Gewichten en maten

 <<<  Historische eenheden voor 1820

Zie voor meer informatie ook www.oudegewichtjes.nl en /of www.goudenzilverweging.nl

en/of www.melkmaten.nl

Opschriften op gewichten

Vóór 1820 op gewichten van minder dan 1 pond gewoonlijk geen opschrift
dat de massa aangaf.

Periode 1820 - 1869
KORREL= 0,1 GRAM
NW NEDERLANDS WIGTJE = GRAM
NL NEDERLANDS LOOD = 10 GRAM
NED. ONCE of NED ONS = 100 GRAM
NED. POND KIL. = 1 KILOGRAM

Periode 1870-1912
G = GRAM
DG, DECAGRAM = 10 GRAM
HEKTOGRAM, HEKTOG, HECTOG = 100 GRAM
KILOGRAM, KILOG = 1000 GRAM

Periode 1912 - 1941
G = GRAM
ONS = 100 GRAM
KILOGRAM = 1000 GRAM

Periode 1941 - 1980
Opschriften op Nederlandse gewichten in 'G' en 'KILOGRAM'.
Sinds 1967 is bovendien het internationale model gewichten toegelaten, waarvan de opschriften in 'G'en 'KG' zijn uitgedrukt.

Krukgewichten

Het krukgewicht, dat rond het einde van de 16e eeuw opkwam, was in diverse plaatsen in Nederland de meest gebruikte vorm voor een gewicht, met name in plaatsen waar loden gewichten verboden waren zoals Amsterdam
en Groningen. De gebruikelijke groottes zijn 1/8 - 1/4 pond - 1/2 pond - 1 pond en groter
(tot en met 100 pond). Heel soms werden hele kleine krukgewichten gemaakt, tot 1 lood (1/32 pond) toe.

                          
Bij de invoering van het metrieke stelsel in 1820 werden knopgewichten zeer algemeen en werd het krukgewicht eigenlijk alleen nog toegepast voor de gewichten van 1 NEDERLANDS POND KIL (1 KILOGRAM) en groter.
Er zijn echter ook metrieke krukgewichten bekend van 5 - 2 - 1 NEDERLANDSE ONCEN (500 - 200 - 100 gram), en enkele exemplaren van 5 NEDERLANDS LOOD (50 gram), vermaakt uit voor-metrieke krukgewichten van 1/8 pond.


Metrieke krukgewichten die op het lichaam van het gewicht zijn voorzien van gegroefde ringen, stammen (bijna) altijd uit de voormetrieke periode. Deze krukgewichten zijn in 1820 of later aangepast aan het metrieke stelsel, de z.g. voormetriek- metriek gemaakte krukgewichten.

Metriek 1820 en later
Op krukgewichten geproduceerd in de periode 1820 en of later ontbreken de gegroefde ringen daar de ijkwet het aanbrengen van "versieringen" op gewichten verbood.

Zowel in de voor-metrieke als de metrieke krukgewichten zijn regionale verschillen in vormgeving te bespeuren
pas vanaf 1912 werd de vormgeving en afmetingen van gewicht bij wet voorgeschreven.

Druppel knopgewichten 1820-1912

Een druppel knopgewicht is een Nederlands metriek gewicht met een druppelvormige knop.

Het buiten gebruik raken van dit type gewicht werd in gang gezet door een inspecteur van het IJkwezen, die streefde naar rationalisering en mechanisering van de gewichtenproductie, maar die bovendien op persoonlijke gronden het druppel knopgewicht verbood. Omdat deze gewichten gemaakt werden in een tijd waarin een justeerholte nog niet verplicht was, zijn ze na 1912 vrijwel allemaal afgekeurd en in onbruik geraakt.

Druppel knopgewichten zijn bekend in groottes van 1 gram t/m 10 kilogram. Tussen ca. 1847 en 1875 werd dit type knopgewicht gefabriceerd in Nederland (Amsterdam, Arnhem, Groningen, Leeuwarden, Sneek, Utrecht). Druppel knopgewichten werden gebruikt voor fijne weging (apotheek, goud en zilverweging) en gewone weging (voedingsmiddelen).

Knopgewichten 1820-1869

Zij verdrongen bij de invoering van het metrieke stelsel de kruk- en blokgewichten en zijn er in de gebruikelijke massa van 1 NW (1 Gram) tot 1 NEDERLANDS POND KIL  (1 KILOGRAM).
Minder gebruikelijk zijn de knopgewichten in de massa van 2 POND KIL (2 KILOGRAM) en zeldzaam zijn de exemplaren met een massa van 5 en 10 NEDERLANDS POND KIL (5 en 10 KILOGRAM).

