Militairen

Oude militaire rangen en functies

 
Een overzicht van oude militaire rangen en functies. Waar mogelijk wordt een vertaling naar de huidige militaire rangen en functies gegeven en een korte beschrijving. 
 

Aalmoezenier
Rooms-Katholieke veldprediker van een bepaald troepengedeelte.

Achterman
De man die in het rot achter de andere staat. De achterman uit het 2e gelid staat achter de achterman van het 1e gelid van hetzelfde rot.

Adelbors(e)
Zie adelborst.

Adelborst
Een adelborst is een marineofficier in opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. Bij andere krijgsmachtonderdelen dan de marine wordt dit een kadet genoemd (zie ook: kadet).
Het woord ‘adelborst’ is een verbastering van het woord ‘adelbursche’ (edelknaap). De naam stamt nog uit de tijd dat enkel jongens uit families van adel toegelaten werden tot de officiersopleiding. In de zeventiende eeuw was in Nederland de rang adelborst niet beperkt tot de zeevaart. De adelborst over de wapenen was belast met het inzetbaar houden van de wapens en uitrusting van de compagnie. Hij diende wapenlijsten bij te houden met de kenmerken van elk wapen en gebreken aan te bieden aan de hersteller. Onder zijn taken viel ook het controleren van de inzetbaarheid van wapens tijdens de wacht en lonten, kruit en kogels op voldoende niveau te houden.

Adelburse
Zie adelborst.

Arkebusier
Zie haakbusschutter.

Assesoer van het Crichesraet
Assessor van de krijgsraad. Vanuit het Latijn letterlijk ‘bijzitter’. Assistent van de president van de krijgsraad, die raadplegingen en besluiten helpt regelen.

Bombardier
Oorspronkelijk een artillerist, die uitsluitend het bedienen van de mortieren tot taak had. Hierdoor vormden de bombardiers ook afzonderlijke compagnieën.

Cadet
Zie kadet.

Capi
Zie kapitein.

Capit
Zie kapitein.

Capitain
Zie kapitein.

Capiteeijn
Zie kapitein.

Capitein
Zie kapitein

Capteijn
Zie kapitein.

Capteijn lutenant
Kapitein luitenant.

Captein
Zie kapitein.

Cherusijn
Zie chirurgijn.

Chijrurgijn
Zie chirurgijn.

Chirurgijn
Het vak chirurgijn kwam voort uit het werk van de barbier. Deze militaire medicus had vanwege zijn moeilijke en gevaarlijke taak de rang van officier van gezondheid en was verantwoordelijk voor de geneeskundige verzorging binnen de compagnie. Als non-combattant was hij niet ingedeeld in het reguliere officiers rangenstelsel. Hij droeg wel een degen, maar nooit een sjerp.

Commandeur
Commandeur is een oorspronkelijk door Nederlanders bedachte rang, die bij de Nederlandse marine al vanaf de zestiende eeuw voorkomt. Deze rang werd voor verschillende functies gebruikt, waarbij het vaak ging om een tijdelijke functionele rangaanduiding voor een bepaalde opdracht.

Commandoer
Zie commandeur.

Commendeur
Zie commandeur.

Cornel
Zie kolonel.

Coronel(l)
Zie kolonel.

Coronet
Zie kornet.

Corporael
Zie korporaal.

Corpornel
Zie korporaal.

Dragonder
Een infanterist, die gebruik maakte van een paard om zich snel te kunnen verplaatsen, maar te voet vocht. Doordat de onbereden infanterie niet snel genoeg kon volgen, werden de dragonders ingezet om met de cavalerie vooruit te gaan, belangrijke punten te bezetten en zich tegen de aanvallen van de vijand te verdedigen. Zonder de hulp van de dragonders zou dit voor de eenvoudige cavalerie een stuk lastiger zijn.

Fourier
Een fourier is een onderofficier binnen de infanterie, artillerie en cavalerie, die onder andere zorg draagt voor de inlegering, bewapening, foeragering en kleding van de compagnie en tevens compagnieschrijver is.

