Joodse Werkkampen

Aan het einde van de crisisjaren dertig worden in Nederland kampen gebouwd om werkloze mannen te huisvesten. In 1940 / 1941 ontruimt de bezetter een aantal van deze kampen om plaats te maken voor Joodse werklozen. Deze kampen zijn een voorportaal van kamp Westerbork, van waaruit Joden worden getransporteerd naar de vernietigingskampen in het oosten. Over het aantal werkkampen In Nederland is nog altijd weinig bekend.

 

 

Nederland heeft aan het begin van de twintigste eeuw honderden kleine en grote werkverschaffingsprojecten gekend. Sinds de Eerste Wereldoorlog was de Nederlandsche Heidemaatschappij hier als uitvoerder bij betrokken. Tijdens de economische crisis van de jaren 1930 bereikte de werkverschaffing een hoogtepunt. Vanaf 1945 tot 1954 gebeurde dit in het kader van de Dienst Uitvoering Werken (DUW).

 

Over de joodse werkkampen is weinig bekend in Nederland. Er zijn er nog veel hiaten in de kennis over het dagelijkse leven, de organisatie en het werk in de afzonderlijke kampen. Zelfs het precieze aantal is niet bekend. Er is niet alleen onduidelijkheid over het exacte aantal joodse werkkampen, maar er is ook nog niet veel bekend over de juiste locaties, het aantal dwangarbeiders per kamp en wanneer de kampen werden bewoond door joodse dwangarbeiders.

Op basis van foto's, getuigenverklaringen en geschreven bronnen kan worden vastgesteld dat in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland ruim 40 'dag en nacht' kampen bevonden. 'Dag en nacht' kampen zijn werkkampen waar de Joodse dwangarbeiders dag en nacht verbleven. In en nabij de grote steden, zoals Amsterdam, waren ook 'dag' kampen. Dit waren de werkkampen waar alleen overdag gewerkt werd. 's Avonds mochten de dwangarbeiders weer naar huis. Een aantal werkkampen zullen - zolang het niet door meerdere bronnen wordt bevestigd - niet op onze website worden genoemd, maar later mogelijk worden toegevoegd.

In 1941 werden duizenden werkloze Joodse mannen oproepen om te gaan werken in een werkkamp. Deze kampen waren tijdens de Grote Depressie gebruikt om werklozen te werk te stellen, maar de Nazi’s gebruikten ze voor een veel sinisterder doel.

 

Tijdens de Grote Depressie in de jaren 1930 liep ook in Nederland het aantal banen snel terug waardoor er steeds meer werkelozen waren. Hierdoor hadden steeds meer mensen recht op een uitkering van de overheid om in ieder geval in de basale levensbehoeftes te kunnen voorzien. Om meer banen te creëren en de mensen met een uitkering aan het werk te houden werden er in de jaren 1930 veel werkverschaffingsprojecten opgezet, zoals bijvoorbeeld de aanleg van het Amsterdamse bos, ontginnen van land in Drenthe en het droogleggen van de Zuiderzee bij Putten. In de kampen rond Amsterdam ging men ’s avonds vaak weer naar huis, maar bij de grote werkverschaffingsprojecten die vooral in het Noorden- en het Oosten van het land werden opgezet door de Rijksdienst voor Werkverruiming bleef men ook slapen. Vaak werkten de steunzoekers daar aan landverbeteringsprojecten voor de Nederlandse Heidemaatschappij oftewel de ‘Heidemij’, de voorloper van het huidige bedrijf Arcadis. De mannen die daaraan werkten, bleven vaak langere tijd in de omgeving van het project en werden ondergebracht in grote kampen.

 

Nadat de Duitsers Nederland hadden veroverd in het voorjaar van 1940 bleven veel van de werkkampen bestaan. Nadat de Duitsers begonnen met de vervolging van Joodse burgers, kregen sommige van de werkkampen echter een andere bestemming. Duitse Rijkscommissaris Seyss-Inquart besloot in oktober 1941 dat werkeloze Joden in aparte kampen moeten worden ondergebracht. Ongeveer dertien kampen rond Amsterdam en veertig in de Noordelijke provincies werden hiervoor aangewezen, bijvoorbeeld het kamp ‘It Schut’ in Ede en ‘De Wittebrink’ in Hummelo.

In januari 1942 kreeg de Joodse Raad in Amsterdam opdracht van de Duitsers om ongeveer duizend Joodse werkeloze mannen te leveren om de werkkampen mee op te vullen. Die waren niet lastig te vinden, want behalve de werkeloosheid die er nog steeds heerste in Nederland vanwege de economische depressie hadden de Duitsers ook veel beroepen verboden voor Joden. Na een keuring vertrokken ongeveer 900 Joodse mannen met de trein naar deze kampen in Noord- en Oost-Nederland. Later zouden nog veel mannen uit alle delen van het land volgen.

 

Toen de mannen vertrokken, wees weinig erop dat hen iets anders te wachten stond dan normaal de werkverschaffingskampen die al jarenlang in gebruik waren. In het begin waren de ervaringen inderdaad vergelijkbaar, al verschilden de omstandigheden per kamp. In veel kampen sliepen de mannen in houten barakken en mochten ze post ontvangen en versturen. Ook mochten de mannen soms op verlof of bezoek ontvangen. De kampen werden vaak niet bewaakt en stonden onder toezicht van een toezichter, die ook kok was. Wel verdienden ze 20% minder dan niet-Joodse mannen in andere werkkampen.

Het verschil met de vijf concentratiekampen die de Duitsers ook in Nederland opzetten, en waarvan Westerbork de bekendste is, was dat alles gericht was op werk in plaats van het afvoeren van de arbeiders naar vernietigingskampen in Polen. In de Joodse werkkampen zaten ook alleen gezonde Joodse mannen, terwijl in de concentratiekampen alle Joodse mensen werden verzameld. In andere concentratiekampen, zoals kamp Amersfoort, werden ook politiek andersdenkenden zoals communisten verzameld.

 

Hoewel de meeste Joodse werkkampen in het begin niet veel verschilden van hun niet-Joodse tegenhangers, waren er zeker uitzonderingen. Het kamp in Ellecom stond bijvoorbeeld op hetzelfde terrein als de Nederlandse opleiding van de SS. De gevangenen werden gedwongen om zwaar ondervoed en mishandeld door de SS’ers een sporthal aan te leggen. Niet voor niets krijgt het kamp later de bijnaam ‘De hel van Ellecom’. De mannen waren op het eind wandelende geraamtes, en maar 35 van de 139 dwangarbeiders zouden het overleven.

 

Tegelijkertijd met de eerste transporten naar Joodse werkkampen in Nederland besloten de Nazi’s tijdens de Wannsee conferentie definitief dat ze alle Joden in Europa dood wilden hebben. Toen deze verschrikkelijke ‘Endlösung’ steeds meer vorm begon te krijgen in het voorjaar en zomer verslechterde de omstandigheden in de Joodse werkkampen in Nederland snel. De verplaatsing naar de kampen was nooit echt vrijwillig geweest, maar nu werd snel duidelijk dat ze echt gevangen zaten. De beveiliging werd strenger, terwijl tegelijkertijd de rantsoenen en betaling achteruitgingen. Benno Elkus, een dwangarbeider in kamp ‘De Zomp’ in Ruurlo, beschreef later hoe het regime een stuk strenger werd nadat de beheerder een SS-omscholingscursus had gevolgd. Ook het contact met de buitenwereld werd steeds minder door het beperken van post, bezoek en verlof.

 

Begin juli werden de eerste dwangarbeiders uit Joodse werkkampen gedeporteerd naar kamp Westerbork. Dit zorgde, samen met het verslechterde regime, voor veel onrust. Veel mannen probeerden te ontsnappen en een deel lukte dit ook. De Duitsers waren echter van plan om hier snel een einde aan te maken, en ook aan de werkkampen in het algemeen. Op de nacht van 2 op 3 oktober 1942, tijdens het belangrijke Joodse feest Jom Kipoer, werden de inwoners van de meeste werkkampen overmeesterd door Duitse troepen en gedeporteerd. Ook de families van de dwangarbeiders werden opgepakt en weggevoerd. Hun gegevens stonden immers netjes genoteerd bij de Joodse Raad. De mannen en hun families kwamen in kamp Westerbork terecht, een tussenstation naar de vernietigingskampen in Polen waar veel van de Nederlandse Joden om het leven gebracht zouden worden.

 

Er is lang onduidelijkheid geweest over de Joodse werkkampen in Nederland omdat veel van de archieven verloren zijn gegaan. Het aantal kampen en hoeveel mensen erin zaten moesten later gereconstrueerd worden op basis van foto’s en ooggetuigenverslagen. Waarschijnlijk zaten ongeveer achtduizend Joodse mannen in de werkverschaffingskampen. Zij hadden ongeveer tweeëntwintigduizend familieleden buiten de kampen die afhankelijk waren van hun inkomsten.

 

Werkkampen:

 

A

  • Amsterdam

In en rond Amsterdam waren tijdens de Tweede Wereldoorlog maar liefst 13 werkkampen speciaal voor joodse mannen, die daar verplicht tewerkgesteld werden. Daarvan lagen er 4 in het Amsterdamse Bos en 1 op Schiphol-Oost. Ze vormden een schakel in de Jodenvervolging van de Duitse bezetter, waarin ook Nederlandse instanties een rol speelden. Voor velen bleken de werkkampen een voorportaal voor deportatie naar Auschwitz en Sobibor. - Amsterdam kende meerdere werkkampen voor grote aanleg.

