry.

Werpin. Plaatsnaam in Hotton, Luxemburg.

Werri: Ook Wery, Wéry, Werrie. Vadersnaam. Waalse –Picardisch Wéry, Frans Guéry, van Germaanse voornaam widu-rîk‘ boom-machtig’.

Wersand, Wersant. Vadersnaam. Waalse vorm van de Franse familienaam Guersent, Guersant, van Germaanse voornaam Warsind.

Wershoven, van. Plaatsnaam Wershofen, Rijnland-Palts.

Werson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eçon van een Germaanse warô-naam of van Wéry.

Werter: Afleiding van Duitse plaatsnaam Werth, Middelhoogduits wert, werder ‘riviereiland, beemd’. Vergelijk van Waarde.

Werth, Werthe, Werthen, Werther, Werter: Duitse plaatsnaam Werth, Middenhoogduits wert, werder: riviereiland, beemd. Vergelijk Van der Waerden.

Wertheim, Werthaim. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Wertingen. Plaatsnaam, Beieren.

Werve, van de(der), van der Werven, van de(der) Werff, Werf, Verwerft. Familienaam uit de plaatsnaam Werf, Werve, Werft: onbebouwde ruimte rond huis, hoeve, kade, oever, dijk, kunstmatige vluchtheuvel; (ook) plaats met waterwilgen.

Werveke, van, van Wervick: Plaatsnaam Wervik (West-Vlaanderen), waarvan een deel in Frankrijk ligt, namelijk Wervicq-Sud (Nord).

Wéry, Wery, Guéry, Cuerry, Guerri, Gueri, Werry, Wérry, Werrie, Wairy, Wiry: 1. Vadersnaam. Waals-Picardisch Wéry, Frans Guéry, van Germaanse voornaam widu-rîk 'boom-heerser':

Wesche. Vadersnaam van Nederduitse Wesseke, afleiding van de voornaam Wasmod.

Wesely, Weseli, Weselij, Wesoly, Wesly: Tsjechisch vesely: vrolijk, lustig. Bijnaam.

Wesemann, Wesemeier: Naar de woonplaats aan de wei; zie Wiesemann.

Wesemaal, van; van Wesemael: Plaatsnaam Wezemaal (Vlaams-Brabant).

Wesepoel, van, van Wesepoel, (van) Wezepoel, Weezepoel. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Wezepoel te Zele (Oost-Vlaanderen).

Wespe, Wespes. Plaatsnaam Wespes in Leernes, Henegouwen.

Wesse: Beroepsnaam. Waals wèsse, Frans hôte ‘waard’.

Wessel, Wessels, Wissel, Wissels, Wyssels: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wezelo, Wezilo, verkleinvorm van bijvoorbeeld Wernher (warin-hari).

Wesseling, Wesselingh, Wesselink, Wesselein, Wesling, Weslinck, Wisselinck, Wisselink, Wysselinck. 1. Vadersnaam uit de (Duitse) voornaam Wessel. Het achtervoegsel -ing betekent hier zoveel als "horend bij de stam van.". Zie dus ook bij Wessel. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Wesseling bij Bonn.

Wesselman, Wesselmann. 1. Afleiding van Wessel. 2. Weselmann uit Wesel/Wezel. 3. Wechselmann = Wisselman, geldwisselaar.

Wesselius: Latinisering van Wessel.

Wessem, van, van Wessum: Plaatsnaam Wessem (Nederlands-Limburg).

Wessenmayr. Variant van Wesemeier, zie Wesemann.

Wessing: 1. Vadersnaam. Afleiding van Wess, korte vorm van de voornaam Wasmut. 2. Oost-Duitse vorm naast Wessig, Wessnig, van Slavische wesnik ‘dorpeling, dorper’.

Westacker, van. Plaatsnaam Westakker, onder meer in Ruiselede en Wingene.

Westbroeck, van Westbroek, Westbrock, Westbrookk: Plaatsnaam Westbroek (Utrecht) en in Jabbeke, Knesselare, Lampernisse, Waasten.

Westbusch, van. Verspreide plaatsnaam Westbos(ch), -busch.

Westcott. Verspreide Engelse plaatsnaam Westcot, Westcoot, Westcote, Westacott, of gewoon een westelijk huis.

Westdorp, Wesdorp, Westendorp, Wesdarp; Verspreide plaatsnaam Westdorp(e), onder meer in Zeeland.

Westdijk: Verspreide plaatsnaam Westdijk.

Westebbe. Plaatsnaam Westebbe, Noordrijn-Westfalen.

Westeinde, van ‘t; van het/’t Westende: Verspreide plaatsnaam Westeind(e).

Westelinck, de: Variant van Westerling, Weste(r)linck. Bewoner van het Westland, West-Vlaming.

Westland. Plaatsnaam, zo ook Oostland, Zuidland.

Westen, (van) (van) West: Naar de woonplaats ten westen van een plaats, een dorp.

Westen, van der, den, Westen, Wes, Wester, West, van der: Variant van van der Vesten (zie Vervest) of van van West.

Westenberg, Westenborg, Westenburg, Westenburger, Westerburg: Plaatsnaam Westenberg (Nedersaksen). Ook verspreide plaatsnaam Westerberg/Westerburg.

Westenbroek. Plaatsnaam Westerbroek, Gelderland, Groningen.

Westenbrugge, Westenbruggen, (van): Plaatsnaam ‘westelijke brug’.

Westende, (van): Plaatsnaam Westende (West-Vlaanderen).

Westendorp. Plaatsnaam, Gelderland.

Westeneng, Westening, Westenenk, Westerneng. Plaatsnaam.

Wester: 1. Naam voor iemand die westelijk woont. 2. Plaatsnaam Wester (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein). 3. Volgens Winkler Friese mansnaam Wester.

Westerhoff, Westhoff, Westhof, Westerhof, Westhoeve, Westhoven, Westerink, Westerik, Westering, van. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Westerhof (Nedersaksen en Sleeswijk-Holstein). De naam betekent zoiets als 'de hoeve in het westen'.

Westerbeek, Westerbeeke, Westerbeke: Plaatsnaam Westerbeek (Noord-Brabant), Westerbeke in Westsoeburg (Zeeland).

Westerbohm. Plaatsnaam Westerbodem in Klemskerke. Of Finse familienaam? Of plaatsnaam Vesterboom in Estland?

Westerdijk, Westerdyk: Plaatsnaam Westerdijk (Groningen, Noord-Holland).

Westerhof: Plaatsnaam Westerhof (Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein).

Westerhoff. Duitse plaatsnaam Westerhof.

Westerhout: Plaatsnaam Westerhout in Wijk-aan-Zee (Noord-Holland).

Westerhuis, van, Westerhuijs, Westerhuys, Westhuis, Westerhaus. Plaatsnaam Westerhuis, Overijssel.

Westering: Plaatsnaam Westering in Maasbree (Nederlands Limburg) en Rossum (Gelderland).

Westerkamp, Westercamp, Weskamp. Plaatsnaam, Drenthe.

Westerlaken, van de, van, (de, der) Westelaken, Westerlaak, van, Laken, van der. Plaatsnaam; westelijke plas. Deze naam en varianten die zich in Noord-Brabant concentreren duiden op bewoning van een plek (boerderij, gehucht) met de naam Westerlaken die gelokaliseerd kan worden in de gemeente Den Dungen, Noord-Brabant. 1340 Hendrik van der Westelaken.. die Westlake op Dunghen, Den Dungen.

Westerling, Westerlin, Westerlink, Westerlynck, (de) Westelinck, (de) Westerlinck, Wiesterlinck, Westelynck, Westerink, Westrelin, Wasterlinck, Wasterlain, Wastelain, Wersterlin, Vesterlin: Bewoner van het Westland, West-Vlaming, Hollander.

Westerlo, van de. Plaatsnaam Westerlo, Antwerpen. Het lidwoord is evenwel ongewoon. De familienaam is daarom waarschijnlijk een reïnterpretatie van Van der Westerlaken, waarvan trouwens ook een variant Westeloock bestaat, die te verklaren is door dialect Brabantse uitspraak.

Westerloope. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Plaatsnaam?

Westerop, van Westrop. Plaatsnaam, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen.

Westerlund. Duitse plaatsnaam.

Westerman, Westermann. Iemand die westelijk woont; vergelijk Westerling, Van Westen.

Westermolen. Plaatsnaam, bijvoorbeeld in Beveren-Roes.

Westerveld, Westerfeld, Westerweld: Plaatsnaam Westervelde (Drenthe), Westerveld in Koekelare en Waardamme (West-Vlaanderen).

Westerum, Westram, Mestrum, Mesterom, Mestrom. Familienaam uit de plaatsnaam Westrum (Nedersaksen).

Westervoort, van: Plaatsnaam Westervoort (Gelderland).

Westerwaal: Variant van Westerweel of Westerwal?

Westerwal, Familienaam uit de plaatsnaam Westerwal die op diverse plaatsen in Nederland voorkomt, onder andere in Lochem.

Westerweel, Westerweele, Westenweel, Westerveele: Plaatsnaam ‘westelijke kolk door dijkbreuk’.

Westinga, Wetsinga (Fries), Westerinck, Westrink (Saksisch), Westerling, Westering (Frankisch). Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wetse +i nga.

Westfaal, Westphal: Afkomstig uit Westfalen.

Westhaus, Westhausen. Verspreide Duitse plaatsnaam Westhausen.

Westheim. Verspreide Duitse plaatsnaam.

Westhoeve: Vermoedelijk naar het Westhof in de Poel tussen Heinkenszand en Baarsdorp (Zeeland).

Westhove, van, Westhoven, Westhovens, Westhof, Westhoff, Westhofen: 1. Plaatsnaam Westhof/Westhove in Nieuwkerke en Th. 2. Duitse plaatsnaam Westhof (Saksenanhalt), Westhofen (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts), Westhoven (Noordrijn-Westfalen).

Westhuis, van Westhuyze: Plaatsnaam Westhuize in Stoppeldijk (Zeeland).

Westland. Het Westland of Westkwartier was het westelijke deel van Vlaanderen, het oorspronkelijke West-Vlaanderen dus, de Kasselrijen, Ieper, Veurne, Waasten, Belle, Kassel, St.-Winoks en Broekburg: 1327 tWestlant.

Westmaas: Plaatsnaam Westmaas (Zuid-Holland).

Westphal, Westphael, Westphaelen, Westfahl, Wesphal, Wesphale, Wesphalen, Vesval: Herkomstig uit Westfalen.

Westplate: Plaatsnaam Westplaat in Sommelsdijk en Middelharnis (Zuid-Holland).

Westra, Westera: Weststra, Friese afleiding van West.

Westrate, Weststrate: De variant Weststrate is volks etymologisch te verklaren uit Westrate, wat op zijn beurt geherinterpreteerd is uit Westrade, van Vastrade, Vastra(e)t. Germaanse voornaam fast-rêd ‘vast-raad’: Fastarat, Fastrad(us), Vastrad(us).

Westreenen, van. Plaatsnaam Westrhenen, wellicht ten westen van Rhenen (Utrecht).

Westreich. Plaatsnaam Westrich. Noordrijn-Westfalen.

Westveer, Westfeer: 17de eeuw Jan Andriesz Westvere, genoemd naar de Westveerpolder ten westen van Waarde (Zeeland), waar hij woonde en landerijen bezat.

Westwater. Reïnterpretatie van Quistwater? Riviernaam in Schotland?

Wetekam. Variant van Watriquant? Of Duitse familienaam Wetekamp, naar plaatsnaam Wettekamp, Wittkamp?

Wetenkamp, Weterkamp, Wetekam. Familienaam uit de plaatsnaam Weter(n)kamp/ Wettekamp/Wittkamp ergens in Nederland of België.

Wetering, van (de), Weterings, van de Watering, van de Weteringh, van de Weetering: Plaatsnaam Wetering, Overijssel. Vergelijk van de Watering.

Weterings: Verkort uit van de Wetering of variant van Waterinckx. 1595 Peter Jan Watringhs, Oosterhout, woonde bij de Weijtering.

Wets, Wedts: Vadersnaam. Weits, van Wouts, korte vorm van Wouter.

Wetser: Duitse beroepsnaam Wetzer ‘slijper, die messen wet’. Vergelijk de Wette.

Wetsoen. Aanpassing van een Romaanse familiemaam op –on, wellicht van Huisson.

Wetsteijn, Witstein, Weststeijn: Weststein is volksetymologisch voor Wetstein. Middelnederlands wetsteen ‘slijpsteen’. Beroepsbijnaam voor een messen-of scharenslijper. Vergelijk Duits Wet(t)stein, Wetzstein. De afstammelingen van 1600 Joost Wastijn, Halewijn (Nord)- Naaldwijk pasten de naam als Wetsteijn, Weststeijn.

Wetswinckel, van, Wetswinckel, van, van Worstwinkel, van Wortswinckel, van Wortswinkel, van Weutswinckel, van Wuystwinckel, van Wuytswinkel: Plaatsnaam Woutswinkel (ook Wuytswinkel) in Meerhout (Antwerpen).

Wettendorff. Plaatsnaam Wettendorf, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen.

Wetzels, Wetzel, Wetsels, Wetzelaer, Watzeels. Zoon van Wetzel, een Duitse 'Koseform' van de voornaam Werhner.

Wette, de: Beroepsnaam. Variant van de Wetter ‘messen-of scharenslijper’.

Wetter (de), de Wette. Uit het Middelnederlandse wetter: slijper. Beroepsnaam van de messen- en scharenslijper.

Wetteren, (van), van Wetter, van Wettere, van Vetteren, Wetterene: Plaatsnaam Wetteren (Oost-Vlaanderen).

Wetting: Vadersnaam. Afleiding van Wouter.

Wetzelaer, Wetzler, Wetzeler: Duitse plaatsnaam Wetzlar.

Wetzer. Duitse beroepsnaam van de messen- en scharenslijper. Vergelijk De Wetter.

Weug: Vlaamse dialectisch variant van Weg.

Weustenrade, Weustenraad, Weustenraed, Weustenraedt. Plaatsnaam Weustenrade (Nederlands-Limburg).

Weve, Wève, Wéve, Wêve: Middenenderlands weve: horzel. Bijnaam. Vergelijk Vliege, de Bie, Duits Horniss. Bijnaam voor een onrustige? Maar de familienaam is erg frequent in Henegouwen. Hij zou dus een aanpassing kunnen zijn van (de) Wever.

Wever, de Wever, Weevers, Wevers, de Wevere, de Wevre, Dewèvre, Weevers, Wevers, Wefers, Sweevers, Swevers: Beroepsnaam van de wever.

Weverbecq, Wéverbecq: Waalse aanpassing van Weverberg.

Weverberg, (van), Weverbergh, (van), Weverberghe, (van), van Weverenbergh, van Weversbergh: Plaatsnaam Weversberg in Meerhout (Antwerpen).

Weweire, de, de Weveire, de Weveyre, de Weweirne, de Wewerre, Weewer, Wewer: Middelnederlands weduware, dialectisch weeuwêre ‘weduwnaar’.

Weijel: Spellingvariant van Weil(l), Weijl. Verspreide Duitse plaatsnaam Weil.

Weijens: Afleiding van Waaijen of spelling voor Weijns.

Weijer, (de), de Weijer, Weier, Weir, Weyers, Weijers, Wijers, Wyers: 1. Van Middelnederlands weyen, waeyen: bijnaam voor iemand die zo onberekenbaar is als de wind. Vergelijk De Waeyere. 2. Van Middelnederlandse werkwoord weyen: weiden, doen grazen. Beroepsnaam van een herder. Zie Weider(er). 3. Eventueel verkort van Van de Wijer. 4. Zie ook Wiers.

Weijermans, Weyerman, Weyermann, Weijerman, Weijermans, Weijermars: Spelling voor Wijermans, afleiding op –man van van de Wijer ‘van de Vijver’.

Weijers, Weijerse, Weijman: Uit Weijdeman, afleiding van van der Weide(n).Vergelijk Duits Weidemann ‘die op of aan een weide woont’.

Weykamp. Plaatsnaam Weikamp in Schijndel, Noord-Brabant.

Weijn, Weijns, Weijens: Vadersnaam. 1. Korte vorm van de voornaam Walewein of Iwein, namen uit ridderromans. Zie ook Weijnen. 2. Ook wel spelling voor Wijn(s). 1530 Jan Wijns (stamvader van de Kempense familie)

Weyne. Oudfrans gaine, waine: schede. Beroepsnaam van de schedenmaker. Vergelijk Descheemaker.

Weijn, de; de Wijn, du Vijn: Uit Duwain; Picardisch wain, Frans Gain ‘weide, landbouwland’.

Weijnen: Vadersnaam. Weinen, vleivorm van Walewein of Iwein, namen uit de ridderromans. Zie Weijn.

Weysen, Weijzen: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -sin van Germaanse voornaam (Wago?) van Wagisin?

Weijsenborn: Verspreide Duitse plaatsnaam Weissenborn ‘witte bron’ (Hessen, Nedersaksen).

Weijts, Weijdt: Vadersnaam. Weit, ontrond uit Wuit, Woit, van Wout, korte vorm van Wouter.

Welie, van, Welij, van Wely, van, Welie, Weelie, van, Wely van. Plaatsnaam bij Dodewaard, Gelderland, eind 11de eeuw apud VUelie, 1681 Welij. In Zeeland en op de Zuidhollandse eilanden komt welie 'grote aalkorf, palingfuik' voor, verwant met het Oudengelse wilige 'mand (van wilgentenen)', maar dat past niet bij de oudste vorm van de plaatsnaam.

Wezel, Wezels, Wesel, Wesels, (de) Weser: Bijnaam naar de diernaam, de wezel. Voor een behendige kerel. Vergelijk Duits Wiesele.

Wezel, van: 1. Plaatsnaam Wezel (Provincie Antwerpen), ’s-Gravenwezel of Wuustwezel (Provincie Antwerpen). 2. Plaatsnaam Wezel, Duits Wesel (Noordrijn-Westfalen). 3. Plaatsnaam Wezel in Wijchen (Gelderland).

Wezemael (van), (van) Wesemaele, Wesemael, van Weesemaele, van Weesemael, Wesmael. Familienaam uit de plaatsnaam Wezemaal (Vlaams-Brabant).

Wezenbeeck, van, van Wesembeeck, van Wesembeke, van Weesenbeeck, (van) Wesenbeeck, Wesenbeek, van Weezembeek, Wezenbeek. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Wezembeek in Vlaams-Brabant.

Wezenberg. Duitse plaatsnaam Wesenberg.

Wezemer: Duits familienaam Wiesemer, afgeleid van de plaatsnaam Wiesen (Nassau).

Wezenberg: Plaatsnaam Wesenberg (Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein). Ook plaatsnaam in Wijhe, Overijssel: 1300 Wesenbarghe, Wesenberghe.

Wezepoel, Weezepoel, Weesepoel, Wesepoel: Plaatsnaam Wezepoel in Zele (Oost-Vlaanderen).

Wezer, (van), van Weser, van Wijzer, van Wyser: Plaatsnaam Melkwezer of Wezeren (Vlaams-Brabant).

Whitaker, Whittaker. Plaatsnaam Whitacre (Warwicks): witte akker of Wheatacre: tarweveld.

White, Whiteman: Engelse bijnaam White: wit. Vergelijk De Witte.

Whitley, Witheley, Whitely. Oudengelse naam die zoveel betekent als wit hout. Wellicht verwijst hij naar de plaatsnaam voor een berkenbos. De gelijknamige plaatsnaam komt op heel wat plaatsen in Engeland voor.

Wiarda, van Wyarda, Wearda, Wierda, Weerda, Wiards, Wierts, Wiertz, Weerds, Weerts, Wiertsema, Wiertzema, Wierdsma, Wierdema, enz. In sommige Friese spraken luidt de naam Wiard als Weiert; vandaar de geslachtsnamen Wyerda en Weyerda. De naam van het oud-Friese dorp Wiarden in Wrangerland (Oldenburger Friesland), die eveneens van de mansnaam Wiard, Wierd, Wiert, Weert, is afgeleid, van Wighart; strijd hard, wordt in de wandeling ook als Weierden, Weieren, Wei’rn uitgesproken.

Wiaumont, Wiamont, Wyaumont, Wionmont, Wiomont, Vriamont: Plaatsnaam Willemont in Tintigny (Luxemburg). Zie Wilmont 1. Of (Bois de) Viaumont in St-Léger (Luxemburg).

Wiard, Wia, Wiart, Wyard, Wyaart, Wuiart, Woiart, Viard, Viart, Wuyard, Cuidard, Cuidart, Guiart, Guyart, Guitard, Guitart, Guittard, Gietaert: Vadersnaam. Romaanse vormem van de Germaanse voornaam wid-hard 'hout-sterk': Withardus, Wi(h)ardus, Viardus, Guitardus.

Wibail, Wibault, Wibaux, Wuibaut, Wuilbeaux, Wuibeaux, Wybaux, Wybauw, Wibou, Wybouw, Wybou, Wiebouw, Wiebou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wiboud, achteraf weer aangepast als Wybauw.

Wibaut, Wibault, Wibaux, Wuibaut, Wuilbeaux, Wuibeaux, Wybaux, Wybauw, Wibou, Wybouw, Wybou, Wiebouw, Wiebou, Wibail, Wybaillie, Wijbaillie. Geromaniseerde vadersnaam naar de Germaanse voornaam Wiboud of Wibert.

Wibert, Wibler, Wiblez, Wybert, Vuibert, Vuybert, Wipier, Wigbers: Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-berht 'strijd-schitterend': Wigbertus, Wibertus.

Wibin. Vadersnaam. Vleivorm van Wibert of Wiboud.

Wiblet. Vadersnaam. Afleiding van Wibert of Wibaut.

Wibo, Wybo, Wijbo, Wybon, Wibolt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wibode: wîg-bodo 'strijd-bode'. Wigbodo. Zie ook Wiboud.

Wiboud, Wibou, Wibout, Wibaut, Wigbout, Wigbolts, Wiebols, Wiebel, Wibbelt, Wibalda, Wibolda, Wyboltsma, Wigboldy, Wiebols: Vadersnam. Germaanse voornaam wîg-balth 'strijd-moedig': Wigbold. Wiboldus. Wiboud en Wibode werden vaak met elkaar verward. Plaatsnaam Wybelsum (Wigboldes-heim) bij Emden.

Wibrin. Plaatsnaam. Luxemburg.

Wicheler, Wicheleer, Wiggeleer, de Weggheleire, de Weygeleire, Weygeleir: Middenenderlands wichelare,wicheleer: waarzegger, voorspeller.

Wichelen, van, van Wechelen. Naam uit de plaatsnaam Wichelen in Dendermonde (Oost-Vlaanderen). Zie ook Wechelmans.

Wichen, van. Plaatsnaam Wijchen, Gelderland.

Wicher, Wiechers, Weicker, Weiker: 1. Vadersnaam. Hoogduitse en Nederduitse vormen van de Germaanse voornaam wîg-hari 'strijd-leger'; zie Wyckers 1. Of wîg-ger 'strijd-speer'. 2. Vaak verkort van Wichert.

Wichert, Wiechert, Weichert, Weigert, Wickert, Weickert: 1. Vadersnaam. Hoogduitse en Nederduitse vormen van Germaanse voornaam wîg-hard; zie Wyckaert. 2. Vaak verward met Wicher, Weicker; zie Wicher 2.

Wichertjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Wichers of Wichert.

Wichman, Wichmans, Wichmann, Weygman, Wigman, Wiegmans, Wiegman: Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-man ‘strijd-man’.

Wicht. Duitse bijnaam. Middenhoogduits wiht: kabouter, dwerg.

Wichterich. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Wicke, Wick, Wicken, Wickens, Wickes, Wicks, Wieken, Wyckens, Wycke, Wykes, Wix, Wijk, Wyk, Vuijk, Weick, Wiche, Wich: Vadersnaam Wikke, bakervorm van een Germaanse wîg-naam (vergelijk Wyckaert, Wyckers): Wicco, Wikko.

Wicke, de, Wickere, de, Wyckers, Wijckers, Wijker, Weiker, Weycker, Weyker, Vickers: 1. beroepsnaam van de waarzegger, voorspeller, wichelaar. Vergelijk Wicheleer, de Waersegger. 2. Het lidwoord kan worden verklaard door reïnterpretatie van de vadersnaam. Zie Wigger(s)1i.

Wickerath. Plaatsnaam Wickrath. Noordrijn-Westfalen.

Wickeren, van. Nederduitse plaatsnaam. 1671 zu Wickeren, Wiedenbruck (Noordrijn-Westfalen).

Wicket, Wiggett, Wiket: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wîg-naam. Zie Wicke.

Wickmayer. Beroepsnaam: meier van een bepaalde wijk, stad, vergelijk Duits Wichgrefe 'wijkgraaf.

Wicle, van de. Foute lezing van Van de Wiele.

Wicot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wîg-naam.

Wieberdinck: Vadersnaam. Afleiding op –ing van de Germaanse voornaam Wibert: wîg-berht ‘strijd-schitterend’: Wigbertus, Wibertus.

