Totenkopfverbände

SS Schutzstaffel 

 

De SS-Totenkopfverbände (SS-TV) waren belast met de bewaking van de concentratiekampen in het Derde Rijk. Deze bewakingsformatie werd in 1934 opgericht door Theodor Eicke, de eerste commandant van concentratiekamp Dachau en later inspecteur van de concentratiekampen (Inspektor der Konzentrationslager). Hij had van Reichsführer-SS Heinrich Himmler het bevel gekregen om voor elk concentratiekamp een bewakingseenheid op te richten die buiten het bevel van de Allgemeine-SS viel. Eicke richtte vijf formaties op, Totenkopfsturmbanne, die gezamenlijk de Totenkopfverbände (doodshoofdformaties) werden genoemd. De eenheid kreeg deze naam omdat de manschappen, naast het doodshoofd dat op elk hoofddeksel van de SS afgebeeld stond, een doodshoofd op de rechterkraagspiegel van hun uniform droegen. Eicke leerde zijn mannen om zich gedisciplineerd te gedragen ten opzichte van hun meerderen, maar wreed en meedogenloos tegen hun gevangenen te zijn. Hij creëerde zo een eenheid die berucht werd vanwege haar buitensporige wreedheid.

 

Na een reorganisatie in 1937 bestonden de Totenkopverbände uit drie Totenkopfstandarten (doodshoofdregimenten), die op hun beurt weer uit één tot drie Totenkopfsturmbanne (doodshoofdbataljons) bestonden. In december 1938 bestonden de Totenkopfstandarten uit 437 officieren, 1.571 onderofficieren en 6.476 manschappen. Bijna alle kamppersoneelsleden maakten deel uit van een Totenkampfstandarte. Een Totenkopfsturmbann (doodshoofdbataljon), bestond - afhankelijk van de grootte van het concentratiekamp waarin het bataljon gelegerd was - uit twee tot meer dan een dozijn SS-Totenkopfwachkompanien (doodshoofdbewakingscompagnies) van 200 man.

 

In de concentratiekampen werden in de beginjaren na Hitlers machtsovername vooral politieke gevangenen opgesloten. De concentratiekampen ontwikkelden zich uiteindelijk tot een belangrijk element in de nazi-plannen om de Europese Joden en andere "ongewenste" minderheden uit te roeien. Speciaal voor de uitroeiing van met name de Joden werden naast concentratiekampen vernietigingskampen opgericht. In deze vernietigingskampen werden op fabrieksmatige wijze burgers vermoord in gaskamers. Niet elk kamp was het exclusieve domein van de Totenkopfverbände. De vernietigingskampen Belzec, Sobibor, Treblinka en Chelmno werden bijvoorbeeld voor een groot deel bewaakt door de mannen die eerder actief waren geweest in Aktion T4, het euthanasieprogramma van de nazi's. De vernietigingskampen Majdenek en Auschwitz werden echter wel volledig bemand door de manschappen van de Totenkopfverbände.

 

Aangezien de manschappen van de Totenkopfstandarten een militaire training hadden genoten, konden hun krachten zeer goed gebruikt worden aan het front. Hitler had reeds in 1938 aangekondigd dat de Totenkopfverbände een militaire eenheid moesten worden. Onder andere gedurende de inval van Polen werden de Totenkopfstandarten ingezet aan het front, vooral voor ‘politietaken’ achter de linies. Onder deze politietaken viel onder andere het elimineren van Poolse Joden, intellectuelen, priesters en politieke leiders. Theodor Eicke vormde in 1939 de SS-Totenkopf-Division, waarbinnen veel mannen uit de Totenkopfstandarten werden opgenomen. Deze divisie maakte deel uit van de Waffen-SS en werd in 1942 omgevormd tot een panzergrenadierdivisie.

 

De bewaking in de concentratiekampen werd voor een groot deel overgenomen door oudere mannen die niet geschikt waren voor de Waffen-SS en mannen die op andere wijze niet geschikt bevonden werden als militair. Ook Waffen-SS’ers of leden van de Wehrmacht die aan het front gewond waren geraakt, konden worden ingezet als kampbewaker, net als leden van de Duitse politie en het ambtenarenapparaat. In een iets later stadium van de oorlog werden ook buitenlandse vrijwilligers massaal ingezet als kampbewakers. Onder andere Oekraïners en Litouwers, afkomstig uit landen waar het antisemitisme wijdverspreid was, werkten als kampbewaker in één van de concentratiekampen van de SS.