    • Arriën Kamp Arriën

    Lag aan de Brinkweg, in de buurt van Ommen. In dit werkkamp stonden op het terrein behalve woonbarakken ook nog een privaatgebouwtje, waslokaal en een pompgebouw voor de eigen watervoorziening. Eén barak was wat luxer en ingericht als de woning voor de kok/beheerder, met daarin ook de grote centrale keuken, de kantine, een klein ziekenzaaltje en een magazijn. Timmermannen waren zeker tot in november 1940 bezig met de laatste hand te leggen aan de bouw van het kamp, het kampwerd officieel in gebruik genomen op 2 december 1940.

    De twee woonbarakken van het kamp waren elk verdeeld in zes wooneenheden. Een wooneenheid bestond uit een woonkamer en een slaapgedeelte, bestemd voor een groepje van acht man. In totaal konden er twaalf groepen van acht man, dus 96 mannen in het kamp gehuisvest worden. De twee vertrekken van een wooneenheid waren elk 3,5 bij 5 meter groot. In de woonkamer stond een eettafel met stoelen, een kacheltje en er was een klein aanrecht. In het slaapgedeelte bevonden zich acht stapelbedden met matrassen van strozakken. Het is niet bekend wanneer de eerste joodse dwangarbeiders arriveerden. In ieder geval was er eind april 1942 een maximale kampbezetting van 96 mannen aanwezig. De joodse mannen werden gedwongen te werken aan de Grensweg en deze door te trekken tot aan het Ommerkanaal. Dit stukje weg is onverhard gebleven en wordt door sommige mensen in Arriën nu nog aangeduid als "Het Jeud'n weggie". Op 2 of 3 oktober 1942 werden de joodse dwangarbeiders doorgestuurd naar kamp Westerbork.

    Eind 1942 kwamen evacués uit het westen van Nederland in kamp Arriën aan. Ze bleven vaak tot na de bevrijding. Lang hebben de barakken waarschijnlijk niet leeggestaan. In 1946 werden ze in verband met de hoge woningnood gevorderd door de gemeente Ommen en als woningen gebruikt.

    Op Pinkstermaandag 6 juni 1949 brandde een voormalige woonbarak geheel af. Twintig jaar later verdwenen ook de resterende barakken; in augustus 1969 werd het voormalige kampterrein schoon opgeleverd.

     

    B

    • Balderhaar 

    Het Rijkswerkkamp Balderhaar stond aan de Verlengde Broekdijk KloosterhaarKamp Balderhaar was gelegen aan de Verlengde Broekdijk bij het dorp Kloosterhaar en werd in 1938 voor de werkverschaffing gebouwd. In 1939 wordt het overgenomen door de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Tot begin januari 1942 hebben werkeloze Nederlanders in het kamp gewoond. Zij moesten woeste grond ontginnen. In het kamp was woonruimte voor 96 arbeiders. Leider van het kamp was een kok/beheerder. Vanaf januari 1942 tot de nacht van 2 op 3 oktober (Jom Kipoer) van dat jaar is het kamp in gebruik geweest als buffer voor Westerbork. Joodse mannen woonden in die periode als arbeider in het kamp en werden ingezet bij graafwerkzaamheden. In genoemde nacht zijn alle Joodse mannen uit de werkkampen, zo ook die uit Kamp Balderhaar, naar Kamp Westerbork afgevoerd. Hen was wijs gemaakt dat daar gezinshereniging zou plaatsvinden. De tocht naar station Bergentheim moest te voet worden afgelegd. Vandaar ging het vervoer per trein. Het werk in het kamp werd beschreven als bezighouderij. Het redelijke rantsoen werd na enige tijd aanmerkelijk kleiner omdat de bezetter het niet nodig vond om voldoende voedsel aan Joodse mensen te verstrekken. Tussen 1943 en 1945 werden in kamp Balderhaar gezinnen die door de Duitsers in het kader van de bouw van de Atlantikwall uit hun huis in de kuststreek verdreven waren gehuisvest. Het kamp is in 1953 gesloopt. Nu wordt er op de plaats van het vroegere kamp zand gewonnen.

    • De Beetse Kamp

    De Beetse, gelegen bij Sellingerbeetse in het Zuid-Oost Groningse Westerwolde

    was in 1935 gebouwd als werkverschaffingskamp voor werklozen uit heel Nederland. Januari 1942 moesten zij plaats maken voor joodse dwangarbeiders. Dit grootste joodse werkkamp bood officieel plaats aan 392 dwangarbeiders. Op 20 januari 1942 arriveerde de eerste groep joodse mannen. Ze reisden per trein, moesten daarna overstappen op de tram en het laatste stuk lopend afleggen. De ontvangst in het kamp was vriendelijk en de nieuwe bewoners werden verblijd met koffie en erwtensoep. In 1939 nam de Rijksdienst voor de Werkverruiming het kamp over en werden er werklozen uit heel Nederland tewerkgesteld bij het ontginnen van de heidegebieden. Tot begin januari 1942 hebben werkloze Nederlanders in het kamp gewoond. Zij moesten helpen bij het aanleggen van wegen en bossen. Later hielpen zij ook bij de aardappeloogst. Het kamp had viermaal de grootte van een standaardkamp en bood woonruimte aan 392 mannen. Leider van het kamp was een kok/beheerder. Vanaf januari 1942 werd het kamp in gebruik genomen als buffer voor Westerbork. 400 Joodse mannen uit Amsterdam woonden in die periode als arbeider in het kamp en werden ingezet bij eerder genoemde werkzaamheden. Het werk werd beschreven als bezighouderij. Het redelijke rantsoen werd na enige tijd aanmerkelijk kleiner, omdat de bezetter het niet nodig vond om voldoende voedsel aan Joodse mensen te verstrekken. In de nacht van 2 op 3 oktober (Jom Kipoer) van dat jaar werden alle Joodse mannen uit de werkkampen, zo ook die uit Kamp De Beetse, naar Kamp Westerbork afgevoerd. Daartoe werd het kamp eerst omsingeld en vervolgens werden de gevangenen gedwongen te voet naar het station van Stadskanaal te lopen. Vanaf het station ging het per trein verder naar Westerbork. De mannen was verteld dat daar gezinshereniging zou plaatsvinden, en inderdaad zijn de vrouwen en kinderen tegelijkertijd vanuit hun woonplaatsen ook naar Westerbork vervoerd. Kort na aankomst in Westerbork werden ze afgevoerd naar Auschwitz, waar bijna allen omkwamen. De barakken worden na het vertrek van de Joodse mannen schoongemaakt. Zij blijven tot 1944 leeg staan. In dat jaar worden ze gebruikt voor doorstroom van enkele honderden Nederlandse mannen naar de arbeidsinzet in Duitsland. Zij bleven er tot december 1944 en werden tewerkgesteld bij boeren in de omtrek, om vervolgens alsnog als dwangarbeider naar Duitsland te worden gedeporteerd. Zij werden direct daarna in januari 1945 als bewoners opgevolgd door NSB-vrouwen en -kinderen die na Dolle Dinsdag gevlucht waren naar Lüneburg en bij terugkeer vaak vijandig werden ontvangen, waarop Anton Mussert enkele honderden van hen hier liet opvangen. Na de oorlog liet commandant M. Dijkhuis op 1 augustus 1945 'Bewarings- en Interneringskamp Sellingerbeetse' inrichten op de plek, waar opnieuw NSB'ers naartoe werden gestuurd, ditmaal als gevangenen. Ook werden er SS’ers geïnterneerd. Op 15 februari 1948 sloot het kamp zijn deuren en werden de wachttorens en gebouwen afgebroken, op één barak na. Deze barak, die zich achter in het kamp bevond, is in 2014 opgeknapt en wordt nu gebruikt om de geschiedenis van dit kamp te vertellen.

    • Beugelen 

    Het kamp Beugelen lag ten oosten van Staphorst aan de Gemeenteweg. 

    Kamp Beugelen te Staphorst (Overijssel) was een werkkamp in het kader van de werkverschaffing. Vanaf mei 1940 verbleven in dit kamp ook Chinezen. Van januari 1942 tot 3 oktober 1942 was het in gebruik als werkkamp voor Joodse dwangarbeiders en in 1944 werd het kamp gebruikt door de Nederlandsche Arbeidsdienst. Van 1946 tot 1951 was het in gebruik als een Bewarings- en verblijfskamp.  Vanaf mei 1940 verbleven in dit kamp ook Chinezen.

    • Kamp Bruinhorst 

    Kamp Bruinhorst was vanaf 1942 een aan de Lunterseweg 1 in huize Bruinhorst te Ederveen gevestigd werkkamp. Kamp Bruinhorst in de gemeente Ede werd in 1941 door de Nederlandse staat voor sociale doeleinden aangekocht. In augustus 1941 is voor de Rijksdienst voor de Werkverruiming al een tekening van kamp De Bruinhorst gemaakt. Wisselend wordt De Bruinhorst, Bruine Horst, Bruynhorst en Bruinhorst als naam gebruikt. Kamp Bruinhorst was bedoeld om werkloze mannen in de ruilverkaveling aan het werk te zetten. Het kamp werd geleid door een kok/beheerder. Deze kreeg assistentie van een kok en een huishoudelijke hulp. Begin 1942 gebruikte de Duitse bezetter het kamp als tijdelijke buffer voor kamp Westerbork Joodse mannen. Deze Joden werden verplicht tewerkgesteld en zo gelijktijdig geïsoleerd van hun familie. Hoeveel Joden er in het kamp hebben moeten verblijven is onbekend. Het gebouw bood plaats aan 136 mannen, een standaard barak had ruimte voor 24 mannen. De Heidemij, uitvoerder van de ruilverkaveling, werkte veelal met ploegen van 96 mannen, en gelet op de omvang van het kamp (gebouw annex 3 barakken) kunnen op de Bruinhorst twee ploegen van 96 mannen hebben verbleven. Op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) werden de mannen gedeporteerd naar kamp Westerbork. Tegelijk met circa 6000 anderen uit soortgelijke Joodse werkkampen. Ook werden hun vrouwen en kinderen uit hun woonplaatsen naar Westerbork gestuurd. Van daaruit werden zij naar Oost-Europese vernietigingskampen gestuurd. Na de deportatie van de Joden werd het kamp gebruikt om evacués uit het westen van het land te huisvesten. Begin jaren 50 werd het kamp gebruikt voor de opvang van repatrianten uit Indonesië. In 1956 werd het ingericht als woonoord voor negentien Molukse gezinnen. De Molukkers bewoonden de Bruinhorst ongeveer twaalf jaar; het laatste gezin verhuisde in 1968 naar Lunteren. In 1976 werd Bruinhorst weer particulier bezit en is weer in zijn oude luister hersteld. Het is nu een gemeentelijk monument. In het sierhek bij de ingang staat nog links Bruin en rechts Horst in kapitale letters.

