Kamp Erika

Kamp Erika te Ommen  werd in juni 1942 in gebruik genomen als Arbeitseinsatzlager Erika, een justitieel strafkamp om de overvolle gevangenissen te ontlasten. Van mei 1945 tot 31 december 1946 was het kamp in gebruik als een Bewarings- en verblijfskamp.

 

Kamp Erika (Duits: Justizlager Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika, na de Tweede Wereldoorlog Kamp Erica) was tijdens de Tweede Wereldoorlog een strafkamp in de bossen van Ommen. Het was gevestigd op de plaats waar voor de oorlog de 'Sterkampen' van de theosofische beweging werden gehouden, met Krishnamurti als spreker. De laatste bijeenkomst van de theosofische beweging werd er gehouden in de maand augustus van het jaar 1939.

 

Bereitsschaftführer Werner Schwier, hoofd van het Referat Internationale Organisationen, kreeg in het najaar van 1940 de opdracht om nazi-vijandige organisaties te liquideren. Ook de Sterkamp-gebouwen ontkwamen niet aan de greep van het Referat. Schwier stelde de Nederlandse collaborateur Karel Lodewijk Diepgrond aan als Lagerführer (kampcommandant). Hij was tot dan toe vertaler bij de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Zijn eerste taak was het rekruteren van de kampbewakers; voornamelijk Amsterdamse werklozen, aangevuld met SS'ers die een opleiding kregen tot kampbewaker. Achtenveertig personen werden in dienst genomen. Diepgrond kwam op 13 juni 1941 in Ommen aan samen met de nieuwe bewakers, daarna werd met de opbouw van het kamp als strafkamp begonnen.

Het kamp werd in juni 1942 in gebruik genomen als Arbeitseinsatzlager Erika, een justitieel strafkamp om de overvolle gevangenissen te ontlasten. De eerste gevangenen kwamen op 19 juni 1942 aan. De gevangenen waren veelal zwarthandelaren en illegale slachters, mensen die de distributiewetten hadden overtreden. De Duitse taal was voertaal in het kamp. De bewakers werden als KK (Kontrolle Kommando) aangesproken. Zowel de kampleiding als de bewakers kregen Duitse rangen toegewezen.

Mede door de afgelegen ligging van het kamp konden de bewakers de gevangenen ongehinderd systematisch mishandelen. Dwangarbeid, ziektes, ondervoeding, mishandeling en regelrechte moord kostten zeker 170 gevangenen het leven. De acht Joden die in het kamp terechtkwamen hadden het nog zwaarder dan de rest. Volgens een van hen, die ook de concentratiekampen in Duitsland overleefde, was Erika het ellendigste kamp: "Nergens anders ben ik zo systematisch lichamelijk mishandeld." Na een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden weigerden Nederlandse rechters om nog langer veroordeelden naar Ommen te sturen.[1] Er waren toen al bijna 3000 gevangenen door de hel van het kamp gegaan. De betrokken Leeuwarder rechters werden door de Duitse bezettingsmacht vanwege plichtsverzuim ontslagen.

In 1943 werd Erika een opvoedingskamp, een Arbeitserziehungslager voor landlopers en bedelaars, maar ook voor mensen die zich hadden onttrokken aan de arbeidsplicht in Duitsland. De bewakers traden nu iets minder hard op, hoewel er nog steeds werd geslagen en geschopt.

In het najaar van 1944 werd Erika weer een strafkamp, deze keer bewaakt door de Ordnungspolizei, de SS en de Sicherheitsdienst. Hiertoe behoorde ook Herbertus Bikker, die deel uitmaakte van de vaste knokploeg van het kamp en nietsontziend jacht maakte op onderduikers en verzetsmensen. Door zijn gedrag verwierf hij de bijnaam Beul van Ommen.

Gedurende de laatste acht maanden van de oorlog waren er in Erika niet meer dan 501 gevangenen, van hen werden er zeker negen doodgeschoten. Onder hen waren de verzetsman Jan Houtman, die door Bikker werd geëxecuteerd, en onderduiker Herman Meijer.

 

Kamp Erika werd op 11 april 1945 bevrijd. Werner Schwier werd na de oorlog gearresteerd en gevangengezet in een interneringskamp nabij Brussel. Hij wist hieruit te ontsnappen en naar Duitsland te vluchten. Schwier heeft nooit in Nederland terechtgestaan. Diepgrond werd op 13 mei 1949 tot 20 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd in 1957 vervroegd vrijgelaten. Zijn rechterhand, Hauptzugführer Johannes Schreuder de Jong, werd doodgeschoten in 1945, enkele weken na zijn ontsnapping uit Westerbork waar hij kort voor de bevrijding werkte. Johannes Driehuis, het derde lid van de leiding, werd op 3 juni 1945 ter dood veroordeeld voor zijn wrede optreden jegens de gevangenen. De straf werd in 1947 uitgevoerd.

Ook Bikker werd ter dood veroordeeld, maar deze straf werd later omgezet in levenslange gevangenisstraf. Hij ontsnapte echter en wist Duitsland te bereiken. Tientallen jaren later werd hij in Duitsland vanwege zijn oorlogsverleden voor de rechter gedaagd. Hij werd veroordeeld in 2004, maar behoefde om gezondheidsredenen geen gevangenisstraf meer uit te zitten. Bikker werd in november 2008 door de Duitse politie thuis dood aangetroffen.