Fuselier
Van het Franse ‘fusilier’ (scherpschutter). Deze functie is ontstaan aan het eind van de zeventiende eeuw. Een fuselier was een soldaat (geweerschutter), genoemd naar zijn wapen (fusil), een vuursteenslotmusket. Oorspronkelijk waren fuseliers keursoldaten, die gedetacheerd werden bij de artillerie om deze te ondersteunen. Later vormden zij aparte regimenten binnen de infanterie. Aan het einde van de achttiende eeuw werd de benaming gebruikt voor elke infanterist, die niet tot een keurcompagnie behoorde.

Geappoincteerde
Oude of invalide soldaat, die nog lichte dienst deed of een pensioen of toelage genoot.

Grenadier
De grenadiers, oorspronkelijk soldaten die gespecialiseerd waren in het werpen van handgranaten, hebben hun ontstaan te danken aan de Zweedse generaal-majoor Lars Kagge, die bij het beleg van Regensburg in 1634 aan degenen die handgranaten wierpen een toelage van soldij gaf.
In Nederland werden de grenadiers in 1668 bij elke compagnie ingedeeld en twee jaar later met steenslotgeweren bewapend. Halverwege de achttiende eeuw werden deze grenadiers tot twee afzonderlijke compagnieën verenigd. Zij moesten robuust, welgemaakt, van een middelmatig postuur zijn en bekend staan als de braafste soldaten. In 1841 volgde een samenvoeging van de grenadiers met het regiment jagers tot één regiment.

Grenadier te paard
In 1676 onder Lodewijk XIV opgericht. Zij werden met degens, pistolen en een geweer bewapend en behoorden tot de keurtroepen.

Haakbuksschutter
Zie haakbusschutter.

Haakbusschutter
De benaming is afgeleid van het Franse ‘arquebusier’. Dit was een soldaat bewapend met een haakbus; een handkanon met een haak aan de monding van de loop, zodat deze door de schutter aan de rand van een muur kon worden gehaakt om de terugstoot op te vangen. Dit wapen werd vanaf de vijftiende tot in de zeventiende eeuw gebruikt als vervanger van de hand- en/of kruisbogen en was de voorloper van het musket en het vuurroer.
De haakbusschutters, onderdeel van de cavalerie, deden vooral dienst als scherpschutters voor opening van het gevecht.

Haakschutter
Zie haakbusschutter.

Harquebusier
Zie haakbusschutter.

Hellebaarder
Zie hellebaardier.

Hellebaardier
Soldaat gewapend met een hellebaard. Al in de dertiende eeuw werden stokwapens, zoals de hellebaard, opgenomen in de algemene bewapening der voetsoldaten. Het bleef een vast onderdeel van de bewapening van het voetvolk tot de opkomst van de eerste vuurwapens.

Hopman
Een hopman was de rang van een militair die aan het hoofd stond van een vendel of compagnie. De benaming is afgeleid van het Hoogduitse ‘Hauptmann’, wat letterlijk ‘hoofdman’ betekent en kwam samen met Duitse huursoldaten de Nederlanden in. De rang is te vergelijken met die van een kapitein.

Kadet
Een jongeman die tot de krijgsdienst wordt opgeleid tot officier (zie ook: adelborst). In de oorspronkelijke betekenis ‘jongste zoon’.
De jongste zonen van adellijke families kregen een beperkt jaargeld, dat door hun oudere broers werd uitbetaald. Mede om de oudere broers te ontlasten werd een deel van hun geestelijke. Een ander deel werd sinds de zeventiende eeuw in de krijgsdienst van de vorstenhuizen gelokt. Zij kregen op kosten van de staat een militaire opleiding. Later werden ook jongemannen, die geen oudere broers hadden kadet genoemd. Hiermee veranderde de betekenis kadet in die van een jongeman van goede afkomst, die opgeleid wordt tot officier.

Kanonnier
Soldaat bij de veldartillerie.

Kapitein
De kapitein, daarvoor hopman, is in het leger van oudsher de bevelhebber van een militaire eenheid.