        • De Bruine Enk Werkkamp Nunspeet

        De barakken van het werkkamp de Bruine Enk werden in september 1940 gebouwd aan de Hullerweg in Nunspeet. In een krant stond geschreven: ‘De barakkenbouw bij de boerderij de Bruine Eng nadert haar voltooiing. (…) De gebouwen zijn netjes in orde en kunnen uitstekend voor langdurig verblijf dienen.’ Het is niet duidelijk wanneer de eerste joodse dwangarbeiders in dit werkkamp terecht kwamen. De eerste geschreven bronnen dateren van september 1942.De eerste dwangarbeiders komen hier waarschijnlijk begin september 1942 aan op het station van Nunspeet. Er zitten ongeveer zestig mannen geïnterneerd Ze moeten er grond spitten voor de Heidemaatschappij, onder andere bij Vierhouten. Het werk valt ze mee, zo blijkt uit correspondentie vanuit het kamp In ieder geval werd het kamp vanaf november 1940 bewoond. Er was in 1941 woonruimte voor 120 bewoners. Deze kampbewoners werden bij projecten van de Heidemij tewerkgesteld, onder andere bij Vierhouten. Naast de woonverblijven en de beheerderwoning was er een kantinegebouw.De eerste schriftelijke bewijzen van het gebruik van het kamp voor het interneren van Joden dateren uit september 1942. Het kamp is in die periode feitelijk in gebruik geweest als buffer voor kamp Westerbork. Joodse mannen werden in die periode als dwangarbeiders ingezet bij de Heidemij. Volgens het dagboek van een inwoner van Nunspeet, een zekere Van Heerde, hebben zo'n zestig Joden als dwangarbeiders in het kamp gezeten. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) werden alle Joodse mannen uit de werkkampen, zo ook die uit kamp De Bruine Enk, naar kamp Westerbork afgevoerd. Op 3 oktober schreef Van Heerde in zijn dagboek: Het gemeenteblaadje waarschuwt dringend tegen het geven van voedsel en dergelijke aan joden in het kamp. Deze zijn overigens juist vandaag op transport gesteld. Men vermoed [sic] naar Polen. De Jood Herman van Campen had op 2 oktober in een briefkaart geschreven dat hij de volgende dag naar "een ander kamp in Holland" zou vertrekken. De kampbewoners kwamen en vertrokken via Station Nunspeet. Over het gebruik van het kamp na het vertrek van de Joden is weinig bekend.Over de naoorlogse bestemming van het kamp De Bruine Enk is weinig bekend. In de jaren na de oorlog werd dit terrein korte tijd in gebruik genomen als sportveld. Nadien is er op het vroegere kampterrein een handelsonderneming (autosloperij) gevestigd. De boerderij De Bruine Enk staat er nog, maar de naam is van de gevel verdwenen.

        • De Bruynhorst 

        Kamp Bruinhorst in de gemeente Ede werd in 1941 door de Nederlandse staat voor sociale doeleinden aangekocht. In augustus 1941 is voor de Rijksdienst voor de Werkverruiming al een tekening van kamp De Bruinhorst gemaakt. Wisselend wordt De Bruinhorst, Bruine Horst, Bruynhorst en Bruinhorst als naam gebruikt. Kamp Bruinhorst was bedoeld om werkloze mannen in de ruilverkaveling aan het werk te zetten. Het kamp werd geleid door een kok/beheerder. Deze kreeg assistentie van een kok en een huishoudelijke hulp. Begin 1942 gebruikte de Duitse bezetter het kamp als tijdelijke buffer voor kamp Westerbork Joodse mannen. Deze Joden werden verplicht tewerkgesteld en zo gelijktijdig geïsoleerd van hun familie. Hoeveel Joden er in het kamp hebben moeten verblijven is onbekend. Het gebouw bood plaats aan 136 mannen, een standaard barak had ruimte voor 24 mannen. De Heidemij, uitvoerder van de ruilverkaveling, werkte veelal met ploegen van 96 mannen, en gelet op de omvang van het kamp (gebouw annex 3 barakken) kunnen op de Bruinhorst twee ploegen van 96 mannen hebben verbleven.  Elke dag vijf kwartier naar het werk lopen, dat bestaat uit zand scheppen 'met een lege maag' en dat ze na werktijd de zaal moeten boenen en drie kwartier moeten exerceren. Pas na het aardappelschillen mogen ze naar bed.  Op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) werden de mannen gedeporteerd naar kamp Westerbork. Tegelijk met circa 6000 anderen uit soortgelijke Joodse werkkampen. Ook werden hun vrouwen en kinderen uit hun woonplaatsen naar Westerbork gestuurd. Van daaruit werden zij naar Oost-Europese vernietigingskampen gestuurd. Na de deportatie van de Joden werd het kamp gebruikt om evacués uit het westen van het land te huisvesten. Begin jaren 50 werd het kamp gebruikt voor de opvang van repatrianten uit Indonesië. In 1956 werd het ingericht als woonoord voor negentien Molukse gezinnen. De Molukkers bewoonden de Bruinhorst ongeveer twaalf jaar; het laatste gezin verhuisde in 1968 naar Lunteren. In 1976 werd Bruinhorst weer particulier bezit en is weer in zijn oude luister hersteld. Het is nu een gemeentelijk monument.

        C

        • Conrad 

        De barakken aan het Conradkanaal bij Rouveen 

        In 1929 werden aan de westzijde van het Conradkanaal twee barakken gebouwd in het kader van de werkverschaffing. Nadat het kamp in 1939 onder de Rijksdienst voor de Werkverruiming was komen te vallen, werden de barakken in 1940 naar de oostzijde van het kanaal verplaatst. Van 1929 tot en met april 1942 hebben werklozen die bij de ruilverkaveling werden ingezet onderdak in dit kamp gevonden. Het kamp werd geleid door een kok/beheerder. Deze kreeg assistentie van een kok en een huishoudelijke hulp. De vroegere locatie van het kamp is nu gelegen bij de Klaas Kloosterweg West. Het kamp bestond uit vier woonbarakken, elk met acht kamers met zes slaapplaatsen, een barak met daarin de beheerderswoning, kantoor en keuken. Verder een kantine, enkele toiletten, een magazijn en waslokalen. In totaal konden er dus 192 werklozen in het kamp verblijven. Vanaf 25 april 1942 gebruikte de Duitse bezetter het kamp als tijdelijke buffer voor Westerbork en moesten de werklozen plaats maken voor Joodse mannen. Joden, voornamelijk uit Amsterdam, maar ook uit Staphorst en Meppel, werden verplicht tewerkgesteld en zo gelijktijdig geïsoleerd van hun familie. In kamp De Conrad hebben in totaal 340 Joodse mannen gewoond. Zij moesten bij Staphorst een weg, de Afschuttingsweg en een ernaast gelegen sloot, aanleggen. Deze weg wordt nu in de omgeving nog de Jodenweg genoemd en de sloot de Jodensloot. Op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) werden de mannen gedeporteerd naar Westerbork. Van daaruit werden zij naar Oost-Europese vernietigingskampen gestuurd. Slechts vier van hen hebben de oorlog overleefd. Na oktober 1942 kreeg kamp Conrad verschillende bestemmingen. Eerst kwamen er werklozen uit Rotterdam te wonen. Later evacués uit Zierikzee. Doortrekkende Duitse soldaten hebben het kamp een poos als kazerne gebruikt. In het laatste oorlogsjaar verbleven er evacués uit de kustprovincies, die moesten wijken voor de activiteiten rond de AtlantikwallNa de oorlog werd het kamp gebruikt als interneringskamp voor NSB'ers. Vervolgens werd er een landbouwschool in gevestigd. Tot slot hebben er in de jaren 1952 - 1960, 180 uit Indonesië op dienstbevel geëvacueerde Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen gewoond. Ook is een van de barakken langere tijd gebruikt als kerk. In 2007 is de laatste barak van kamp Conrad afgebroken.

         

        D

        • Diever A 

        Het werkkamp Diever A lag in Oude Willem, een paar kilometer van het dorp Diever.Het kamp bestond uit houten woonbarakken aan twee kanten van het terrein met in het midden een grasveld, de woning van de kokbeheerder, de keuken, het waslokaal en een kantine.

        De joodse dwangarbeiders voor Diever A vertrokken op 10 januari 1942 vanaf het Centraal Station in Amsterdam. Het was een barre winter. Van werken kwam de eerste tijd niets terecht. De mannen moesten alleen de toegangsweg naar het kamp begaanbaar houden.