 

Na de oorlog werden er in het kader van de bijzondere rechtspleging 2000 collaborateurs opgesloten in afwachting van hun berechting. Het betrof voornamelijk boeren en middenstanders maar ook een aantal mensen uit hogere kringen die lid waren geweest van de NSB.

Deze pro-Duitse 'foute' personen werden in eerste instantie door de bewakers aan een hardvochtig regime onderworpen. Onder druk van het Canadese opperbevel werd het kamp echter onder een andere leiding gesteld. De meer open leiding zorgde ervoor dat de geïnterneerden in omliggende steden werden ingeschakeld bij het puinruimen en de wederopbouw.

De medische verzorging en hygiëne in het laatste oorlogsjaar en de eerste naoorlogse jaren lieten nog veel te wensen over. Op diverse plaatsen in Nederland heersten tyfusepidemieën. In juli 1945 brak er in Kamp Erica en in het naburige Ommen een tyfusepidemie uit die duurde tot voorjaar 1946. In korte tijd stierven vele gedetineerden. Aan het eind van de epidemie werden diverse patiënten naar ziekenhuizen in de omgeving gebracht alwaar ze alsnog aan de gevolgen overleden. Volgens sommige bronnen overleden er in het kamp zelf 120 mensen en in de omliggende ziekenhuizen ruim 200. Het precieze aantal valt niet vast te stellen omdat een deel van de gevangenen zwaar ziek naar huis werd gestuurd en thuis is overleden. Na vele protesten tot op regeringsniveau toe werden er verbeteringen aangebracht en kwamen er medicijnen beschikbaar. Veel gevangenen werden uiteindelijk vervroegd naar huis gestuurd zonder ooit veroordeeld te zijn.

 

Op 31 december 1946 werd Kamp Erica opgeheven. Op het voormalige kampterrein is nu een camping/bungalowpark gevestigd, vakantiecentrum Ommerland (Vacantievreugd). Een kruis en een bescheiden gedenksteen in het bos herinneren aan de gruweldaden die hier zijn begaan.

 

 

Naschrift

Kamp Erika bestond al vóór de Tweede Wereldoorlog, maar dan als Sterkamp van de Orde van de Ster, een theosofische organisatie die zich ten doel stelde de komst van de wereldleraar voor te bereiden. In 1940 viel het kamp in Duitse handen. Commandant werd Werner Schwier, tevens eigenaar van de beruchte uitgeverij ‘Westland’. Schwier was hoofd van het Referaat Internationale Organisatievormen en kreeg in het najaar van 1940 de opdracht om nazi-vijandige organisaties te liquideren. Dat leidde tot de opheffing van o.a. de Orde van Vrijmetselaren, de Rotary, de Odd Fellows, de Rozenkruisers, de Esperantistenvereniging, de spiritisten, pacifisten en theosofen. Schwier trok als assistent K.L. Diepgrond aan, die daarvoor als tolk werkte bij de Sicherheitsdienst te Amsterdam. Laatstgenoemde werd kampcommandant. Op 13 juni 1941 ging men aan de slag met 48 kampbewakers. Erika was vanaf dat ogenblik een werkverschaffingkamp. De eerste gevangenen werden op 19 juni 1942 opgenomen. Het waren in het begin onderduikers en zwarthandelaren. Later werden er Joden en verzetsmensen vastgezet. Het was hard werken, er was weinig eten en er heeft veel mishandeling plaats gevonden. Een zeer beruchte SS-bewaker was Herbertus Bikker, de ‘beul van Ommen’, die later naar Duitsland uitweek. Schwier heeft nooit in Nederland terechtgestaan. Diepgrond kreeg op 13 mei 1949 20 jaar gevangenisstraf. Hij werd vervroegd vrijgelaten in 1957. Zijn ‘rechterhand’ J. de Jong werd in 1945 doodgeschoten en J. Driehuis, de derde man in de leiding kreeg op 3 juni 1945 de doodstraf. Hij werd terechtgesteld in 1947. Onmiddellijk na de bevrijding door de Canadezen op 11 april 1945 kreeg het kamp nieuwe bewoners, nl. Nederlanders die zich in de oorlog aan de Duitse kant hadden geschaard. Er zaten zo’n 2000 collaborateurs in afwachting van hun berechting. Het betrof vooral boeren en middenstanders maar ook mensen uit adellijke kringen en fabrikanten die lid waren geweest van de NSB. De buitenbewaking gebeurde tot 8 augustus 1945 uitsluitend door de BS. Daarna werd het een taak van de gezagstroepen, die ressorteerden onder het Ministerie van Oorlog. Het kamp wordt op 31 december 1946 opgeheven. Er verblijven dan nog 70 gedetineerden en 38 bewakers. De gevangenen worden overgebracht naar het kamp Hessum te Dalfsen. Op 3 maart 1948 schenkt baron Van Pallandt de grond aan de Stichting Bestmenerberg. Op 2 april 1948 geeft deze de grond in erfpacht aan de Stichting Vakantievreugde. Nu bevindt zich daar de grootste camping van Ommen. Ter nagedachtenis van de slachtoffers (van vóór de bevrijding) in het concentratiekamp Erica is er een eenvoudig kruis opgericht.