Colonne Henneicke

Het aantal mensen die in dienst waren bij de colonne Heneicke werd geschat op ruim 35 Nederlanders en 1 Duitser (Wilhelm Henneicke). Meerdere ambtenaren van de Hausraterfassungsstelle werkten vaak op basis van vrijwilligheid mee als lucratieve bijverdienste, en zijn in de tellingen hieronder meegenomen.

Het aantal arrestanten van de Kolonne Henneicke is precies bekend voor de periode 5 april-8 juli 1943: tweeduizendnegenhonderdvijftien; daar kwamen in de maanden augustus en september '43. nog eens vijfhonderddertien arrestanten bij.

Lijst met namen:

 

  1. Willem Christiaan Heinrich (Wim) Henneicke (Amsterdam, 19 maart 1909-1944), geliquideerd door het Amsterdamse verzet.
  2. Willem Hendrik Benjamin (William) Briedé (Amsterdam, 5 april 1903-1962), bij verstek ter dood veroordeeld.
  3. Hermanus Petrus Maria (Herman) Bartelsman (Amsterdam, 18 december 1881-1947), ter dood veroordeeld, geëxecuteerd door een vuurpeloton op 6 maart 1947.
  4. Fredrik Hendrik Meijer (Amsterdam, 8 oktober 1900-1947), ter dood veroordeeld, geëxecuteerd door een vuurpeloton op 28 maart 1947.
  5. Bernardus Andreas (Dries) Riphagen (Amsterdam, 7 september 1909-1973), ontsnapt, nooit veroordeeld.
  6. Sera de Croon (Amsterdam, 17 mei 1916-1990), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  7. Eduard Gijsbertus (Eddy) Moesbergen (Amsterdam, 26 juni 1902-1980), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  8. Christoffel (Chris) Bout (Amsterdam, 2 oktober 1906), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  9. Hendricus Christiaan (Henk) Saatrübe (Amsterdam, 24 januari 1909-1983), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  10. Hendrik (Henk) van der Kraan (Schiedam, 30 oktober 1897-1955), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  11. Martinus Hinse (Amsterdam, 14 november 1913), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
    Hendrik Wouter Hofman (Rotterdam, 12 oktober 1892-1954), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  12. Diderik van der Kraan (1921), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  13. Jacob Rigter (Amsterdam, 5 januari 1912), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  14. Jan Jacobus Rutgers (Amsterdam, 6 november 1911), ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  15. Hugo Heinrich Berten (Keulen, 3 september 1890), gevlucht, nooit veroordeeld.
  16. Bruno Barend (Bob) Vlugt (Amsterdam, 15 maart 1917), veroordeeld tot levenslange celstraf.
  17. Richard Albert Kop (Amsterdam, 1 juni 1910)[5]
  18. Johannes Hendrik van Keulen, (Amsterdam, 13 januari 1903)
  19. Lambert Hubert Jozef Schiffer (Heerlen, 16 Augustus 1889)
  20. Hendricus Klinkenbijl (Arnhem, 27 maart 1892), ter dood veroordeeld, door de Bijzondere Raad van Cassatie omgezet in levenslang.
  21. Alexander Dirk Hogguer (Amsterdam, 11 juni 1898-1983), bij verstek ter dood veroordeeld, nadien gratie verleend.
  22. Aalbert Anton Das (Amsterdam, 10 januari 1915), heeft tot 1958 in diverse gevangenissen gezeten.
  23. Bernardus Marinus Christiaan van Egmond (Amsterdam, 8 augustus 1914), doodstraf geëist, nadien gratie verleend. In 1962 geëmigreerd naar Duitsland.
  24. Jan Cassee (Amsterdam, 14 april 1904), doodstraf geëist.
  25. Jacobus Nicolaas Ramaker (Haarlem, 16 oktober 1904), gevlucht en bij verstek levenslang.
  26. Gerrit Hendrik Mijnarends (Amsterdam, 16 april 1896), doodstraf omgezet in levenslang.
  27. Egbertus Martinus Ellemers (Amsterdam, 4 augustus 1908), doodstraf omgezet in levenslang.
  28. Josef Nicolaas Zwager (Beverwijk, 29 november 1907), doodstraf omgezet in levenslang.
  29. Mattijs van de Werken (Nieuwer Amstel, 9 december 1883), 5 jaar gevangenis.
  30. Johannes Wilhelmus Out (Haarlem, 30 augustus 1910), 8 jaar gevangenisstraf.
  31. Catharina Krina Thonus, (Amsterdam, 9 januari 1919)
  32. Frederik Willem Koot (Amsterdam, 24 april 1903) Doodstraf na gratie aangevraagd door zuster in 1950 omgezet in levenslang
  33. Pieter van Amstel (Amsterdam, 7 juli 1896)
  34. Adolf Schmidt (Watergraafsmeer, 24 oktober 1889)
  35. Franciscus Johannis Emanuel Tak (Leeuwarden, 8 September 1906)
  36. Harm Jan van den Berg (Amsterdam, 20 juni 1906)
  37. Engelbert Hendrik Kobus (Amsterdam, 11 december 1896)
  38. Hermanus Verboom (Reewijk,15 December 1910)
  39. Hendrikus van den Berg (Amersfoort, 6 mei 1896)
  40. Paulus Theodorus Wilhelmus Reuskens (Nijmegen, 11 september 1895)
  41. Dirk Johannes Seegers (Amsterdam, 22 december 1886)
  42. Antonie Koenraad Velthuis (Amsterdam, 24 april 1904)
  43. Franciscus Anthonius van Tol (Aalsmeer, 11 maart 1901)
  44. Christiaan Cornelis Bosch (Haarlem, 23 januari 1908)
  45. Johannes Bernardus Bosman (Enschede, 24 mei 1914)
  46. Nicolaas Johannes Evers (Schoten 18 februari 1911)
  47. Jacobus Adrianus Gitz (Den Haag, 7 februari 1891)
  48. Gerrit de Groot (Amsterdam, 2 januari 1889)
  49. Pieter Hulsman, (Amsterdam, 14 oktober 1912) overleden in Neuegamme 19 februari 1945)
  50. Petrus Johannes Kruijsman (Amsterdam, 16 maart 1907)
  51. Hubertus Wilhelmus Johannes Tomlow (Venlo, 20 oktober 1912)
  52. Cornelis Antonius Nietvelt (Amsterdam, 11 april 1915)
  53. Hijlke Wierda (Sloten, 1 december 1883) Is kort na installering Henneicke opgestapt
  54. Paulus Theodorus Wilhelmus Reuskens (Nijmegen, 11 september 1895)
  55. Pieter Hendrik het Lam (Amsterdam, 29 maart 1911) Overleden Linz (Oostenrijk) 8 maart 1945