        De barakken waren niet op het extreme weer berekend. Door extra te stoken en veel dekens was het nog enigszins uit te houden. Door de vorst werkte alleen de kraan in de keuken nog: de waterleiding in de wasplaats was lange tijd afgesloten. Om zich te wassen moesten de mannen met emmers water uit de keuken halen. Maar dat voldeed niet en een deel van de mannen dreigde te vervuilen. De kamparts deed onderzoek en concludeerde dat bij elf personen sprake was van een zekere vorm van vervuiling. Daarom moesten deze mannen in het vervolg onder toezicht van een gediplomeerd verpleger gaan baden. Om het moreel van de joodse dwangarbeiders op peil te houden werden in de loop van de winter muziek- en kaart, en schaakavonden georganiseerd. Er was zelfs een bonte avond. Toen het weer verbeterde, werden de joodse mannen ingezet bij ontginningswerkzaamheden op de heidevelden. Er moest één meter diep worden gespit, waarna de harde onderste laag vaak met een houweel moest worden bewerkt. De oudere mannen hadden lichter werk, bijvoorbeeld tuinierswerk. 's Morgens werd een brood uitgedeeld waar de joodse mannen het de hele dag mee moesten doen. Sommige personen gingen naar de boeren in de omgeving om te eten of kwamen terug met aardappelsla. 's Avonds was het eten goed, maar dat zou later met de week slechter worden. Een uitstapje naar de dokter of tandarts werd vaak gebruikt om naar het thuisfront te kunnen bellen.Op 20 juli 1942 werd een deel van Diever A leeggehaald. De dwangarbeiders werden naar kamp Westerbork gestuurd. Hun plaats werd ingenomen door een groep oudere mannen van veertig tot zestig jaar, die tot dan toe nog niet waren opgeroepen. Op 2 oktober zouden ook zij met de achtergebleven oorspronkelijke groep te voet naar kamp Westerbork worden gestuurd. 

        • Diever B

        Diever B lag in de Oude Willem, een paar kilometer van het dorp Diever aan de zelfde weg als Diever A. Het kamp bestond uit houten woonbarakken aan twee kanten van het terrein met in het midden een grasveld, de woning van de kok/beheerder, de keuken, het waslokaal en een kantine.

         

        E

        • Werkkamp Eindhoven

        Werkkamp Eindhoven daarvan is zeer weinig van bekend, werkzaamheden werden waarschijnlijk voor Daf en Philipsfabriek verricht.

        • Echten 

        Het werkkamp Echten lag aan de straatweg Ruinen-Echten. Het kamp bestond uit twee barakken voor elk 48 personen, een keuken en woning voor de kok/beheerder, een pompstation, een ontspanningszaal, een wasplaats, een rijwielplaats en een wc-gebouw.

         

        F

        • De Fledders 

        Het Rijkswerkkamp De Fledders, ten zuidoosten van Norg Rijkswerkkamp ‘De Fledders’ werd midden jaren dertig gebouwd. Het kamp deed toen dienst als verblijfplaats van gevluchte joden uit Duitsland en werklozen die werden aangesteld voor ontginningswerk. Tijdens de bezettingsjaren werd De Fledders een Joods werkkamp. In de periode juli-oktober 1942 werden er 120 Groningse joden tewerkgesteld. Op 2 en 3 oktober 1942 zijn zij allen door de bezetter overgeplaatst naar concentratiekampen. Geen van hen heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd. Na de bevrijding werden er in het kamp NSB-ers gevangen gehouden. Eind jaren veertig werd ‘De Fledders’ gebruikt als opvangplaats voor Zuid-Molukkers. De laatste van de vier houten barakken werd omstreeks 1959 afgebroken.

        • Werkkamp Fliegerhorst Gilze-Rijen

        Werkkamp Fliegerhorst Gilze-Rijen was vanaf 30 augustus 1943 tot half mei 1944 in gebruik als werkkamp voor gevangenen uit Kamp Vught. Circa 150 gevangenen moesten hier onder andere herstelwerkzaamheden verrichten na bombardementen op het vliegveld.

         

        G

        • Geesbrug

        Geesbrug Nieuweroord lag iets ten westen van het dorp Geesbrug, aan de weg naar Hoogeveen en de Hoogeveense Vaart In het kamp Geesbrug hebben in de loop van de jaren verschillende groepen mensen gewoond. In eerste instantie was het kamp bestemd voor de D.U.W. (Dienst Uitvoering Werken). Voor de Tweede Wereldoorlog woonden er voornamelijk werkloze mensen uit Den Haag die in het kader van de werkverschaffing hier moesten werken, bijvoorbeeld in de ontginning. Vanaf mei 1940 maakte de  opbouwdienst gebruik van het kamp. Daarna, vanaf 1942, worden er joden in het kamp ondergebracht. Na verloop van tijd werden die naar Westerbork verplaatst en van daaruit naar Duitsland en Polen. Ook zijn er nog dienstweigeraars ondergebracht. Dan komen er evacues uit het westen van het land, die daar dan weg moeten in verband met de aanleg van de Atlantikwall door de Duitsers in 1943. De Hitlerjugend zijn de volgende bewoners, die blijven hier tot ongeveer eind 1944. 
        Na de oorlog worden er Ambonezen ondergebracht. Hierna gaat het kamp over in particuliere handen en wordt er een vermeerderingsbedrijf in gevestigd.

        • Gijsselte Kamp

        Gijsselte lag op een kruising van het fietspad Ruinen-Kalenberg/Echten-Pesse. Kamp Gijsselte werd in 1938 gebouwd als werkverschaffingskamp voor Amsterdamse werklozen. Zij werden aangesteld voor ontginningswerk. Tijdens de bezettingsjaren kwam Kamp Gijsselte onder Duits bewind te staan. Binnen de voormalige gemeente Ruinen waren er vier kampen: Ruinen, Echten, Stuifzand en Gijsselte. Het kamp in Gijsselte had met 240 plaatsen de grootste capaciteit. Begin 1942 moesten de Amsterdamse arbeiders plaats maken voor ruim 200 joodse dwangarbeiders, die opdracht kregen de heide te ontginnen en paden aan te leggen. De werkzaamheden werden uitgevoerd onder toezicht van de Heidemij. Op 2 en 3 oktober 1942 zijn alle joodse dwangarbeiders naar Kamp Westerbork overgeplaatst, van waaruit zij naar de concentratiekampen in Duitsland en Polen zijn gedeporteerd. De meesten keerden niet teru

        • Werkkamp 's-Gravenhage

        Weinig over bekend

         

        H

        • Werkkamp Haren

        Bij Tilburg weinig over bekend.

         

        K

        • Kloosterhaar

        Het werkkamp Kloosterhaar stond aan de Groenendijk werd in 1938 voor de werkverschaffing geopend. Kamp Kloosterhaar bestond uit twee lange woonbarakken, waarin twaalf wooneenheden, een kantine, een keuken met een woongelegenheid voor de kok/beheerder, een washok en een schillenhok. Het kamp was geschikt voor 96 arbeiders. De in het kamp ondergebracht werklozen werden ingezet bij de ontginning van woeste grond. In 1939 ging het kamp over naar de werkverruimingIn april 1942 kreeg G.J. Reusink, de kok/beheerder, opdracht het kamp te ontruimen en in orde te brengen voor joodse arbeiders. Hun leeftijd varieerde van 17-55 jaar. Vaak betrof het vader en zonen. Onderduiken durfde men niet uit angst voor represailles tegen achterblijvende familieleden. De eerste groep arriveerde op 10 juli. Zij kwamen uit Groningen (stad en provincie) en werden van station Mariënberg met een bus naar het kamp gebracht. Daar moesten ze onder leiding van een NSB'er landarbeid verrichten voor de Nederlandse Heidemaatschappij. Later kwamen er joden bij uit Noord-Brabant. Vrijdag 2 oktober was sabbatavond. Duitse soldaten kwamen met busjes het terrein op en vroegen onderdak. Op 3 oktober 1942, Jom Kipoer, werden de arbeiders door hen afgevoerd. Onder bewaking van Duitse militairen moesten zij naar Bergentheim lopen waar zij bij het NS-station de mannen uit Kamp Balderhaar troffen. In een kar mochten ze hun bagage meegeven. De trein bracht de mannen via Zwolle naar Kamp WesterborkHet lege kamp werd vervolgens gebruikt om geëvacueerde gezinnen uit de kuststreek onder te brengen. Deze mensen moesten hun huizen verlaten voor de bouw van de AtlantikwallKamp Kloosterhaar werd in 1949 grotendeels afgebroken toen de Van Roijensweg werd aangelegd. De kantine heeft nog jaren dienstgedaan als verenigingsgebouw. Dat was niet meer nodig toen in 1964 de oude basisschool werd verbouwd tot dorpshuis. Het terrein en de barak werd verkocht aan de familie Botter, die op het perceel een kapperszaak en winkel in snuisterijen is begonnen.

        • Kremboong Kamp

        Kremboong, gelegen ten noorden van Hoogeveen was opgezet voor 240 arbeiders en de voorzieningen waren in het begin goed te noemen. Vanaf januari 1942 wordt het een Joods werkkamp. Joden uit Amsterdam moesten vanaf station Hoogeveen lopen naar het kamp. De beheerder van het kamp was een kok. De bewoners werden ingezet bij de ontginning van de heidevelden voor de HeideMij. In juli zijn alle bewoners "verhuisd" naar Westerbork. Een tiental bewoners zijn tijdens de overtocht gevlucht. 

         

        L

        • De Landweer 

        De Landweer in het Friese Elsloo (gemeente Ooststellingwerf) was van 31 maart 1942 tot 3 oktober 1942 een werkkamp voor Joodse dwangarbeiders bood plaats aan een kleine tweehonderd joodse dwangarbeiders. De eersten arriveerden op 31 maart 1942. Sommigen ontvingen in februari een oproep om begin maart naar De Landweer te komen, maar door het strenge winterweer werd hun komst naar Elsloo vertraagd. Eind maart reisde een grote groep Amsterdammers per trein vanaf het Centraal Station naar Steenwijk. Vanuit dat stadje in Overijssel ging het per tram via dorpen Frederiksoord en Noordwolde naar Elsloo. Bij café Cats stapte het gezelschap in de stromende regen uit. Via de Nijeweg - nu de Kloosterweg - moesten de mannen een half uur lopen naar het nieuw gebouwde kamp.