Wiebes: Vadersnaam. Afleiding van Wiebe, bakervorm van de Germaanse voornaam Wiboud, Wibert of Wibo.

Wiebols: Vadersnaam, van Wigbolts, van Wiboud. Germaanse voornaam wîg-balth ‘strijd-moedig’: Wigbold. Wiboldus.

Wiebrens: Vadersnaam uit Wiebrands. Germaanse voornaam wîg-brand ‘strijd-zwaard’: Wigbrand, Wibrannus.

Wiechardt, Wigard, Wieckard, Wieckardt: Ook Wijckaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-hard ‘strijd-sterk’: Wighard, Wicart.

Wicke, Wick, Wicken, Wickens, Wickes, Wicks, Wieken, Wyckens, Wycke, Wykens, Wix, Wijk, Wyk, Vuijk, Weick. Vadersnaam uit Wikke. Dit is een knuffelvorm van een Germaanse wig-naam.

Widar, Widard, Widart, Wuidard, Wuidar, Wuidart, Vuidar, Vudart: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-hard; zie Wiard.

Widdingen, van. Plaatsnaam in Berlingen en Kuttekoven (Limburg).

Widendaele. Variant van Wynendael(e) of Uyttendaele (w = uu)?

Widera. Poolse bijnaam bij Oudslavisch *vydra: visotter.

Widiez, Widy: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-hari 'hout-leger': Withari.

Widmer, Wiedemeier, Wiedemeijer, Wiemeijer, Wittemaier: 1. Zelfde betekenis als Wiedemann. Middenhoogduits widemer: exploitant van een kerkelijk goed. 2. Zie ook Witmaar.

Wiebe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Wiboud, Wibert of Wibo.

Wieber. Dialect variant van Weber. 2. Vadersnaam van de voornaam Wigbert; zie Wibert.

Wiebking. Vadersnaam Wiebeking. Afleiding van Wiebeke, van Wiebe, Wibe Wybo.

Wiebusch. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen.

Wieckhorst. Plaatsnaam, Nedersaksen; moerassig bosje.

Wiedel, Widel, Wietel, Weidel, Weidle, Wedel, Wittel, Wietl, Wiedl, Wiedle. 1. Naam uit het Middelhoogduitse wîde: wilg. Beroepsbijnaam voor iemand die ermee werkt (mandenmaker of kweker bvb). Of bijnaam (gestalte?). 2. Sommige varianten zijn mogelijk ook een vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wido.

Wiedeler: Wiedler. Varian van Duits Wiedner, Weidener. 1. Duitse beroepsnaam Middelhoogduits weidenære, Middelnederlands weidenaer ‘jager’. 2. Naar de woonplaats bij een wilg.

Wiedemann, Wiedmann, Wiedenmann, Wiedemans, Wiedeman: 1. Afleiding van Middenhoogduis wîde, Duis Weide: wilg. Bewoner van een wilgenbosje. 2. Boer, landbouwer die geestelijk goed beheert. Afleiding van Middenhoogduits widem(e): begiftiging van een kerk, klooster met grond of gebouwen als geestelijke fundatie. Vergelijk Widmer.

Wieder. Afleiding van Middenhoogduits wîden: met wilgentwijgen binden. Beroepsnaam.

Wiederkehr, Widerker: Bijnaam voor iemand die na af-wezigheid teruggekeerd is. Vergelijk Revenu, Retour.

Wiedersich. Vadersnaam. Pools Wiederzych = Dietrich.

Wiederstein. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Wiedicke, Wiedijk, Wiedig: Vadersnaam. Variant van Nederduitse familienaam Wedeke, Weddecke, Wedege. Korte vorm van Wedekind.

Wieiemaker, de, Wieiemaeker, de, Wielmaecker, de Willemacker, Willemaeker: Beroepsnaam van de wielenmaker, wagenmaker. Vergelijk de Ramaker.

Wiegand: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wigand ‘de strijdende’.

Wiegel: Vadersnaam. Duitse verkleinvorm van een Germaans wîg-naam, zoals Wighard, Wigher (zie Wiechardt, Wiggers).

Wiegmann, Wigmann. Naam uit de Germaanse voornaam wig-man.

Wiegmink: Vadersnaam. Afleiding van Wiegman. Ook Plaatsnaam in Markelo, Overijssel.

Wieken, van der. 1. Zie Van der Veken. 2. Eventueel plaatsnaam Wieken in Gendringen (Gelderland). 3. Misschien plaatsnaam Wijken.

Wieland, Wielant, Wielandt, Wielandt, Wielandts, Wielands, Wylant, Wylants, Wylandt, Wylands, Wijlants, Wyelan, Weylant, Weyland, Weylandt, Weijland, Weeland, Weijland, Welland, Willand, Willandt, Willant, Wilante, Wioland, Vellande: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wielant; in de Germaanse mythologie de naam van de smid in de onderwereld.

Wiele, de. 1. Uit Van de Wiele? 2. Of= Dewille, Deville (zie Dewille)?

Wiele, van de(der), van der) Wiel, van de(der) Wielen, Wiele, van der Weel, van (der) Weele, van de Wille, Vanduille, van (der) Weel, Weele, Verwijlen, Verwylen: Plaatsnaam Wiel, Weel ‘waal, poel, plas, door dijkbreuk ontstane kolk’.

Wielema, Wieleman, Wielemans, Vielmans. 1. Naam uit Van de Wiele: uit de plaatsnaam wiel, weel: poel, plas, uit dijkbreuk ontstane kolk. Zie verder bij Wiele. 2. Uit Willemans: vadersnaam uit Willem. Zie verder bij Willem. 3. Beroepsnaam van de wielmaker, wagenmaker.

Wielgat. Waalse verhaspeling (6x in Henegouwen), waarschijnlijk van Wygaart? Poolse naam Wilgat, Wilkat?

Wielhouwer: Beroepsnaam van de wielmaker, wagenmaker, die de velgen voor de wielen houwt. Vergelijk Duits Felgenhauer.

Wielinga, Wielings, Wielink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Willem.

Wielingen, van der, van der Willingen: De Wielingen is een vaarwater in de Noordzee van Heist tot Vlissingen. Maar deze zeldzame familienaam is waarschijnlijk een reïnterpretatie van Van der Willigen, variant (met svarabhakti) van Van der Wilgen.

Wielmaker, Wielemaker: Beroepsnaam van de wielenmaker, wagenmaker.

Wiels. Vadersnaam. Waarschijnlijk spelling voor Wils. Zie Will.

Wielsbeke, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.

Wiem, Wieme. 1. Zie Wieme(s). 2. Eventueel verschrijving voor Wième, Wyème; zie Williaume.

Wieme, Wiemes, Wiem, Wimme, Weyme, Wymes, Wyme, Wyemars, Wiemers, Wijms: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse wîg-naam waarvan het tweede lid met een m begint, zoals Wigmar, Wigman, Wigmond, Friese voornaam Wiemer. Vergelijk Wimmer, Wiemer.

Wiemeersch, van: Verspreide Plaatsnaam Wijmeers, van Wijde meers ‘uitgestrekte beemd’.

Wienar. De naam gaat terug op 1592 Antoine Waignaert, Ronse; zie Waniart.

Wienecke, Wien(k, Wienk: Vadersnaam. Duits Wien(c)k(e), Wienken, Wiene(c)k(e), afleiding van Germaanse win-naam of Wijnand. Vergelijk Wijntjens.

Wienema. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse win-naam.

Wiener, Wieners, Winer: 1. Afkomstig van Wenen, Duits Wien. Wiener = Wener. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam win-hari 'vriend-leger': Winiheri, Winerius.

Wienkotte. Spellinguitspraak van Vinçotte? Duitse familienaam Engels Wincot?

Wientjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans win-naam, zoals Boudewijn, Adelwin, of van Winand. Zie Winkin.

Wieprecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wibrecht, zie Wibert.

Wierbos: Plaatsnaam?

Wiere, van de. Plaatsnaam Wierre-au-Bois (Pas-de-Calais) of Wierre-Effroy (Heinfrieds Wilder, Pas-de-Calais) van Latijn villare. Of plaatsnaam De Wier in Tielt (aals-Vlaanderen).

Wierckx: Vadersnaam. Samengetrokken uit Wierickx, Wirix. Germaanse voornaam wîg-rîk ‘strijd-rijk’ of wid-rîk‘hout-rijk’: Wigericus, Wiricus, Wirich,

Widerich, Widricus, Wirich.

Wieren, van: Plaatsnaam Wieren in Grootegast (Groningen), Utingeradeel (Friesland), Smallingerland (Friesland).

Wierik, Wierike, te: Plaatsnaam in Borne Overijssel.

Wieringa, Wierenga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Wier, van wîg-hari ‘strijd-leger’. Vergelijk Wierings, Wierink, Wierinckx, Wieinck, die eveneens afleiding kunnen zijn van Wier, maar ook secundair uit Wiericx ontstaan kunnen zijn (-inck < -ick).

Wieringa, Wieringen, van Wieringh, Wierink, Viering, Weering, Wieringsma. Plaatsnaam., Wieringen (Noord-Holland).

Wierkardt: Schrijf-of leesfout voor Wieckardt.

Wiers, Wieërs, Wieers, Wijers, Wyers, Vyers, Weyers, Weyer, Weijers, Weier, Weir: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-hari 'strijd-

leger'; vergelijk Wiggers, Weygers(e). Nog huidige voornaam Wier, Weijer. 2. Korte vorm van Van de Wijer.

Wiersinga, Wiersema, Wiersma, Wierdsma, Wiegersma, Wygersma, Wiggersma, Wigersma, Wierda, Wiers, Wiertsema, Wiersum, Wierema, Wierdsma, Wiarda, Wijrdeman, Wyrdeman, Opwijrda, Anjewierden: Vadersnaam. Friese afleiding van Wiers; zie Wieringa. Hoewel de Friese naam Wierda in zijn middeleeuwse vorm gelezen kan worden als "(één) van de Wierds", dat wil zeggen als één van de nakomelingen van ene Wierd, kan voor de meeste naamdragers deze naam beschouwd worden als synoniem van de namen Wiersma en Wierstra, indien deze namen een locatie bij een wier(de), wat wellicht in de toponymie ter plaatse tot uitdrukking is gebracht, aanduiden. Deze naamgeving resulteert uit de 18de eeuwse situatie met vastlegging in 1811-12.

Wiers, Wieërs, Wieers, Wijers, Wyers, Vyers, Weyer, Weyers, Weijers, Weier, Weir. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wig-hari. 2. Verkorte vorm van Wijer (van de). Zie daar.

Wierstra: Friese afleiding van de Friese plaatsnaam Wier ‘kunstmatig opgeworpen hoogte’.

Wierts, Wiertsema: Vadersnaam. Friesevoornaam Wierd, Wiard, van Germaans, van wîg-hard ‘strijd-sterk’.

Wierum, van. Plaatsnaan, Friesland, Groningen.

Wies, Wiese. Plaatsnaam. Middenhoogduits wise, Duits Wiese: wei(de). 2. Zie Wiese(n).

Wiesé. Variant van Wiese met secundair accent? Of spelling voor Vizée, Vizet = Viset.

Wiese, Wiesen. 1. Bijnaam. Nederduits wîse: wijs, verstandig. Vergelijk Wiesemann 2, De Wijs(e). 2. Zie Wysen.

Wiesel. Duits Wiesel; wezel. Bijnam voor een behendig mens.

Wieselblad. Duits-Joodse familienaam; letterlijk wezelblad.

Wieseler, Wiesner. Afleiding van plaatsnaam Wies(e); wei.

Wiesemann, Wesemann: 1. Middennoordduits wese, Duits Wiese: wei(de). Naar de woonplaats. Vergelijk Weedeman. 2. Bijnaam voor een wijs man. Nederduitse familienaam.

Wiesemes. Plaatsnaam Waimes, Duits Weismes (Luik)?

Wiesenfeld. Frequente Duitse plaatsnaam.

Wieser, Vieser, Viezzer: Afleiding van plaatsnaam Wies(e): wei(de).

Wiessner, Wiesner, afleiding van Duitse plaatsnaam Wiese ‘wei’.

Wiest: Duits ontronde vorm van Wüst.

Wiest, de. In het Waasland kwam de familiemaam De Weest voor. Misschien variant van (de) Wees(e).

Wiethase, Wiethaus: Reïnterpretatie van Nederduits Wiethose, Weithose: brede, wijde broek.

Wietingen, van. De familienaam kwam in Haarlem voor. Plaatsnaam Wiedingen of Wittingen (Duitsland)?

Wietkin. Afleiding van Wiet, spelling voor Wijt, Wyt.

Wiets, Wietz: 1. Middelnederlands wiet: onkruid? 2. Zie Wyts.

Wieuw, de. Aanpassing van Duvieux? Of variant van Deveeuw?

Wiewauters, Wiewaters, Weewauters. Het dialect wiewouter, weewouter (Antwerpen), weiwater (Oost-Vlaanderen) betekent vlinder. Mogelijk een bijnaam. Kan ook een verschrijving zijn van Awouters: oude water (plaatsnaam) of van Aweiter: wachter (beroep).

Wiffrit. Vadersnaam. Door assimilatie van Germaanse voornaam Wilfried.

Wige, Wigge. Vadersnaam van Wigo, bakervorm van een Germaanse wîg-naam. 2. Zie Wegge.

Wigand, Wygand, Wiegand, Weigand, Weiand, Weygandt, Weygantt, Weyand, Vigand, Vigant, Wichand: Vadersnam. Germaanse voornaam Wigand 'de strijdende'. Wigandus.

Wigerinck. Hypercorrect voor Wierinck.

Wiggen, van: Plaatsnaam Wijchen (Gelderland): 1201 Wigen, 1203 Wighen, 1502 Wichen.

Wiggenraad. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wig-raad: strijd-raad.

Wigger, Wiggers, Weggers, Wichgers, Wichers, Wiechers, Wiegers, Wygers, Wijgers, Wijchers, Weijgers, Weygers, Weygers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-hari‘ strijd-leger’: Wigharius, Wigerus. 2. Werd later begrepen als Middelnederlands wicker: wichelaar, waarzegger. Zie De Wickere.

Wigny. Plaatsnaam in Flamierge, Luxemburg.

Wihame, Wihamme. Spelling voor Williame, Willaumez.

Wijas: Waalse variant voor Wiard of Wiaux?

Wijbenga, Wybenga, Wiebenga, Wijbinga, Wibbens. Vadersnaam.

Wijchgel, Wiekel, Wiechels, Wiegel. Vadersnaam van Duitse origine uit wig(hart).

Wijckhuys, Wijckhuyse, Wyckhuyse, Wyckhuys, Wijckhuijs, Wyckhuis, Wyckhuijse, Wickhuys, Wychuyse, van Wuyckhuyse, Wekhuizen, Wekkuizen, Weckhuizen, Weckhuysen, Weckhuyzen, Wechhuysen, Weekhuyzen, Weekhuysen, Wechuysen, Weekhuyzen, Weekhuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Wijkhuis (wijkplaats, versterking bij de stadsmuur, burcht). Er is een Wijkhuize in Kruishoutem (Oost-Vlaanderen), in Gits, Lichtervelde, Beveren-Roeselare, Hoogleden, Passendale en een Wijkhuizen in Steenokkerzeel (Vlaams-Brabant).

Wijdeven, van de, Wijnveen. Plaatsnaam.

Wijer (van de), van de Wyer, Vandeweyer, van de(den) Weijer, van de Weyer, van de Weyers, van de Weyr. De plaatsnaam wijer betekent vijver. Iemand die bij een vijver woonde of er wat mee te maken had. Duits Weiher. Wijer (Limburg) en in Hendrikkapelle (Luxemburg) en Hoeselt (Limburg), de Weijer in Helmond (Noord-Brabant).

Wijhe, van, van Wyhe. Plaatsnaam Wijhe, Overijssel.

Wijk, van (der), van Wyk, van (der) Wyck, van Wijck, Wijk, Wyk, Wijker, Vuijk. Familienaam uit de plaatsnaam Wijk (Noord-Brabant, Limburg, Overijssel), Wijk-bij-Duurstede (Utrecht), Wijk-aan-Zee (Noord-Holland). Of uit een andere Wijk plaatsnaam (komt nogal voor).

Wijller, van, Wijler, Wylern, Weyler, Weiler, Weiller, Wielders: 1. Plaatsnaam Wijlre (Nederlands-Limburg), Wijler in Zwalmen (Nederlands-Limburg), van Latijn villare: boerderij. Vergelijk Van Wilder, Weil(l)er. 2. Vernederlandsing van de erg verspreide Duitse plaatsnaam Weiler (zelfde etymologie en betekenis).

Wijman, Wijmans, Wyman, Wymans, Weimann, Weymann, Weymans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaaam wîg-man 'strijd-man'; zie Wyckmans. Hier met g-syncope. 2. Zie ookWijdemans.

Wymeels, Wymeels. 1. Zie Wymeersch. 2. Een voorvader zou zich in de 16de eeuw in Leiden gevestigd hebben; hij heette Jacob de Wymyle/Wymele.

Wijmelbeke, (van), van Wymelbeke, van Wynmelbeke, Wymelbeke, Wymmelbeke, Wiemelbeke, Wimmelbeke, Wemelbeke, Wemelpeke: Plaatsnaam Wijmelbeek in Deerlijk.

Wijmen, van. Waarschijnlijk variant van Van Wijnen.

Wijn, Wijns, Wyn, Wyns, Wiens, Wien, Wins: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wini 'vriend' of korte vorm van een win-naam. 2. Brabantse spelling voor Weins. Zie Wein.

Wijnaerde, de, van Wynaerde, van Wienaerden: Door reductie van de g van Van Wijngaerde.

Wijnakker, Wynakker, Wijnackers, Wynackers, Wynacker: Plaatsnaam Wijnakker: wijnberg, wijngaard. Plaatsnaam in Bazel (Duitsland) en Belsele (Oost-Vlaanderen) Eventueel plaatsnaam Wijdenacker/Wienhacker in Beveren-Waas,

Wijnands, Wijnandt, Wijnandt, Wijnants, Wijnant, Wijnans, Wijnaendts, Dewijnants, de Wijnants, Dewynants, Dewynantz, Wynands, Wynand, Wynandt, Wynant, Wynants, Wynans, Wynhandt, Wienand, Winands, Winand, -Winants, Winant, Winandts, Winance, Winandy, Weinand, Weinants, Weynandt, Weynand, Weynans, Weynands, Weynands, Weynans, Weynand, Dewinant, Vinant, Vinandy. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wîg-nanth 'strijd-moed': Wichnand, Winandus.

Wijn, Wijns, Wyns, Wyn, Wiens, Wien, Wins. 1. Vadersnaam, korte vorm van een Germaanse wini-naam (wini=vriend). 2. Zie ook Wein en Wijnricx.

Wijnen, Wynen, Wijnne, Wijne, Wuine, Woine, Wijnens, Wynens, Wienen, Winnen, Winnens. Vadersnaam uit een Germaanse wini-naam (wine: vriend). Of van Walewein/Iwein. Zie Wijns.

Wijnen, van, van Wynen: 1. Zie van Win. 2. Uit Van Wijngene.

Wijngaerde, van de, den, Wijngaerden, van de den, Vandenwijngaerden, van der Wingaert, van de, den Wijngaarde, Wijngaarden, Wyngaarden, Wyngaarde, Wijngaerde, Wijngaerden, Wyngaerde, Wyngaerden, Wyngaert, Wyngaerdt, Wyngaerd, van den Weyngaert, Weyngaerts, van de Weijngaerden, van de Wijgaert, van de Wygaert, Wygaerden, Wygaart, Wygerd, van de, den Weijgarden, Wygarden, Weygarde, Weygarden, Weygaert, Weygert, van den Wyagaert, van Wijngaarden, Wyngaarden, Wyngaerden, van Wingaarden, van Wingerden, van Wynnaerde, Wandwingor, de Wyngaerde, de Wyngaers, de Wyngaert, de Wijngaerd, de Wijngaert, de Wingaert, Wingaerde, Wingaerden, de Weyngaert, de Wygaert, Wijngaarde, Wijngaarden, Wyngaard, Wyngaarden, Wingaerd, Wyngaerden, Wyngaert, Wingartz, Winger, Wingert, Wingers, Wygaerden, Wijgaerden, Wijgaart, Wijgaerts, Wijgerde, Weygaart, Weijgaart, Weijgaert, Weijgaarts. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam 'Wijngaard' (er waren vroeger heel wat wijngaarden in Vlaanderen, Zuid-Nederland). Dit voor de eigenaar van, of de arbeider in. De vormen zonder voorzetsel kunnen ook wel een beroepsnaam zijn van de wijngaardenier:

Wijnhof, Wijnhoven, Wynhoven: Plaatsnaam Wijnhof: wijngaard. Duits Weinhof.

Wijnhuysen, Wynhuysen, Wynhuyzen: Plaatsnaam Wijnhuizen in St.-L.-Esse (Oost-Vlaanderen), Wijnhuize in Steenhuize (Oost-Vlaanderen).

Wijninckx, Wijnings, Wyninckx, Wynincx, Wyning, Wynings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wini-naam; vergelijk Wijns, Wijnen.

Wijnman, Wijnmans. Beroepsnaam van de wijnhandelaar.

Wijnschenk. Beroepsnaam van de wijnschenker.

Wijs, de, Wijse, de, de Wijs, de Wyse, de Wys, Weijs, Weys, Weijts, Weyts, Weiss, De Wies, de Weys, Weijs, Weis, De Wyze, de Wijze, Devise, Wysen, Wijsen, Wijzen, Wyzen, Wizen, Deswijsen, Desweyzen, Deswysen, Swijzen, Swijsen, Swyzen, Swysen, Zwijsen, Zwijzen, Zwyzen, Zwysen. Bijnaam voor een wijs, verstandig, geleerd en/of slim persoon. Deswysen/Swysen zijn afleiding: des wijzen.

Wijsen, Wysen, Wyssen, Wiesen, Wijzen, Wyzen, Wizen, Viskens, Vitskens: Vadersnaam van de voornaam Louis, Frans vorm van Lodewijk. Zie ook De Wijs(e).

Wijsevelde, Wysevelde: Wellicht aanpassing van Duitse plaatsnaam Weissfeld (Rijnland-Palts). Vergelijk Ook Ysveld.

Wijsgeer, Wysgeer: Aanpassing van Duits Weissger, afleiding van weisigen: witten, kalker. Of van Middenhoogduits wîssegxre: beul, scherprechter, van wîssegen: straffen, pijnigen.

Wijshof, Wijshoff, Wyshoff: Bijnaam Wijs hoofd: verstandige kop, wijze geest.

Wijsmans, Wysman, Wysmans, Vismans, Visman, Wizman, Wuisman. Bijnaam voor een wijs iemand.

Wijsmuller. Duitse beroepsnaam Weissmûller: molenaar van wit, fijn meel. Of afleiding van Duitse plaatsnaam Weissmùhle.

Wijst, van der, Verwijst. Waarschijnlijk hypercorrect voor Verwaest (zie Van Waas).

Wijten, Wyten, Wyttens, Wieten, Wittens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Wijt, Wido. Vergelijk Wyts.

Wijtenburg, van den Wittenboer, Witberg, Wittenburg, Weitenberg, Wittenberghe, van, Wittenberg. Naam uit de Duitse plaatsnaam Wittenburg (Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Nedersaksen).

Wijtstraete, Wytstraete, Wystrate: Plaatsnaam Wijtstrate in Ruiselede (West-Vlaanderen).

Wikker (de). Mogelijk naam uit het Middelnederlandse wicker: wichelaar, waarzegger. Zie ook bij Wigger.

Wikkerink: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Wikker, van Wigger, Germaanse voornaam.

Wilbrink, Wilbers, Welbers, Wilberts, Wolbers: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Willebrand of Willebrord.

Wilequet, Willequet, Wiliquet, Williquet, Wilquet, Wilqué, Wilket, Willocquet, Willoquet, Villequey, Welliquet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Willaume.

Wil, de. Middelnederlands wille, wilwijl; wil, verlangen, wens. Bijnaam.

Wilbaux, Wilbaut, Wilbeaux, Willebaux, Willebois, Wuillebaut, Wuillebeaux, Guilbaud, Guilbau, Guilbaut, Guileau, Cuillebault: Vadersnaam. Romaanse vormen (Waals-, Picardisch met W-) van Germaanse voornaam wil-balth 'wil-stoutmoedig'.

Wilbergs. Moedersnaam. Germaanse voornaam wil-berg 'wil-bescherming': Wilberga, Willeberga. 2. Spellingvariant van Wilber(t)s.

Wilbert, Wilbers, Wilberts, Wilberz, Wuilbert, Wilbergs, Wilbars, Wilpert, Wuilpart, Wilpart: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-berht 'wil-schitterend': Wilbertus.

Wilbrink, Wilbrennink: Vadersnaam. Afleiding van Willebrand of Willebrord.

Wilcot, Vilcot, Wuilcot, Wuilquot, Wilquot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Willem.

Wilcox, Vilcocq, Willcox: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Willem.