Karabinier
Een cavaleriesoldaat bewapend met een karabijn, een wapen dat in de zeventiende eeuw werd geïntroduceerd, en later met geweer en bajonet. De karabiniers gebruikten het paard voor grote mobiliteit, maar stapten doorgaans af om te voet te vechten.

Kolonel
Een hoge militaire rang (hoofdofficier) bij de landmacht en de luchtmacht. Voorheen had een kolonel de leiding over een colonne of regiment, maar na het verdwijnen van de regimenten is de rang van kolonel verbonden aan staffuncties.

Kornet
Een kornet is de laagste officiersrang bij de landmacht en de marechaussee en is, gelijk aan de rang vaandrig, bedoeld voor officieren in opleiding. Alleen bij de artillerie, cavalerie en marechaussee wordt de vaandrig kornet genoemd.

Koronel
Zie kolonel.

Korporaal
Het woord ‘korporaal’ is in de zestiende eeuw aan het Franse ‘corporal’ of ‘caporal’ ontleend, wat op zijn beurt is afgeleid van het Italiaanse ‘caporale’. Dit betekent ‘kleine capo’, oftewel hoofd van een sectie soldaten. Het woord ‘capo’ komt uit het Latijn en heeft zich ontwikkeld uit het Latijnse woord voor ‘hoofd’: ‘caput’.
De korporaal, een rang tussen soldaat en onderofficier, werd tot de manschappen gerekend. In de negentiende eeuw werd hij omschreven als ‘onderofficier bij het voetvolk’.

Kurassier
Een kurassier was een zwaar bewapende cavaleriesoldaat te paard, die een borstharnas droeg, een ‘kuras’. Vandaar de naam kurassier. Kurassiers waren op het slagveld de zwaarste eenheid, in taak en impact vergelijkbaar met de huidige tankdivisies. De benaming kwam al in de laat vijftiende eeuw voor.

Kwartiermeester
Een korporaal van de nautische dienst bij de marine.
In de tijd van de VOC hadden kwartiermeesters de directe controle over de manschappen, deelden het eten uit en zagen toe op de orde tijdens het schaften. Zij gingen mede op wacht en moesten het volk voor de volgende wacht wekken en er voor zorgen dat de roerganger en uitkijk werden vervangen. Ook dienden zij er op toe te zien dat aan het eind van een wacht gepompt werd om een droog schip aan de volgende wacht over te geven. De kwartiermeesters waren verantwoordelijk voor de lampen bij de kompassen en de lantaarns op het schip. Als de boot of sloep van boord ging was het hun taak deze in gereedheid brengen en moest één van hen meevaren.

Lansbassade
Zie lanspassaat.

Lansbesaet
Zie lanspassaat.

Lanspasade
Zie lanspassaat.

Lanspassaat
Een oude benaming afkomstig van het Franse ‘lanspessade’ of het Italiaanse ‘lancia spezzata’, hetgeen ‘gebroken lans’ betekent. Aanduiding voor een ervaren soldaat (‘omdat hem zijn lans gebroken was in een dapperen strijd’) of onderofficier. Synoniem voor onder-korporaal.

Lantspesade
Zie lanspassaat.

Lantspesaett
Zie lanspassaat.

Lieutenant
Zie luitenant.

Liutenant
Zie luitenant.

Luitenant
Het woord ‘luitenant’ is een samentrekking van de Franse woorden ‘lieu’ (plaats) en ‘tenir’ (houden) en betekent ‘plaatsvervanger’. Aldus is een luitenant de plaatsvervanger of rechterhand van een kolonel. Beiden waren van oorsprong officieren en heren van gegoede stand. De term kwam al aan het eind van de vijftiende eeuw voor.

Lutenant
Zie luitenant.

Maijoer
Zie majoor

Majoor
Eén rang hoger dan kapitein.

Milicien
Dienstplichtig soldaat. Via het Oudfranse ‘milicie’ (leger) van het Latijnse ‘militia’.