        • Werkkamp Leeuwarden

        Weinig over bekend

        • Lievelde 

        Het kamp Lievelde lag op de voormalige Schansdijk in Lievelde is in de zomer van 1942 enkele maanden een werkkamp. Dwangarbeiders uit Dinxperlo, Lochem, Silvolde, Raalte, Deventer en Amsterdam moeten er op een gemeentelijke zandweg een laag grond afscheppen om de afwatering te verbeteren. Omwonenden drukken de joodse mannen af en toe iets extra's in de handen. Veel arbeiders krijgen van thuis pakketjes en brieven toegestuurd. De postbode heeft zelfs een speciale driewieler nodig om alles in het kamp te kunnen bezorgen. Als een arbeider ziek is, hoeft hij niet te werken. Op een gegeven moment bezoekt NSB-burgemeester Theo A. Lamers het kamp. Hij vindt dat het meer op een sanatorium lijkt dan op een werkkamp. Hij sluit alle openbare wegen rond het kamp af en geeft de kantoorhouder van de PTT opdracht om alle pakketten, die voor de kampbewoners bestemd zijn, terug te sturen.

        • Linde 

        In het dorp Linde, ten zuiden van Zuidwolde Joods was in gebruik van 10 januari 1942 tot 3 oktober 1942. Er waren ongeveer 100 Joodse mannen tewerkgesteld. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden zij naar Kamp Westerbork overgebracht. 

         

        M

        • Mantinge 

        In het kader van de werkverschaffing verrezen in de jaren dertig van de twintigste eeuw in de provincie Drenthe tal van werkkampen; zo ook bij Mantinge, niet ver van Westerbork. Het was een groot kamp, waar maximaal 240 mannen ondergebracht konden worden. Op 31 maart 1942 stopte een trein vol met joodse mannen bij het station van Wijster. Ongeveer tachtig dwangarbeiders werd opgedragen de trein uit te stappen en te voet naar het werkkamp Mantinge te gaan. Een boerenwagen stond klaar om de bagage te vervoeren. Of dit de eerste of laatste groep was die naar Mantinge werd gestuurd, is niet duidelijk. Wel is bekend dat de dwangarbeiders hard moesten werken: sloten graven, land ontginnen en wegen aanleggen. Mantinge was het enige kamp waar de joodse rituelen werden gerespecteerd. In de keuken werkte een joodse kok en joods personeel. De maaltijden werden volgens de spijswetten en onder toezicht van het Rabbinaat vervaardigd. In het midden van de barakken bestaande uit zalen bevond zich een grote barak, waarin werd gegeten kregen en konden verpozen. Er was echter niets te koop. Het eten was slecht en zeer onvoldoende en helemaal van de buitenwereld afgesloten. Elke ochtend werd in gesloten kolonne gemarcheerd naar het werk. Loon werd niet uitbetaald en de mannen kregen geen verlof. 

        • Werkkamp Moerdijk

        Weinig over bekend

        • Molengoot 

        Werkkamp Molengoot Het Rijkswerkkamp Molengoot lag in Collendoorn aan de weg van Hardenberg was een van de vele Joodse werkkampen in de Tweede Wereldoorlog in Nederland waar men verplicht werd zwaar werk te verrichten onder harde omstandigheden. Het kamp lag bij Collendoorn, iets ten noorden van Hardenberg, aan wat nu de Luggersweg is. Kamp Molengoot werd in het begin van de oorlog opgericht als werkkamp voor arbeiders die vanuit de Rijksdienst voor de Werkverruiming, kortweg werkverschaffing, spit- en graafwerk verrichtten voor de Heidemij. Tot begin januari 1942 hebben werkeloze Nederlanders in het kamp gewoond. Zij moesten helpen bij het graven van het kanaal de Molengoot. Leider van het kamp was een kok/beheerder. Vanaf januari 1942 tot de nacht van 2 op 3 oktober van dat jaar is het kamp tijdelijk in gebruik geweest als buffer voor Westerbork. Joodse mannen kregen toen een onderkomen in het kamp. Zij moesten samen met niet-joodse arbeiders in Collendoorn ontginningswerkzaamheden verrichtten. De Joden waren vooral jonge werkloze mannen en waren opgeroepen door het Gewestelijk Arbeidsbureau Amsterdam. Op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) zijn de inwoners van het kamp naar kamp Westerbork overgebracht, vanwaar ze naar concentratiekampen in Polen zijn vervoerd. 

        Het kamp werd daarna gebruikt voor gezinnen uit Den Haag en Rotterdam die door bombardementen dakloos waren geworden. Na de oorlog bood het kamp onderkomen aan NSB'ers. Vervolgens werd het kamp gebruikt voor een experiment waarbij 'maatschappelijk onaangepaste gezinnen' werden behandeld. Op 5 oktober 1959 werd door minister Marga Klompé gemeld dat het experiment ten einde liep en het kamp in 1960 ontruimd moest zijn. Hierna werd nog geprobeerd van het kamp een provinciaal kamp voor 'asocialen' te maken, waar plek was voor zo'n 15 Overijsselse gezinnen. Het kamp heette toen Gezinsoord Overijssel. In 1970 werd de stichting, en daarmee het kamp, opgeheven. Tegenwoordig is er alleen nog een afwateringskanaal in de woonwijk Marslanden dat de naam De Molengoot draagt. Dit kanaal is volgens de boeren in Collendoorn gegraven door de Joden uit Kamp Molengoot. 

         

        O

        • Kamp Oranje

        Gelegen bij Fochteloo is weinig over bekend

        • Oranjekanaal 

        Werkkamp Oranjekanaal In het gehucht Oranje aan het Oranjekanaal ten zuiden van Smilde bestaande uit een grote boerenschuur op de landerijen van de aardappelfabriek, was van augustus tot 3 oktober 1942 een werkkamp voor Joodse dwangarbeiders die werden ingezet bij graafwerkzaamheden, de aardappeloogst en in de fabriek.

        • Orvelte 

        Kamp Orvelte werd vermoedelijk in januari 1940 in gebruik genomen voor de huisvesting van werkloze arbeiders uit Amsterdam en andere grote steden. Men kwam kamp Orvelte binnen vanaf de Orveltebrug, richting Schoonoord over een zandweg naar links. Bij de ingang stond aan de rechterkant de kantinebarak en links woonde de kok/beheerder. Daarachter waren nog wat gebouwtjes die dienden als bergplaatsen en dergelijke. En dan in een u-vorm keek je zo op de barakken. Overal voor de barakken langs waren loopplanken van twee meter breed. Zo dat de arbeiders nog net met droge voeten binnen konden komen. Het is niet bekend wanneer de eerste groepen joodse dwangarbeiders binnenkwamen. Kwamen vooral uit Amsterdam. Op een gegeven moment werden deze arbeiders doorgestuurd naar Westerbork en vervangen door nieuwe groepen uit de omringende plaatsen. Documenten bevestigen dat op 17/18 juli 1942 joodse mannen uit Beilen en Smilde een oproep kregen zich op 20 juli te begeven naar het 'Jodenkamp Orvelte'. De werkzaamheden bestonden uit het ontginnen van heide en het rooien van aardappelen. 's Middags zorgden de kameroudsten er voor dat iemand uit de groep de 'lunchpakketten ophaalde, die meestal bestonden uit brood met kaas'. Na afloop van het werk gingen de arbeiders zich wassen, om vervolgens in de kantine te biljarten of naar de radio te luisteren naar de radio. Bijzonder was het optreden van het bekende duo Johnny en Jones in het kamp. In het begin mochten de joden nog gewoon rondlopen en inkopen doen in Westerbork of bij de boeren. Later mochten ze het kamp niet meer verlaten of bezoek ontvangen. Het was verboden pakketjes te ontvangen en te versturen. Melk en karnemelk mocht vrij het kamp in. Van de karnemelk werd dan hangop gemaakt. Waarschijnlijk werden op 2/3 oktober 1942 de dwangarbeiders naar kamp Westerbork gestuurd. 

        • Kamp Overbroek

        Kamp Overbroek, gelegen aan de Nieuwe Dijk tussen Ochten en Kesteren, was vanaf 1941 een werkkamp gebouwd in het kader van de Rijksdienst voor de WerkverruimingKamp Overbroek was gelegen aan de Nieuwe Dijk en de Burgemeester Houtkoperlaan, op een stuk grond dat kadastraal bekend is als gemeente Ochten sectie A 125. Het lag op de grens met de gemeente Kesteren, in een terrein dat Het Overbroek werd genoemd. Tijdens de oorlog viel Ochten onder de gemeente Echteld. Door de bestuurders werd het kamp kamp Ochten genoemd, de bevolking sprak van kamp Overbroek en de bewoners noemden het kamp kamp Kesteren. Voor Kamp Overbroek werd op 26 juni 1941 een gedeeltelijke bouwvergunning verleend aan de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Het betrof de bouw van een gebouw voor de watervoorziening, een wasgebouw met douches, een toiletgebouw en een berging. Voor de (tijdelijke) houten woongebouwen was gezien de woningwet 1901 geen bouwvergunning nodig. Totaal konden er 192 werklozen in het kamp verblijven. Albertus Sanders uit Ochten werd januari 1942 als nachtwaker aangesteld. Enige maanden later volgde de aanstelling van Johannus Kalfsbeek als kok/beheerder. Aanvankelijk werden er werklozen in het kamp gehuisvest. Waarschijnlijk kwamen de eersten na de komst van Kalfsbeek aan. De bewoners van het kamp moesten helpen bij het slopen van een deel van de Grebbelinie; de Linie Ochten-Spees, Kesteren. Verder werden zij ingezet om de oorlogsschade van 1940 te herstellen. Oorspronkelijk zou het kamp na de sloop van de Linie zelf ook gesloopt worden. Maar al vrij snel na ingebruikname bevonden er zich in het kamp nog enkel 127, later 143, Joden, die er zes weken verbleven. Het kamp was toen eigenlijk in gebruik als wachtkamer voor Kamp Westerbork. De Joodse mannen werden in die periode als arbeider ingezet bij graafwerkzaamheden aan de Linie. Op 9 september 1942 werd er gepoogd een kantinebeheerder in het kamp aan te stellen. Deze werd echter niet gevonden. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) werden alle Joodse mannen uit de werkkampen, zo ook die uit Kamp Overbroek, naar Kamp Westerbork afgevoerd. Hun was wijsgemaakt dat daar gezinshereniging zou plaatsvinden. Het werk wordt beschreven als extreem zwaar en het verblijf als een soort gevangenschap. Het redelijke rantsoen werd na enige tijd aanmerkelijk kleiner, omdat de bezetter het niet nodig vond om voldoende voedsel aan Joden te verstrekken. Het lijkt erg waarschijnlijk dat de gevangenen via Station Kesteren kwamen en gingen.