Wild. 1. Variant van Willier; zie Willer(s). 2. Aanpassing van plaatsnaam Vilers.

Wildanger. Afleiding van plaatsnaam Wildang.

Wilde, de, Wilde, Wilden, de Wildt, de Wild, Wild, Wildt, Wilt, de Weilde, de Welde, de Welle, de Wel, Wel, Dewelle, Well van, Dewel, Dewell, Schwilden, Swildens: Bijnaam voor een wildeman, die woest, onbeschaafd, ruw, gemeen is.

Wilde, van de. Familienaam in Henegouwen. Waarschijnlijk voor Van de Wille=van de Wiele.

Wildeboer, Wildenboer: Vermoedelijk volksetymologische herinterpretatie als ‘wilde boer’ van Duits plaatsnaam Wildenburg (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts) of Wildenborch (Gelderland), of Wildenburg in Wingene (West-Vlaanderen): 1751 heerlykhede genaemt Wildenbourgh. Maar een herinterpretatie -met ingeschoven d-van Willeboer ligt misschien nog meer voor de hand. Of een uithangbord ‘De Wilde Boer’ (?).

Wildegans. Bijnaam voor een jager op wilde ganzen. Vergelijk Wildegos, Wildefuhel, Duits Wild(e)gans. Zie Wilgos.

Wildeman, (de) Dewildeman, Wildmann: 1. Bijnaam voor iemand met wild gedrag, woest karakter. Vergelijk de Wilde. 2. Huisnaam: 1394 inden wilden manne, Leuven, ook Wildeman, hof in Alkmaar. 3. Ook soms uit Willeman, vadersnaam uit de Germaanse voornaam wil + man.

Wildemauw, Wildemauwe. Naam uit de Henegouwse plaatsnaam Willemeau.

Wildemeersch, (van), Wildemersch (van), van Wildemeersch, van Wildermeesch, Wildermeersch, Wildemeerch, van Vildemeers. Familienaam uit de plaatsnaam Wildemeers: woeste meers.

Wildenbergh, van, Wildenberg, van, van de Wildebergh: Plaatsnaam Wildenberg, bijvoorbeeld in Zuidwolde (Drenthe).

Wilder, (van). Plaatsnaam Wilder in Erps, St.-P.-Leeuw (Vlaams-Brabant), Kh. (Antwerpen), Wylder (Frans-Vlaanderen) van villare: boerderij, hoeve. Vergelijk Van Wijller, Van Wilderen.

Wilderen, van. Plaatsnaam (Limburg) en in Galmaarden en Hamme-Mille (Vlaams-Brabant). Vergelijk Van Wilder.

Wilderjans, Wilderyans, wilderiane, Wilderian, Wildériane, Wildérian, Wildéria, Wildrianne, Wildriane: Bijnaam Wilde Jan. Vergelijk Duits Wildhans.

Wildermans. 1. Variant van Wildeman. 2. Afleiding van plaatsnaam Wilder.

Wilderode, van, Wildero, Wildro. 1. Familienaam uit de plaatsnaam wilde rode: woest gerooid terrein. Plaatsnaam in Parike en Welden (Oost-Vlaanderen). 2. Er is ook een Wildenrath (Noordrijn-Westfalen) dat aan de basis kan liggen van sommige namen.

Wilderom: Engelse familienaam Wildrom, Weldrum?

Wildert, van (der), Verwildert: Plaatsnaam (ter) Wildert: verwilderde, onbebouwde grond, wildernis. Plaatsnaam in Zandvliet (Antwerpen): 1154 terras campestres seu incultas que Wildert vocantur; in Geluwe (West-Vlaanderen).

Wildhagen. Plaatsnaam Wildhag: omheind jachtgebied. Wildhagen (Duitsland).

Wildschut, Wilschut, Wildschutz, Wildschutz, Wildschutze, Wildschietz: Beroepsnaam van de wildschutter: jager, stroper.

Wildstrom: Plaatsnaam? Vergelijk Wilderom, Verhaspeling?

Wilfinger, Wilffinger, Welfring, Welfringer: Afleiding van Duitse plaatsnaam Wilfingen of Wilflingen.

Wilfart, Wilfort, Williford, Wilfer, Willefert, Wuilfert, Wielfaert, Welvaert, Welvaarts, Welvaart, Wellewaert: Vadersnaam. Theoretisch zou het de Germaanse voornaam wil-frith 'wil-vrede' kunnen zijn. Voor de uitgang, vergelijk Godeva(e)rt. Welvaert door reïnterpretatie, zoals Duits Wohlfahrt, van Wolfhard. Wellewaert kan eventueel op Wilwerth teruggaan. Maar de familienaam Wilfaert komt al in Tielt voor, juist daar waar al Wulfaert voorkwam (zie Wolfaert). Wi(e)lfaert gaat daarom op Wulfaert terug.

Wilford. Plaatsnaam Wilford (Nottinghamshire, Suffolk), dat is Willow ford: wilgenwad of doorgang.

Wilgen, van der, van der Willigen, van der Willingen, Verwilghen, Verwilgen, Verwilghem, Verwilligen, Verwulgen, Verwulgem: Plaatsnaam Ter Wilgen/Wulgen: wilg.

Wilgenhof. Plaatsnaam. Bijvoorbeeld Wilgehoef in Jette.

Wilgos, Wielgus, Wielgoez: Nederduitse familienaam Willgôs: wilde gans. Vergelijk Wildegans.

Wilinski, Wiliski, Wilisky, Wilisqui:. Vadersnaa, slavische afleiding van de Germaanse voornaam Willem.

Wilhelm, Wilhelmus: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Willem (zie op dat woord) en latinisering.

Wilk, van der, van der Welk, van der Welck: Waternaam De Wilk bij Benthuizen (Zuid-Holland).

Wilking, Wilkening: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Willem.

Wilkinson. Vadersnaam. Zoon van Wilkin, Willem.

Will, Wille, Willé, Wils, Wills, Wilst, Wiles, Wiele, Wiel, Wiels, Wyls, Vuille, Wuille, Guille, Wieles, Wielese: Vadersnaam. Will(e), korte Germaans wil-naam: Willo of korte vorm van wil-naam, zoals Willem.

Willaert, Willaerts, Willar, Willard, Willart, Willert, Wylaers, Wijlaars, Wullaert, Wullaerts, Wuillard, Vuillard, Wuiart, Wuyard, Guillard, Guilard, Geuliaerts, Geullaerts, Williard, Williart, Wielaard, Woillard: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-hard ‘wil-sterk’: Willehart, Wilardus, Willard.

Willaey, Willaeys, Willay, Willaeye, Wylaeys, Wuillay, Wallaeys, Wallays, Walaeys, Wallay, Wallaeyes, Villayes, Villays, Vallaeys, Valaeys, Valais, Vallaey, Vallaeijs, Vallays, Vallay, Vanlaeys, van Laeys. Vadersnaam, knuffelvorm van een -oi/-ai-variant van Wilhelm.

Wille, Vanduille, van (der) Weel, van (der) Weele, Verwielen, Verwijlen, Verwylen: Plaatsnaam Wiel, Weel: waal, poel, plas, door dijkbreuk ontstane kolk. Plaatsnaam Te Wiele in Pittem.

Will, Wille, Willé, Wills, Wils, Wilst, Wiles, Wiel, Wiele, Wiels, Wyls, Vuille, Wuille, Guille. Vadersnaam, verkorte vorm van een Germaanse wil-naam.

Willebien. Waarschijnlijk van Willebin, vleivorm van Wilbert of Wilbaux, of hypercorrect voor Gilbin,

Willeboer: Vadersnaam. Herinterpretatie als boer van Willeboord.

Willebois. Hypercorrect voor Willebaux of vleivorm van Willeboud.

Willebrant, Wilbrant, Wilbraham, Villebrandt, Wilbrenninck: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wilbrant, wil-brand 'wil-zwaard': Willibrandus.

Willebrords, Willeboordse, Willeborts, Willebrock, Wilboorts, Wilboort, Wilbors, Wilbroodt, Willeboer: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-brord ‘wil-speerpunt’. Sint-Willibrord (658-739) is de apostel van de Friezen en de eerste bisschop van Utrecht. De kerk van Hulst (bisdom Utrecht) was aan Sint-Willibrord toegewijd en het stadszegel van Hulst (1226) stelde Sint-Willibrord voor. ±1330 bij sente Willeboerdsputte.

Willeken, Willekens, Willekens,Willekes, Wilkes, Willemkens, Willeke, Willemkes, Wilikens, Wylkens, Wellekens, Wilcke, Wilke, Wilk, Wilkes, Wilks, Wilkens, Wilken, Wilking, Wilkins, Wilkin, Vilenkin, Vilkin, Wilquin, Vinquin, Wuilkin, Wilquem, Wilguin, Wilgain, Willens, Willen, Willenz, Wilen, Willing, Willin, Willinck, Willynck, Wielens, Wijling, Wijlin, Wylinck, Wylin, Wielink, Villen, Wellens, Welles, Welling, Wellin, Welens, Wullens, Wulles, Vullings, Vulling, Wuylens, Wollens, Wolles, Wallens: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Willem. Vanaf Willen(s) zijn het knuffelvormen van dezelfde voornaam.

Willeman, Willemans, Willemand, Willemann, Willman, Wilmans, Wilman, Wylleman, Wijlemans, Wylenmann, Wielamans, Wieleman, Wulleman, Vilment, Guilleman, Guilemant, Gyemant. Vadersnaam uit Willem (wil-helm) of uit het Germaanse wil + man; wil-mens. Willimannus, Willemannu

Willemen: Vadersnaam. Willemijn, vleivorm van de voornaam Willem. Of Willeman:

Willemet, Willeme, Willemetz, Wilmet, Wuilmet, Wyllemet, Wilmé, Wilme, Wilmee, Wilmès, Wilmes, Willimès, Willimes, Willaumez, Villaumé, Vuillermet, Woilmet, Guilmet, Gilmet, Cilmez, Gilmé, Guillermet, Guilemette, Guillemet, Guilemetz, Guilemez, Guillamet, Guillaumie, Guillaume: Vadersnaam. Picardische Waalse en Franse afleidingen van Willaume; Guillaume.

Willemijn, Willemijns, Willemyn, Willemyns, Willemeyns, Willemeijns, Willemin, Willemins, Willemen, Wilemyns, Wilmin, Wilmink, Wilmain, Willerman, Willemain, Wuillemmin, Vuillemain, Vouillemin, Villemin, Vilmain, Vuillemin, Guillemin, Guillemijn, Guillemyn, Guillemain, Guilemyn, Guillerminet, Guillermin), Quillemain, Guilmin, Guilmain, Gilmin, Gillemijn, Gillemyn, Ghillemijn, Ghillemyn, Ghyllemyn, Gilgemeyn, Ghilgemijn, Gilgemijn, Gilgemyn, Gildemyn, Dellemijn. Vadersnaam, knuffelvorm van Willem, respectiveleijk Waalse, Picardische en Franse vormen Willaume/Guillaume.

Willemot, Wilmo, Willemo, Wilmot, Wilmott, Willemo, Wilmo, Wilmotte, Wilmot, Wilniutte, Wuilmo, Wuilmot, Wuilmotte, Wuilemet, Wuilemotte, Wuillemote, Vouillamoz, Wilmots, Guilemot, Guilmot, Gillemot, Ghilmot, Guillaumot: Vadersnaam. Frans Guillemot, Waals-Picardisch Willemot, afleiding van de voornaam Guillaume/Willaume.

Willem, Willems, Willeme, Willemme, Willème, Willemse, Wilems, Wilem, Wilemme, Villem, Wuillem, Wellems, Wilhem, Wilhelms, Wilhelmus, Wilhelmi, Wilhelmy, Wilhelmi, Wilhelmij, Wilhelem, Vilhelm, Vilhem, Willums, Wullems, Willemsoone, Willemssens, Willemsen, Willensen, Willemssen, Wilemsen, Wilemsse, Wilemssens, Willms, Willmsen, Wilmssen, Wilmsen, Wilms, Wulms, Wuilmus, Wilmus, Vilmus, Willema: Vadersnaam. Zoon van Willem, Germaanse voornaam wil-helm ‘wil-helm’: Willahelm, Wil(l)elmus, Willamus, G(u)illelmus.

Willemijns; moedersnaam Wilhelmina.

Willemstein: Plaatsnaam Wilhelmstein (Nedersaksen).

Willenborg: Plaatsnaam Wildenborch (Gelderland). Zie ook Wildeboer.

Willen, Wellen, Welling, Wullens, Wullink: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Willem.

Willens, Willen, Willenz, Wilen, Willin, Willing Willinck, Willynck, Wielens, Wijling, Wijlin, Wulinck, Wulin, Wielink, Wyllinck, Villen, Wellens, Welles, Welling, Wellin, Welens, Wullens, Wulles, Vullings, Vulling, Wuylens, Wollens, Wolles, Wallens. Vadersnaamm Willin, knuffelvorm van Willem.

Willenbucher. Duits Wildeburger, van plaatsnaam Wildeburg, Rijnland-Palts, Noordrijn-Westfalen.

Willendijck, Willendyck. Waarschijnlijk plaatsnaam Wilgendijk, bijvoorbeeld in Diksmuide.

Willenswaard, van: Plaatsnaam.

Willeput, Wilputte, Willepotte, Wulleput, Wulput, Wulleputte, Wulteputte, Wulteput, (van) Wolput, (van) Wolputte, Wanwolput. Naam uit de plaatsnaam Wolfsput: wolfskuil of uit Wolleputte (waterput waarin wol gewassen werd), of welput?; waterput.

Willer, Willers, Wilders, Willère, Williere, Willier, Wildiers: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-hari 'wil-leger': Wilharius, Willerus.

Willerval. Plaatsnaam, Pas-de-Calais.

Willequet, Wilequet, Willequet, Wiliquet, Wilquet, Wilqué, Wilket, Willocquet, Willoquet, Villequey, Welliquet. Vadersnaam, knuffelvorm uit Will(i)aume. Zie daar.

Willet, Willette, Willey, Willez, Willé, Willée, Wille, Willee, Willette, Vilet, Villette, Vilet, Vilette, Vilé, Villée, Villee, Ville, Villez, Vilez, Guillet, Guillé, Guille, Guellet. Vadersnaam of moedersnaam uit de voornaam Will(i)aume/Guillaume/-ette: uit respectievelijk de West-Picardische en de Franse vormen van de Germaanse voornaam Willem (betekenis zie Willems).

Williamson, Williams: Vadersnaam. Zoon van, William, Engelse vorm voor Willem.

Willis, Willius. Vadersnaam. Latinisering van Willem.

Williate, Williatte, Vilatte. Vadersnaam. Afleiding van Williaume.

Williaume, Willeaume, Willaume, Willaime, Willieme, Willième, Wuième, Villaume, Vuillaume, Wouillaume, Wuilliaume, Wuillaume, Wuillamme, Wuillame, Wuiame, Wuyame, Wiaime, Wiame, Wyam, Wyaime, Wyame, Wième, Wyème, Wueme, Williame, William, Williame, Willame, Williams, Wiams, Williane, (de) Guilliaum, Guilliaume, Guilliaums, Guilleaume, Geulleaume, Geullaume, Guillians, Giulliams, Juliam, Julian, Julliams, Juiams, Juillan, Gilliams, Gilliam, Giliams, Giliam, Giljams, Giljamse. Vadersnaam uit Williaume/Guiliaume: respectievelijk de Waals-Picardische en de Franse vormen van de Germaanse voornaam Willem (zie Willems).

Willibal. Vadersnaam. Duitse voornaam Willibald, Germaanse voornaam Willeboud; vergelijk Wilbaux.

Willich, Wilichs, Willig. 1. Plaatsnaam Willich. Noordrijn-Westfalen. 2. Zie Willick.

Willick, Willig, Willichs, Willich, Wielick, Guillick, Guilick: Vadersnaam. Oud afleiding. met k-suffix van Germaanse voornaam Willem. Willicho.

Willigen, van (der, de); Verwilghen, Verwilligen, van Willige, (de/van) Willegen: Plaatsnaam ter Wilgen ‘wilg’.

Willigenburg, van; Willugenburg: Plaatsnaam Wilgenburg. Boerderijnaam op de Veluwe.

Willinge; oude Germaanse voornaam Wille (Wiltje, Wilke of Wilco).

Willion, Vilion, Villion, Viljoen, Guillion, Guillon, Guillotinât: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Willaume.

Williscotte. Waalse aanpassing van Welscot, zie Walschot.

Williot, Willio, Willo, Willot, Wilot, Willotte, Wulliot, Wullot, Wuilot, Vuillod, Vuillot, Vullo, Voilliot. Vadersnaam, knuffelvorm van Willaume. Zie daar verder.

Willmund. Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-mund 'wil-bescherming': Willimunt, Willemundus.

Willo, Willot, Willotte: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Willoot, van Willoud: Willaldus. Vergelijk Maenhout/Mannoot, Berode/Beroud. 2. Zie Williot.

Willoc, Willocx, Willox, Willocq, Willoque, Williocq, Willax, Willockx, Willock, Wilock, Wilockx, Wielockx, Wijlock, Wijlocke, Wylock, Wylocke, Wyloeck, Wijloeck, Witlox. Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Willem. Zie verder bij Willem(s).

Willoquaux, Willoqueaux: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Willem. Vergelijk Willequet.

Willout, Willaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-wald ‘wil-heerser’: Willaldus. Maar vanwege de zeldzaamheid van deze Germaans naam, lijkt een contanimatie van Willem en Elaut mogelijk.

Willox: Vadersnaam. Willok, vleivorm op –ok van de voornaam Willem.

Willscheidt. Plaatsnaam Willscheid in Vettelschofi, Rijnland-Palts.

Wilmar, Wilmart, Wilmars, Wilmaer, Wilmaerts, Wilmaers, Wilmer, Wilmers, Willlemaerts, Willemaert, Willemaers, Willemars, Willemart, Willemaet, Willemarcq, Willemarck, Wilmerink, Wilmering, Wilmers, Vilmart, Villmer, Filmer, Guillemart, Guillemard, Guilemaere, Guillemare, Guilmard, Gilmard, Gilmart, Gilmar, Wuilmart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wil-mêr 'wil-beroemd': Willamar, Willimar(us). De vormen op -a(e)rt tonen aan dat de naam ook als afleiding van Willem opgevat werd.

Wilmeaux, Wilmaut, Guillemeau: Vadersnaam. Afleiding van Picardisch Willaume, Frans Guillaume. Of jongere spelling voor Willemot/Guillemot?

Wilmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-mêr ‘wil-beroemd’: Willamar, Willimarus.

Wilryck, Wilrycx, Wilrijcx, Wilderijckx, Wilderyckx, Wylderykx, Wilri, Willery:1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-rîk 'wil-machtig': Willericus. Zie ook Guillery. 2. Eventueel (behalve Wilri, Willery) plaatsnaam Wilrijk (Antwerpen).

Wilsberg. 1. Plaatsnaam Wilsberge (Veurne-Ambacht). 2. Plaatsnaam Wilsberg (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts).

Wilsens, Wilssens, Wilsing: Vadersnaam. 1. Afleiding op -sin van de vooraam Willem. 2. Wils(s)ens, van Wilszoons. Zie Wilson.

Wilsing: Vadersnaam. Uit Middelnederlands Wilsin, vleivorm van Willem, zie Wilssens.

Wilson: Vadersnaam. Engelse naam voor de zoon van Willem. Of Waalse vleivorm op -eçon.

Wilssens: Vadersnaam. Afleiding op –sin van de voornaam Willem.

Wilt, van der, van der Wildt, van der Vilt, Verwilt: Samengetrokken uit van der Wildert. Plaatsnaam Wildert ‘verwilderde, onbebouwde grond, wildernis’.

Wiltenburg, Miltenburg: Plaatsnaam Wiltenburg in Bunnik (Utrecht).

Wilting, Wiltink, Wiltinge, Welting, Wilding, Wilzing. Vadersnaam van Wilto, Wilte, Wilten, van Wil zoals Wilhelm.

Wiltzius, Wiltz. Plaatsnaam Wiltz, Duitsland.

Wilwert, Wilwerth, Wilwerts, Wilwertz, Wilverth, Wilverts, Wilvers, Wilvertz, Cuilvert: Vadersnaam. Duitse familienaam Willewerth, ook Welwart, waarschijnlijk van Germaanse voornaam Willwart (wiljan-warda).

Wimme, Wiemer, Wiemers, Wiemar, Wiem. Duitse vadersnaam uit de oude Duitse voornaam Winimar (wini + mar).

Wimmer, Wimmers, Wiemer, Wiemert, Wimart, Wyma, Wimmers: 1. Beiers-Oostenrijkse familienaam uit het Middelhoogduitse wideme: aan de kerk toehorende grond. 2. In de wijngebieden uit het Middelhoogduitse wimmer: wijnplukker. 3. Bijnaam uit het Duitse wimmer: knoestige boomuitwas. Naar gestalte. 4. Uit de plaatsnaam Wimmer (Nedersaksen) of Wimmern (Beieren). 5. Vadersnaam uit de oude Duitse voornaam Winimar (wini + mar).

Wimille, Dewimille: Plaatsnaam Wimille (Pas-de-Calais).

Wimlot. Waarschijnlijk metathesis van Wilmot.

Wimy. Plaatsnaam. Aisne.

Win, (de), Winne, (de), de Wyn, de Wyne, de Wijn, Winnes, Winne, Wuine, Wine, Wynne, Wyne, Wijnne, Wijne, Wins, Winnens, Winnen, Swennen, Swenne, Swenden, Swenden, Swinen, Swine, Swinnen, Swinne, Swinnens, Swinnes, Suinen, Zwinnens, Zwinnen, Zuinen, Zwinne, Swijnen, Swynen, Schwinnen, Chvinnen, Sweens, Swens, Swyns, Swijns, Zwyns, Swings, Zwings: Middenenderlands wenne, winne: landbouwer, pachter, veldarbeider. Beoepsnaam van de landbouwer.

Win, van, van Wien, van Wienen, van Wijn, van Wijnen, van Wynen, van Wyn, van Weijnen: Plaatsnaam winne: weide, hoeve. In plaatsnaam Delwijnen, Herwijnen, Zennewijnen (Gelderland).

Winandy, Vinandy: Latijnse afleiding van Germaanse voornaam Wijnand.

Winberg, Wimberg, Vinberg: Plaatsnaam Wijnberg. Vergelijk Weinberg, van Wynbergh.

Winbomont. Plaatsnaam Winbomont in Bévercé (Luxemburg) of Wibeaumont in Ste-Cécile (Luxemburg).

Winck, (de), Wincq, (de); Wincqz: Middelnederlands wenc, winc: wenk, teken. Bijnaam.

Winckers. 1. Duitse bijnaam Winker, afleiding van Middenhoogduits winken: wenken, wankelen. 2. Afleiding van Winckert.

Winckert, Vincaert, Vincart, Vinquart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Vinchardus.

Wincq, Wincqz. 1. Zie Winck. 2. Waalse aanpassing van Winckel.

Wincq. Van. Waalse aanpassing van Van Winkel.

Wind, van, van Wint: Wellicht huisnaam.

Windberger: Vervorming van Wijnberger, afleiding van de plaatsnaam Wijnberg in Epe (Gelderland) of Wijnbergen in Berg (Gelderland).

Windekens, van. 1. Plaatsnaam Windeken in Genk (Limburg). 2. Plaatsnaam Windeke, nl. Scheldewindeke of Denderwindeke, Oost-Vlaanderen.

Windhorst: Plaatsnaam Windhorst (Nedersaksen).

Windelinckx, Windelinx, Wingelinckx, Winnelinckx, Vindelinx. Mogelijk is het een vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Wandel/Wendel. Waarschijnlijk is het echter een variatie van de familienaam Winrix/Winderickx (zie aldaar) omdat de verspreidingsgebieden overeen komen. De naam Wendel en de afleiding familienamen situeren zich trouwens in het Duitse taalgebied.

Windels, Wyndels, Vendels, Vindels, Wingels, Wingel, Wuyndels, Eyndels, Heyndels, Heijndels. 1. Zie Wandel. 2. Naam voor een ingebakerde vondeling.

Winden, van (der), van der Winnen: Plaatsnaam Winden (Over- en Neerwinden) (Vlaams-Brabant).

Winders, Wienders, Winners: Beroepsnaam. Middelnederlands winner, winder: landbouwer. Vergelijk Winne.

Windey, Windhey, Wiendy. Vadersnaam, Zeeuwse familienaam (knuffelvorm) met als eerste element het Germaans win of wind-naam, Vergelijk Everdey, Fockedey.

Windt, (de), de Winde, Winden, Wendt, Went: 1. Bijnaam, wellicht voor iemand die vlug is als de wind, of snel als een windhond, hazewind. Vergelijk Frans Levent. 2. Naam voor iemand van de Slavische volksstam, de Wenden.

Windfohr. Duitse familienaam Windfuhr naar een plaatsnaam in Kierspe (Noordrijn-Westfalen).