Monstercommissaris
Tot 1795 waren in het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden de compagnieën financieel afhankelijk van de commandant (kapitein of ritmeester). De betaling van de soldijen en traktementen behoorde tot zijn verantwoordelijkheid, evenals de administratie hierover, die veelal werd gevoerd door een oudere onderofficier. De overheid, die de soldij- en traktementsgelden verstrekte, oefende toezicht uit. Aanvankelijk gebeurde dat door middel van zogeheten monstercommissarissen. Later werden deze functionarissen afgeschaft en moest de commandant onder meer schriftelijk verantwoording afleggen.
Na deze periode kregen deze functionarissen diverse benamingen, maar ze hadden allemaal bemoeienis met de betaling van de soldijen en traktementen, met kleding, kazernering, de geneeskundige dienst, de hospitalen, transporten, levensmiddelen en de monsterrollen.

Monsterschrijver
De schrijver van de compagnie was verantwoordelijk voor het bij houden van de monsterrollen en het uitbetalen van de soldij van de compagnie. Zie: monstercommissaris.

Monsterschriver
Zie monsterschrijver.

Oeverste(n)
Zie overste.

Overste
In Nederland de aanspreektitel van een luitenant-kolonel (hoofdofficier) bij de landmacht, de mariniers en de luchtmacht.

Oversten
Zie overste.

Piekaard
Zie piekenier.

Piekeling
Zie piekenier.

Piekenier
Een piekenier was een soldaat die vocht met een piek, een soort lange lans met een lengte van drie tot soms vijf meter, dat vooral gebruikt werd tegen ridders te paard. De piekeniers vochten in een hechte en dichte formatie, de ‘falanx’, waardoor een woud van pieken werd gevormd. In de zeventiende en achttiende eeuw werden zij ondersteund door de musketiers en droegen vaak een half harnas (meestal alleen de eerste rijen) en een helm, verder waren zij bewapend met een degen. Later werden musketiers steeds belangrijker, terwijl de piekeniers vooral de vijandelijke cavalerie op afstand dienden te houden. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd de bajonet ontwikkeld, waardoor elke musketier ook als piekenier kon optreden. De lans verdween vanaf die tijd langzaamaan van het slagveld en daarmee ook de piekenier.

Piket
Afgeleid van het Franse ‘piquet’ voor ‘paaltje’. Een piket is een veld- of legerwacht, die, op enige afstand van een legerplaats, uitgezet wordt om de vijand gade te slaan en een overrompeling te verhoeden. Een officier of onderofficier van piket noemt men een piketboer.

Piketboer
Een officier of onderofficier van piket.

Piquet
Zie piket.

Provoost
De benaming ‘provoost’ is afkomstig via het Oudfranse ‘provost’ (opziener) van het Latijnse ‘propositus’, hetgeen ‘hogergeplaatste’ betekent.
De provoost was in de zestiende eeuw een militaire ambtenaar met bevoegdheid van regimentspolitie, zowel bij land- als zeemacht. Het was zijn taak om in zijn regiment de veldverordening onder de landsknechten uit te voeren en in te houden en het voltrekken van disciplinaire strafmaatregelen. Tot tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618–1648) was de provoost verbonden aan een compagnie of vaandrig. Later was de provoost ook wel de gezaghebber in een gevangenis, of de (onder)officier die op een kazerne of in een garnizoensplaats belast was met de handhaving van orde en tucht. In sommige regio’s was een provoost ook een gerechtelijk ambtenaar, vergelijkbaar met de schout, de ambtman of de baljuw.

Quarteermester
Zie kwartiermeester.

Quarteer mestersche
Vrouw van de kwartiermeester.

Quatiermester
Zie kwartiermeester.

Ridtmester
Zie ritmeester.

Rijttmester
Zie ritmeester.

Rit(t)mester
Zie ritmeester.

Ritmeester
Rang van kapitein bij de cavalerie, van oudsher de naam voor de militaire eenheid die zich te paard voortbewoog en te paard vocht. Het begrip ‘cavalerie’ staat binnen de krijgsmacht tegenwoordig voor eenheden met gepantserde voertuigen.