 

Vanaf 1942 begon de nazi-vernietigingsmachine op volle toeren te draaien. Hoofdzakelijk een Duitse aangelegenheid, maar ondersteund door Nederlandse handlangers. Van de ruim 160.000 geregistreerde Joden werden wekelijks duizenden naar de vernietigingskampen in Polen gestuurd. Later zou blijken dat meer dan 100.000 Joodse Nederlanders de oorlog niet hadden overleefd.

 

Medio maart 1943 constateerden de Duitsers dat zo ongeveer 25.000 Joden gevlucht of ondergedoken waren. Er werden door Harster, Lages en Zöpf toen twee besluiten genomen. Op de eerste plaats verordonneerde men dat elk politiekorps in een grote of middelgrote gemeente een speciale dienst binnen het korps moest krijgen, die samen met de Gestapo en SD intensief op ondergedoken Joden zou jagen. Deze speciale korpsen werden bemand met hoofdzakelijk NSB’ers, die vanaf dat moment intensief speurden naar Joodse onderduikers. In alle grote steden ontstond zo’n speciale afdeling, met namen als de Politieke Dienst (Amersfoort, Breda, Delft, Dordrecht, Enschede, Gouda, Helmond, Nijmegen en Zwolle), Documentatiedienst (Den Haag, Leiden), Inlichtingendienst (Haarlem en Velsen), Preventieve Politie (Eindhoven), Politieke Recherche (Tilburg), Bijzondere Recherche (Groningen en Utrecht), Groep 10 (Rotterdam) en voor degenen die minder omfloerst wilde opereren: het Bureau Joodsche Zaken (Amsterdam) en de Jodenploeg (Amersfoort). In totaal zo’n 300 man bemanden al deze speciale politiediensten .