 

Binnen de concentratiekampen hadden politieke gevangenen en misdadigers een hogere status dan bijvoorbeeld Joden en zigeuners. Deze hiërarchie was ontwikkeld door Eicke en maakte het mogelijk dat ook gevangenen zelf werden ingezet voor de beveiliging van de kampen. Zogenaamde Kapo’s (Kameradschaftpolizisten), Lagerälteste (kampoudsten) en Blöckälteste (blokoudsten) werden geselecteerd uit de gevangenen met een hogere status om ingezet te worden voor de bewaking van hun medegevangenen. Een laatste groep kampbewakers bestond uit vrouwen die werden ingezet voor de bewaking van vrouwelijke gevangenen. Kampbewaaksters als Irma Grese (Auschwitz-Birkenau) en Ilse Koch (Büchenwald) deden qua wreedheid niet onder voor hun mannelijke collega’s.

 

Vanaf 1943 tot het einde van de oorlog stond de SS-Totenkopf-Division bekend als de 3. SS-Panzer-Division Totenkopf. Door de grote verliezen die de divisie vanaf 1939 had geleden, die volgens de leiding van de Wehrmacht te wijten waren aan onervarenheid en een matige training en bevelvoering, was er in 1943 echter weinig over van de oorspronkelijke divisie. Een zeer groot aantal van de oorspronkelijke kampbewakers in de divisie waren omgekomen of gewond geraakt aan het Oostfront. De divisie werd berucht door het grote aantal oorlogsmisdaden die gepleegd werden door haar manschappen. Weliswaar veranderde de bezetting van de divisie, maar het oorspronkelijke wrede karakter van de Totenkopfverbände bleef behouden. Zo werden de manschappen van de Totenkopf-Division ingezet bij uitroeiingsoperaties van Joden en andere zogenaamd "schadelijke elementen" achter het front, maar ook tijdens militaire operaties, vooral aan het Oostfront, was de divisie verantwoordelijk voor verschillende oorlogsmisdaden.

 

Vanaf augustus 1940 was de gehele bewakingsdienst van de concentratiekampen bij de Waffen-SS ingedeeld. De kampbewakers droegen hetzelfde uniform en hadden ook dezelfde militaire zakboekjes als de fronttroepen. In 1942 werd de kampbewaking onderdeel van het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt, het economische hoofdbureau van de SS. Geconcludeerd kan worden dat de Totenkopfverbände nauw verbonden waren met de Waffen-SS. Er was een roulatiesysteem tussen de Totenkopfstandarte en de Waffen-SS want naar schatting deden zo’n zestigduizend leden van de Waffen-SS ook dienst in de concentratiekampen. Veel manschappen en officieren deden na hun carrière binnen de Totenkopfverbände dienst in de Waffen-SS, met name binnen de Totenkopf-Division, maar ook binnen andere divisies. Zes officieren die ooit dienst deden binnen de Totenkopfverbände, waaronder Theodor Eicke, Max Simon en Georg Bochmann, werden zelfs benoemd tot commandant van een Waffen-SS divisie.

 

Net als andere SS-organisaties werd de Totenkopfverbände na de oorlog bestempeld tot misdadige organisatie. Veel leden moesten voor oorlogsmisdaden terechtstaan, maar velen ontsprongen de dans doordat het ondoenlijk was om elke kampbewaker op te sporen en zijn verleden na te gaan. Veel kampbewakers konden, in tegenstelling tot een enorm aantal van hun gevangenen, aan een nieuw leven beginnen.