Windhoud. Vadersnaam. Germaanse voornaam Winidolt, Winidaldus. Vergelijk Duitse familienaam Windholz, of een veldnaam.

Windis, Windisch, Windischmann, Winsch, Winschermann: Duitse familienaam Windisch, Wendisch: uit het land van de Wenden.

Windmolders, Wintmolders, Werdmolder, Windmüller, Winnemuller. Beroepsnaam voor een molenaar op een windmolen.

Windmolen, Windmeulen, Windmill. Beroepsnaam van de molenaar of van iemand die bij een molen woont.

Wing, van, Winge, van, van Winghe, van Wingh. 1. Familienaam uit de plaatsnaam St. Joris Winge (Vlaams-Brabant). 2. Variant van Van Winden. Dit uit de plaatsnaam Over- en Neerwinden (Vlaams-Brabant).

Wingen, van, Wingene, van, van Winghen, van Winghen, van Wijngen, van Wijnghene, van Wijnghene, van Wynghene, van Wynghen, van Winghem, van Wynghem: Plaatsnaam Wingene (West-Vlaanderen).

Wink: Middelnederlands wenc, winc ‘wenk, teken’. Bijnaam.

Wingender. Waarschijnlijk van wîngerter: wijngaardenier.

Winkel, van de (den, der), van (de) Winkel, Winkele, Winkels, Swinkels, Zwinkels, Swinckels, van de(den) Winckele, Winckel, van de Wijnkele, van de Wijnberg, van, Wijnbergen. Verspreide plaatsnaam Winkel: hoek. Of Oostwinkel, St.-Kruis-Winkel (Oost-Vlaanderen); St.-Eloois-Winkel.

Wijnkel, van de Wyncke, van de Wynckele, van de Wijnckel, Wijnckels, van de Wijnkel, van de Wynkel, van de Wynkele, (van den) Wynckel, Wandewinckelle, van der Winken, Wanwinckue, Vandenynckele, Vendewinkele, van Winckele, van Winckel, van Winkel, Winkelen, Winckel, Winckels, Winckel, Winkel, Winkels: Verspreide plaatsnaam Winkel ‘hoek’ of verkort van Van de Winkel.

Winkelaar, (de) Winkeleer, de Winckleer, de Winckeleer, de Winckeler, Dewincklear, de Winkelair, de Winkeler, de Winkelers, (de) Winkeler, Wincler, Winkler, Winquelaire,Vinclaire, Vinclair. Beroepsnaam van de winkelier, iemand die een winkel (oorspronkelijk hoek, hoekhuis, werkplaats) heeft, kleinhandelaar. Vergelijk Winkler.

Winkelen, van, van Winckelen: Plaatsnaam Winkelom (Provincie Antwerpen).

Winkelman, Winkelmans, Winkelmann, Winckelman, Winckelmans, von Winckelmann: Synoniem met Winkelaar of afleiding van van de Winkel.

Winkelmolen, Winkelmuller: Plaatsnaam Winkelmolen: watermolen aan een bocht van de Neer(beek), die in Neer in de Maas vloeit.

Winkelströter. Zoals Winkelsträter frequent in de streek van Düsseldorf, afleiding van plaatsnaam Winkelstraat: straat met een hoek, een knik.

Winkin, Winking, Winckens, Winkens, Vinkin, Wintquin, Winquin, Wintjens, Wintgens, Wintyens, Wijntjens, Wyntjens, Wientjes: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse win-naam, zoals Boudewijn, Adelwin. Of van Winand.

Winnaert. 1. Zie Weinhardt. 2. Variant van Waniart.

Winks, Wincqz, Winsma, Wynsma, Wyninga Winia, Wynen, Wijnne, Wijnkes en Wienken, mogelijk ook Windsma, vadersnaam Winke van oud Nederlands Winne, Wyne of Win; vriend. Friese namen Winne, Wyne, Wynke en Winke

Winkster: Vrouwelijke afleiding van Middelnederlands winken, wenken ‘wagelen, toewenken’.

(de) Win, Winne, de Wyne, de Wyn, de Wijn, Wijnne, Wijne, Winnes, Winne, Wuinne, Winne, Wynne, Wyne, Wijnne, Wijne, Wins, Winnen, Winnens, Swennens, Swennes, Swenne, Swenne, Swenden, Swenen, Swinen, Swine, Swinnen, Swinne, Swinnens, Swinnes, Suinen, Zwinnens, Zwinnen, Zwennes, Zuinen, Zwinne, Swijnen, Swynen, Schwinnen, Sweens, Swens, Swyns, Swijns, Zwyns, Swings, Zwings: Beroepsnaam. Middelnederlands winne, wenne ‘landbouwer, pachter, veldarbeider’.

Winnepenninckx, Winnepeninckx, Winnepennings, Winnenpenninckx, Willepenninckx: Bijnaam voor iemand die penningen, geld verdient, die goed zijn brood verdient.

Winnewisser. Waalse verhaspeling van Van der Vesse?

Winnezeele, van. Plaatsnaam Winnezele, Frans-Vlaanderen.

Winnock, Winnik, Winock, Winocq, Wynnyk. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse win-naam. Herkenbaar in Sint-Winnoksbergen.

Winrix, Winric, Winderickx, Winderix, Wwenderickx, Wendrickx, Wendricx, Wendrix, Wendrich, Wrinreich, Weinrech, Wennrich, Wajnrych, Wajnryk, Wayryk, Windelinckx, Windelincx, Wingelinckx, Winnelinckx, Venderick, Venderickx, Venderrix, Vendrickx, Venderrix, Vendrig, Vinderick. Vadersnaam van de Germaanse naam wini-rikja= 'vriend - rijk, heersend' = Winirich.

Winssen, van, Winsen, van: Plaatsnaam Winssen (Gelderland).

Winsemius. Latinisering van Van Winsum.

Winssinger. Afleiding van plaatsnaam Winsing, Beieren, of Winzingen, Duitsland.

Winsum, van. Plaatsnaam, Friesland, Groningen.

Wint, de, Wind, de Windt, de Weindt, de Winde, de Wijndt, de Wyndt, Wendt. 1. Bijnaam voor iemand 'zo vlug als de wind'. Vergelijk Frans Lèvent. 2. Naam van de Slavische volksstam, de Wenden.

Wintack. Waalse aanpassing van de frequente Duitse plaatsnaam Windeck?

Winten, Wintein, Winteyn, Wyntin, Wynthein, Wenting, Wentink, Wentein, Wijntens, Venten, Vintens, Winden, Windens. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam win(i)d; volksnaam van de Wenden zoals Wintboldus, Wintbertus.

Winter (de), de Wintere, (de) Wynter, Winters, Swinters, Swenters, Lewinter, Lewintre, Dewintre, Wintermans, Vinter; Bijnaam naar het jaargetijde: haarkleur, seizoen waarin de vondeling gevonden werd, seizoen waarin de marktkramer langs kwam, vergelijk de Zomer, Herbst.

Winterbeeck, Winterbeek (van). Naam uit de gelijknamige riviernaam in Diest. Vergelijk Winterbach, Rijnland-Palts.

Winterberg, Wintrebert: Verspreide Duitse plaatsnaam. Ook Winterberg in Renescure (Nord).

Wintergroen. Bijnaam voor een boer die in de winter oogst (wintertarwe, wintergerst). Vergelijk DuitsWintergerst.

Winterhalder. Duitse plaatsnaam Winterhalde(n).

Wintermans. Afleiding van De Winter.

Winteroy. Famlienaam uit Noord-Brabant: Winderoode, Winteroy, Winterooij. Duitse plaatsnaam Winnerod, Winnerath (Rijnland-Palts)?

Wintersberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Wintersberg.

Winterscheidt, Winterscheid. Verspreide Duitse plaatsnaam Winterscheid.

Wintersdorff, von. Plaatsnaam Wintersdorf, Rijnland-Palts.

Wintershoven. Plaatsnaam. Limburg.

Winterstein. Plaatsnaam, Beieren.

Winterswijk: Plaatsnaam Winterswijk (Gelderland).

Winthagen. Plaatsnaam in Voerendaal, Nederlands-Limburg.

Wintraecken, Winstraecken: Plaatsnaam Wintraak / Windraak (Nederlands Limburg), 1849 Wintraak of Wintraken.

Winzenborg. Duitse plaatsnaam Winzenburg.

Wirken. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Wierik (= Germaanse wig-rik).

Wion, Wyon, Vion, Vioen: Vadersnaam. Picardisch verbogen vorm van de Germaanse voornaam Wido.

Wiot, Wyot, Wiotte, Wio, Wuiot, Wuyot, Viot: Vadersnaam. 1. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Wido; vergelijk Wion, Wydoodt. 2. Variant van Williot (vergelijk Willaume = Wiaume).

Wippel. Nederduits Wippel, Duits Wipfel: boomkruin. Beroepsnaam voor de boomhakker, die de kruinen omhakt. Vergelijk Duitse familienaam Wipfler.

Wirgot. Variant van Wilgot?

Wiringer. Vadersnaam. Familie van de Wierings. Vergelijk Wieringa. 2. Afl. van plaatsnaam Wieringen (Noord-Holland)?

Wirken. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wierik, zie Wirix.

Wirtel. Duitse beroepsnaam; maker van spindelringen, klossen.

Wirtheimer. Duitse plaatsnaam Wirtheim.

Wirts, Wirtz: 1. Afleiding van Duits Wirt ‘waard’. 2. Eventueel variant van Wierts.

Wirtzfeld. Plaatsnaam Wirsfeld, Beieren?

Wisbecq, Wuisbeck, Wuisbeek, Wuisbecqz. Familienaam uit de plaatsnaam Wisbecq in St.-Renelde (Waals-Brabant).

Wischhoff. Duitse plaatsnaam Wischhof.

Wiscour. Plaatsnaam Seviscourt in Bras, Luxemburg.

Wisemberg. Dialect vorm van verspreide Duitse plaatsnaam Weissenberg.

Wiser, Wizer, Vizer. Beroepsnaam. Middenenderlands wiser; rechter.

Wiseur, Wyseur, Wyseure. 1. Zie Viseux. 2. Mogelijk bijnaam uit het Oudfranse wiseus(e): werkeloos, nietsdoen, luiheid, leeglopend. Of Oudfrans oiseure, wiseuse: luiheid, nietsdoen. Vergelijk Ledeganck.

Wisgerhof: Plaatsnaam Wisserhof (Rijnland-Palts)
wislez, Wislet. 1. Plaatsnaam Wislez in Theux, Luxemburg. 2. Zie Wisselet.

Wisman, Wissman: Duits Weissmann. Vergelijk Wittemans.

Wismeijer: Duits Wiesmeier ‘meier bij een wei’, vergelijk Wemeijer.

Wisniewski, Wisniewsky, Wisniewska, Wisniowski: Afleiding van Poolse plaatsnaam wisnia; kersenboom, als Wisniewo, Wisniow, Wisznia.

Wispelaere, (de), Wispelaer (de) de Wyspelaere, de Wijspelaere, de Wispeleir, (de) Wespelaere, Wespelaere: Middelnederlands wispelaer‘ slangenbezweerder’. Vermoedelijk veeleer afleiding van Middelnederlands wispelen ‘fluiten, sissen, stamelen’. Bijnaam.

Wissaert, Wissart, Wessaert: Middenenderlands wisschaert, van wisschen: wissen, reinigen. Middenenderlands wisscher: wisser, die het geschut schoonmaakt. Vergelijk Duits Wischer.

Wisse, Wiss, Wissema, Wiskerke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wizzo, van wid-zo.

Wissekerke, (van), Wiskerke: Plaatsnaam Wissekerke (Zeeland).

Wissel, Wissels, Wyssels: 1. Beroepsbijnaam van de geldwisselaar. Vergelijk de Wisseler. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Wisse. Of variant van Wessel.

Wisselaere, de, Wissler, Wisseler, Wiseler, de Wesfejler, Esselaar, Esseler, Visière: Beroepsnaam van de geldwisselaar.

Wisselet, Wislet, Wislez: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wizzo, -so-afleiding van Wido.

Wisselink: Vadersnaam. Afleiding van vadersnaam. Wissel of variant van Wesseling.

Wissen, van, van Wissem, van Witsen, van Wyssem: Plaatsnaam Wissen (Noordrijn-Westfalen) of Wessem (Nederlands-Limburg).

Wissestad. Noorse familienaam Wissestad. Vergelijk plaatsnaam Wistedt (Nedersaksen)?

Wissenkerke, Wissekerke, Wiskerke: Plaatsnaam Wissenkerke (Goes, Zeeland): 1216 Witzenkerke ‘kerk van Witse’.

Wissink, Wissing: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Wizzo, so-afleiding Van Wido.

Wissocq, Wissock, Wyssocq: Plaatsnaam Wissocq in Audrehem (Pas-de-Calais).

Witczak. Vadersnaam. Poolse afleiding van heiligennaam Vitus.

Wit, (de); de With, de Widt, (de) Witt, (de) Witte, Wiethaar, Withaar, Witlox, Wittebol, Witvoet: Bijnaam voor iemand met wit, blond haar of bleke huid. Frans Leblanc.

Witgeers, Wytgeers, Witsiers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Widger 'hout, boom - spies, speer': Witgerus, Widgerius.

Withagen, Withages, Withaegens, Witha(e)gels, Withaeghs, Withaeckx: Plaatsnaam Withagen (Gelderland).

Withof, Withofs, Withoofd. Naam uit Withoofd, een bijnaam voor een wittekop, iemand met lichte haren. Vergelijk Duits Weisshaupt, Engels Whitehead, Wittebolle.

Witjes, Wittke: Verkleinvorm van de Wit. Bijnaam voor een kleine witte. Vadersnaam. Afleiding van Wijt.

Witkam, Witkamp, Wittkampf: Plaatsnaam Witkamp in Laren (Gelderland) ‘wit omheind veld’. Ook frequente Nederduitse plaatsnaam Wittkamp.

Witley, Witlie, Wethlij: Engelse familienaam en plaatsnaam Whitleigh (Berkshire), Whitley (Cheshire, Northumbria, Wiltshire, Warwicks, Yorkshire).

Witlox. 1. Bijnaam naar de witte lokken. Vergelijk Duits Weisslock. 2. Reïnterpretatie van Willockx.

Witmaar, Widmer, Witmer, Wittamer: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-mêr ‘hout-beroemd’: Widimar, Witmarus.

Witmaekers, Wittmaekers: Beroepsnaam. Middenenderlands witmaker: bereider van zeemleer. Of beroepsnaam van de witter, kalk? Vergelijk Nederduits Wittmaack, Duits Wittmacher.

Witmeur. Vadersnaam. Verwaalsing van de Germaanse voornaam Widmer, Wittmer.

Witpas. Vondelingennaam: afstammelingen van Witpas Joannes Baptista, gevonden te Leuven op 02.04.1785. uit Witpaar(de)s?

Witry, Wittry. Plaatsnaam, Luxemburg.

Wits, Witse, Witts, Witt, Witz, Witsen, Witsen: Vadersnaam. Afleiding van vleivorm op –so van de Germaanse voornaam Wido: Wiz(z)o.

Witsen, van: Plaatsnaam Wissen (Noordrijn-Westfalen) of Wessem (Nederlands Limburg).

Witsenburg (van), van Witsenborg. Familienaam uit de plaatsnaam Witsenburg ergens op de grens van Noord- en Zuid-Holland. Ca. 1750 was er in Rijswijk een herberg Witsenburg die wellicht op dezelfde plaatsnaam teruggaat.

Witteck, Wittek. Vadersnaam. Korte vorm van de Slavische voornaam Witoslaw.

Witsiers, Witzier. Beroepsnaam afkomstig van het Middelnederlandse uutsieder/utesieder: iemand die uitziedt, uitkookt. Vermoedelijk een zoutzieder. Uut is in vele familienamen vervormd tot "wit".

Witte (de), de Wite, (de) With, Wit, (de) Witt, Switten, White (Engels). Bijnaam voor iemand met wit/licht haar of huidskleur. Frans Leblanc.

Wittebol, Wittebolle, Wittebole, Wittenbol, Wittebols, Wittenbols: Bijnaam voor iemand met een wittebol, wit hoofd. Vergelijk Withof(s).

Witteboon. Joodse familienaam. Bijnaam voor een verkoper van witte bonen?

Wittebort. Bijnaam; witte baard.

Wittebroeck, Wittebrouck. 1. Bijnaam naar de witte broek. Vergelijk Roobrouck. 2. Spelling voor Uittebroeck is niet uit te sluiten.

Wittebroodt, Wittebrood: Beroepsbijnaam voor de bakker van wittebrood, fijn tarwebrood. Vergelijk Blan(c)pain, Weissbrod, Whitebread.

Wittel. Vadersnaam. Duitse afleiding van Slavische voornaam Witoslaw; zie Witteck.

Witteleir, de. Door dialect assimilatie rt/t van Werteleer, van de Wortelaer.

Wittem, van. Plaatsnaam. Nederlands-Limburg.

Witteman, Wittemans, Witman, Wytteman, Wijtman, Weetemans, Wetemans, Witterman, Wittman: 1. Afleiding van de Wit, de Witte. 2. Vadersnaam. Wijtman, afleiding van Germaanse voornaam Wijt, Wido.

Wittemberg, (van), Wittemberghe, (van) Wittemberghe, (van) van Wittembergh, Wittemberg, Witemberg, Wittembercq: 1. Duitse plaatsnaam Wittenberg of Wittenberge. 2. Plaatsnaam Wittenberg in Achel (Limburg), Knokke (West-Vlaanderen), Barneveld (Gelderland) en Valkenswaard (Noord-Brabant).

Wittenboer, van den. Aanpassing van de Duitse familienaam en plaatsnaam Wittenburg, zie Wijtenburg.

Wittendorp. Duitse plaatsnaam Wittendorf. Noordrijn-Westfalen.

Wittene, van, Witten, Wetten, van : Plaatsnaam Witten in Assen (Drenthe) en Borger (Drenthe).

Witter, Witters, Wijters, Wyters, Withers: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-hari 'hout-leger': Witterus.

Witterich: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rîk?‘hout-machtig’: Wid(h)ericus, Withericus. Vergelijk Witteryck.

Witter, Witters, Wijters, Wyters, Withers, Vitters. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wid-har': hout-leger.

Witterbeck, Witterbecq. Plaatsnaam Wittebeek. Vergelijk Duitse plaatsnamen Wittbeck en Wittbek.

Witteroos. Plaatsnaam? Vergelijk Duitse Weissrosen.

Witteryck, Witryk, Wittrich: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rîk 'hout-machtig': Wid(h)ericus, Withericus.

Witterzee. Misschienvan plaatsnaam Witterzee in Court-St-Etienne (Waals-Brabant).

Wittesaele, Wittezaele: Verkeerde lezing (w = uu) van Uuttesaele, Uitesaele. Uit der Saele. Vergelijk Van Zaelen.

Witteveen: Plaatsnaam Witteveen (Drenthe) of uit Witven in Ekeren, Dessel en Lille (Antwerpen).

Wittevrongel: Middelnederlands wittewrong(h)el ‘gestremde melk’. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Wittevrouw, Wittevrouwe, Witvrouwen, Witvrouw, Wittvrouw, Witwrouw. Witte vrouw: naam van een kloosterzuster. Het klooster van de Witte Vrouwen stond in Brussel in de huidige Dansaertstraat(toen de Jerichostraat naar de naam van het klooster). Familienaam naar woon(werk)plaats, naar de moeder (?) of vondelingennaam.

Wittewronghel, (de), Wittewrongel, (de), (de) Wittewrongel, (de) Wittewronghel, Wittevrongen, Wittevronge, Wittevranghel, Witteronghel: Middenenderlands witte wrongel: gestremde melk. Bijnaam of beroepsnaam.

Wittich, Wittig: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wido. Vergelijk Wiedicke.

Wittock, Wittockx, Wittocx, Wydock, Wijdock, Witoeck, Wittoeck, Wittoex, Witdoeckt, Witdoeck, Witdoek, Witdoeckx, Wittouck, Witdouck, Withoeck, Withoek, Withouck, Wythouck, Wijthouck: Vadersnaam. Vleivorm op –ok van de Germaanse voornaam Wido/Widou, betekent zoveel als; woud, boom, wit, blond.

Wittrant, Vitrand, Vitrant: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-hrabn 'boom-raaf : Widiramnus, Witramnus, Wittram.

Wittrock. Bijnaam voor de drager van een witte rok. Vergelijk Duits Weisrock.

Wittstock, Wittstok. Duitse plaatsnaam Wittstock.

Witvoet. Bijnaam voor iemand met witte, blanke voeten.

Witzel, Wizel, Witsel, Witzke, Witzig: Vadersnaam. Afleiding van Duitse voornaam Witz, Germaans Witzo, Wizzo; zie Wits.

Witzenburg, van: Plaatsnaam Vitzenburg (Saksen-Anhalt).

Witzomer. Beroepsnaam van de kuiper. Synoniem met Duits Weissbender, naar het goedkopere witte sparrenhout.

Wiwadier. Oudfrans vivendier; gastvrij.

Wlodarski, Wlodarczak, Wlodarczyk: Poolse beroepsnaam: rentmeester, hofmeester, beheerder.

Wobben, Wobbe, Wubben, Wubs, Wibbens, Wübben: Vadersnaam/moedersnaam. Nederduitse-Friese voornaam, bakervorm van een voornaam waarvan het eerste lid wald of wulf is en het tweede met een b begint, zoals Wolbert, Wolbod, Wolbrand, Walburg.

Wochenmarkt. Duitse bijnaam; weekmarkt, voor een marktkramer.

Wodon. Plaatsnaam Wodon, Namen.

Woelfle, Woelffelé: Duitse vadersnaam Wolfle: afleiding van de voornaam Wolf.

Woensel, van, van Woonsel, van Woinsel, van Wunsel: Plaatsnaam Woensel (Noord-Brabant).

Woerd, op de, van de, der; van de Woerdt, Verwoert, Verwoerdt, Verwoord,: Plaatsnaam Woerd; geringe terrein verhoging in het gebied der grote rivieren’. Van der Woerd, duidend op een woonplek die bekend staat als De Woerd, in Appeltern (Gelderland), Zoelen (Gelderland), Engelen (Noord-Brabant).

Woerden, van: Plaatsnaam Woerden (Zuid-Holland).

Woerkom, van, van Woerkens: 1. Woerkom, gesproken vorm van plaatsnaam Woudrichem (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Workum (Friesland).

Woertman, Wortman, Wortmann, Woermann, Wuurman, Wurman: Afleiding van plaatsnaam Woerd: geringe (vaak opgeworpen) hoogte ter bescherming tegen overstroming. Ook Duits Wurt, Middennoordduits wort.

Woestad, Woedstadt, Woestaf, Voustad: William Woetstadt, een Engels militair, geboren ca. 1671 in Bedford, trouwde in Tilburg in 1696.

Woeste, Woste, Wuest, Swusten, Weusten, Weuster, Wüst, Wust. Bijnaam voor een woest, onbedwingbaar, ruw iemand.

Woesteland, Woestelandt, Woestelandts, Hoestlandt, Hoeslandt, Oustlant, Oustelandt: Plaatsnaam Woestland: woest, braak land. Voor de vormen zonder w, vergelijk Waals-Vlaams oznsàag en familienaam Van Hoestenberghe.

Woestenborghs, Woestenburg, Woestenberg, Wuestenbergh, Wuestenberghs, Wuestenberg, Wustenberghs,Wustenberg, Wustenbergs, Wuestemberg, Wuestemberghs, Wustemnergs, Wustemberg, Weustenbergh, Weustenberg, van Hoestenberghe, van Hoestenbergh, van Rosentenberghe, van Rostenberge. Plaatsnaam Woestenberg of -burg ‘woeste, verlaten berg/burg’. 15de eeuw Woestenberg in Bavel (Noord-Brabant), 15de eeuw Wuestenborch in Diessen (Noord-Brabant).

Woestyne, van de(der), van de(der) Woestijne, Woesteyne, Wandewoestyne, van de(der) Ostyne, Ostijne, Vanderostyne, van de Rostyne, Rosteyne, Rostijne, Woestyn, Woestijn, Woestijne, van de, Wostyn, Wostijn: Verspreide plaatsnaam Woestijn ‘woest land’. Plaatsnaam Woesten (West-Vlaanderen): 1217 Wostine, in de 14de eeuw nog met lidwoord. Vande Rostyne, is van Vander Ostijne.

Wöginger: Misschien gerond uit Weginger, afleiding van de plaatsnaam Weging (Beieren).

Wohlgemuth. Wohlmuth. Bijnaam voor een goedgezinde, goed gestemde.

Wöhler: Vadersnaam. Wohler, Nederduitse variant van Wolder, Wolter, de Germaanse voornaam Walter, Wouter.

Woittiez: Afwijkende spelling van Watier, Waalse-Picardische vorm van Frans Gautier, van de Germaanse voornaam Wouter.