        In het kamp verbleven Salomon Jonas Heiman Frankenhuis (Haaksbergen, 12 augustus 1887 - Auschwitz, 12 oktober 1942) en Siegfried Franken (Herbern Dld. 1899 - nabij Auschwitz eind 1942) en diens zoon Levie. Verder Erich (1904-1944) en Siegfried (1910-1944) Roozendaal en Wolf Leib Israel Engländer (Hamburg ,1893–werkkamp nabij Auschwitz, 1943). Alsmede Frits Hartz en Hartwich Lievendag (1915)) en Iwan Zilversmid.Van de overige Joodse bewoners is niets bekend.

        Na het vertrek van de joden werd het kamp gebruikt voor het huisvesten van leden van de Nederlandse Arbeidsdienst. Vanaf 1944 werden (gedwongen) arbeiders ingezet om de verdedigingsdijk van de Grebbelinie weer in de oorspronkelijke staat te herstellen. Mogelijk woonden er ook enige Duitse bezetters in die periode. Eind 1944 werd het gebied geïnundeerd. Na de oorlog werd kamp Overbroek onderkomen voor personen die door het oorlogsgeweld hun huis waren kwijtgeraakt. In het begin woonden er ook gezinnen in bijgeplaatste tenten. Vervolgens kwamen er driehonderd vaak Friese arbeiders terecht die werden ingezet voor de wederopbouw van Ochten. In die tijd, 1947, werd het kamp onder toezicht van de Rijksgebouwendienst gerenoveerd en omgebouwd naar 22 woningen met een keuken, een woon- en een slaapkamer. Bekende Nederlandse artiesten traden in die periode in het kamp (vaak gratis) op voor deze groep arbeiders. In 1950 werden Indische Nederlanders, spijtoptanten, in het kamp opgevangen. Vanaf februari 1951 verbleven er Molukkers, Ambonezen, in het kamp. Deze 22 gezinnen bleven er tot het einde van de jaren zestig wonen. In die periode heette het kamp woonoord Het Overbroek. In 1970 werd het kamp gesloopt. Nu loopt de Betuweroute door het gebied van het vroegere kamp heen. In het gedeelte tegen de Nieuwe Dijk aan is een tuin.

         

        P

        • It Petgat 

        Het kamp lag in de Friese gemeente Westellingwerf was van juni 1942 tot 3 oktober 1942 een werkkamp voor Joodse dwangarbeiders. In 1946 is het kamp in gebruik geweest als Bewarings- en verblijfskamp voor NSB'ers. Het kamp lag in de gemeente Weststellingwerf (Friesland) bij het dorp Blesdijke.

        • Palästina kamp Avegoor

        Werkkamp Palästina staat ook wel bekend als de Hel van Ellecom. Het kamp is gevestigd op landgoed Avegoor, waar het opleidingscentrum van de Nederlandse SS staat. De Joodse mannen die hier te werk zijn gesteld worden sadistisch behandeld door hun bewakers en moeten werken tot ze erbij neervallen.

         

        R

        • Werkkamp Roosendaal

        Weinig over bekend

        • Werkkamp Rouveen

        Weinig over bekend

        • Ruinen 

        Het kamp aan de weg Ruinen-Echten op een kruising van het fietspad Ruinen-Kalenberg/Echten-Pesse, ten noordwesten van Hoogeveen. Het kamp bestond uit twee grote barakken met elk vier kamers, een werkplaats en een bergplaats; twee wc-barakken; twee urinoirs; een watervoorziening; een barak met een keuken, ziekenzaaltje en woning voor de kok/beheerder. Op 10 januari 1942 kwamen de eerste joodse dwangarbeiders. De maximale capaciteit van het kamp bedroeg 240 personen.

         

        S

        • 't Schut Kamp It Schut

        Gelegen aan de voormalige Schuttersteeg ter hoogte van de Dwarsweg in Ede

        De dwangarbeiders van Kamp It Schut in Ede moeten onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij ontginningswerkzaamheden verrichten. In de zomer van 1942 werd de eerste groep joodse dwangarbeiders naar het kamp gestuurd. It Schut bestond uit vijf woonbarakken, een kantine, een keuken en wasbarak. In de barakken konden maximaal 176 mannen worden ondergebracht. Zij moesten onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij ontginningswerkzaamheden op het land worden verrichten. Op 3 oktober 1942 werden de dwangarbeiders uit It Schut naar kamp Westerbork gestuurd. Wat er na het vertrek van de joodse dwangarbeiders met It Schut gebeurde, is niet geheel duidelijk. Aan het einde van de oorlog schijnt een Duits legeronderdeel zich in het kamp te hebben te gevestigd.

        Na de oorlog werden de barakken door de gemeente opgekocht en werden er in verband met heersende woningnood gezinnen ondergebracht, die in Ede geen plek konden vinden. Tussen 1959 en 1962 werden de barakken afgebroken.

        • Schaarshoek 

        Kamp Schaarshoek is in 1933 gebouwd in opdracht van de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Het kamp bevond zich dichtbij de spoorlijn Enschede-Zwolle, net buiten het dorp Heino. Begin 1942 werd het kamp in opdracht van de bezetter ontruimd. De werkloze mannen en het lokale personeel werden naar huis gestuurd. Alleen de kok/beheerder en de kantinbeheerder mochten blijven. Het is niet duidelijk wanneer de eerste groep joodse dwangarbeiders in Heino arriveerde. Begin oktober 1942 werd ook Schaarshoek leeggehaald. 'De mannen moesten lopend over de openbare weg door Heino richting Zwolle, dit terwijl het station aan de overkant lag. Enige tijd na het vertrek van de joodse dwangarbeiders keerden de lokale huishoudelijke hulpen terug in het kamp. Er werd schoongemaakt en opgeruimd in afwachting van gezinnen uit Den Haag, Scheveningen en omgeving, waarvan de woningen waren opgeëist om de aanleg van de Atlantikwall te kunnen uitvoeren. Eind december 1942 kwamen de eerste evacués in Heino aan. Schaarshoek werd ook van een van de "Rijksevacuatiekampen voor oorlogsslachtoffers". Toewijzing vond plaats door het Bureau Afvoer Burgerbevolking, die als de stelregel had om mensen die als "onmaatschappelijk" bekend stonden, onder te brengen in kampen "waar heropvoeding mogelijk zou zijn". In die jaren was in die jaren J.A. van Markensteyn kok/beheerder van de Schaarshoek.

        Behalve mensen uit Den Haag kwamen in 1943 ook nog evacués uit o.a. Haarlem, Velsen en Den Helder naar Wijhe. Het aantal geëvacueerden wisselde nogal, maximaal zijn het er 140 geweest. Eind 1944 werd een groep bewoners uit kamp Twilhaar in Nijverdal overgeplaatst naar Schaarshoek. Zij moesten verhuizen omdat de Duitsers in de directe omgeving van Twilhaar een startbaan voor V1-raketten aan gingen leggen. Het gebied rond die lanceerinrichting werd tot "Sperrgebiet" verklaard en kamp Twilhaar moest worden ontruimd. De bewoners werden overgebracht naar onder andere kamp Schaarshoek. Toen de startbaan niet meer werd gebruikt keerden begin 1945 de bewoners naar Twilhaar terug. Na de bevrijding was het een komen en gaan in het kamp. Zo verbleven in het kamp in de jaren vijftig ondermeer vluchtelingen uit het voormalige Nederlands-Indië en meerdere groepen 'asocialen'; in 1961, tijdens de bouw van de Berlijnse muur, bood Schaarshoek onderdak aan een aantal Duitse vluchtelingen. Vanaf de jaren zestig is het kamp beetje bij beetje ingericht als een jongerenkamp en momenteel is het een vakantieoord. Van de oorspronkelijke gebouwen is niet veel meer over. De kantine is grotendeels intact gebleven. Wel is de karakteristieke V-vorm van het voormalige werkkamp nog herkenbaar bij Summercamp Heino, zoals deze plek vlakbij het spoor in Heino nu heet.