 

Organisatiestructuur Totenkopfverbände:

I Totenkopfsturmbann "Oberbayern" Otto-Friedrich Augustini Dachau

II Totenkopfsturmbann "Elbe" Erwin Reitz Lichtenburg

III Totenkopfsturmbann "Sachsen" Max Simon Sachsenburg

IV Totenkopfsturmbann "Ostfriesland" Otto Reich Esterwegen

V Totenkopfsturmbann "Brandenburg" Michael Lippert Oranienburg en Columbia-Haus


S
SS-Totenkopfstandarte 1 "Oberbayern" Max Simon

  • I Totenkopfsturmbann Helmut Becker
  • II Totenkopfsturmbann Eduard Deisenhofer
  • III Totenkopfsturmbann Heinrich Scheingraber

 

SS-Totenkopfstandarte 2 "Brandenburg "Otto Reich

  • IV Totenkopfsturmbann Marcus Habben
  • V Totenkopfsturmbann Max Gebhardt
  • VI Totenkopfsturmbann Heinrich Petersen

 

SS-Totenkopfstandarte 3 "Thüringen" Paul Nostitz

  • VII Totenkopfsturmbann Heimo Hierthes

 

SS-Totenkopfstandarte 1 "Oberbayern "Max Simon

  • I Totenkopfsturmbann Helmut Becker
  • II Totenkopfsturmbann Eduard Deisenhofer
  • III Totenkopfsturmbann Karl Künstler

 

SS-Totenkopfstandarte 2 "Brandenburg" Paul Nostitz

  • I Totenkopfsturmbann Willi Dusenschön
  • II Totenkopfsturmbann Heinrich Braun
  • III Totenkopfsturmbann Heinrich Petersen

 

SS-Totenkopfstandarte 3 "Thüringen" Paul Nostitz

  • I Totenkopfsturmbann Walther Bellwidt
  • II Totenkopfsturmbann Kurt Weisse
  • III Totenkopfsturmbann Max Gebhardt

 

SS-Totenkopfstandarte 4 "Ostmarck" Otto Reich

 

In september 1939 werd een vijfde SS-Totenkopfstandarte opgericht, namelijk de SS-Totenkopf-Standarte 5 "Dietrich Eckhart". Daarnaast werden er in totaal nog 14 andere SS-Totenkopfstandarten opgericht. Sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden deze eenheden vooral buiten de concentratiekampen ingezet en vele van deze 14 SS-Totenkopfstandarten werden rond 1940 opgeheven of gingen op in grotere Waffen-SS eenheden.

 

Kampcommandanten

Bovenaan de hiërarchie van elk (concentratie)kamp stond de Lagerkommandant, oftewel de kampcommandant. Velen van hen, waaronder Rudolf Höss, Amon Göth en Josef Kramer werden berucht vanwege hun beleid in het kamp waarover zij de leiding hadden. Hieronder een overzicht van een groot deel van de kampcommandanten, vrijwel allen lid van de Totenkopfverbände, en de concentratiekampen waarover zij de scepter zwaaiden.

 

In overzicht zijn de volgende afkortingen gebruikt:

AL Außenlager

FKL Frühes Konzentrationslager

Ghetto

KL Konzentrationslager

PHL Polizeihaftlager

VL Vernichtungslager

Expliciet dient benadrukt te worden dat enkel de afkorting KL en vermoedelijk ook de afkorting PHL officieel gebruikt werden ten tijde van het Derde Rijk. Er was geen afkorting voor Vernichtungslager, simpelweg omdat deze term door de nazi’s niet gebruikt werd. Enkel de kampen Chelmno, Sobibor, Treblinka en Belzec zijn in dit overzicht zo aangeduid, alhoewel Auschwitz en Majdanek ook deels gebruikt werden als vernietigingskamp. Voor beide kampen houden we echter de indertijd gebruikte term aan en dit was Konzentrationslager. De afkortingen voor de Frühes Konzentrationslager (vroege concentratiekampen), de Außenlager (subkampen/buitenkampen) en de getto’s werden officieel niet gebruikt, maar zijn ter verduidelijking van de informatie in het overzicht. Verder is een drietal kampen niet aangeduid met een afkorting, omdat ze een bijzondere benaming of functie hadden. Bergen-Belsen was achtereenvolgens een Aufenthaltslager en Auffanglager, Papenburg was een Strafgefangenenlager des Reichsjustizministeriums en Hinzert werd aangeduid met de term SS-Sonderlager.