Wojcik, Wojcicchowski, Wojczyk, Wojciak, Wojcikowski, Wojcieckowski, Wojciechowski, Wojchiechowska, Wojtal, Woytal, Woiytal, Wojtas: Wojcik is een afleiding van Pools wojt ‘hoofdman van een dorp’, ontleend aan Duits Vogt. Afleidingen Wojtala, Wojtak, Wojtas werden verward met die van Tsjechisch Vojtech, voornaam voi-tech ‘krijger-troost’.

Wojtkow, Wojtkowiak, Wojtowicz, Wojtkowicz: Afleiding van Tsjechisch Vojtech; zie Wojcik.

Wolberink komt van de oude mannen voornaam Wolbert, Wolbrecht, Wolfbercht.

Wolde, ten, van (der) Wolde: Plaatsnaam Wolde. Oost-Nederlands Wold ‘woud’.

Wolgarten, Wollgarten. Plaatsnaam Wolfgarten. Noordrijn-Westfalen.

Wolbach. Plaatsnaam Wohlbach, Beieren.

Woldenberg, van den. Duitse plaatsnaam Woldenberg.

Wolf (de), (de) Wolff, Wolfe, Dewolphe, (de) Wulf, Wulff, Wuff, (de) Woolff, Woulff, de Weulf, (de) Wolffs, Wolfs, Wols, Swolfs, (zoon van de Wolf)  (de) Volf, Vulfs, de Wrulf, de Wulf.: 1. Bijnaam ‘wolf’ of huisnaam, bijvoorbeeld in Ieper. 2. De vormen zonder lidwoord kunnen vadersnaam. zijn, namelijk de Germaanse korte voornaam Wolf. Ook wel vertaald van Leleu: 1625 Joannes le Leu = 1653 Joannes de Wulf alias le Leu, Tielt; zijn kinderen trouwen als De Leu, De Wulf en De Wolf, de kleinkinderen allemaal als De Wulf.

Wolf, van der: Plaatsnaam Wolf in Liezele (West-Vlaanderen), Breendonk (Provincie Antwerpen), Huijbergen (Noord-Brabant), de Wulf in Harelbeke, Lichtervelde, Merkem, Reningelst, Tielt, Westvleteren, Wingene, Zedelgem (West-Vlaanderen).

Wolfaart, Wolfart, Wolfert, Wolfers, Wolffers, Wolvers, Wulffaert, Wulfaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-hard ‘wolf-sterk’.

Wolfelaar, van; van Wolffelaar: Plaatsnaam Wolvelaar in Sint-Gillis-Waas.

Wolfcarius. Vadersnaam. Latinisering van Germaanse voornaam wulf-ger 'wol-speer': Wolfger(us), Wolfgarius; Wolfgar.

Wolfelde, Wolfvelde. Plaatsnaam Wolfsveld bij St.-Omaars, Pas-de-Calais.

Wolfensberger: Afleiding van plaatsnaam Wolfsberg (Beieren, Baden-Württemberg, Sleeswijk-Holstein) of in Asten (Noord-Brabant) en Groesbeek (Gelderland); Wolfsbergen (Gelderland, Groningen).

Wolferen, van, Wolferen, van Wolveren, Van Wolfer: Plaatsnaam Wolferen in Valburg (Gelderland) en Gorkum (Zuid-Holland).

Wolfers, Wolffers, Wolffer, Olfers. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam wulfa-haria (= wolf-heer, wolf-leger). Wolfers kan ook een afleiding zijn van Wolfert.

Wolfgang: Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-gang ‘wolf-gang’: Wolfganc.

Wolfinger. Plaatsnaam Wolfing, Beieren.

Wolfram, Wolfframm: Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-hrabn 'wolf-raaf : Wolf(h)ram.

Wolfsbergen. Gelderland, Groningen.

Wolfsberger. Verspreide Duitse plaatsnaam of in Asten, Noord-Brabant, en Groesbeek, Gelderland.

Wolfson, Wolfsen. Vadersnaam. Zoon van Wolf.

Wolfstein, Wolfstyn. Plaatsnaam, Beieren, Rijnland-Palts.

Wolfswinckel, van, Wolfswinkel, van, Wolleswinkel. Plaatsnaam in Scherpenzeel, Overijssel.

Wolgast. Duitse plaatsnaam.

Wolke, Wolk, Wölk, Wölke, Woelk, Wöhlken: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van Germaanse wald-naam, zoals Wolder = Wolter.

Wolke. Bijnaam: wolk. lemand met somber karakter. Vergelijk Donckerwolke.

Wolkensztajn. Plaatsnaam Wolkenstein, Beieren.

Wolkers. Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam wulf-ger'wolf-speer': Wulgerius. 2. Variant van Volkers.

Wolkow, Wolkowa, Wolkoff, Wolkovitzky, Wolkowicz, Wolkowitz, Wolkowitzka, Wolkowiewicz, Wolkowewicz: Plaatsnaam Wolkow.

Wollacker. Plaatsnaam Walakker in Ruddervoorde, Ruiselede, Schuiferskapelle, St.-Michiels, Vladslo (West-Vlaanderen).

Wollaert, Wollard: Waarschijnlijk hypercorrect voor Wullaert (Waals-Vlaams wulk = wol); vergelijk Wulbrand = Wollebrants. Eventueel weergave van de Waals-Vlaamse uitspraak van Wallaert.

Wollants, Wollant, Wollast, Wollanders, Welander: Vadersnaam. Germaanse voornaam Walant: Walandus, Walannus, verward met Wieland: Welandus, Wi(e)landus. De naam van de Germaanse smid Wieland komt trouwens in het Oudfranse epos als Galant voor, wat op Walant teruggaat. Vergelijk ook de Zweedse familienaam Wilander. De afleiding op -er wijst op het geslacht van de Wielands/Walands; vergelijk Duits Winanter.

Wollebrants. 1. Germaanse voornaam wulf-brand 'wolf-zwaard': Wolfprant, Wolfbrand = Wolbrand. 2. Eventueel = Willebrant door klinkerronding na w.

Wollenberg: Plaatsnaam Wollenberg (Brandenburg, Baden-Württemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen).

Wollenweber, Wöllenweber, Woellenweber, Wullenweber, Wullen: Duitse beroepsnaam van de wolwever, volder.

Wollenhauven. Wollenhauwen. Plaatsnaam Vollenhove in Brederwierde, Overijssel, en Zeist, Utrecht.

Wollersheim. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Wollesse. Waalse aanpassing van Wolles.

Wollmann, Wolman: 1. Beroepsnaam van de wolbewerker of wolhandelaar. 2. Vadersnaam. Oude Duitse voornaam.

Wollseifen. Plaatsnaam Wolseiffen. Noordrijn-Westfalen.

Wolsink, Olde, Wolsing, Wols. Plaatsnaam.

Wollwert, Wolwertz, Wolwert, Wölwer, Wolvert, Volvert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wulf-wart; wolf-bewaarder.

Wols. 1. Zie (de) Wolf. 2. Vondelingnaam: op 7 januari 1648 werd Elisabeth Wols in de Antwerpse Wolstraat gevonden.

Wolse: Vadersnaam. Uit Wolfse, zoon van Wolf.

Wolsztajn. Duitse plaatsnaam Wollstein.

Woltêche, Woltèche: Plaatsnaam Wolduche = Volduchy (Tsjechië). Henricus Woltêche = Wolduche, dragonder in het regiment Notthaf, vestigde zich in Gonrieux en stierf er in 1755.

Woltema: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse wald-naam, zoals Wolter.

Wolterbeek: Herkomst uit Halberstadt (Saksen-Anhalt).

Woltering, Wolterink, Wolterman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wolter, Wouter.

Wolters, Wolders: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-hari ‘heerser-leger’: Waldhari, Walthari.

Wolthuis, Woudhuizen: Plaatsnaam Wolthausen, Wolthusen, Waldhaus(Beieren, Baden-Württemberg, Hessen, Nedersaksen, Saksen-Anhalt).

Woltringh, oude Germaanse voornaam Wolter, Wouter, Walther.

Wolting, Woltman: Vadersnaam. Afleiding van Germaans wald-naam, zoals Wolter. Vergelijk Woltering.

Woluwe, Wolu, Woluwé: Plaatsnaam Woluwe.

Wolven, Wolvens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse wolf-naam. Maar de kunstschilder Henri Wolvens ("Brussel 1896) heette eigenlijk Wolvenspergens.

Wolveraer, (van), Wolveraerd, (van), Wolveraere, van Wolffelaar: Plaatsnaam Wolvelaar in St.-Gillis-Waas.

Wolvenspergens, Wolvesperges: Luxemburgse famille Wolfensberger. Plaatsnaam Wolfersberg (Beieren) of naar de plaatsnaam Wolfurt bij Bregenz.

Wolzak: Beroepsbijnaam voor de wolhandelaar of bijnaam naar de huisnaam. Vergelijk Duits Wollensack. 1648 Jan Daniels Wolsack bewoonde het huis de Wolsack en handelde in vlas en wollen lakens, Hilvarenbeek.

Wolverthem, van. Plaatsnaam Wolvertem, Vlaams-Brabant.

Wolzer. Vadersnaam. Hypercorrect voor Wolter; vergelijk Walzer.

Wonder. Bijnaam voor een wonderdoener, verkoper van wondermiddeltjes, nieuwtjesverkoper. Duits Wunder.

Wondergem: Plaatsnaam Wondelgem of Wontergem (Oost-Vlaanderen). Zie ook van Wouterghem.

Wonneberger. Plaatsnaam Wonneberg, Beieren.

Wonner. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wonher: Wuniharius.

Woning, van der: Plaatsnaam Woning? Of herinterpretatie van vadersnaam. Wonnink? Afleiding van Germaanse voornaam met wunna ‘lust, vreugde’, Duits Wonne, zoals Wunnibold, Wunnihelm, Wunimundus, Wuniharius.

Wonnink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam met wunna 'lust, vreugde', Duits Wonne, zoals Wunnibold, Wunnihelm, Wunimundus, Wuniharius.

Wong, Wang, Wong Chung, Womg Loi Sing, Wong Lun Hing, Wongsodikromo. Chinese familienaam die in Nederland behalve uit China (in het bijzonder uit Hong Kong) ondermeer ook afkomstig is uit Suriname.

Wonterghem, (van) Wontergem, (van). Plaatsnaam Wontergem, Oost-Vlaanderen.

Wood, Woods. Engelse plaatsnaam Wood; woud, bos.

Woodburn. Engelse beroepsnaam van de houtbrander, kolenbrander, die houtskool maakt.

Woodfield: Engelse plaatsnaam in Napton-on-the-Hill (Warwickshire), die teruggaat op Woodhull. Of Woodhill bij Annan in Dumfries.

Wooldrik: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rîk ‘heerser-machtig’: Waldricus, Woldricus.

Woollard. Vadersnaam. Variant van Engelse Woolward, Germaanse voornaam Wolfward; zie Wollwert.

Woolmore. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam wulf-mêr 'wolf-beroemd'.

Woord, van der, Woordt, van der. 1. Plaatsnaam Woord, Woerd, Word: kleine terreinsverhoging in het gebied van de grote rivieren. Woord, De Woerd (Gelderland). 2. Eventueel spellingvariant van Van der Voordt; zie Van der Voorde.

Woos. Waalse spelling voor Voos.

Woot. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Wouter. 2. Zie De Woot.

Wordragen, van. Plaatsnaam, Gelderland.

Workum, van, Woerkom, van Woerkens: Plaatsnaam Workum (Friesland).

Worms: Plaatsnaam Worms (Rijnland-Palts).

Worme, de, Worm, de, Worme, Worm, Worms, Wourms, Denorme. Bijnaam uit worm: nietig iemand, insect, ongedierte, monster. Denorme is een verkorting van: den (w)orme.

Wormhoudt, van, Wormhout,van, van Vormhoudt: Plaatsnaam Wormhout (Frans-Vlaanderen).

Wormleighton. Plaatsnaam, Warwickshire.

Wörner, Woerner: Vadersnaam. Duitse geronde vorm van Werner.

Woronoff. De familie stamt van een adellijke familie uit Sint-Petersburg (Rusland). Russisch Voronov, van voron: raaf.

Worp, van, (der): Plaatsnaam Worp/Werp ‘aangeworpen, aangewassen land’, of in Friesland ‘buitendijks land, opgeworpen vluchtheuvel’. Plaatsnaam de Worp in Deventer.

Worrell: Engelse plaatsnaam Worrall (Yorkshire).

Wors, de, Worst, de, de Wost: Beroepsnaam van de worstenmaker. Vergelijk Duits Wurst, Wurster. Ook Nederduits Worst, Wost.

Worteghem, van. Plaatsnaam Wortegem, Oost-Vlaanderen.

Wortel: 1. Plaatsnaam Wortel (Provincie Antwerpen). 2. Bijnaam of beroepsbijnaam naar de naam van de groente, de wortel, of deel van een plant. Vergelijk Duits Wurzel.

Wortelaer, de, de Weurtelaer, Wortelaers, Wertelaers, Werteleer, Wortelboer. Beroepsnaam van de opgraver, verzamelaar en verkoper van wortel-, knolgewassen en kruiden.

Wortelmans. Afleiding van plaatsnaam Wortel, Antwerpen.

Wortman, Wortmann: Afleiding van plaatsnaam Woerd, Duits Worth ‘geringe (vaak opgeworpen) hoogte ter bescherming tegen overstroming, omheinde hoogte’. Ook Duits Wurt, Middennoordduits wort.

Wos, Woss, Wôss: Waalse spelling voor Vos, Nederduits Voss; eventueel voor Voos.

Wotron, Votron: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wautier.

Wouda, Buwalda, Buwolda, Walda, Walta, Wald, Wolda, Wouda. Vadersnaam. Friese afleiding van Woud, Wold, korte Germaanse voornaam wald.

Van der Wou, Woude van der, van Wouden, van (de) Wouw, van der Woud, van Wouwe, van de Wouw, van der Wouwen, van (der) Wauwen, Wauwe, van de Wauw, van der Wauven, van der Waeve, van de Vouden: Plaatsnaam. Middelnederlands woude, wou(we)‘wouw, naam van verschillende planten waaruit verfstof bereid werd’. Plaatsnaam te Woude/Wouwe in Melsele (Oost-Vlaanderen).

Woudenberg, (van): Plaatsnaam Woudenberg (Utrecht).

Woudstra: Variant van Fries Woudstra, afleiding van plaatsnaam Woud; bos.

Woudhuysen. Plaatsnaam: huis in het woud. Walthusen (Groningen). Verspreide Duitse plaatsnaam Waldhausen, Waldhusen, Engelse familienaam Woodhouse.

Woukens, Waekens, Waeckens, Wackkens, Wackens, Wuyckens, Wuykens: Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wouburg.

Wouman, Woumans, Waumans, Wauman, Wouwman. Naam afgeleid van Van der Woude, Van Wouwe. Zie hierboven bij Woude Van de(r).

Woumen, van. Plaatsnaam Woumen, West-Vlaanderen.

Woussen, Woessen, Hoessen. Vadersnaam, knuffelvorm van een wald-naam als Wouter?.

Woutergeerts. Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-ger 'heerser-speer': Waldger, Waltgerus. Ook wel dubbele voornaam, Wouter + Geert. Zie ook Aertgeerts.

Woutermaertens, Woutermartens, Wautermartens, Wautersmartens, Walterumaertens: Vadersnaam. Dubbele familienaam Wouter + Maarten.

Wouterghem, van: Door leesfout voor van Wonterghem. Plaatsnaam Wontergem (Oost-Vlaanderen). Zie ook Wondergem.

Wouters (de), (de) Wauters, Woutters, Woutersen, Wouterse, Woucters, Waters, Watters, Watter, Wolters, Wolter, Woters, Walther, Walters, Walter, Valters, Valter, Welters, Welter, Welther, Woltjer, Woitter, Weyters, Wyters, Weijters, Wijters, Vouters, Waulter, Waultre, Wouterszone, Uyter, Uters, Uytters, Uyttré: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-hari ‘heerser-leger’: Waldhar, Walthari, Walterus, Woutra.

Wouts, Wout, Wauts, Vouts, Woets, Woidt, Woit, Woite, Woyts, Wouyts, Wuits, Wuijts, Wuydts, Wuyts, Uijt, Uyt, Vuyts, Vuits, Wueyts, Weuts, Weit, Weitz, Weydts, Weyts, Weijts, Wijts, Wyts, Weets, Wets, Wetz, Waets, Wats: Vadersnaam. Wout, korte vorm van Wouter.

Wouw, van, Wouwe, van, van Wauwe. 1. Zie van der Woude. 2. Ook wel verward met Van de Wouwer.

Wouwer, van de, van de Wouer, van den Wouwer, Wouwere, van de Wauwer, Wauwers, van den Wauver, van de Wouver, van de Waver, de Wauwer. Familienaam uit het Middelnederlandse wuver, wouver (vis)vijver. Plaatsnaam in onder andere Aartselaar, Broechem, Hemiksem, Kontich (Antwerpen).

Wouwermans, Wauwermans, Wauvermans, Wouvermans: Afleiding van Van de Wouwer.

Woverius. Humanistennaam van Van den Wouwer.

Wozniak, Woznicki, Wozny: Beroepsnaam. 1. Pools wozinica: voerman. 2. Pools wozny: baljuw.

Wrangel, de. Pierre Nicolaïevitch Wrangel was een Russische generaal (1878-Brussel 1928), die uit een Zweedse familie stamde.

Wree, de, Wreede, de, Wrede, Vreede, de Vrede, de Vree, de Vre, Dewrée, de Vré, de Fré, de Fre, de Vree: Bijnaam voor een wreed, streng, woest man.

Wreesman: Afleiding van de Vreeze ‘de Fries’.

Wright: Engelse beroepsnaam, Oudengels Wyrtha (vergelijk Middelhoogduits würhte, Nederlands gerocht) ‘werker, timmerman’.

Wrobel, Wrobbel, Wröbel, Wroblewska, Wroblewski, Wroblewsky, Wroblervska, Wrubel: Oost-Duitse, Slavische familienaam (vooral Breslau). Pools Wrôbel, Wróblewski, Plaatsnaam afgeleid van Russisch vorobei ‘mus’.

Wttewaall: Lees Uuttewaal ‘uit de Waal’.

Wu, Woe, Wuu. Chinese naam.

Wufel, de, de Wuffel, Wuffels: 1. Wellicht variant met geronde klinker u (onder invloed van w en) van Wifel. Zie Wyffels. Maar van Wijffels bestaat geen variant De Wijffel. 2. Daarom misschien wel metathesis van De Wulf.

Wuiart, Wuyard: Vadersnaam. Variant van Wiard, of van Williard (vergelijk Williaume = Wuyame).

Wuilbroeck. Plaatsnaam Willebroek, Antwerpen.

Wuis: Wellicht uit Wuits, van Weits, van Wouts.

Wulbrecht, Wulbert, Wulber: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam wulf-berht 'wolf-schitterend': Wolfbert, Vulbert, Volbertus. Eventueel door ronding van i tôt u na w van Wilbert.

Wulfran, Wulfranc, Wulfrancke, Wulfrak, Wulfranke. Verschrijving van de Germaanse voornaam Wolf-fram of Wolf-frank.

Wulgaert. Afleiding van Verwulgen. Zie Van der Wilgen.

Wullaert, Wullaerts: Vadersnaam. Variant van Willaert, door ronding van i tot u na w.

Wulleman, Wullemans. Beroepsnaam van de wolwever of wolhandelaar. Zie Wollmann 1. 2. Vadersnam. Variant van Willeman, met ronding van de i. De Waals-Vlaamse familie Wulleman heette eerder nog Willeman in Woesten.

Wullschleger, Wollschlegier:. Duitse beroepsnaam Wollschlager: volder. Ook Middenenderlands wolslager.

Wullus, Wulles, Weulis: Naar het wolhuis, waar de wol bewerkt en gevold wordt, de verkoop- en opslagplaats van de wol.

Wulp, van der: Plaatsnaam De Wulp in Aardenburg (Zeeland), Groede (Zeeland).

Wulst, van der. Hypercorrect voor Van der Hulst.

Wulterkens. Vadersnaam. Afleiding van Wolter.

Wulverghem, van. 1. Plaatsnaam Wulvergem, West-Vlaanderen. 2. Plaatsnaam Wulveringen (West-Vlaanderen), dat eveneens Wulvergem genoemd wordt.

Wulveryck, Wulverijck. Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-rîk 'wolf-rijk': Wulvarich, Wlfricus.

Wumkes. Vadersnaam van Wulmkes, afleiding van Wullem/Willem.

Wunder, Wunderle, Wunderlin: Bijnaam voor een wonderdoener; vergelijk Wonder. Duitse familienaam Wunderer, van Middenhoogduits wunderasre: die wondere dingen doet.

Wunderl: Duits Wunderle, Wunderlin, bijnaam voor een wonderdoener.

Wunderlich. Bijnaam. Middenhoogduits wunderlich: zonderling, vreemd, grillig, prikkelbaar.

Wunnik, van. Plaatsnaam Wonck, Wonk, Limburg. 1214 Wunck.

Wurcel. Spelling voor Duits Wurzel. Zie Wortel 2.

Wurlitzer. Plaatsnaam Wurlitz, Beieren.

Wurm, Wurms, Würm: Duitse bijnaam Wurm: worm; zie (de) Worme.

Wurth, Wurthi: 1. Plaatsnaam. Middennoordduits Wurt, Middelnederlands waert, weert ‘opgehoogde plaats ter beveiliging tegen overstroming’. Vergelijk Wortman(n). 2. Geronde vorm van Wirt: waard. Beroepsnaam.

Wurzburger. Afleiding van plaatsnaam Wûrzburg (Beieren).

Wustefeld, Wustefeld, Weustenfeld: Plaatsnaam Wustefeld (Duitsland), Wüstenfeld (Rijnland-Palts).

Wuyckens, Wuykens. Dialect variant van Woukens. 2. Zie Wuykens.

Wuylendham. Plaatsnaam Vuilendam, Zuid-Holland.

Wuylens. Vadersnaam van Woilin, vleivorm van Wouter? 2. Zie Willen(s).

Wuytack, Wuyttack, Wuijtack, Wayteck. Vadersnaam uit Woitak, een naam afgeleid uit Wauter. Wouter. Wellicht uit wald-ag.

Wuytemans, Weytemans, Weitmann, Weitman, Wijtman, Wytteman, Weetemans, Wetemans, Weytsmans, Weytsman, Wytsman: Vadersnaam. Afleiding van Wuit, Weit, van Wout(er). Zie Wouts, Wouterman.

Wuijtinck: Vadersnaam. Afleiding van Wouter.

Wuyten, Wuytens, Wuijtens, Wuijten, Wuyens, Weutens, Weuten, Waeyttens, Waeytens, Weytens, Weyten, Weijtens, Weijten, Weijttens, Wijttens, Wijtens, Wijten, Wyttens, Wyttensm Wyten, Wytens, Waltens, Weltens, Welten, Wiltens, Wilten,Wuytkens, Wuyckens, Wuykens, Wuytjens, Uijtjes, Weitjens, Weytjens, Weijtjens, Weetjens, Wöltjen, Wöltgens, Weltjens, Weltgen, Weltiens, Wiltgen. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Wouter (wald-hari).

Wuytkens, Wuyckens, Wuykens, Wuytjens, Uijtjens, Weitjens, Weytjens, Weijtjens, Weetjens, Wöltjen, Wöltgens, Weltjens, Weltgen, Wiltgen. Vadersnaam uit de voornaam Wouter; wald-hari.

Wuyts, Wuijts, Waets, Wouts, Wauts, Woyts, Vouts, Woets, Woi(d)t, Woite, Wouyts, Wuits, Wuydts, Wuyts, Uijt, Uyt, Vuyts, Vuits, Wueyts, Weuts, Weitsz, Weit, Weydts, Weyts, Weijts, Wijts, Wyts, Weets, Wets, Wetz, Wats. Vadersnaam, verkorte vorm van Wouter; wald-hari. Dit is weer een variant van Walt(h)er, Wouter.

Wy, Wij. Vondelingnaam, Leuven 1787.

Wybraeke, Wybracke: Plaatsnaam Wij(d)enbroek in Aalst en Iddergem (Oost-Vlaanderen).

Wybran, Wybrants, Wybrandi: Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-brand 'strijd-zwaard': Wibrannus.

Wijbo, Wybo, Wybenga, Wybenge Wybema, Wiebes, Wiben, Wiebeking: Vadersnaam. Fries Wybe en Wiebe. Germaanse voornaam Wibode, van wîg-bodo ‘strijd-bode’: Wigbodo. Ook wel verward met Wiboud.

Wyckaert, Wijckaert, Wickaert, Wiccaert, Wickart, Wikart, Wiccart, Wicart, Wicquart, Wicquaer, Vicart, Wika, Wyka. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wig-hard; strijd-sterk.

Wyckers, Wijckers, Wijker, Wijchers, Weiker, Weycker, Weyker, Vickers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-hari 'strijd-leger': Wichari, Wigerus. Vergelijk Wicher, Wigger(s). 2. Zie De Wickere.

Wyckman, Wyckmans, Wijckmans, Wijckman, Wykmans, Wijkman, Weyckmans, Weykmans, Weikmans, Weickmans, Wyte, van de oude voornaam Wite, Witte.