Knopgewichten 1870-1912
G (= gram), DG, DEKAGRAM (= 10 g), HECTOG, HEKTOG, HEKTOGRAM (= 100 g), KILOG (= 1 kg), KILOGRAM 
Knopgewichten in deze periode vertonen wat de knop aangaat onderling nogal wat verschillen.

Periode 1912-1941: G (= gram), ONS (= 100 g), KILOGRAM
Periode 1941-1980: Opschriften op Nederlandse gewichten in 'g' en 'kilogram'.
Sinds 1967 is bovendien het internationale model gewichten toegelaten, waarvan de  opschriften in  'g' en 'kg' zijn uitgedrukt.

Blokgewichten
Blokgewichten gemaakt van messing of brons zijn afgeknotte kegelvormige gewichten zonder kruk of knop,
met een verdikte bovenrand.
Deze verdikte bovenrand ontbreekt soms bij de kleinere gewichten.

Blokgewichten zijn er in de massa van 2, 1, 1/2, 1/4, 1/8, 1/16, 1/32, en 1/64 pond.
De zwaarte is er (bijna) nooit op aangegeven.
Over het algemeen zijn de blokgewichten van het Amsterdams gewicht.
Dus voorzien van het Amsterdams ijkmerk van een Amsterdamse ijkmeester.

Er zijn ook blokgewichten uit andere plaatsen bekend o.a. Assen, Deventer, Hattem, Hoorn, Nijkerk, Zwolle
Opgemerkt dient te worden dat in de Provincie Overijssel blokgewichten
voor kwamen gemaakt van lood en met roodkoperen mantel omkleed, het z.g.n. Overijssels type.

Blokgewichten werden na 1820 verdrongen door het knopgewicht.

Sluitgewicht
Een sluit- of pijlgewicht bestaat uit een reeks in elkaar passende kommetjes.
Elk onderdeel is een gewicht en ook alle onderdelen bij elkaar zijn dat.
Het voordeel van deze gewichtsvorm is het compacte geheel dat gemakkelijk te transporteren is, zonder dat je onderdelen verliest. Het nadeel is de grotere slijtage tijdens het gebruik, ten opzichte van de "normale" gewichten.

In de Romeinse tijd was deze gewichtsvorm al bekend, maar in Nederland worden Romeinse sluitgewichten zeer zelden gevonden. In de late middeleeuwen, omstreeks 1250, verschijnt deze gewichtsvorm opnieuw in Nederland en ontwikkelt zich verder. Vanaf omstreeks 1500 veranderde er niet zoveel meer aan de vormgeving van het sluitgewicht.

In Nederland werd vanaf 1820, tegelijkertijd met de invoering van het metrieke stelsel, een nieuw sluitgewicht ingevoerd, geënt op een in Frankrijk gangbaar model dat nagenoeg onversierd was. Dit model werd allengs minder geproduceerd en de laatste exemplaren en vervangende onderdelen werden in de jaren 1855-1888 gemaakt, terwijl omstreeks 1912 de laatste exemplaren werden herijkt.

De gangbare groottes van de voor-metrieke sluitgewichten in Nederland zijn:
1/4 - 1/2 - 1 - 2 - 4 - 8 - en 16 pond. Er zijn ook kleinere en grotere exemplaren bekend maar die zijn schaars.
De metrieke Nederlandse sluitgewichten zijn bekend in 100 - 200 - 500 - en 1000 gram, terwijl er tot nu toe slechts enkele exemplaren van 2000 gram bekend zijn. Hierbij dient opgemerkt dat er tot op heden slechts één 2 Nederlands POND KIL geheel compleet in zijn originele samenstelling is aangetroffen.

Melkmaten

Eeuwenlang werden er inhoudsmaten gemaakt, specifiek voor het afmeten van melk. Voordat het metrieke stelsel ingevoerd werd (voor de 'natte' maten in 1830) waren de melkmaten voor de kleinhandel gemaakt van hout, tin, blik, en messing.
Dergelijke voormetrieke melkmaten zie je niet zo vaak meer, waarbij de messing exemplaren vaak niet als zodanig worden herkend.

Materiaal: bij de invoering van het metrieke stelsel in 1830 werden blikken en houten melkmaten toegestaan; en op verzoek van de melkhandelaren in 1840 ook die van tin, messing en koper. Uit de praktijk blijkt dat de metrieke tinnen melkmaten bijna niet zijn gemaakt, de houten en (dunne) blikken exemplaren waren te vergankelijk, zodat uit de begintijd alleen de messing (en koperen) melkmaten zijn overgeleverd. De messing en koperen maten waren daarbij vaak van zeer dun metaal vervaardigd waardoor hun levensduur beperkt was.
Grootschalige machinale fabricage vanaf ca. 1880 deed de kwaliteit van de messing en blikken melkmaten flink toenemen, en daarmee ook de levensduur van deze inhoudsmaten. Houten melkmaten werden rond deze tijd nog sporadisch geproduceerd en de tinnen melkmaten werden alleen nog in de IJkwet genoemd. Vanaf 1936 werd ook rvs (roestvast staal / roestvrij staal) toegestaan.

