Pinksteren

 

Tien dagen na Jezus' Hemelvaart zaten de apostelen met Maria bedrukt bijeen op Sjavoeot, het joodse Wekenfeest, zeven weken na Pesach. Plotseling klonk er een gedruis alsof een hevige wind opstak; er verschenen vurige tongen boven ieders hoofd en ongewild begonnen de apostelen in diverse talen te spreken over de wonderbare werken van de Heer.

 

Deze gebeurtenis staat bekend als de uitstorting van de Heilige Geest, die al sinds het Concilie van Elvira in het jaar 310 op de christelijke kalender prijkt. De herdenking gold tevens de stichting van de eerste kerkgemeente, die met die veeltalige prediking een feit was geworden. Het feest kreeg net als Kerstmis en Pasen een eigen octaaf (een na-viering van acht dagen) en behoorde daarmee tot de drie hoogtepunten in het religieuze jaar. De datum werd naar analogie van het joodse Wekenfeest bepaald op de vijftigste dag van Pasen - pentèkostos in het Grieks, vandaar: Pinksteren. In Vlaanderen spreekt men van Sinksen, een verbastering van het oud-Franse Sinquiesme, waarin eveneens vijftig zit.

In Europa was Pinksteren vooral tijdens de Middeleeuwen een indringend festijn, omdat hier toen de zending nog volop gaande was. In kerken werden onder klaroengeschal duiven losgelaten en daalden vanuit de gewelven blaadjes van pioenrozen (vurige tongen) op de gelovigen neer. Vanwege dit laatste heette Pinksteren in Oost-Nederland wel Rozenpasen. Later is het belang van het feest tijdens diverse concilies teruggebracht. Was in de Heilige Geestweek, die aan Pinksteren voorafging, eerst alle arbeid verboden, vanaf 813 werd dat beperkt tot het begin van die week, terwijl in 1414 alleen de eerste, tweede en derde pinksterdag als rustdagen werden aangemerkt. De Synode van Dordrecht van 1618 haalde daar nog een dag af, en sinds de Zondagswet van 1815 kent heel Nederland twee vrije Pinksterdagen. Toch zou op enkele plaatsen de derde Pinksterdag overleven...

 

Rotterdam kende tot vlak voor de oorlog op Pinksterdrie een Bloemenmarkt die de hele stad 'pret en jolijt' bezorgde. In de Zaanstreek dient de dag tot nu toe ter herinnering aan de Zaanse overwinning op de Spanjaarden aldaar in 1574. In Purmerend werd dan traditioneel een Bokkiesmarkt gehouden, waarop de bok werd gekocht die het grasveldje bij veel huizen moest korthouden. Maar dankzij de opkomst van grasmaaiers is die markt inmiddels vervangen door een Bokkiesdag, een kroegentocht per fiets waarbij Bockbier wordt geschonken - een resultaat van vrije associatie, want met bokken heeft dat bier niets te maken (wel met Einbeck in Duitsland, de naamgever van het bier). En op Walcheren gold Pinksterdrie als een dag waarop boerenknechten met paarden in de weer mochten gaan. Scheepswerf De Schelde, lange tijd de grootste werkgever op het eiland, haakte daarop in en vandaar dat dan het Ringrijden het drukst beoefend wordt (zie: Nieuwe en oude tradities).

Hoewel Pinksteren godsdienstig van belang bleef, hechtte ook de katholieke Kerk er minder gewicht aan door slechts de eerste dag als 'verplicht' hoogfeest aan te merken. De liturgische kalender kent nog wel een Tweede Kerstdag en Tweede Paasdag, maar Tweede Pinksterdag heet gewoon Maandag. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat aartsbisschop Wim Eijk in 2015 verklaarde dat die dag best als nationale feestdag kon worden ingeruild voor bijvoorbeeld bevrijdingsdag. In katholieke landen is het al sinds lang geen vrije dag meer.   

Uiteraard had deze ontwikkeling haar weerslag op de intensiteit van de viering. Vondel dichtte nog: 'Komt, komt, o driemaal Heilige Geest, Ai zegent ons Pinksterfeest', maar zulke verzuchtingen zijn na hem niet meer vernomen. Pinksteren werd voor velen een wat onbestemd festijn, waaraan uiteenlopende evenementen werden gekoppeld, zoals schuttersfeesten, bedevaarten, processies en kermissen. Een nieuwe loot aan de pinksterstam was Pinkpop, in 1970 begonnen in Geleen en sinds 1988 gehouden in Landgraaf. Inmiddels is Pinkpop zo groot geworden dat het niet meer aan de wisselende Pinksterdagen gebonden wil zijn en eigen data prikt. Volgens de organisator Jan Smeets is het het oudste festival van Nederland, maar die eer geldt het Holland Festival uit 1947.

 

Veel gelovigen daarentegen bleven Pinksteren ook buiten de kerk gedenken. Toen de omvang van de deconfessionalisering duidelijk werd, kozen zij die dag uit om en masse de H. Geest aan te roepen, zoals de Pinksterbeweging al sinds het begin van de twintigste eeuw doet. De evangelische pinksterconferentie Opwekking, sinds 1970 in Biddinghuizen, trekt inmiddels evenveel bezoekers als Pinkpop: vijftigduizend. Vergelijkbare bijeenkomsten in Wijnjewoude en Veenklooster brengen eveneens duizenden gelovigen op de been.