Weickman, Weickmann, Weijchmans. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam wig-man; strijd-man.

Wyckstandt, Wijckstandt, Wijkstandt. Naam uit de plaatsnaam Wickstadt (wich-stade) in Niddatal (Hessen). Of uit het Zweedse Vikstrand of Wikstad.

Wydau, Wydauw, Wydouw, Wijdouw, Wydeau: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-wald 'hout-heerser': Widaldus, Widoldus.

Wydemans, Wijdemans, Wiedemans, Wiedeman, Wymans, Wyman, Wijmans, Wijman: 1. Vadersnaam. Afleiding van Wijt, Germaanse voornaam Wido. 2, Beroepsnaam. Houthandelaar.

Wydeveld, Wijdeveld: Plaatsnaam, bijvoorbeeld Wijdevelde in Merchtem (Vlaams-Brabant).

Wydoodt, Wijdoodt, Wido, Guyot, Guijot, Guijo, Guiot, Guio, Ghyoot, Ghyot, Ghiot, Ghots, Giot, Giots, Ghiotto, Ghio, Gyo, Gios, Jiot. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wid(o). Of uit de Frans afleiding Gui(don). Voor Giot, van Guiot, vergelijk mijns hère Guys = mijns hère Gys.

Wydoogh, Wydooghe, Wydhooghe, Wydhooge, Wijdhooge, Wijdooghe, Wyddooghe, Widogue. Bijnaam voor iemand met grote, wijd starende ogen.

Wydryck, Wydrych: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rîk 'hout-machtig': Widericus, Widrih, Widricus.Vergelijk Wirix.

Wydt, Wyts, Wys. Vadersnaam uit de knuffelvorm van de Germaanse voornaam Wijt, Wyt, Wido.

Wyffels, Wijffels. 1. Vadersnaam op -el van een Germaanse wip-naam (wîp: wijf, vrouw). 2. Mogelijk familienaam uit wivel: insect, horzel, paardenvlieg. In dat geval de bijnaam voor een onrustig iemand.

Wijga: Vadersnaam. Friese naam Wyga, afgeleid van een Germaans wîg-naam ‘strijd’.

Wygaart, Wygaert, Wygaerts, Wijgaart, Weygaart, Weygaert, Weygaerts, Weijgaert. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-hard 'strijd-sterk': Wigardus. 2. Zie Van den Wijngaerden.

Wijgergans: Variant van Weijergans, afleiding van Weijergang, Weigergang. Middelnederlands weygeren, weyeren ‘huppelen, springen’ + gang. Bijnaam voor iemand die huppelend loopt, met wippende stap. Vergelijk Duits Waiger.

Wijgham: Plaatsnaam op -ham?

Wyhier, Wyhyère: Vadersnaam. Romanse vorm van Germaanse voornaam wid-hari 'boom-leger': Withari, Witherius.

Wijgman: Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-man ‘strijd-man’. Wicmannus.

Wijk, van, van der Wijk, van Wijck, van Wiek: Plaatsnaam Wijk (Belgisch-Limburg, Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen), Wijk-bij-Duurstede (Utrecht); Wijk-aan-Zee (Noord-Holland).

Wijkhuis, Wijkhuisen, Wijkhuizen, Wijkhuijs, Wuijckhuijse, Wuijckhuijze: Plaatsnaam Wijkhuis ‘wijkplaats, kamphuis, versterking aan stadsmuren, kastelen’. Wuijck-door ronding na w. Plaatsnaam Wijkhuize in Kruishoutem (Oost-Vlaanderen), Wijkhuizen in Stenkkerzeel (Vlaams-Brabant) enz.

Wijkstra: Friese afleiding van van Wijk.

Wylick, van. Plaatsnaam Willich. Noordrijn-Westfalen.

Wijma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Wij, Wy, van Germaans wîg ‘strijd’.

Wymeels, Wijmeels. 1. Zie Wymeersch. 2. In Nederland is er een gelijknamige familie, waarvan de naam komt uit de plaatsnaam Wimille (Pas-de-Calais).

Wymeers, (van), Wymeersch (van), Wijmeersch, Wijmeers, (van) Wymersch, van Wijmeersch, van Wijmersch, van Wymeersche, Wymmeersch, Wijmmeersch, Wymes, van Weymers, (van) Weymeersch, Weymeers, van Weijmeersch, Weyneersch, Weymersch, (van) Wiemes, van Wemierch, Wemmeersche, Wermersche, Wemmersch, Weymeis, Weymeels, Wymeels, Wijmeels, Weymiens, Wymiens, Weymiëns. Naam uit de verspreide plaatsnaam Wijde Meersch: uitgestrekte beemd.

Wynendael, van, Wynendaele, van, Van Wijnendael, Wijendaele, van Wynemdaele, van Weynendaele, van Wyendaele, Wijndaele, Wyndaele, Windael, Windal, van Winnendaele, van Winnendael, van Wienendaele, van Winendaele, van Winnedael, van Wielendaele, Widendaele, Vindal. Familienaam uit de plaatsnaam Wijnendale in Torhout (West- Vlaanderen).

Wymes. Afleiding van Wieme? Of verschrijving voor Wymees, zie (van) Wymeers.

Wimmer, de, de Wijmmer: Afleiding van Middenenderlands wime, wijme: wilgentwijg, rijs, vlechtwerk van teen. Misschien beroepsnaam van de twijgenvlechter, mandenmaker. Zie ook Wimmer.

Wynbergh, van. Plaatsnaam Wijnberg in Langemark (West-Vlaanderen) of plaatsnaam Wijnenburg.

Wynsberghe, Wijnsberge (van), (van) Wijnsberghe, Wijnsberge, van Wynsbergue, van Weynsberghe, van Weynsberge, van Wymsberghe, Mynsberge, Winsberg, van Wijsberge, (van) Wisberg. Familienaam uit de plaatsnaam Wynsberg/Wijnsberg in Vichte/Waregem.

Wyncke, van der. Reductie van Van de Winkel.

Wyndorps. Plaatsnaam Weindorf, Windorf, Beieren.

Wyneghem, van. Plaatsnaam Wijnegem (Antwerpen) en in Erps-Kwerps (Vlaams-Brabant).

Wytinck, Wyttinck, Wytynck, Wijtijnck, Wijting, Vitting, Fries Wytema en Witema, Engels Whiting. 1. Bijnaam naar de visnaam wijting. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wido, (vriend). 3. Brabantse variant van Weytinck (afleiding van de voornaam Wouter).

Wijn, Wijnen, Wijnes: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaans wini-naam (zoals Boudewijn, Adelwin, Winand) of van Walewein of Iwein. Zie Weijn.

Wijna: Vadersnaam. Friese afleiding van Wijn, Germaans wîn ‘vriend’.

Wijnacker: Plaatsnaam Wijnakker ‘wijnberg, wijngaard’ in Bazel en Belsele (Oost-Vlaanderen).

Wijnand, Wijnandt, Wijnands: Vadersnaam. Germaanse voornaam wîg-nanth ‘strijd-moed’: Wichnand, Winandus.

Wijnbeek: Plaatsnaam Wijnbeek in Neer (Nederlands Limburg).

Wijnen, van: Plaatsnaam Wijnen bij Nistelrode (Noord-Brabant) of verkorte vorm van Plaatsnaam Delwijnen, Herwijnen, Zennewijnen (Gelderland).

Wynenbroot. Bijnaam Wijn en Brood. Vergelijk Casembroot. Duitse familienaam Weinundbrot.

Wynendael, van, Wynendaele, van, van Wijnendael, van Wijnendaele, van Wynemdaele, van Weynendaele, van Wyendaele, Wijndaele, Wyndaele, Windael, Windal, van Winnendaele, van Winnendael, van Wienendaele, van Winendaele, van Winnedael, van Wielendaele, Widendaele, Vindal: Plaatsnaam Wijnendale.

Wijngaard, (van den); van den Wijngaart, Wijngaerd, Wijngaarden, van, Wijngaarde, van Wingerden, van de Weijgaart, Wijngers, Weijngers: Verspreide plaatsnaam Wijngaard.

Wijnhoff, Wijnhoven: Plaatsnaam Wijnhof ‘wijngaard’, Duits Weinhof.

Wijnia, Wynia, Wijnsma, Wijnsema, Wijnstra, Wensma: Vadersnaam. Fries Winia, Wynia, samengetrokken uit Wininga, Wyninga, afgeleid van een Germaanse win-naam.

Wijnmaalen: 1660 Joost Jansz Wijnmaal, Leiden.

Wynrocx, Wijnrox, Wijnrocx: Contaminatie en verwarring van Winnocx en Winrix.

Wynsberghe, van, Wynsberge, van, (van) Wijnsberge, Wijnsberghe, van Wynsbergue, van Weynsberghe, van Weynsberge, van Wymsberghe, Mynsberge, Winsberg, van Wijsberge, (van) Wisberg, van: Plaatsnaam Wijnsberg bij Waregem.

Wynschot. Plaatsnaam Winschoten, Groningen.

Wijnterp: Allicht Friese plaatsnaam.

Wijntjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Wijn.

Wijs, (de); Weijs, de Wijze, deWeijze, Wijsman, Wisman, Wismans, Wischmann, Wiesman, Wismeijer, Wismeyer, Wissman, de Wijse, de Wijze. Bijnaam ‘wijs, verstandig, geleerd, slim’.

Wijshake: Duits Weisshaken, Weisshagen?

Wijsman: Bijnaam voor een wijs man.

Wysmantel. Duitse bijnaam Weissmantel: witte mantel.

Wijsveld, Wijsevelde: Wellicht de Duits Plaatsnaam Weissfeld (Rijnland-Palts)
Wijten, Wieten: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Wijt, Wido.

Wijtenburg: Duitse plaatsnaam Wittenburg (Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern, Nedersaksen).

Wytinck, Wytynck, Wyttynck, Wijtijnck, Wittinck, Witting, Vitting: 1. Bijnaam naar de visnaam, de wijting. 2. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Wido (zie Wyts). 3. Vadersnaam. Brabantse spelling voor Weytinck (zie Wuytinck).

Wijtman: De naam kan een variant zijn van Witman, maar ook van Weitman, afleiding van Weit, van Wouter.

Wyts, Wijts, Vuyts, Vuijts, Wiets, Wietz: Vadersnaam. 1. Wijt, Germaanse voornaam Wido. 2. Jongere Brabantse spelling voor Weits; zie Wouts. Vuyts kan als Wuyts worden gelezen, maar ook als Wyts (vu = w).

Wyttenbach. Duitse plaatsnaam Wittenbach.

Wyvekens, Wijverkens, Weyverkens, Wivina, Wyva, Wyfken: Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam wîba; vrouw, wijf.

X.

Xantippe. Moedersnaam. Griekse voornaam.

Xhardi. Waarschijnlijk Luxemburgse Waale spelling voor Hardi.

Xheneumont, Xhéne(u)mont, Xhénemont, Xheuneumont: Plaatsnaam in Battice, Luik.

Xhenseval, Xhenceval, Henceval, Henseval: Plaatsnaam Xhenseval in Ouffet (Luik).

Xhibitte. Luiks-Waals hipète: misstap?

Xhigné. Plaatsnaam Xhignez in Sprimont (Luik).

Xhignes, Xhignesse, Xhiniesse, Chignesse, Dejignesse: Plaatsnaam Xhignesse in Hamoir (Luik).

Xhoffer. Verwaalste vorm van Duits Schoffer, Schoffer: Schäfer, (schaap)herder.

Xhoffray. Plaatsnaam Xhoffraix in Bévercé (Luik).

Xhonneux, Xhoneux. Plaatsnaam Honneuz in Argenteau. Luik.

Xhoris, Horis, Horris, Dexhorez: Plaatsnaam Xhoris (Luxemburg).

Xhrouet. Oudfrans escroet, afleiding van Oudfrans escroe: perkament, register. Vergelijk Lescroart.

Ximenes. Moedersnaam. Spaanse familienaam. Afleiding van de voornaam Ximena / Chimene, naam van de vrouw van El Cid, de strijder tegen de Moren, dochter van graaf Lozano.

XXX. Waarschijnnlijk vondelingnaam, naar de kruisjes op het linnen.

Y.

Yager. Waarschijnlijk spelling voor Jager.

Yague. Waalse aanpassing van Jager?

Yang. Spelling voor Jan, Jean?

Yanné. Spelling voor Yanne of Jeannet.

Yates: Engelse familienaam. Afkomstig van Yate (Gloucestershire) of naar de woonplaats bij een gate ‘stadspoort’, voor de portier.

Ydou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam id-wulf; idulfus.

Yerna, Ierna. 1. plaatsnaam Yerna in La Gleize (Luxemburg). 2. Zie Yernau(l)t.

Yernault, Yernaut, Yernaux, Yerneaux, Hiernaut, Hiernau, Hiernaux, Hyernaux, Yerna, lerna: 1. Vadersnaam. Waalse vorm van de Germaanse voornaam Arnoud. Vergelijk Yrnard.

Yerseke, van: Plaatsnaam Yerseke (Reimerswaal, Zeeland).

Yeung. Waarschijnlijk spelling voor Young.

IJff: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ivo. Zie ook Ivens, Hieftjes.

Yildirim, Yildiran. Familie uit Turkije.

Yildiz, Ayyildiz, Yildizli, Özyildiz, Yildizhan, Sariyildiz. Turkse familienaam.

Ylen. Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ida: Idala, Idela. Friese en Groningse voornaam Ile, Ielke, Iele.

Yilmaz, Kanyilmaz, Akylmaz. Vadersnaam ontleend aan de voornaam Yilmaz = 'de onverzettelijke, de volhardende, de onbuigzame'. De naam Yilmaz is afkomstig uit Turkije.

Ylieff. Bulgaarse familienaam Iliev, sinds 1920 in België.

IJmker. Beroepsnaam van de imker.

Yns. Spelling voor Eyns=Heins?

Yolkaerts. Verschrijving of leesfout voor Volkaerts.

Yon. Middelnederlands Yoen als een Romaanse vorm van Odo(n).

Yntema: Vadersnaam/moedersnaam Friese afleiding van verkleinvorm van de Friese voornaam In(n)e.

Young: Engelse familienaam Young, pendant van de Jongh(e).

Yonkerque. Waalse reïnterpretatie van Yonckheer.

IJpelaar: Plaatsnaam IJpelaar (Noord-Brabant).

IJperen, van: Plaatsnaam Ieper (West-Vlaanderen).

IJpma, Ypma, Ijpema, Ypema, IJpeij, Ypeij, Ijpes, Ypes, Ypey: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam IJpe, Iep, Ipe, Ippe,  (Latijn Ipeus) Ibbe, bakervorm van Germaanse voornaam Idebert.

York. Engelse plaatsnaam York.

Young. Engelse bijnaam; vergelijk (de) Jong, de Jonghe, Jung.

Ypreu, Ypreuw, Ypreeuw: Frans Ypreau, afleiding van Ypres, Franse vorm voor Ieper.

Yrnard. Vadersnaam. Waalse hypercorrecte vorm voor Yrna (zie Erna), Ierna = Yernault. Of Germaanse voornaam Arnard/Ernard: arn-hard 'arend-sterk': Arnardus.

IJsebaart, IJsebaert, Ysenbaert, IJzebaart, IJzebaert, Isenbaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam îsan-bard ‘ijzer-bijl’: Isanbart.

Yseboodt, Yseboot, IJseboodt, Ysenboodt, Ijseboudt, Eijsbouts: Vadersnaam. Germaanse voornaam îsan-balth 'ijzer-moedig': Isboldus, Yseboldus.

Ysebie, Ysabie, Isabey: Vadersnaam van Yzebeen, van Is(e)bin, vleivorm van een Germaanse voornaam Is(e)bert, Is(e)boud, Is(e)brand.

Ysebrant, Ysenbrant, Ysenbrandt, Yzenbrandt, Isembrandt, Isenbrandt, Eysenbrandts, Eysenbrands, Eijsenbrands: Vadersnaam. Germaanse voornaam îsan-brand 'ijzer-zwaard': Isanbrandus.

IJseldijk, (van); (van) IJsseldijk, IJsseldijke: Plaatsnaam IJsseldijk in Westervoort (Gelderland).

IJselenberg, IJzelenberg: Plaatsnaam. Wellicht Duits Eiselberg (Beieren) of de frequente plaatsnaam Eisenberg.

IJsenbrant: Vadersnaam. Germaanse voornaam îsan-brand ‘ijzer-zwaard’: Isanbrandus.

IJspeert: Volks etymologische vervorming van IJsebaert. Vergelijk Iesberts.

IJssel, van den, Yssel, van den, Yssels, Ijssels, Ysel, van. 1. Waternaam de IJssel. 2. Eventueel plaatsnaam Izel, Luxemburg.

IJsselmuiden, van: Plaatsnaam IJselmuiden, Overijssel.

IJsselstein, (van): Plaatsnaam IJsselstein (Utrecht) en IJsselsteijn in Venraai (Nederlands Limburg).

IJtsma: Vadersnaam. Friese afleiding van IJts, verkleinvorm van de voornaam Ite, van Ide.

IJzendoorn, van, Yzendoorn, Izendoorn, IJzelendoorn, van, Isendoorn: Plaatsnaam IJzendoorn in Echteld (Gelderland).

Ysendycke, van, Ysendyck, van, Ysendyk, van Ysendijck, van Ysendijcke, IJzendijke, van, van Eysendeyk, van Eysendeyck, van Eysendijck, Eysendyck, van Eijsendijck; Plaatsnaam IJzendijke (Oostburg, Zeeuws-Vlaanderen): 1126 Isandica.

Ysere, van, Yseren, van, van Eyseren, van Uzere, van Yzere: Plaatsnaam IJzeren (Nederlands-Limburg) en in Halen (Limburg), Bunsbeek (Vlaams-Brabant).

Yserentant, Iserentant, Iserentante, Isserentant: Bijnaam IJzeren Tand. Voor iemand met ijzersterke tanden. Vergelijk Yserbyt.

IJzerloo, van: Plaatsnaam IJzerlo in Aalten (Gelderland).

Yserman, Ysermans, IJsermans, IJserman, Eysermans, Eyserman, Eijserman, Eyzermans, Eijzermans, Eisermanns, Ezerman, Eizenman, Yzerman, Yzermans, IJzerman, IJzermans, Isermann, Iserman, Oysermans, Oyserman. 1. Beroepsbijnaam van de ijzerhandelaar of de smid. 2. Of vadersnaam uit een Germaans is-naam, Iseman.

Ysewyn, Ysewijn, IJsewijn, Yzewijn, IJzewin, Yzerwyn, Yzewyn, Isewyn. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam îsan-win 'ijzer-vriend'.

Yskoud, Yskout, Eijskoot: Vondelingnaam. Silvester Yskoud, op 31 december 1834 vondeling in Antwerpen.

Ysland, Yslandt, Van. Verdwenen familienaam naar het gelijknamige eiland IJsland.

Yssche, Ysche, Van, Van IJssche, Van IJsche. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam (Over- en Neder-) IJse (dit uit de Keltische riviernaam).

Ysschol. Vondelingnaam. Philippe Ysschol werd op 27 mei 1814 in Antwerpen te vondeling gelegd. Rupertus Ysschol op 24 januari 1826.

Ysseldijk, van, IJsseldijk: Plaatsnaam IJseldijk in Westervoort (Gelderland).

IJsseling. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse îs-naam.

Ysselstein. Plaatsnaam IJsselstein (Utrecht) en IJsselsteijn in Venraai (Nederlands-Limburg).

Ywaede, van, van Ywadde, van Iwaarden: Verspreide plaatsnaam. Middelnederlands gewade, Middenwaalsvlaams iwad: gewad, wed, ondiepe plaats in het water, doorwaadbare plaats, drenkplaats.

Yzerraad. Wellicht van IJzerdraad. Vergelijk Eisendraht. Of aanpassing van plaatsnaam Eiserode (Saksen)?

Z.

Zaadnoordijk: Wellicht dubbele toenaam Zaad/Saat, van van der Sate en Noorddijk, plaatsnaam (Groningen).

Zaaier, de, de Zaayer, de Zayer, de Saeuere, de Saeyer, (de) Sayer. Beroepsnaam van de zaaier.

Zaalberg, Salberg: Moedersnaam. Germaanse voornaam Salaberga.

Zaamslacht, van: Plaatsnaam Zaamslag (Terneuzen, Zeeland).

Zaaijer, Zaje: Beroepsnaam van de zaaier.

Zabé. Moedersnaam. Korte vorm van Ysabé.

Zabeau, Zabel, Sabel, Sebel, Sabeau, Sabaux, Sabau, Sabaut, Sabiau, Sabay, Sabbia, Sabia. Moedersnaam, verkorte vorm van Ysabel, Ysabeau. Zie ook Sabel.

Zabot. Verschrijving voor Zabeau?

Zach, Zack: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Zacharias. 2. Zie Zack.

Zachariasse, Zacharia, Zacharias, Zacarias, Zaccaria, Zagaria, Zacharie, Zachary, Zakeriesen, Zacherl, Zacher, Sachers, Sacher, Sacréas, Sacreas: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Zacharias.

Zachée, Zacheo, Zaccheo: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Zacheus.

Zack, Zaks, Zak, Sack, Sak, Sach, Sac, Zach: 1. Beroepsnaam voor de werkman die graan (zout..) in de zakken schept of voor de zakkendrager. Vergelijk Saktreger.

Zadeleere, de, de Zadeleir, de Zadeleere, de Zadalere, de Saedelaer, de Saedelaere, de Sadelaer, de Sadelaere, Sadeleer, Sadeler, Sadeleer, Sadeleir, Sadeleire, (de) Sadeler, de Seddeler, Desadeller, de Saeldeler, de Saldeler. Beroepsnaam voor de zadelmaker.

Zadelhoff, van. Duitse plaatsnaam Sadelhof.

Zaegher, Zaeger, de; de Saegher, Sagher, Zagers, de Zaecher, de Zächger: Beroepsnaam van de houtzager.

Zaelen, van, Zaal, Zalen, (van), van Saelen, van Salen: Plaatsnaam Zaal ‘woonplaats, woning, kasteel’.

Zahn, Zahnen: Duitse bijnaam Zahn: tand. Vergelijk Tant.

Zaidenband, Zajdband, Zajdenband: Duits Seidenband. Beroepsnaam van de wever van zijden linten. Duits ook Seidenbânder, Seidenbinder.

Zaidman, Zaidmann, Zajdman, Zajderman, Zajtman, Zajtmann, Zeydmann: Duits Seidemann. Beroepsnaam van de zijdewever. Vgl. Zaidenband.

Zajac. Poolse familienaam = Russisch Zaitsev, van Zayats: haas. Bijnaam.

Zalm, Salm: Bijnaam naar de visnaam, de zalm. Vaak huisnaam.

Zalm, van (der); van der Salm: 1. Plaatsnaam Zalm (Nederlands Limburg. 2. Eventueel plaatsnaam Vielsalm (Provincie Luxemburg) of de riviernaam Salm (Provincie Luik, Provincie Luxemburg).

Zaltbommel, (van): Plaatsnaam Zaltbommel (Gelderland).

Zaman, Saman, Saaman: Beroepsnaam van de zaaiman ‘zaaier’.

Zambon, Zamboni, Zambonini: Italiaanse vadersnaam van Zanni, Giovanni + bijvoeglijk naamwoord bono: goed.

Zampedri, Zamperini, Zampieri, Zampieron, Zampiero: Italiaanse vadersnaam Zanni/Giovanni + Pedri/Pieri, pendant van Jean Pierre.

Zan, van. Variant van Van Zand of van Zaen,

Zanardo, Zanardi, Zanardini, Zanardelli: Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Zanni/Giovanni.

Zanatta, Zanattini, Zanatello: Vaders-, moedersnaam van Zanni/Giovanni.

Zand (van), van (der) Zanden, Zande, (van) Sand, van Sanden, van Sande, Zandt, (van) Sandt, Sant, van der Sandt, van San, van Sam, van de(der, den) Sanden, Sande, van (de) Zante, van de(den) Zande, van 't Zant, Sante. Familienaam naar de plaatsnaam Zand die op diverse plaatsen in Vlaanderen en Nederland voorkomt. Plaatsnaam Zande (West-Vlaanderen), te Zande in Woumen (West-Vlaanderen), Destelbergen (Oost-Vlaanderen) of een andere Zand-top.

Zandberg, Zandbergen, van Zandberghe, (van) Sandbergen, Santbergen, (van) Santberghen, Santberghe, Santberge, Santbergen, Zandberg, Zancberg, Sandberg, (van) Sanberg, Van Samberg, van Semberg, van Santberghem, van Zemberg, van Zembergh: Plaatsnaam Zandbergen (Oost-Vlaanderen), Zandberg(Drenthe, Groningen, Nederlands-Limburg, Oost-Vlaanderen, Zeeland).

Zandboer: Beroepsnaam van de zandboer, die zand verkoopt? Of veeleer volksetymologisch van Sambour, van plaatsnaam Chambourg (Indre-et-Loire).