Vormgeving:Wij kennen melkmaten, die wat de vorm betreft in twee uitvoeringen te onderscheiden zijn,
1. het type melkmaat zonder stortrand (schepmaat) met hoog- en laag open handvat.
2. de melkmaat met stortrand (stortmaat of tapmaat) laag open handvat.
Een dergelijke maat was bedoeld om via een kraan te worden gevuld. Hierdoor ontstond schuim, waarin de consument niet was geïnteresseerd. De stortrand ving het schuim op; de eigenlijke maat werd tot de bovenrand gevuld en de consument kreeg zonder morsen zijn melk.

Goedkeuringsmerken op loodslab en / of bovenrand:De loodslab ook wel tinplak genoemd, op de inhoudsmaten mocht niet te dik zijn. Er waren namelijk fabrikanten die deze loodslabben compleet met goedkeuringsmerk van goede maten verwijderden en op afgekeurde maten plaatsten. Er werd opdracht gegeven om de plaatje zo dun te maken, dat ze niet konden worden verwijderd (archief ijkkantoor Leeuwarden, nr. 10415). Na april 1900 moesten de natte maten verplicht op de bovenrand worden geijkt.

De normale reeks:Van melkmaten is 1/2, 1, 2 deciliter en 1/2 liter, 1 en 2 liter waarbij dient te worden opgemerkt dat hoofdzakelijk melkmaten van 1/2 en 1 liter zijn gebruikt.
Buiten de normale reeks vallende melkmaat is die met een inhoud, van 1/4 liter.
Deze inhoud is in de oorlogsjaren gebruikt.
In 1984 kreeg Eegema in (toen nog) Pernis toestemming voor het maken van aluminium melkmaten, waarvan de maat uit 1 stuk was geperst. Slechts 20 exemplaren werden gefabriceerd en verkocht.

Melk meetemmer
Naast de melkmaten voor de kleinhandel ontstond binnen de melkfabrieken de behoefte aan grote melkmaten. Dit werden de melkmeetemmers, zoals die in Denemarken al waren ingevoerd: een inhoudsmaat met een drijver, waarbij de stang van de drijver is voorzien van een schaalverdeling in liters. Het ijkwezen wilde niet maar moest in 1897 na flinke aandrang overstag en stond ze daarna toe. Ze komen voor in groottes van 20, 30, 40 en 50 liter; ongeijkte exemplaren kunnen b.v. 15 liter meten. Meestal zijn ze van blik; er zijn echter ook exemplaren van koper en rvs gemaakt. De laatste exemplaren werden in 1961 gefabriceerd..

Melk meetkraan
In 1932 werd de melk meetkraan ingevoerd. Deze werd bevestigd op een flens onderaan een melkbus of vat. Per slag kon een halve liter worden afgemeten. In 1967 werd het laatste exemplaar ter ijk aangeboden; in de jaren '70 was het gebruik ervan spoedig afgelopen vanwege de overstap naar voorverpakte melk. Van dit type instrument zijn enkele duizenden exemplaren vervaardigd.

Jaarletter voor determinatie

Nederland voerde vanaf 1820 enkele alfabetten, vanaf 1975 gevolgd door halve jaartallen.
Door de verschillende vormgeving van de letters is het dateren gemakkelijk.
Er is wel een kanttekening te plaatsen bij de jaarletters van 1820 tot 1836: die zijn naar Amsterdams model.
Elders in Nederland komen in deze periode jaarletters van een andere vormgeving voor.

Wanneer een gewicht niet meer in aanmerking voor goedkeuring kwam, werd het voorzien van tenminste tweemaal een driehoek afgeslagen.

In 1989 werd de afkeuringsdriehoek vervangen, door een driehoek met een ruitjespatroon met 16 vakjes. De baksteen genoemd, naar de bedenker van dit merk, de heer Baksteen. Dit zegelmerk wordt gebruikt door ijk bevoegden in Nederland, dus niet alleen meer door het ijkwezen.
De baksteen is te vinden in zowel goedkeuringsmerk ( als afkeuringsmerk.
Elke kolom bevat vier vakjes, van boven naar beneden aangeduid met 1-2-3-4.
Als er een tweede stip in de kolom staat, wordt er nog een cijfer 1 bij opgeteld.
Er staan nooit twee stippen naast elkaar (horizontaal of verticaal)

 

Er zijn vele vormen en verschillende materialen gebruikt voor het vervaardigen van gewichten.