 

Op de tweede plaats besloten Harster, Lages en Zöpf dat voor de opsporing van de ongeveer 25.000 ondergedoken Joden gewerkt kon worden met een premiestelsel. Harster bepaalde de premie op zeven gulden en vijftig cent per persoon, een bedrag dat kon worden verdubbeld als de Jood verordeningen had overtreden. Deze premies konden worden uitgekeerd aan politie-agenten van het Bureau Joodse Zaken van de Amsterdamse Politie en aan civiele beambten die werkten bij onderafdelingen van de “Zentralstelle”. 

De medewerkers van Hausraterfassung, ook wel Colonne-Henneicke genoemd, naar hun chef, zijn een half jaar actief geweest als Jodenjagers.

Zij hebben hard en effectief gewerkt. Tussen maart en september 1943 hebben ze tussen de 8000 en de 9000 Joden gearresteerd en bij de Klaartje de Zwarte-Walvisch en haar man..

Ze moesten daar een handtekening van een Duitse bewaker zien te krijgen onder een bewijs van inlevering van een of meer Joden. Op vertoon daarvan konden ze later bij hun chef, Willem Henneicke, een statenloze zoon van een Duitse immigrant, de premie incasseren.

Henneicke schreef daarvoor een kwitantie uit, waarop namen, adressen en geboortedata van arrestanten waren vermeld, plus het uitbetaalde bedrag. Daarvan zijn er na de oorlog een paar teruggevonden.

Henneicke hield kantoor bij de Zentralstelle, in een gevorderde school aan het Adama van Scheltemaplein in Amsterdam-Zuid. Daar gebruikte hij de gymnastiekzaal om arrestanten zolang op te bergen. In verschillende lokalen konden Joodse mensen worden verhoord.

De leden van de Colonne Henneicke – ongeveer 30 op contractbasis, en een stuk of twintig als een soort freelancers daaromheen – hadden daarbij maar één doel: uit de gearresteerde Joden zoveel mogelijk nieuwe namen en adressen te peuren.

Daarbij gebruikten ze vaak grof geweld. In juni 1943 trok een deel van de afdeling naar een pand aan de Noorder Amstellaan, waar dezelfde praktijken werden toegepast.

 

Op 30 september 1943 werd de organisatie opgeheven, officieel omdat Amsterdam Judenfrei was, maar ook omdat de chef van de Sicherheitsdienst, Willy Lages, zich aan het ongedisciplineerde gedrag van de leden ergerde.

 

In het najaar van 1947 werd in Amsterdam in een kelder van het perceel Prof. Tulpstraat 19 (Hoofdsynagoge Nederlands Israelitische Gemeente) een grote partij documenten gevonden, De documenten waren van verschillende zijden aan de Prof. Tulpstraat 19 toegezonden, zonder opgave van de herkomst, en waren opgeborgen in de kelder van het pand. De archiefstukken kwamen weer tevoorschijn tijdens de verhuizing van de Hoofdsynagoge in november 1947 naar een andere locatie. Het bleek om archiefmateriaal van de Hausraterfassungsstelle te gaan, waaronder documenten die betrekking hadden op de administratie van de Henneicke groep.

 

Foto van  Wilhelm Henneicke, de "stateloze randfiguur" en zoon van een Duitse immigrant die chef was van de gevreesde Colonne.