Zandijcke, van, van Zandycke, Zandyck, Zanddijk, Sanddijck, Sanddijk, Sandyck: 1. Plaatsnaam Zanddijk in Vere (Zeeland). 2. Plaatsnaam in Bredene (West-Vlaanderen) en Brèmes (Pas-de-Calais).

Zandburg: Aangezien burg-en berg-namen vaak verward werden, is Zandburg vermoedelijk uit Zandberg te verklaren.

Zande, van de(r); van den Zande, van de(r) Sande, (van het) Zand, van ’t Sant, van (der) Zanden: Plaatsnaam Zande (West-Vlaanderen), in Kamperveen, Overijssel, te Zande of een van de vele plaatsnamen Zand.

Zandjans: Vermoedelijk volksetymologisch uit de Vlaamse familienaam van Sint Jans.

Zandstra, Sanstra: Friese afleiding van een Zand-toponiem, Fries sân.

Zandvliet, van, van Zantvliet, van Santvliet, van Santfliet, van Zanduliet, van Samuliet, van Sammilette, van Samilliette, van Samiliette, van Samillette, Samillet, Vasamuliette, Vasamuliet, Vasamillette, Vasamillet, Vasamilete, Vasamiliette, Vasamiliet, Vashamilette, Vassamillet, Vassamilet, Vassamiliet, Vassanillet, van Silliette, van Siliette, van Silette, van Zillette, van Sihette, Wasamutiat: Plaatsnaam Zandvliet (Provincie Antwerpen) en in Lisse (Zuid-Holland). Let op de talrijke Waalse aanpsssingen.

Zandvoort, van, van Zantvoort, van Santvoort, van Santfoort, van Santfort, van Santvoet, van Sandvoet. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Zandvoort (diverse plaatsen in Nederland).

Zandweghe, van, Zandweghe, van: Verspreide plaatsnaam Zandweg.

Zandwijk, van: 1. Plaatsnaam in Tiel (Gelderland). 2. Plaatsnaam Sandwich (Kent): 993 Sandwic.

Zandijk, (van) Sandijk, Sandijck, (van) Sandick: Plaatsnaam Zanddijk in Veere (Zeeland).

Zanello, Zanelli, Zanella, Zanellata, Zanetti: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Zanni/Giovanni.

Zanet, Zanette. Variant van Jeannet of Zanetti.

Zang. Duits Zange; tang; beroepsnaam van de smid. Vergelijk Tange.

Zanger, de Zangre, Dezangré, Sangers, Sanger, de Sanghere, Sänger, Saenger, de Sander, Zengers, Zenger, Sengers, Senger, Sänger, Sangster. Beroepsnaam voor de zanger, koorzanger. De vorm Sander is wellicht afkomstig uit het Kust Vlaamse wangelen; wandelen.

Zängerle, Zangerle, Zanguerle, Zangerlé, Zengerle, Zengerling, Zengerli, Zingerlé: Bijnaam. Middenhoogduits zanger: fris, monter, levendig.

Zanini, Zaninotti, Zaninotto, Zannini, Zannin: Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Zanni/Giovanni.

Zankaert. Variant van Zwan(c)kaert, door het Waals-Vlaams wegvallen van w voor een achterklinker (vergelijk Waals-Vlaams kodipre voor Kwaadieper/Quaedypre in Frans-Vlaanderen). Zie Swanckaert en let erop dat de twee naamvormen in twee buurdorpen voorkwamen (Egem en Wingene).

Zanker. Zänker, Zenker, Cenker, Zeniger: Duitse bijnaam voor een twistzoeker, ruziemaker.

Zannier: Aanpassing van Sannier, van Sagnier, van Saunier. Beroepsnaam van de zouter, zoutzieder, zouthandelaar.

Zanoni, Zanon, Zannoni, Zanotti, Zanot, Zanotto: Italiaanse vadersnaam van Zanni/Giovanni.

Zantbeek, van: Plaatsnaam Sambeek (Noord-Brabant).

Zantboer. Beroepsnaam van de zandboer, die zand verkoopt of op zand werkt? Waarschijnlijk volksetymologisch van Sambourg.

Zantinge, Zanting, Zantinghe, Zantingha, Zantinga, Zantenga. Friese vadersnaam uit de voornaam Sander, Sante, de verkorte vorm van de Griekse voornaam Alexander (: beschermer).

Zanten, van, Plaatsnaam Xanten.

Zantvoorde, van. 1. plaatsnaam Zandvoorde bij Oostende (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Zandvoorde bij Wervik (West-Vlaanderen). 3. Verspreide Plaatsnaam, onder meer in Tielt, zie van Zandvoort.

Zanvit. Plaatsnaam Sankt Vith, Luik.

Zappeij: Italiaans Zappi, van Zappa ‘houweel’?

Zaragoza. Spaanse stad, Aragon.

Zarren, van. Plaatsnaam Zarren, West-Vlaanderen.

Zarzycki, Zarzyczny: Poolse familienaam Zarzecki: aan de overkant van de rivier.

Zastrow, Zastrau: Slavische plaatsnaam (Pommeren).

Zaudig. Slavische familienaam Czudek, afleiding van de voornaam Czudemar.

Zaufke. Moedersnaam. Variant van Söffke, afleiding van de voornaam Sofie.

Zawadszki: Afleiding van Pools zawada ‘moeilijkheid, hindernis’. Bijnaam.

Zäuner, Zeuner: Afleiding van Duits Zaun, Middenenderlands tuun, omheining. Beroepsnaam van de maker van omheiningen, vlechter van afsluitingen.

Zavelaer, de. Beroepsnaam van de zandverkoper of de man die zand strooit op de aarden vloer.

Zdunczijk: Afleiding van Pools zdun ‘pottenbakker’. Beroepsnaam.

Zébier, Zebiere, Zebier, Zébière: 1. Plaatsnaam Zebier in Gouy (Henegouwen). 2. Frans Gibier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam geb-hari 'gave-léger': Giverius.

Zebouds, Ziboud, Sybout, Sibout, Sybouts, Sijbout, Seybold, Sybolts, Sibolts, Sibbald, Sibal, Sigbaldi. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam sig-balth; zege-moedig. Sigabold; Sigeboldus; Sibaldus.

Zee, (van), van de(der) Zee, bij de Zee, Verzee: Plaatsnaam ter Zee. Of naar de herkomst van de kust of de woonplaats aan zee. Ook huisnaam.

Zeeberg, Zeberg: 1. Verspreide Duitse plaatsnam. De Antwerpse familie Zeberg komt uit Denemarken. 2. Variant van Syberg; zie Sebrechts.

Zeebroeck, (van) Zeebroek (van), (van) Zeebrouck, van Sebroeck. Naam uit de plaatsnaam Zegebroek uit sigen: doorzijgen, afvloeien. Er is een Zeebroek in Ieper, Langemark, Pittem (West-Vlaanderen), Lebbeke (Oost-Vlaanderen). Zie ook Zegbroek.

Zeeland, van: Zeeland, streek-en provincienaam in Nederland. ‘Ridder Wulfaerd van Zeeland, heer van der Maelstede,…. noemde zich Wulfaerd van Zeeland, omdat hij belangrijke goederen op Zuid-Beveland bezat en wellicht ook daar vaak vertoefde’.

Zeelander, de: Afkomstig van Zeeland, Zeeuw.

Zeelt. Naam naar de gelijknamige vis voor een verkoper of kweker van vis.

Zeeman, Zeman, Zemann, Zéman. 1. Beroepsnaam voor een zeeman of bijnaam voor wie aan zee woont. Of afleiding van Van der Zee. 2. Vadersnaam uit Zigeman of wellicht uit een Nederduitse-Friese vorm van Simon.

Zeeuw, de: Volksnaam van de Zeeuw, uit Zeeland.

Zeeuws, Seeuws, Zeeuwts, Zeuwts. Vadersnaam uit Sieuw, Sieuwerd (dit uit het Germaanse Sigi-ward). Of mogelijk uit het Griekse Zeus.

Zeevaard, Zeevaart: Vadersnaam. Volks etymologische vorm voor Sevard, Sivert, Sievert. Germaanse voornaam sigi-frith ‘zege-vrede’: Sigifridus, Sigefrid. Duits Siegfried.

Zeevaarder: Volksetymologische afleiding van Zeevaard.

Zeeveld: Wellicht vervormd uit Zeevaard? Of plaatsnaam Zegveld (Utrecht)?

Zeeven: Vadersnaam. Ook Sevens, Zeven. Vleivorm van Sievert (zie Zeevaard).

Zegbroek, van, van Zegenbroeck, van Zegebroeck, van Zeghbroeck, van Zegbroeck, van Seghbroeck, van Segbroeck. Naam uit de plaatsnaam Zegbroek (moeras met zegge, rietgras). Onder andere in Vorselaar en Duffel (Antwerpen).

Zegelaer, Segelaer, Zegels, Segels. Beroepsbijnaam van de zegelaar of zegelsnijder.

Zegen, van der: Plaatsnaam. 17de eeuw van der Segen, Lekkerkerk.

Zegerman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Zeger; zie Zegers.

Zegers, Seghers, Segers, Zeegers, Zeijger, Seegers, Siegers: Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-hari ‘zege-leger’: Siger, Sigiheri, Sigerus, Segarius.

Zegwaard: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sigiward.

Zeilmaker, Zeijlemaker; Beroepsnaam van de zeilenmaker.

Zeilstra: Fries Zeilstra, Zylstra, afleiding van plaatsnaam Syl, Zijl ‘sluis, uitwateringssluis, afwateringskanaal’.

Zeinstra, Seinstra, Zijnstra, Zein. Plaatsnaam.

Zekveld: Plaatsnaam Zekvelt in Zandvoort (Noord-Holland) of Zegveld Utrecht).

Zel, van der, Zele, Zelen, Van, Van Sele, Van Zeele, Zele, Van der Seelen, Verselle, Versele, Verzeele, Verzel, Verzelen, Verzele, Varezeele, Varezele. Naam uit de plaatsnaam Zele of uit Ter Zele (veel voorkomend): uit één ruimte bestaand gebouw.

Zeldenrust: Bijnaam voor een rusteloze. Durk Fokkes zou in 1811 met deze naam zijn bestaan als arbeider te kennen hebben gegeven.

Zeldenthuis: Bijnaam voor iemand die vaak uithuizig is? Vermoedelijk een jonge familienaam.

Zelderloo. Plaatsnaam Tessenderlo, Limburg, of Sledderlo, Limburg?

Zelders, Selder, Selders. Middelhoogduits Selder ‘bewoner van een boerenwoning, hoevetje, hut’.

Zele, van, van Zeele, van Sele, van Zeele, Zèle, van der Seelen, Verselle, Versele, Verzeele, Verzel, Verzeen, Verzele, Varezeele, Varezele: Plaatsnaam Zèle, Zele (Oost-Vlanderen) of ter Zele: uit één ruimte bestaand gebouw. Middelnederlands saele, sele.

Zeligman. Duits Seligmann. Bijnaam: gelukkig, zalig.

Zeligzon. Duits Seligsohn, zoon van Selig: gelukkig. Vergelijk Zeligman.

Zellenrath: Plaatsnaam Sellenrade (Noordrijn-Westfalen).

Zell, Zelle. Heel frequente Duitse plaatsnaam, (klooster)cel, bijhuis van een klooster.

Zelle, van, van Selle: Plaatsnaam Zelle in Herenthout (Antwerpen).

Zeller. Afleiding van Duitse plaatsnaam Zelle.

Zellien. 1. Moedersnaam. Verbogen vorm van Zelle = Celie. 2. Duitse plaatsnaam Zellin (Silezië, Pommeren).

Zelst, van, van Selst, van Celst. Familienaam uit de plaatsnaam Zeelst (Noord-Brabant).

Zelzate, van: Plaatsnaam Zelzate (Oost-Vlaanderen).

Zembsch: Plaatsnaam Zembschen (Saksen-Anhalt).

Zemel: Plaatsnaam Semel (Utrecht).

Zeneberg, Zeneberght, Zeneberght, Zeenebergh, Zienebergh: Moedersnaam. Germaanse voornaam sini-berg 'oud-bescherming': Seneperga, Senberga.

Zenner, Zenere: 1. Wellicht Nederduitse spelling van Duits Senner ‘alpenherder, veehoeder, melker, kaasbereider’. 2. Mogelijk kan Zenner ook een variant zijn van Zanner: iemand met blikkerende tanden: een bijnaam dus.

Zennevort. Familienaam in Noord Frankrijk. Waarschijnlijk van (van) Zandvoort.

Zenobi: Vaders-, moedersnaam. Griekse voornaam Zenobius, Zenobia; die door Zeus het leven geschonken is'.

Zenon, Zeno, Zénou, Zénoun, Zenoni: Vadersnaam. Griekse voornaam Zeno, van Zentefis: Van Griekse oorsprong.

Zenodotos. Zenodoros 'geschenk van Zeus' of van Zenobios.

Zenthner, Zentner. I. synoniem met Zentgraf. 2. Beroepsnaam Tiendenaar, inner van tienden; zie Zehn(d)er.

Zentelin. Uit Italiaanse Centolina. Wellicht afleiding van plaatsnaam Cintello.

Zentgraf. Duitse beroepsnaam Zentgraaf: centgraaf, centenarius, honderdman.

Zenz, Zens, Zentzis: Vadersnaam. Verkort uit Vinzenzis, van Latijnse heiligennaam Vincentius.

Zéphirin, Zephirin, Séfrin: Vadersnaam. Heiligennaam Zephyrinus, van Grieks zefuros '(god van de) stormwind'? Maar dat was een ongebruikelijke voornaam. Daarom veeleer reïnterpretatie van heiligennaam Severinus. Vergelijk Severijns, Duits Sef(f)rin.

Zepp: Variant van Middelduits Zapp, Nederduits Tappe. Beroepsnaam van de biertapper.

Zeppenfeld. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.

Zerck, Zerk, Serck, Serckx, Serk, Zerghe, Zerque: 1. Middenenderlands serc, sarc, zarch: steenblok, grafsteen, zerk. Beroepsnaam van de steenhouwer, Middenenderlands sarchouwer. 2. Plaatsnaam Zercq in Virginal (Waals-Brabant).

Zethoven. Spelling voor dialect uitspraak van plaatsnaam Zuidhoven (Zuid-Holland). Vergelijk Zuithoff, Zuethoff, Zethof, Zijthoff.

Zerouali. Berbernaam uit Marokko en Algerije voor iemand met blauwe ogen.

Zestig: Ook Sestig, Sestigh, Tsestigh. Plaatsnaam Sistig in Kall (Noordrijn-Westfalen). De Leuvense humanist Sexagius heette Van Tsestich en woonde in het huis met Romeinse cijfers (provincie Luxemburg).

Zetten, van: Plaatsnaam Zetten (Gelderland).

Zetzsche. 1. Slavische plaatsnaam Zetscha of Zschetsch. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de Slavische voornaam Ceslav 'eer'.

Zevenbergen, van. Plaatsnaam Zevenbergen (Noord-Brabant).

Zevenboom: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Siebenbäumen.

Zeuderick, Suederick, Zuederick, Suerickx, Surixs, Zouteriks. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Soederic. 2. Zie ook Zurings.

Zuelevoet. Middelnederlands sole, dialect zeule: (schoen)zool, sandaal. Bijnaam: die sandalen aan de voeten draagt.

Zevenberghen, van, Zevenberghen, van, van Sevenberg)en, van Sevenberghen: Plaatsnaam Zevenbergen (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg) of in Ranst (Antwerpen).

Zeveren, van, van Sever, van Severen: Plaatsnaam Zeveren (Oost-Vlaanderen).

Zevenhuizen: Plaatsnaam Zevenhuizen (Zuid-Holland), maar verder erg verspreid. Ook Zevenhuis (Zeeland).

Zeventer: Plaatsnaam Zevender in Schoonhoven (Zuid-Holland).

Zeveren Van, Van Sever, Van Severen. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Zeveren in Oost-Vlaanderen.

Zeijler: Bijnaam voor een zeiler of zeilmaker?

Zhang. Chinese naam.

Zian, Ziani, Ziane, Zianne, Zians, Ziant: Italiaanse plaatsnaam Ziàno di Fiemme.

Zicherman. Duits Zickermann, van plaatsnaam Zicker in Rugen.

Zichet. Vadersnaam. Afleiding van Sichard, Franse vorm voor Zegaard.

Ziegeler, Ziegler. 1. Duits Ziegel: tegel. Beroepsnaam van de tegeldekker of tegelbakker. 2. Spelling voor Siegel(s).

Ziegelshiffer. Duits Segelschiffer: schipper op een zeilschip.

Zieger, Ziger: 1. Middenhoogduits ziger: kaas, kwark. Beroepsnaam. 2. Ook mogelijk afleiding van Duits Ziege: geit. Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk De Geitere. 3. Eentueel spelling voor Siéger.

Ziekenoppaser. Beroepsnaam. Willekeurige Nederlandse familienaam uit 1811?

Zieleghem (van), (van) Sieleghem, Sielegem, (van) Sileghem, Silegem, Silighem, van Seeleghem. Familienaam afgeleid van plaatsnaam Zildegem in Kruishoutem. Oost-Vlaanderen

Zielen, Zielens, Sielen, Sielens. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Seolo, Silo, Silhard; of van Sigilo, afleiding van een sigi-naam.

Zielinska, Zielinski, Zielona, Zielona, Zielonko, Zielony. Poolse afleiding van zielony ‘groen’.

Zielke, Zilliken, Zilgens: Vadersnaam. Afleiding van oude voornaam; zie Zielen(s), Siels. Of afleiding van Slavisch Ziele, van Zielzlaff, Ziloslaw. Of afleiding van Slavisch Sulimir.

Zier, van: Plaatsnaam Zier bij Aken (Noordrijn-Westfalen).

Zierikzee, Zirkzee: Plaatsnaam Zierikzee (Zeeland).

Ziervogel. Duitse bijnaam; siervogel.

Zietse: Vadersnaam. Germaanse voornaam Zizo, so-verkleinvorm bij een tîd-naam. Vergelijk Duits Zitzmann, Fries Sietse, Sytse,  waarvan Sytsema, Zytze.

Ziff: Variant van de Joodse familienaam Seef, Sieff, van Jiddisch Zev, Hebreeuws Zeev ‘wolf’.

Zigrand. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-hrabn 'zege-raaf: Sigiram, Sigrannus.

Zijde, Zyde. Beroepsnaam van de zijdewever.

Zijderveld. Plaatsnaam, Zuid-Holland.

Zijlstra, Zylstra, Zeijistra, Zeyistra: Friese afleiding van plaatsnaam Zijl; zie van der Zijl.

Zijl, van der, van der Zyl, Vvn der Zielen, van der Ziell, van der Ziel, Ziel, de, Zielman, Zieltjens, Oldenziel, Siehl, van Zijl, van Zeyl, van Zyl, Verzijl.

Naam naar woonplaats bij een (Middelnederlandse) sijl, zijl: waterleiding, waterloop.

Zijlmans, Zijlman, Zylmans, Zyltman. Afleiding van Van der Zijl.

Zijtregtop. Bijnaam: wees rechtop, wees eerlijk. Misschien wel een reïnterpretatie (van een plaatsnaam op -trop, -torp?).

Zikken: Vadersnaam. Verbogen vorm van Sicke, van Sicco, bakervorm van een Germaans sigi-naam. Sifridus cognomento Sicco.

Ziltz, Zilz, Zils, Zilles: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Cyriacus, als Duitse familienaam Ziliacks.

Zilberlicht. Duits-Joodse bijnaam Silberlicht; zilverlicht.

Zimmerman, Zimmermann: Duits Beroepsnaam Zimmermann ‘timmerman’.

Zilt, van. Plaatsnaam Zelt, Noord-Brabant.

Zilverberg, Silverberg: Verspreide plaatsnaam.

Zilverschoon. Reïnterpretatie van Zilverschoen. Bijnaam naar de mooie verzilverde schoenen. Vergelijk Duits Güldenschuh.

Zimmerman, Zimermann, Zimmermann, Zimermans, Cimmermans: Duitse beroepsnaam Zimmermann: timmerman.

Zimmer, Zimmerli, Zimerle, Zimer: Duits Zimmer: houten gebouw. Beroepsnaam van de timmerman. Vergelijk Timmers.

Zimmermeyer. Waarschijnlijk reïnterpretatie van Zimmermeister: timmermeester.

Zink, Zinke, Zinken, Zinck, Zincq, Zinque, Sincq, Sinck, Sinke, Sijnke: 1. Middelnederlands sinke, Middelhoogduits zinke ‘trompet, hoorn, schalmei’. Beroepsbijnaam van de muzikant. Vergelijk Duits Zinkenblaser. 2. Plaatsnaam Zinnich in Teuven, Limburg.

Zinn, Zinner. Duitse beroepsnaam; tingieter.

Zinnen, van. 1. Duitse plaatsnaam Zinnen in Neurburg. 2. Van Sennen=van Santen.

Zintz, Zintzen, Zinzen, Sintzen, Zins: Vadersnaam van de voornaam Vinzenz; vergelijk Zenz.

Zippel, Zipfel: Middenhoogduits zipfel, Nederduits zippel: punt, tip, spits uiteinde. Bijnaam, wellicht naar de puntmuts (Zipfelmûtze).

Zirbes, Zirbs, Zirvès: Vadersnaam. Zirbes, Zirwes, Rijnlands voor Servatius.

Zito, Zitolo, Zitelli, Zitello: Italiaans dialect zito: jonge ridder, edelknaap.

Zitteren, van: Waarschijnlijk plaatsnaam Sittard (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen), Zittard (Provincie Antwerpen Noord-Brabant, Nederlands Limburg), Zittert (Noord-Brabant, Nederlands Limburg), Zittert(-Lumen) (Vlaams-Brabant).

Zoelen, van: Plaatsnaam Zoelen (Gelderland).

Zoetaert, Zoetaerdt, Zoetard, Zoetardt, Soetaaert, Soetart, Soetaerd, Soetaerts, Soetaers, Soetarte, Soethaert, Zoeter, Soeter, Soeters, de Soetaert, Sotaers, Soutaer, Zoutaert, Zoutard, (de) Zoete, (de) Soete, Soete, Soet, Zoet, Zoute, Soute : Vadersnaam. Germaanse voornaam swôt-hard‘zoet-sterk’: Sut(h)ardus. Maar aangezien de meeste zoet-namen vrouwennamen zijn, zal Zoetaert veeleer een aard-afleiding zijn van de meisjesnaam Zoete.

Zoetbrood. Waarschijnlijk reïnterpretatie van plaatsnaam Sourbrod; zie Zourbroude.

Zoete (de), (de) Soet, Soete, Zoet, Zoute, Soute. Moedersnaam uit de korte Germaanse voornaam swôtja 'zoet, lieflijk' of korte vorm van Avezoete, Bertezoete, Heilzoete, Immezoete. Toen de voornaam in onbruik raakte, werd de familienaam als een bijnaam opgevat en kreeg het een lidwoord.

Zoetemelk. Zoetemelk is volle melk, in tegenstelling tot karnemelk. Beroepsnaam voor de melkboer, melkman.

Zoetemond. Bijnaam voor een lekkerbek, Waals-Vlaams zoetemond(je). Vergelijk Nederduits Sôtemund.

Zoeten, Zoetens, Soeten, Soetens, Suetens, Sutens, Seutens, Soetes: Moedersnaam, meisjesnaam Zoete, korte vorm naast Avezoete, Heilzoete, Immezoete, Marzoete.

Zoeteweg: Vermoedelijk volks etymologisch uit Zuidweg, vanwege oostelijke oe-uitspraak; vergelijk Zuidweij.

Zoetewei, Zoeterweij, Zoeteweij: Bijnaam. Zoete wei. Wei ‘wei, hui van de melk’. Bijnaam voor de melkboer. Vergelijk Zoetemelk.

Zol, Zoll. Beroepsnaam van de tollenaar, de inner van tol.

Zoldermans. Afleiding van zolder. Bijnaam voor iemand die op zolder woont of beroepsnaam voor de maker van zolderingen.

Zole, Sole: Plaatsnaam Zole: sloot, kuil; bijvoorbeeld in Landrethun (Pas-de-Calais).

Zolemans. Afleiding van Van der Zole.

Zoller, Zoler, Zollaire, Zôllner, Zollman, Zollmman: Duits Zoller: tollenaar, inner van tol. Vergelijk De Tollenaere.

Zollikofer. Plaatsnaam Zollikofen, Bern, Zwitserland.

Zombeck, Zsombik: Middenduits Zombeck = Nederduits Tombeck = Duits Zumbach: ter Beke.

Zomer, (de), (de) Somer, Somers, Sommer, de Soomer, Soomers: Bijnaam naar het jaargetijde, de zomer. Vergelijk De Winter.

Zomerdijk, Sommerdijk, ook Winterdijk. Plaatsnaam.

Zomeren, van, van Zoomeren, van Sommeren, van Someren, van Sumere, van Sumer, van Summeren, van Zummeren. Familienaam uit de plaatsnaam Someren (Noord-Brabant).