        • Schaffelaar

        Weinig over bekend lag op landgoed Schaffelaar bij Barneveld, was een reserveringskamp

        • Kamp Schoorl

        Kamp Schoorl bij Schoorl (Noord-Holland) werd in 1939 ingericht als legerkamp. In de Tweede Wereldoorlog werd het kamp door de Duitse bezetter gebruikt als internerings- en concentratiekamp. Schoorl was het eerste gevangenenkamp dat de Duitsers in Nederland inrichtten. Eind 1941 werd het gesloten.De eerste commandant was SS-Untersturmführer Arnold Schmidt. Hij werd opgevolgd door SS-Untersturmführer Hans Friedrich Stöver. SS-Untersturmführer Karl Berg was kamp commandant van juni 1941 tot de sluiting in oktober 1941.Het kamp werd in eerste instantie gebruikt voor de internering van buitenlanders die ten tijde van de Duitse machtsovername in Nederland verbleven. Vervolgens werd het kamp gebruikt als doorvoerkamp voor bijna 425 Joden uit Amsterdam die op 22 en 23 februari 1941 bij de razzia in de Jodenbuurt waren opgepakt. Vanuit Schoorl werden in totaal 649 Joden naar Buchenwald en van daar naar Mauthausen getransporteerd. Van deze 649 overleefden slechts twee de oorlog.Later kwamen daar communisten bij, die door de Nederlandse politie gearresteerd waren. Zij stonden op lijsten die door de lokale politie-inlichtingendiensten voor de oorlog aangelegd waren; ze werden op 25 en 26 juni 1941 gearresteerd naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet-Unie. De Duitsers hadden aantallen te arresteren communisten opgegeven, de politie maakte een keuze wie gearresteerd moest worden en arresteerde vaak meer mensen dan waar de Duitsers om gevraagd hadden. Bijna alle communisten zijn in Neuengamme terechtgekomen en de meesten om het leven gekomen door vergassing in Bernburg, medische experimenten met tuberculose, uitputting in concentratiekampen of bij de ondergang van de Cap ArconaBegin maart 1941 werden bijna tweehonderd jonge mannen uit Sommelsdijk een maand in Kamp Schoorl geïnterneerd wegens belediging van het Duitse leger en de Nederlandse politie. In mei werden circa 300 Nederlandse luchtmachtofficieren geïnterneerd op verdenking van hulpverlening aan collega's die met een Fokker G.I-jachtkruiser waren ontsnapt naar het Verenigd KoninkrijkIn juni werden 100 antirevolutionairen in Kamp Schoorl opgesloten, en 600 communisten tot begin augustus toen zij werden overgebracht naar Kamp Amersfoort. Op 18 augustus 1941 werd een groep van bijna tweehonderd preventief gearresteerde communisten eveneens naar Kamp Amersfoort overgebracht, en daarna werden nog 250 gevangenen naar Kamp Amersfoort overgebracht. De 25 vrouwen onder de gevangenen werden via Amsterdam naar Ravensbrück gestuurd. Eind oktober 1941 werd Kamp Schoorl gesloten, waarschijnlijk omdat het te klein was, te dicht bij de kust lag en bovendien te ver van een spoorweg lag verwijderd. Na de bevrijding in 1945 werd het kamp gebruikt voor internering van NSB'ers en collaborateurs. De bewakers waren veelal dienstplichtige soldaten; een van hen was Frédéric Bastet. In 1949 werd het kamp gesloten. Echter er waren plannen van de Nederlandse regering om na de oorlog 8000 communisten te interneren, later is dit terug gebracht naar 1500 om nog later geheel niet door te gaan omdat de kosten te hoog waren. Tegenwoordig is op de locatie het bezoekerscentrum Schoorlse Duinen van Staatsbosbeheer gevestigd.

        • Kamp Schut

         Dit kamp in Ede werd in 1940 gebouwd door de Rijksdienst voor Werkverschaffing en vanaf 1942 werkten er Joden. Er was in totaal plaats voor 176 arbeiders en het personeel bestond uit niet veel meer dan een kok en een nachtwaker. Onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij werkten de dwangarbeiders als landontginners. Tijdens de Joodse feestdag Jom Kipoer werden in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 alle Joodse werkkampen in Nederland ontruimd. Onder het voorwendsel van ‘gezinshereniging’ werden alle Joden naar kamp Westerbork gestuurd. 

        • Werkkamp Staphorst

        Weinig over bekend

        • Stuifzand 

        Kamp Stuifzand aan de Wijsterseweg ten noorden van Hoogeveen iets ten noorden van Hoogeveen. Het kamp had een capaciteit voor maximaal 96 dwangarbeiders en bestond onder andere uit twee barakken voor ieder 48 personen, een wasplaats, een ontspanningslokaal, een keuken, woning voor de kok/beheerder, pompstation en een rijwielbarak. De eerste joodse dwangarbeiders kwamen waarschijnlijk op 10 januari 1942 in Stuifzand aan.

         

        T

        • Twilhaar Kamp

        Twilhaar, gelegen tussen Nijverdal en Haarle In 1940 werd aan de Paltheweg een begin gemaakt met de bouw van het kamp. In 1941 kwamen de eerste arbeiders in het kamp, werkloze vissers uit Katwijk en Scheveningen kregen de opdracht een boomkwekerij aan te leggen, die de naam De Plantage droeg. Staatsbosbeheer had het toezicht over het project. In april 1942 gebruikte de Duitse bezetter het kamp als schakel in de Endlösung der Judenfrage en moesten de werkloze zeelieden plaats maken voor Joodse mannen. Joden uit voornamelijk Groningen maar ook uit Tilburg en Amsterdam werden er verplicht tewerkgesteld en op die wijze geïsoleerd van hun familie. Op 2 oktober 1942 (Soekot) werden de mannen gedeporteerd naar Westerbork. Van daaruit werden zij naar Oost-Europese vernietigingskampen gestuurd, alwaar zij bijna allemaal om het leven kwamen. Tussen 1943 en 1945 huisvestte kamp Twilhaar grote gezinnen die door de Duitsers in het kader van de bouw van de Atlantikwall uit hun huis in de kuststreek verdreven waren. In 1945 verbleven er Nijverdalse gezinnen die door het geallieerde bombardement van 22 maart huis en bezittingen waren kwijtgeraakt. In totaal werd gedurende de oorlogsjaren bij Twilhaar een gebied van ongeveer 20.000 vierkante meter ontgonnen. Het bos, dat later informeel het 'Jodenbos' werd genoemd, is pas na de oorlog door gewone werknemers aangelegd. Kamp Twilhaar werd in 1949 afgebroken.

        • Kasteel De Vanenburg in Putten

        Herbergt de Joodse dwangarbeiders. De mannen werken elke dag onder aansturing van twee vriendelijke opzichters van de Heidemaatschappij aan de drooglegging van de Zuiderzee. Zij mogen geen bezoek ontvangen en er mag ook geen voedsel worden opgestuurd. Wel kunnen ze brieven naar huis sturen. Zaterdagmiddag en zondags vrij. Maar geen verlof en geen bezoek ontvangen.  zijn Ongeveer 125 man. Vroeg opstaan tot ongeveer 5 uur 's avonds Kribben met wollen dekens.

         

        V

        • De Vanenburg Werkkamp

        De Vanenburg bij Putten (Gld) was gevestigd in een kasteel uit de negentiende eeuw. Het was in de jaren dertig in handen gekomen van de stichting Juliana, die er een hotel begon. De Vanenburg had een capaciteit van ongeveer tweehonderd dwangarbeiders, een aantal dat waarschijnlijk nooit bereikt is. Veel is er niet bekend over dit kamp tussen april en oktober 1942 gebruikt als  een Joods werkkamp en in 1944 voor mensen met een licht verstandelijke beperking. In het werkkamp werden ongeveer 125 dwangarbeiders ondergebracht. Het kasteel zelf werd gebruikt als slaapplek. Op elke verdiepingen stonden  stapelbedden, zodat er ruimte was voor 200 mensen. De Oranjerie werd gebruikt als koks-woning. De dwangarbeiders stonden onder aansturing van twee opzichters van de Heidemaatschappij en moesten werken aan de drooglegging van de Zuiderzee. Daarbij moesten ze de omliggende weilanden egaliseren en aan verschillende wegen in Putten werken. De dwangarbeiders begonnen 06.15 uur tot ongeveer 17.00 uur met de werkzaamheden. Hier moesten zij drie kwartier naar toe marcheren. Er werd aan de dwangarbeiders verteld dat zij 10 gulden en 5 cent per week verdiende. Dit verschilde echter wel per woonplaats en loonklasse. Dit geld ging naar de vrouw. Wanneer zij een glaasje melk wilde kopen, of een nieuwe schop nodig hadden, werd dit van het loon afgetrokken. Op 22 augustus 1941 werd de aanvraag tot werkkamp vanuit Den Haag  ingediend. In september 1941 werd er door gemeente Putten een bouwvergunning van Kasteel De Vanenburg verleend. Begin 1942 werden grote groepen Joodse mannen vanuit alle delen van het land naar   werkkampen gestuurd. Er waren zeker veertig werkkampen in Nederland. In eerste instantie was het regime in het Joodse werkkamp Kasteel De Vanenburg nog redelijk mild. De mannen mochten post ontvangen en onbeperkt schrijven, maar het was verboden om uit het kamp te gaan of bezoek te ontvangen. Er mochten kleren worden verstuurd, maar geen eten of versnaperingen. De regels werden echter steeds strenger. In september 1942 kwam er een militair regime. Dit hield in dat de mannen op moest drukken, appelleren, op appel staan, bepaalde militaire bevelen moesten uitvoeren en de mensen regelmatig geteld moesten worden. Daarbij mochten de mannen eenmaal per week brieven sturen. Deze brieven werden gecontroleerd door de Duitsers, dus mogelijk hadden zij het wat minder aangenaam dan beschreven. Achteraf gezien blijkt dat het een vooropgesteld plan was van de Duitsers om eerst vertrouwen te wekken bij het volk, zodat zij allerlei werkkampen konden creëren zonder dat men dat door had wat er stond te gebeuren. De werkkampen waren voorbodes van grootschalige deportaties. Op 14 juni 1944 brachten de Duitsers mensen met een licht verstandelijke beperking naar Kasteel De Vanenburg. Destijds noemden zij dit ‘asociale debielen’. Onder leiding van een NSB’er werd door de Rotterdamse GGD een erfelijkheidsonderzoek uitgevoerd. Hierbij kregen zij alle hulp van de Duitsers.