Rondassier
Soldaat bewapend met een rondas, een rond schild met een punt. Prins Maurits had veel op met zijn rondassiers, die met een schild en een hellebaard bewapend waren. Bij de organisatie van 1589 was bepaald, dat bij elke compagnie behalve de dertien officieren, drie rondassiers, ‘zijnde edellieden’, zouden zijn. Zij dienden waarschijnlijk tot persoonlijke beveiliging van de bevelhebber of van het vaandel.
Het rondas was zowel een offensief als een defensief wapen. De vorm maakte het een ideaal wapen om mee te slaan en de punt kon de vijandelijke pieken makkelijk opzij werken. Sommige rondassen waren kogelvrij gemaakt.

Rustmeester
Opzichter van een tuighuis (arsenaal), een opslag- of bergplaats voor wapen- of oorlogstuig. Het woord is afkomstig van het Hoogduitse ‘Rustmeister’.

Rust(e)mester
Zie rustmeester.

Ruiter
Ruiter bij de cavalerie.

Ruter
Zie ruiter.

Sargiant
Zie sergeant.

Sarijant(h)
Zie sergeant.

Sarjant
Zie sergeant.

Sarzeant
Zie sergeant.

Sarzuant
Zie sergeant.

Schout-bij-nacht
Voor zover bekend bestaat de benaming ‘schout-bij-nacht’ sinds 1603 en zou ontstaan zijn uit de opdracht van de scheepsbevelhebber om de achterhoede van de vloot bij nacht te ‘schouwen’. De schout-bij-nacht was oorspronkelijk de bevelvoerder die, bij afwezigheid van de admiraal, in de nachtelijke uren toezicht hield op de vloot. Dit deed hij door achteraan de vloot te varen. Schepen hadden in die tijd een lamp bij de spiegel hangen die van achteren duidelijk zichtbaar was. Hij moest er op toe te zien dat de schepen volgens hun rang konden zeilen, schepen elkaar niet konden beschadigen door bijvoorbeeld overzeilen en er geen schepen zouden achterblijven of afdwalen teneinde daarmee de veiligheid van de achterhoede van de vloot of het smaldeel te waarborgen. Hij werd daarom ook wel ‘achter-admiraal’ genoemd.
De schout-bij-nacht is bij de marine een vlagofficier.

Sergeant
De rang en functie van sergeant is ontstaan in de Middeleeuwen als knecht en schildknaap. De naam sergeant komt echter pas later. Etymologisch komt het van ‘serre gens’; diegene die de rangen van de mannen doet aansluiten. In de Napoleontische periode was het van groot belang dat de rijen gesloten bleven, om aan een infanterie-eenheid de nodige vuurkracht te geven. De sergeanten (of ‘guides’) liepen links en rechts van het gelid en zorgden ervoor dat de lijn gesloten (ook als er verliezen waren door vijandelijk vuur) en recht bleef. Door de eeuwen heen heeft deze functie zich ontwikkeld tot de rang van sergeant, een onderofficier die de praktische leiding geeft in het veld en orders vanuit de staf doorgeeft aan de manschappen.

Seriant
Zie sergeant.

Ser(r)ijant
Zie sergeant.

Soldaet
Soldaat

Stukrijder
Voerman bij de Veldartillerie.

Swertveger
Zie zwaardveger.

Tambour
Zie trommelslager.

Tambo(u)rijn
Zie trommelslager.

Tamburijn
Zie trommelslager.

Tromslager
Zie trommelslager.

Trommeslager
Zie trommelslager.

Trommelslager
De trommelslager, een volwaardige soldaat, was het visitekaartje van de compagnie en diende meerdere talen te beheersen, zodat hij met eventuele vijanden kon onderhandelen. Hij kreeg ook vaak de gevaarlijke taak toebedeeld om persoonlijk krijgsgevangenen vrij te kopen bij de vijand. Tijdens het gevecht gaf de tamboer door middel van een wisseling van slagen de bevelen van de krijgsheer door met zijn trommel. Naast het geven van signalen werd de trom gebruikt om marsen ordelijk te laten verlopen of te verlichten. Kort gezegd moest de tamboer de soldaten inspireren en de vijand imponeren. Zolang de trom werd geslagen werd er gevochten. Als de trom stil werd was het leger verslagen of de nacht gevallen.
Volgens enkele bronnen had elke compagnie twee trommelslagers, die de volgende tekenen moesten kunnen slaan: een vergadering, een langzame mars, een snelle mars, een charge , een terugtocht en een reveille. Door de veranderde wijze van oorlog voeren verdween de tamboer uit het leger, behalve in ceremoniële functies.