 

Naam kampcommandant: kamp:
  • Herbert Andorfer PHL Semlin
  • Richard Baer KL Auschwitz en KL Dora-Mittelbau
  • Hermann Baranowski FKL/AL Lichtenburg, KL Sachsenhausen
  • Hans Bothmann VL Chelmno
  • Paul Brinkmann FKL Esterwegen en FKL Börgermoor
  • Otto Brossmann AL Blechhammer
  • Anton Burger G Theresienstadt
  • Karl D’ Angelo FKL Osthofen
  • Erich Deppner PHL Westerbork
  • Heinrich Deubel KL Dachau en FKL Columbia- Haus
  • Irmfried Eberl VL Treblinka
  • Johann Eichelsdorfer AL Kaufering
  • Theodor Eicke KL Dachau
  • Walter Eisfeld KL Sachsenhausen
  • Emil Faust FKL Neusustrum
  • Willi Fleitmann FK Börgermoor
  • Hermann Florstedt KL Majdanek
  • Otto Förschner L Dora-Mittelbau en AL Kaufering
  • Kurt Franz VL Treblinka
  • Karl Fritzsch KL Flossenbürg
  • Albert Gemmeker PHL Westerbork
  • Walter Gerlach FKL Columbia- 'Haus
  • Wilhelm Gideon KL Groß-Rosen
  • Wilhelm Göcke KL Kauen
  • Amon Göth KL Plaszow
  • Hans Griem AL Husum-Schwesing
  • Friedrich Hartjenstein KL Auschwitz-Birkenau, KL Flossenbürg en KL Natzweiler
  • Johannes Hassebroek KL Groß-Rosen
  • Walter Heinrich AL Amersfoort
  • Hans Helwig FKL Ankenbuck en KL Sachsenhausen
  • Gottlog Hering VL Belzec
  • Rudolf Höss KL Auschwitz
  • Paul Hoppe KL Stutthof
  • Hans Hüttig KL Natzweiler en KL Herzogenbusch
  • Anton Kaindl KL Sachsenhausen
  • Rudolf Kinne AL Elbing
  • Kurt Klipp AL Blechhammer
  • Karl Otto Koch FKL Columbia- Haus, FKL Esterwegen, KL Sachsenhausen, KL Majdanek en KL Buchenwald
  • Max Kögel KL Flossenbürg, KL Ravensbrück en KL Majdanek
  • Josef Kramer KL Auschwitz-Birkenau, KL Natweiler en Bergen-Belsen
  • Karl Künstler KL Flossenbürg
  • Herbert Lange VL Chelmno
  • Walter Langleist AL Kaufering
  • Arthur Liebehenschel KL Auschwitz en KL Majdanek
  • Michael Lippert KL Sachsenhausen
  • Arno Lippmann AL Kaufering
  • Hans Loritz Papenburg, FKL Esterwegen, KL Dachau en KL Sachsenhausen
  • Julius Ludolph AL Melk
  • Max Pauly KL Neuengamme en KL Stutthof
  • Bruno Pfütze AL Jaworzno
  • Alex Piorkowski KL Dachau
  • Hermann Pister KL Buchenwald
  • Karl Rahm G Theresienstadt
  • Otto Reich FKL/AL Lichtenburg
  • Franz Reichleitner VL Sobibor
  • Alexander Reiner FKL Columbia- Haus en KL Sachsenburg
  • Arthur Rüdl FKL/AL Lichtenburg en KL Groß-Rosen
  • Albert Sauer KL Mauthausen, KL Riga-Kaiserwald, FKL Bad Sulza en KL Ravensbrück
  • Wilhelm Schitli KL Arbeitsdorf
  • Bernhard Schmidt FKL/AL Lichtenburg, KL Sachsenburg
  • Heinrich Schwarz KL Natzweiler en KL Auschwitz-Monowitz
  • Siegfried Seidl G Theresienstadt
  • Paul Sporrenberg Hinzert
  • Franz Stangl VL Sobibor en VL Treblinka
  • Karl Streibel AL Trawniki
  • Anton Streitweiser AL Melk
  • Fritz Suhren KL Ravensbrück
  • Hilmar Wäckerle KL Dachau
  • Jakob Weißeborn KL Flossenbürg
  • Martin Weiß KL Dachau, KL Neuengamme en KL Majdanek
  • Eduard Weiter KL Dachau
  • Christian Wirth VL Belzec
  • Franz Ziereis KL Mauthausen
  • Egon Zill KL Flossenbürg en KL Natzweiler