Zomerghem, van, van Somergem, van Somerghem: Plaatsnaam Zomergem (Oost-Vlaanderen).

Zomerplaag. Nederlands-Joodse familienaam.

Zomersztajn. Duitse plaatsnaam Sommerstein.

Zomerveld, Sommerfeld, Zomerfeld. Familienaam uit een verspreide plaatsnaam in Duitsland.

Zonderland. Bijnaam voor een arme boer, zonder land. Vergelijk Duits Ohnacker, Ohneboden, Frans Sansterre.

Zonderman. Bijnaam voor een bijzonder man? Vergelijk Duits Sondermann, Sundermann.

Zondervan, Sondervan: Zonder van, dat is zonder achternaam.

Zone, (de). 1. Plaatsnaam Zone in Gozée (Henegouwen). Ook Zone van des Aunes. 2. Zie Zoon(s).

Zon, van, Zonne, Son, Soleil. Plaatsnaam.

Zonhoven, van, van Sonhoven: Plaatsnaam Zonhoven (Limburg).

Zonis. Plaatsnaam Sonnis in Helchteren, Limburg.

Zonnekein: Vadersnaam. Zonnekein, van Zonnequin, Zannequin, van Jeannequin, Janquin, Middelnederlands Jannekin ’Jantje’. Herkomstig uit Frans Vlaanderen en West-Vlaanderen.

Zonnemare, van: Plaatsnaam Zonnemaire (Brouwershaven, Zeeland).

Zonestand, Zonnenstand. Bijnaam naar de huisnaam, wellicht een huis met zonnewijzer.

Zonne, de. 1. Bijnaam naar het uithangbord 'In de Zon'. 2. Spellingvariant van De Zone.

Zonneveld, (van), Sonneveldt, Sonneveld, Sonneveldt, Sonnenfeld, Sonne: Plaatsnaam Zonneveld bij Valkenburg (Zuid-Holland). Vergelijk Duits Sonnenfeld.

Zons, Zuns, Zunz: 1. Plaatsnaam Zons (Keulen). 2. Zie ook Zoons.

Zonruiter: Wellicht Duits Sonnreuter, van de plaatsnaam Sonnenreuth (Beieren).

Zoom, (van), van Som, van Soom.: Plaatsnaam Zoom ‘zoom, rand’. Bergen-op-Zoom (Noord-Brabant). De Zoom is de heuvelrand tussen Harderwijk en Elburg (Gelderland) en een buurt in Nunspeet (Gelderland). Plaatsnaam ten Zo(e)me in Deurne en Borsbeek (Antwerpen).

Zoons, Soons, Zoon, (de) Zone, Zons, Soons, Soens, Soen, de Seune, de Suenne, Seunes, Suen: Verwantschapsnaam voor de zoon; vergelijk Lefils, Fieuws.

Zordan, Zordanello. Variant en afleiding van Italiaanse Giordano. Zie Jordaens.

Zorgdrager, Sorgedrager: Bijnaam voor een zorgvuldige, die zorg draagt.

Zorge, Bijnaam voor wie zorgvuldig, bezorgd is.

Zorge, van; van Sorgen, van Sorge: Plaatsnaam, vergelijk de Hooge Zorge in Gendringen (Gelderland). Wellicht vernederlandst uit Duits Zarge, dat is Middelnederlands targe ‘schild’., van ‘rand, grens’ ook ‘heuvel’.

Zorgman. Bijnaam voor iemand die zorgvuldig of bezorgd is, die voor anderen zorgt. Vergelijk Sorg.

Zorn. Duits Zorn; toorn, woede. Bijnaam.

Zorzetti, Zorzetto, Zorzi, Zorzini, Zorza, Zorzan, Zorzitto, Zorzenoni, Zorzenon: Vadersnaam. Italiaanse variant van Giorgi.

Zotteghem, van, van Sotteghem: Plaatsnaam Zottegem (Oost-Vlaanderen).

Zoude. Zou een Ierse familienaam zijn? Waarschijnlijk veeleer variant van Zoute.

Zourbroude. Plaatsnaam Sourbrod in Robertville, Luik.

Zoutberg. Plaatsnaam. Vergelijk Duits Salzberg.

Zoutendijk: Plaatsnaam Zoutendijk (Noord-Brabant).

Zoutewelle: Plaatsnaam Southwell (Nottinghamshire)?

Zoutman: Beroepsnaam van de zoutzieder of zouthandelaar. Vergelijk Duits Salzmann.

Zouwen, van der: Plaatsnaam. Middelnederlands zuwe, zauw, sauwe ‘sloot, gracht, greppel, goot, afwateringssloot’.

Zuber: Middelhoogduits zûber ‘houten vat’. Duitse beroepsbijnaam voor de kuiper.

Zucker. 1. Middenhoogduits zucker: rover. 2. Beropsnaam van de suikerbakker; vergelijk Zuckermann.

Zuckerman, Zuckermann, Zouckerman, Zukerman: Duitse beroepsnaam van de suikerbakker.

Zuckerberg. Duitse plaatsnaam.

Zuen, van, van Zeune, van Zieune: Plaatsnaam Zuun in St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant).

Zuidema: Friese vadersnaam. Germaanse voornaam Suder, swinth-man ‘sterk, hevig-man’. Zie bij Suur.

Zuiden, van, van Zuijen, van Zuydt, van Zuyt, van Suyt, van Zut: Plaatsnaam Zuid, een zuidelijk gelegen plaats.

Zuidervaart: Plaatsnaam Zuidervaart in Het Bildt (Friesland) en Wieringerwaard (Noord-Holland).

Zuiderveld: Plaatsnaam Zuiderveld in Odoorn (Drenthe), Bemmel (Gelderland), Putten (Gelderland). Zie ook Zuurveld.

Zuiderwijk: Plaatsnaam Zuiderwijk in Veendam (Groningen) en Westerbork (Drenthe).

Zuidgeest: Plaatsnaam Zuidgeest in Woensdrecht (Noord-Brabant).

Zuidhof, Zuidhoff, Zuyderhoff, Zuijderhoff, Zuiderhof: Plaatsnaam in Ambt Delden: 1383 Suuthof, in Tubbergen: 1381-83 Zuethof. Vergelijk Südhof (Hessen, Sleeswijk-Holstein), Zuidhoven (Zuid-Holland).

Zuidhoorn: Plaatsnaam Zuidhorn (Groningen).

Zuidinga. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse swinth-naam; vergelijk Zuidema.

Zuidland, van: Plaatsnaam Zuidland (Zuid-Holland), in Kerkwerve (Zeeland) en in Retranchement (Sluis, Zeeland): 1435 Zuutland.

Zuidweg, Zuidwegt, Zuideweg, Zuijdeweg, Zuijdwegh, Zuijdweg, Zuijdwegt: Verspreide plaatsnaam.

Zuidweij: Volks etymologisch uit Zoetewei.

Zuien, van; van Zuijen: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit van Zuiden. Naar de zuidelijk gelegen woonplaats.

Zuijdendorp. Familienaam uit de plaatsnaam Zuidendorp, die wellicht op diverse plaatsen voorkomt. Onder andere Zuiddorpe bij Terneuzen.

Zuilekom, van; Zuijlekom, van; van Suijlekom: Plaatsnaam Zuilichem (Gelderland): 1203 Sulenkem.

Zuilen, van, van Zuijlen, Suijlen, Suylen, Zuylen, Zuil, Zuelen, Suijling, Suyling : Plaatsnaam Zuilen (Utrecht).

Zuiver. Bijnaam zuiver, onbedorven, kuis. Vergelijk Duits Sauber.

Zülke, Zülcke, Zulke, Zuhlke: Vadersnaam. Oost-Duitse afleiding van Slavische voornaam Zulimir, Zulislaw. Vergelijk Zielke.

Zulauf. Bijnaam voor een nieuwsgierige, die steeds toegelopen komt.

Zulian, Zuliani. Vadersnaam. Italiaanse variant van Giuliani; Julianus.

Zulte, van. Plaatsnaam Zulte, Oost-Vlaanderen.

Zumbrink. Duitse variant van 'Van dede Brink'.

Zunderen, (van); van Sunderen: Plaatsnaam ‘afgezonderde plaats’. Of variant van van Zundert?

Zundert, van, van Sundert, van Seinderd, van Zunderd: Plaatsnaam Zundert (Noord-Brabant).

Zune. Familienaam in Luxemburg. Wellicht aangepaste spelling van Duits Sonne, (ouder ook) Sunne. Vergelijk Sonnen.

Zurcher Zùrcher: Duits Zür(i)cher, afkomstig van het Zwitserse Zürich.

Zurhaar, Zürhaar: Duitse plaatsnaam Zur Haar. Plaatsnaam Haar (Beieren, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen). Middennoordduits hâr ‘slijk’ of Middennoordduits hare ‘hoogte, droge plaats in moeras’.

Zur Nedden. Naar de woonplaats in de laagte, beneden.

Zureck, Zurek. Zur Ecke; op de Hoek.

Zurings, Zurinckx, Surings, Suring, Surinx, Surixs, Seurinck, Seurynck, Seurijnck, Suerink, Seurijnxk, Suerinck, Suerickx: 1. Afleiding van bijvoeglijk naamwoord, zuur. Bijnaam voor iemand met een zuur, onvriendelijk karakter. 3. Zie ook Zeuderick. 2.Vadersnaam. Wellicht oorspronkelijk Germaanse voornaam, vergelijk Fries Suringa.

Zurmühle. Duitse plaatsnaam Zur Mühle: ter Meulen.

Zurpele, van, de Zurpele, van Zulpele, van Zulpere, Vanzulpere, van Surpele. Familienaam uit de plaatsnaam Zurpele in Zelem (Limburg).

Zurrer. Waarschijnlijk door assimilatie van Zilrner: toornig, opvliegend mens.

Zurstrassen. Plaatsnaam Zur Strasse: ter Strate. Vergelijk Van der Straeten.

Zutendaal. Zeer jonge naam, bewust gekozen, die zoveel betekent als "het zoete dal".

Zutphen, van: Plaatsnaam Zutphen (Gelderland).

Zutter, de/du, Zuttere, de Sutter, Suter, de Suttersm, de Zeutter, de Seuter, de Zeustre, de Zitter, de Zittere, de Sitter, de Sittere, de Ziter, de Citer, de Sieter, de Zetter, Sitters, Siters, Citter, Citters, Cieters, Cyter: Beroepsnaam. Middelnederlands sutter, van Latijnse sutor ‘naaier, kleermaker, schoenmaker’. De Sitter is een ontronde vorm. Zie ook Lesueur, Leseurre, Schoesetters.

Zutterman, Zuttermans, Sutterman, Siterman, Cyterman: Beroepsnaam van de zutter; zie de Zutter(e).

Zuur, Zuure, Zuuren, Suurs, de Seure, Deseure, de Zeure, Soer, Zoer, Zoerink: Bijnaam voor iemand met een zuur karakter, een zuurmuil. Vergelijk Duits Sauer.

Zuurbier, Schuurbiers, Scuerbiers, Schuerbier: Bijnaam voor de brouwer van zuur hier of voor een waard die zuur bier verkoopt. Duits Sauerbier.

Zuuren, van: Plaatsnaam (Hoog-of Laag-) Soeren (Gelderland).

Zuurhout. Plaatsnaam. Vergelijk Nederduits Surholt, van Suderholt: Zuiderhout. Maar vergelijk ook Sussholz, Soethoudt.

Zuurmond, Suurmond: 1. Bijnaam voor een ‘zuurmuil, zuurkijker’. Vergelijk Duits Sauermund. 2. Eventueel volks etymologisch uit Surmont ‘Op den Berg’.

Zuurveld, Zeurveld: Zuurveld door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Zuderveld.

Zuweveld: Vervormd uit Zuurveld, vanwege afwijkende articulatie van de r.

Zuijddijk, Zuidijk: Plaatsnaam Zuiddijk in Groede, Sluis en IJzendijke-Ambacht (Zeeland): 1450 upden Zuutdyc streckende duer Ysendyc ambocht, ook in Dubbeldam (Zuid-Holland).

Zuijderdorp: Plaatsnaam Zuiddorpe in Axel (Terneuzen, Zeeland), Zuiderdorp in Koekelare (West-Vlaanderen).

Zuijderduijn: Plaatsnaam Zuiderduintjes op Rottumeroog (Groningen).

Zuyderhoff, Zuijderhoff, Zuiderhof. Zeldzame Belgisch-Nederlandse naam uit de plaatsnaam zuyden-hof(f). Locatie nog onbekend.

Zuyderhoudt, Suyderhoud: Plaatsnaam: zuidelijk bos. Plaatsnaam in de Haarlemmerhout. Vergelijk Bezuidenhout (Den Haag), Zuurhout.

Zuydkerke, van. Plaatsnaam op Schouwen (Zeeland) of Zutkerque (Pas-de-Calais).

Zuydlandt, van. Plaatsnaam in Kerkwerve, Zeeland.

Zwaagman. Afleiding van der Zwaag.

Zwaal; van Swaal: Afleiding van de Waal.

Zwaan, Swaan, Swaen: 1. Bijnaam voor iemand met een lange hals, zoals een zwaan. 2. Huisnaam. 3. Moedersnaam Germaans meisjesnaam Swane ‘zwaan’: Svana). 1393 Zwanen Spotters, Kortrijk; Zwane, Zwaenkin komt er in 1350-1400 negenmaal als voornaam voor.

Zwaan, van der, van de (der, den) Zwan, van der Zwaen: Huisnaam, zie Swaene 2.

Zwaard: Beroepsnaam van de wapensmid. Vergelijk Zwertvagher en Nederlandse familienaam Zwaardemaker.

Zwaenepoel, Zwanepoel, Swaenepoel: Plaatsnaam Zwanepoel in Beernem en Vladslo (West-Vlaanderen).

Zwaag, van der, Swaag, Zwaagstra, Zwaga, Swaagstra. Zie volgende.

Zwaga: Friese familienaam Swaga, afleiding van plaatsnaam Zwaag (Noord-Holland) of Boornzwaag, Beetsterzwaag, Snikzwaag, Kollumerzwaag (Friesland).

Zwaef, de, de Swaef, de Swaaf: Volksnaam van de Zwaaf, Duits Schwabe, afkomstig van Zwaben, Duis Schwaben.

Zwager: Verwantschapsnaam zwager ‘schoonzoon, schoonvader, aanverwante’.

Zwagerman: Afleiding van Zwager.

Zwakenberg: Plaatsnaam Zwakenberg bij Wijhe en Olst, Overijssel.

Zwakhals. Middelnederlands swac: buigzaam; vergelijk Waals-Vlaams zwak: lenig. Bijnaam voor iemand die zijn hals veel beweegt, schudt. Vergelijk Nederduits Schûddekopp.

Zwakhoven, Swackhofen: Limburgse familienaam die in 1860 in Opglabbeek voorkomt en uit Nederland komt. Wellicht plaatsnaam Schweighofen bij Landau (Rijnland-Palts). Vergelijk Schwaighofen (BeierenI), Schwaghof (Noordrijn-Westfalen). Of een Groningse plaatsnaam?

Zwalmen, van der, van der Zwalm, van (der) Zwaelmen, van de(der) Swalme, van Zwalmen, van Swalm, van der Swaelm, van der Swaelmen, van der Swalm, van der Swalmen, Verzwalm, Verswalm. Familienaam uit de plaatsnamen Munkzwalm of Nederzwalm (Oost-Vlaanderen), het gebied waar de Zwalm-rivier doorstroomt.

Zwama, Swama. Friese vadersnaam uit de voornaam Zwaan/Swaan.

Zwam, van: Door assimilatie lm/m uit van Zwalm. Plaatsnaam Munkzwalm of Nederzwalm, Overijssel.

Zwan, van der. Plaatsnaam.

Zwanenbeek: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Schwanbeck (Mecklenburg-Vorpommern), Schwanebeck (Brandenburg, Saksen-Anhalt), Schwanenbach (Baden-Württemberg).

Zwanenburg: Plaatsnaam Zwanenburg in Haarlemmermeer (Noord-Holland) en Kapelle (Zeeland).

Zwaneveld, Swaneveld, Zwaaneveld. Plaatsnaam.

Zwanepoel, Zwaenepoel, Swaenepoel: Plaatsnaam in Beernem en Vladslo.

Zwanink: Vadersnaam. Germaanse voornaam, afleiding Van Swana ‘zwaan’.

Zwart, de Zwarte, de Zwart, de Swarte, de Swart, Sewarte, de Zwarte, Zwarts, de Swaerte, (de) Swart, de Swaert, de Zwert, de Swerdt, de Swert, (de) Sweert, de Zweert, Swarten, Swerten, (de) Swerts, Sweerts, Zweerts, Zwerts, Zwarts, Zwart, Swaerts, Swarts: Bijnaam naar het zwarte haar of de donkere huidskleur.

Zwartbol. Bijnaam voor iemand met een zwart hoofd, een zwartharige. Vergelijk Wittebolle, Duits Schwarzkopf.

Zwartjes, Swartjes. Afleiding van (de) Zwart.

Zwartepoort, Zwartepoorte: Wellicht de plaatsnaam Zwartepaard in Lienden (Gelderland) en Wymbritseradiel (Friesland).

Zwarts. 1. Zie (de) Zwart. 2. Kan ook variant zijn van Swerts, Sweerts; zie de Weerdt.

Zweber, Zwéber: Waarschijnlijk aanpassing en afleiding van Duits Schwäbe, Schwabe. Vergelijk Bohemer, van Duits Böhme.

Zweed, de, Zuède: Volksnaam van de Zweed.

Zweden, van; van Zweeden, de Sweeden: Herkomstig van Zweden.

Zweedijk: Plaatsnaam, 1630 Cornelis Jobsen Sweedijck, Yerseke.

Zweekhorst: Plaatsnaam Zweekhorst in Zevenaar (Gelderland). Familienaam uit de eigennaam Sweeck (Knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Switger; swinth + ger) =horst.

Zweels. Middelnederlands suwel(e): priem. Bijnaam of beroepsnaam.

Zweep, van der: Plaatsnaam de Zweep in Adegem (Oost-Vlaanderen), Dikkebus, Oostkamp, Torhout (West-Vlaanderen).

Zweeris. Vadersnaam. Voornaam Swerus, korte vorm van de Bijbelse voornaam Ahasvérus. Maar wellicht oorspronkelijk de Germaanse voornaam swinth-hari: Sweder.

Zwegers, Zweegers, Swegers: 1. Middelnederlands zweger ‘schoonmoeder’. 2. Zie Swiggers.

Zweig. Duitse bijnaam; twijg, spruit, loot.

Zweiphenning: Duits Zweipfennig ‘twee penningen’.

Zwemer, (de), de Sweemer, de Zweemer, Zwemmer, de Zueemer, de Zwiemer: Afleiding van Middelnederlands swe(i)men ‘slepen, zweven’. Bijnaam voor iemand die alsmaar rondzwerft, rondhangt, rondloopt. Vergelijk Duits Schweimer.

Zwernen: Vermoedelijk door leesfout voor Zwennen, afleiding van de Wenne, zie (de) Winne.

Zwertvaegher, Zwertvagher, Zweertvaegher, Zweetvaegher, Swertvaegher, Swertvagher, Swerdtfegers, (de) Swartvaegher, Swartvaeger, Swartvagher, Swartvager, Swartvaegher, Swartfagher, Zwartvaegher, Zwartvagher, de Svartvaegher, Zweegers, Zwegers, Sweegers, Swegers. Beroepsnaam van de zwaardveger: de wapensmid. De twee laatste varianten zijn typisch voor de Belgisch-Nederlandse grens en wellicht uit één variant ontstaan (uit Gerrit Swerdevegers die leefde rond 1700).

Zwerver, Zwerwer. Familienaam die duidelijk zegt waarover het gaat. De voorouder was een zwerver.

Zwetsloot, Zwitserlood, Zwet, van der. Plaatsnaam Zwetsloot; grenssloot.

Zweveghem, van, van Sweveghem: Plaatsnaam Zwevegem (West-Vlaanderen).

Zwevesele, van. Plaatsnaam Zwevezele, West-Vlaanderen.

Zwick, Zwikel, Zwickel: Variant van Duitse familienaam Zweck; Middenhoogduits zwëc: pin, paaltje, wig. Beroepsnaam maar ook plaatsnaam (veldnaam: wigvormig stuk land).

Zwiekhorst. Zweekhorst. Familienaam uit de plaatsnaam Zweekhorst in Zevenaar (Gelderland).

Zwienen, van: plaatsnaam, wellicht het Zwin.

Zwiep: Aanpassing van Duits Schwibb, Schwipp, van Nederduits swip ‘leep, handig’.

Zwierink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Zwier, zie Zwier(s).

Zwier, Zwiers, Swiers, Swier, Zweers, Sweers, Zwerus, Zwerink: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sweder, Sweer, Swier, Zwier, namelijk swi(n)th-hari ‘sterk-leger’. Later opgevat als Assuerus/Ahasverus.

Zwieten, van, van Sieten, Zuyten, Zwijten: Plaatsnaam Zwieten (Zuid-Holland).

Zwigtman: Afleiding van Middelnederlands swichten ‘bedaren, wijken’?

Zwinderman: Afleiding van Plaatsnaam Zwinderen in Oosterhesselen (Drenthe).

Zwijgenhoven, van, van Zwygenhoven, van Swijgenhoven, van Swygenhoven, van Swegenoven: Plaatsnaam in Zepperen (Limburg).

Zwol, van; Zwolle: Plaatsnaam Zwolle (Ooverijssel, Gelderland).

Zwijgers, Swijgers uit Swiggers. Vadersnaam. Germaanse voornaam Swidger, achteraf opgevat als bijnaam voor een zwijger. Vergelijk Duits Schweiger.

Zwijndrecht, van: Plaatsnaam Zwijndrecht (Zuid-Holland).

Zwijnenberg, Zwijnenburg: Wellicht hypercorrect voor plaatsnaam Zwanenburg, Zwanenberg in Gendringen (Gelderland).

Zwijnsvoorde, van, Zwynsvoorde, Zwynwoorde, Zuynsvoorde, Swinvort, van Swynsvoorde: Plaatsnaam Zwijnvoorde in Deerlijk.

Zwinger, Zwingers. Duitse familienaam naar de woonplaats aan de Zwinger: ruimte tussen stadsmuur en stadsgracht. Maar veeleer Duits Zwinger, Middenhoogduits twinger: Middenenderlands dwinger, dwingeland, heerser.

Zwisselberger. Plaatsnaam Zwiselsberg, Beieren.

Zwol, van, van Swol. Plaatsnaam Zwolle, Overijssel.

Zwolleman, Zwolsman. Zwollenaar, van Zwolle.

Zwyns, Swyns, Swijns: 1. Bijnaam naar het zwijn, varken; voor een onfatsoenlijk mens, een varken. 2. Zie de Win(ne).

Zijl, van (der); van Zijll, Verzijl: Waternaam. Middelnederlands sijl, zijl ‘waterleiding, waterloop’.

Zylberg, Zijlbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Zeilberg in Deurne (Noord-Brabant).

Zylbergeld. Duits Silbergeld; zilvergeld.

Zylberminc, Silberminz, ontrond van Duits Silbermùnz(e): zilvermunt. Vergelijk Zylbergeld.

Zylberszlak. Duits Silberschlag, beroepsnaam van de munter. Zilverslag betekent muntslag.

Zijlmans, Zielman: Afleiding van van (der) Zijl.

Zijlstra: Friese afleiding van van (der) Zijl.

Zype, van (de), van (de) Zijpe, Zijp, (van), van (de(den) Sype, van de(den) Sijpe van der Zypen, van der Zype, van der Zijpe, van der Zijpen, van der Zyppe, van der Zyp, van der Zijp, van der Zijppe, van der Ziepe, van der Zippe, van der Sypen, van der Sype, van der Sijpe, van der Sijpen, van der Syppe, Van der Syp, van der Sijppe, van der Sijp, van der Sijpt, Van (der) Sippe, van der Zeypen, Van der Zeyp, Van der Zeijpen, van der Seypen, van der Seype, van der Seijpen, van der Seijpe, van der Zeyepen, van der Zeypin, van der Zijpt, van der Sypt, van der Sijpt, Verzijp, Verzyp, Versijpt, Versijp, van Verzypen: Verspreide waternaam Zijp(e) ‘afwatering’. De Zijp (Gelderland), Zijp (Noord-Brabant), Zijpe (Zeeland), De Zijpe (Noord-Holland), De Zijpte (Kortrijk, West-Vlaanderen), Zijpt (Lichtaart, Provincie Antwerpen).

Zypman. Afleiding van Van de Zype.

Zysberg. Plaatsnaam Süssberg (Beieren).

Zysblat. Duits-Joodse familienaam Süssblatt.

Zysmilch. Duits Süssmilch: zoete melk. Vergelijk Zoetemelk.

Zijta: De naam ziet er Fries uit, hoewel hij in Friesland niet voorkomt. Vergelijk Fries Site, Syte, Sytinga, Sytema, Sytma.

Zijtveld, van: Plaatsnaam Zijderveld (Zuid-Holland).