Tamboer-majoor
Een tamboer-majoor was de (op)leider van de tamboers; vaak een grote man met een ‘krijgshaftig’ voorkomen. Hij marcheerde voor de tamboers uit en gaf met zijn grote stok met een bol aan het eind de aanwijzingen. Tegenwoordig kennen we de tamboer-majoor of de tambour-maître alleen nog als het aangezicht van een muziekkorps, fanfare, harmonie of drumband.

Tambuir maioer
Zie tamboer-majoor.

Trompetter
Trompetter, trompetblazer. Naast de trom ging de trompet ook het strijdveld op, waarbij de trompetter de commandant terzijde stond. De trom en de trompet werkte demoraliserend op de vijand en werden dus zowel als signaaltekens gebruikt alsmede om de vijand te imponeren.
De trompetter had nog een andere functie. Rond 1600 verbleven de soldaten (veelal arme huurlingen), als zij niet op het slagveld waren, in kazernes. Na hun dagelijkse werkzaamheden deden zij zich vaak tegoed aan bier dat werd getapt in de plaatselijke kroegen. Om 22.00 uur, wanneer de poorten van de stad werden gesloten, werd meestal vanaf een toren een trompetsignaal geblazen, wat betekende dat de soldaten terug moesten naar de kazerne en dat de kastelein “den tap toe” moest doen. Hierin ligt de oorsprong van het woord ‘taptoe’. Dit signaal werd ook wel ‘retraite’ genoemd. Omstreeks 1740 werd de taptoe nog enkel in de kazernes geblazen.

Trumpetter
Zie trompetter.

Vanensmid
Hoefsmid van de ruiterij, die onder het vaandel van het regiment de paarden besloeg.

Vanensmijt
Zie vanensmid.

Vaandrig
Ontleend aan Vroegnieuwhoogduits ‘Fähndrich’. De term is afkomstig van het vroegere gebruik dat de jongste officier het vaandel van de compagnie mocht dragen: de vaandeldrager. Tegenwoordig is een vaandrig de laagste officiersrang bij de landmacht, luchtmacht en de marechaussee en is bedoeld voor officieren in opleiding.

Veendrich
Zie vaandrig.

Veendrick
Zie vaandrig.

Veendrijch
Zie vaandrig.

Veldscheerder
Barbier bij het veldleger, die de soldaten schoor en tevens als ‘wondheler’ werd gebruikt (zie ook: chirurgijn).

Veltscheer
Zie veldscheerder.

Veldschrijver
Zie monsterschrijver.

Vendrich
Zie vaandrig.

Vuurwerker
Onderofficier bij de artillerie.

Wachtmeester
Onderofficier bij de landmacht en de marechaussee, die in rang gelijk is aan een sergeant (zie ook: sergeant).

Wagenmester
Wagenmeester. Een wagenmeester was belast met het transport van materiaal van een legeronderdeel.

Zwaardveger
Een zwaardveger was een wapensmid die zich toegelegde op de vervaardiging van zwaarden, dolken, hellebaarden, helmen, maliënkolders en harnassen. Sommige wapensmeden specialiseerden zich tot bijvoorbeeld harnasmaker. Het vervaardigen van een harnas was een kostbare aangelegenheid, omdat dit zeer arbeidsintensief was. De prijs ervan was gelijk aan de prijs van een boerderij. De zwaardveger hield zich tevens bezig met het polijsten van zwaarden en het schoonmaken en repareren van andere wapens, waaronder vuurwapens. Zelf vervaardigde hij ook wapens.