        • De Vecht 

        De Vecht is waarschijnlijk in 1937 gebouwd en lag tussen de Rechterense Dijk en de spoorlijn Dalfsen Kamp De Vecht was vanaf april 1941 een werkkamp voor werklozen, gelegen bij Dalfsen (Overijssel). De eerste bewoners werden vrijwillig tewerkgesteld door de Heide Maatschappij om grond te egaliseren. Vanaf 25 april 1942 tot 3 oktober 1942 werd het een werkkamp voor Joodse werklozen. Na oktober 1942 kwamen evacués uit Scheveningen, meest vrouwen en kinderen, in het kamp. In het begin hadden de Joden bewegingsvrijheid. Ze mochten naar het dorp gaan en ze mochten nog op familiebezoek gaan. De Duitsers gingen ervan uit dat ze wel terug zouden komen uit angst voor represailles. Later werd die bewegingsvrijheid ingetrokken. Een aantal Joden wist te ontsnappen, onder meer door zich tussen de melkbussen van Dieks Knobben te verstoppen. De familie mocht de dwangarbeiders toen nog om de week bezoeken, waarbij ze een half uur met elkaar mochten praten. Verder was alles afgescheiden door grote hekken. Op 3 oktober 1942, de grote Joodse feestdag Grote Verzoendag, werden deze kampen leeggehaald; aan de bewoners werd verteld dat het om gezinshereniging ging, maar de trein ging naar Westerbork. Vanuit Kamp De Vecht werden 192 Joden afgevoerd naar Westerbork. Ze liepen naar het station en gingen daarna per trein via Zwolle naar Westerbork. Ook hun familieleden, die vaak nog in het Westen woonden, werden die dag opgepakt en gedeporteerd. De familiehereniging was van korte duur: vanaf Westerbork werden enkele dagen later ruim 12.000 mensen naar AuschwitzNa het vertrek van de Joden werd het kamp gebruikt voor evacués die vanwege de woningnood in het Westen opgevangen moesten worden. Een deel van de huizen in het Westen was door oorlogsschade onbewoonbaar, maar ook werden bewoners die aan de kust woonden door de Duitsers weggestuurd omdat zij in het Sperrgebiet woonden of omdat de Atlantikwall gebouwd moest worden.

        • Kamp Venlo

        Is weinig over bekend, vanaf 1 september 1943 in gebruik

        • Vledder 

        Het kamp Vledder was in gebruik van 10 januari 1942 tot 3 oktober 1942. De dwangarbeiders moesten in en rond Vledderveen spitten op de heide, geulen graven, zandpaden aanleggen, bomen zagen en later aardappelen rooien in Wapse.

        Vossenbosch

        Vossenbosch Wierden, Zo is bekend uit mondelinge ( en enkele ooggetuige ( de heer Hoop))  overlevering dat in Vossenbosch in gemeente Wierden waar ook enkele houten barakken voor werkverschaffing in Wierdens Veld stonden enkele Joodse mannen hebben verbleven, weliswaar enkele dagen, zij konden tijdens hun korte verblijf vrij bewegen voordat zij onwetend op transport werden gezet naar  Westerbork en van daaruit naar vernietigingskampen. 

         

        W

        • Het Wijde Gat 

        Kamp Het Wijde Gat nabij Punthorst aan de Mr. J.B. Kanlaan was een werkkamp dat aanvankelijk bedoeld was om werkloze mannen bij de landontginning en de aanleg van staatsbos aan het werk te zetten. Dit werkverschaffingskamp had een capaciteit van 96 bedden. In 1939 valt het kamp onder de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Het kamp werd geleid door een kok/beheerder. Deze kreeg assistentie van een hulp kok en een huishoudelijke hulp. Het kamp bestond uit twee woonbarakken, elk met acht kamers met zes slaapplaatsen, een barak met daarin de beheerderwoning, kantoor en keuken. Verder een kantine, enkele toiletten, een magazijn en waslokalen. Vanaf 10 juli 1942 gebruikte de Duitse bezetter het kamp als tijdelijke buffer voor Westerbork en moesten de werklozen plaats maken voor Joodse mannen, die voornamelijk uit de provincie en de stad Groningen afkomstig waren. Ze werden verplicht tewerkgesteld en zo gelijktijdig geïsoleerd van hun familie. Op 3 oktober 1942 (Jom Kipoer) werden de mannen gedeporteerd naar Westerbork. Van daaruit werden zij naar Oost-Europese vernietigingskampen gestuurd. Slechts vier van hen hebben de oorlog overleefd.

        • De Wite Peal 

        Kamp De Wite Peal is een voormalig werkkamp aan de Kampweg bij Rohel, in de Friese gemeente De Friese Meren. In de jaren dertig werd in het kader van de werkverschaffing door werkloze mannen begonnen met de ondiepe plas Rohelster Wijde droog te leggen. In 1940 werd Kamp De Wite Peal gebouwd in opdracht van de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Het kamp werd genoemd naar de witte paal die op de grens stond van de gemeenten Schoterland (later Haskerland) en Doniawerstal. In de zomer van 1940 kwam het kamp gereed. De mannen verrichtten ontginningswerkzaamheden. Op 1 mei 1942 kwam hier een einde aan. Op 14 augustus 1942 werd het kamp door de Duitse bezetter gebruikt als werkkamp voor 120 Joodse arbeiders. Na anderhalve maand werden de dwangarbeiders in de nacht van 2 oktober op 3 oktober afgevoerd naar Kamp WesterborkNa de oorlog werd het kamp gebruikt door gerepatrieerden uit Duitsland. Ook was het een vakantiekamp voor kinderen. In de jaren vijftig werden in de barakken Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen gehuisvest. Het was een van de vier Molukse woonoorden in Friesland. In 1960 werd het kamp gesloten en verhuisden de Molukkers naar Kamp Ybenheer bij Fochteloo. Op 8 februari 1961 werden de barakken en grond verkocht. De weg waaraan het kamp stond kreeg de naam Kampweg. De voetbalclub DWP uit Sintjohannesga, opgericht in 1947, is naar het kamp genoemd.

        • De Wittebrink 

        Het joodse werkkamp De Wittebrink lag aan de Zelhemseweg Hummelo was een werkkamp dat in 1937 in de Gelderse buurtschap Wittebrink, nabij Hummelo, werd gesticht. In de Tweede Wereldoorlog hebben er Joden opgesloten gezeten en na de bevrijding collaborateurs en Duitse krijgsgevangenen.Het Rijkswerkkamp De Wittebrink werd in 1937 in gebruik genomen in het kader van de werkverschaffing tijdens de crisis van de jaren 30. Daartoe werden door  de Rijksgebouwendienst op het landgoed Enghuizen barakken gebouwd voor maximaal 120 bewoners, een beheerdersbarak, een kantine en wat schamele voorzieningen. De hier gehuisveste werklozen uit West-Nederland werden onder leiding van de Heidemij tewerkgesteld bij het ontginnen van delen van de heideIn augustus 1942 werden de werklozen heengezonden om plaats te maken voor Joodse dwangarbeiders, die begin oktober werden weggevoerd naar Westerbork en van daaruit naar de vernietigingskampen. Een aantal bronnen meldt een kort verblijf door een groep NSB-Joden, maar dit is niet met zekerheid vast te stellen. Na de bevrijding werden in het kamp voormalige NSB'ers en SS'ers geïnterneerd. Ook sloten de geallieerden er Duitse krijgsgevangenen op. Hierna stond het kamp leeg tot 1954, toen een lokale ondernemer het voor industriële productie in gebruik nam. Deze verliet het kamp in 1956. De barakken werden gesloopt, op de beheerdersbarak na, die sindsdien in gebruik is als woning.

         

         

        Y

        • Ybenheer in Fochteloo 

        Vanaf juni 1942 werd het kamp door de Duitse bezetter gebruikt als werkkamp voor 225 mannelijke Joodse arbeiders. Na vier maanden, in de nacht van 2 oktober op 3 oktober, werden de dwangarbeiders afgevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog is het kamp door diverse groepen bewoond. Direct na de bevrijding was het een interneringskamp voor NSB'ers. In de jaren vijftig werden in de barakken Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen gehuisvest. Het was een van de vier Molukse woonoorden in Friesland. In 1966 werd het kamp gesloten en afgebroken. Er staan nog twee gemetselde zuilen van het toegangshek. Het gebied is sinds 1973 eigendom van Vereniging Natuurmonumenten.

         

        Z

        • De Zomp 

        Het kamp De Zomp bij Ruurlo bestond uit twee barakken In 1942 kwamen ook in De Zomp joodse dwangarbeiders de plaats innemen van de werklozen die er waren ondergebracht. De dwangarbeiders moesten dennen kappen en sloten graven in de bossen rond de Zelhelmseweg en de Hengeloseweg en de waterafvoer van het riviertje de Slinge verbeteren. In de zomer van 1942 werd het regime veel strenger. De kok/beheerder was naar Ommen geweest voor een op SS-leest geschoeide scholingscursus en hij paste zijn nieuwe kennis direct in de praktijk toe. Op 2 oktober 1942 werd het kamp door de Duitse bezetter omsingeld, waarna bijna alle dwangarbeiders naar Westerbork werden gestuurd. Twee mannen slaagden erin te ontsnappen en onder te duiken. In het voorjaar van 1943 werden gezinnen geplaatst. In de winter van 1944/1945 diende De Zomp voor de opvang van vluchtelingen en van maart- tot juli 1945 was het kamp in gebruik als noodziekenhuis. Daarna bleven tot 1946 verschillende gezinnen in het kamp woonachtig. Nadat het kamp was afgebroken deed het terrein dienst als kwekerij en tuinderij.

                                             

                                            Opmerking:

                                             

                                            - Maar ook verder in het land waren diverse (kleine tot zeer kleine kampjes) die al voor de WOII gebouwd waren voor de werkverschaffing en direct bij ingang van oorlog Joodse arbeiders in gehuisvest werden.