Lood; De oudste bekende gewichten zijn voornamelijk van lood gemaakt. Lood is namelijk makkelijk te smelten en in een vorm te gieten en het aanbrengen van merken gaat gemakkelijk. Lood heeft tijdens het gebruik wel de neiging om op te krullen daar het materiaal meegaand is. Slijtage is dan ook niet uitgesloten. Lood werd dan ook vooral dor de "gewone man" gebruikt voor het wegen op een evenaar. Vanaf 1820 zijn gewichten die geheel van lood zijn gemaakt, in Nederland verboden.

IJzer; dit materiaal komt voor in combinatie met lood: een ijzeren romp en een kruk (handvat) die met lood is gezekerd in de romp. Bovendien kan het aangebrachte lood worden gebruikt voor het afslaan van ijkmerken of justeren (op gewicht brengen) van het voorwerp.

Koper, brons, messing, latoenkoper; dit is zijn veel duurdere materialen dan lood en ijzer, het is wel slijt vaster en veel beter bestand tegen corrosie (roest) dan ijzer. Koper (roodkoper) is een vrij "zacht" materiaal zodat het werd gelegeerd met tin (= brons) en later koper met zink (= messing). Latoenkoper is dun koperblad, om een voorwerp aangebracht dat meestal van lood is vervaardigd.


Zink; in tijden dat koper schaars was werd zink als vervangingsmateriaal gebruikt. In Nederland werd dat alleen gedaan tijdens de oorlogsperiode 1942-1945.

Aluminium; de zogenaamde milligram gewichten worden bijna altijd van aluminium gemaakt. Aluminium heeft een lage soortelijke massa zodat de milligram gewichtjes nog enigszins body hebben.


Goud en Platina; voor gebruik in laboratoria waar met bijtende stoffen wordt gewerkt, is het gebruik van messing en aluminium gewichten niet an te raden. De messing gewichten van 1 gram en groter zijn daarom beschermd door een aangebracht dun laagje ander materiaal ( vernikkeld, verguld soms zelfs geplatineerd), de gewichtjes van 50 tot 1000 milligram kunnen van goud en platina zijn gemaakt. Roestvast staal ( ook wel RVS of roestvrij staal genoemd) dit is een modern materiaal waaruit voornamelijk gewichten van het internationale model worden vervaardigd.

Steen; dit materiaal is in Nederland weinig gebruikt. Het gaat dan veelal om de grotere gewichten vervaardigd uit veld keien of uit gekapt zandsteen. In de steen werd een gat geboord waarin met lood een ijzeren ring werd bevestigd. Het lood bood plaats aan het opschrift en ijkmerken. Vanaf 1820 is het gebruik van stenen gewichten in Nederland officieel niet meer toegestaan.

 

Types:

IJzeren gewichten met loden kraag z.g.n. lood kop gewicht periode tot circa 1900.

IJzeren kegelvormige gewichten periode 1870-1980.

IJzeren blokgewichten van Nederlands model periode 1941-1980

IJzeren blokgewichten van het Internationale model periode vanaf 1967.

IJzeren bom gewichten in Nederland zeldzaam periode 1870-1912.

Voor metriek sluit- pijl- huisjesgewicht van brons of messing periode late middeleeuwen circa 1250 tot 1819.
Metriek sluit- pijl- huisjesgewicht van brons of messing periode tot 1820-1910.

Messing zeshoekige metrieke gewichten uit de Franse tijd periode 1812-1820.

Messing staafvormige metrieke gewichten uit de Franse tijd periode 1800 tot net na 1820.
Voor-metrieke bronzen- messing krukgewichten periode einde 16e eeuw tot en met 1819.

Voor-metriek, metriek gemaakt en metrieke bronzen messing krukgewichten periode 1820 - 1980.

Messing halve bolvorm (medicinaal pond) periode 1820-1871.
Bronzen- messing blokgewichten periode circa 1600 -1819.

Messing graangewichten behorend bij een korenschaal, periode tot circa 1900.

Messing of zinken knopgewichten periode 1820-1980.

Messing bakkerijgewichten periode 1948 tot circa 1980.

Messing- ijzeren of RVS gewichten van het internationale model,periode 1967 - heden.

Messing-  aluminium- gouden- of platina fracties: greinen greinen, azen, karaat, milligram, periode tot heden.

Messing "Engelsen"  vierkante plaatjes voor goud en zilverweging, periode eind 16e eeuw - 1820.

Messing of loden muntgewichten, voor het nawegen van munten, periode 13e eeuw begin 19e eeuw.

Messing medicinale gewichten (apothekersgewichten) in tekenvorm  periode voor 1820.

Messing karaat gewichten voor het afwegen van edelstenen, periode tot circa 1980.
Stenen gewicht met metalen ring, periode tot 1820.