Verder kent Pinksteren nog steeds enkele restanten van gebruiken die behoorden tot een groot voorjaarsfeest, dat met Pasen en 1 mei zijn climax had. Het voorjaar betekende van oudsher: vrijage. Toen Urk nog een eiland was, stond de hele Pinksterweek er bekend als de vrijweek, waarvoor Urker jongeren van het vasteland terugkwamen. En naast 'paasbest' was er ook iets als 'pinksterpronk'. Nog in 1949 signaleerde tekenaar Jan Duyvetter voor Tweede Pinksterdag op het eiland Marken een aparte dracht waarmee lokale meisjes lieten weten dat zij niet getrouwd waren en daarvoor zeker belangstelling hadden. 

 

 

En wat elders de Meikoningin was, was in het oosten de Pinksterbruid en in het westen de Pinksterbloem. Oorspronkelijk waren dit de mooiste meisjes van het dorp of de buurt, als zodanig uitgekozen door huwbare jongelingen; een vroege vorm van een missverkiezing. De meisjes werden gekroond en met bloemen en sieraden getooid. Andere meisjes sjouwden haar rond op een burrie of hielden versierde bogen over haar heen tijdens een optocht. In veel plaatsen werd ook een bruiloftskroon over de straat gehangen, die als een tolboom naar beneden viel als iemand eronderdoor wilde lopen zonder te betalen. Het geheel ging gepaard met uitbundige zang en dans.

Sommige folkloristen hebben in die bruiden een bezinksel willen zien van Germaanse vruchtbaarheidsrituelen, waarbij de pracht van de bruidskleding de grootte van de oogst moest voorspellen. Maar de vroegste vermeldingen over pinksterbruiden stammen pas uit de zeventiende eeuw en dat was steeds in het kader van vrijage en huwelijk. De benaming Pinksterbruid is ook wel helder genoeg.

 

Bovendien kende de bruid een tegenhanger, zij het wel van stro: de Pinksterman of pinksterpop, die tijdens de nacht van de Eerste op de Tweede Pinksternacht - een Böse Nacht zeggen de Duitsers - bij de huizen van meisjes werd opgericht als zij te vaak van vrijer wisselden of zich tijdens kennismakingen 'taai als leer' gedroegen. In delen van Duitsland kent men dit pijnlijke gebruik nog als Pfingstenlotter. In Nederland bestond het tot in de negentiende eeuw in Gelderland, maar volgens krantenberichten was het rond 1900 volledig uitgestorven - behalve merkwaardigerwijs in het stadje Buren. Op www.wagensvolverhalen.nl valt te lezen dat daar tot na de oorlog soms wel veertig pinksterpoppen op daken stonden, ook bij pasgetrouwde vrouwen die nog geen kinderen hadden gekregen, nogal hatelijk dus. Pas in 1989 zou de allerlaatste pop zijn geplaatst.

 

De levende Pinksterbruiden verdwenen eveneens. Zij verloren sluipenderwijs hun functie. Immers, om elkaar te leren kennen verkozen jongens en meisjes meer en meer de beslotenheid; zij wilden niet langer dat de goegemeente zich met hen bemoeide. Alleen als lokale folklore en in georganiseerd verband vertonen zich nog enkele Pinksterbruidjes. Veelbetekenend is dat het daarbij om niet-huwbare meisjes gaat, om kinderen anders gezegd, en dat de bruidjes zijn gedemocratiseerd in de zin dat alle deelnemertjes bruidjes heten. In Borne, waar sinds 1980 vanuit meerdere wijken groepjes van tien tot vijftien meisjes van vijf jaar en ouder op Pinksterdag in optocht naar het centrum trekken om daar te dansen, heeft elk groepje nog wel een apart bruidje dat onder bogen loopt, zij wordt Rosa genoemd.

 

Een originele vorm van lokale folklore is de Deventer Pinksterkroon. In Deventer bestond net als elders de gewoonte om kronen boven de straat te hangen, om er tol mee te heffen. Vanwege de 'insolentien' die daarbij bedreven werden, verbood de stedelijke overheid in 1679 de kronen. Volgens de historicus Marc Wingens hebben de stadsbewoners daarop de pinksterkroon vervangen door meibomen. Maar toen in 1704 ook die bomen werden verboden, omdat het bomenbestand erdoor werd aangetast, richtten de bewoners als alternatief staken van zes tot tien meter op, die werden omhangen met hoepels en papieren slingers. In die vorm overleefden de Pinksterkronen, zoals zij genoemd bleven worden, met glans twee eeuwen, mede ook omdat er al vroeg buurtcommissies bij waren betrokken en er een prijsuitreiking aan was verbonden. In 1956 werden er nog twintig kronen opgericht, maar daarna zette het verval in en begin jaren zeventig leek het met deze traditie gedaan. Maar er kwam een omslag. In buurten die te lijden hadden gehad onder sanering en leegloop, bleek de Deventer Pinksterkroon voor nieuwe cohesie te kunnen zorgen. Momenteel staat zij weer in vier wijken. Als gelegenheid voor jongens en meisjes om met elkaar kennis te maken fungeert de kroon niet meer, maar wel wordt er op eerste en tweede Pinksterdag nog in een kringen omheen gezwierd, het zogenaamde rozen.

Een bijzonder pinkstergebruik is ten slotte Kallemooi op Schiermonnikoog. Op dit Waddeneiland wordt om half twaalf pinksternacht onder auspiciën van een elfkoppige commissie, herkenbaar aan een zwart pak en een halfhoge hoed met een witgroene band, een achttien meter hoge mast opgericht, vlakbij Hotel Van der Werff. In de top hangt de Nederlandse vlag, met in de witte baan het woord Kallemooi. Daaronder is een rieten mand bevestigd, waarin - eigenaardig! - een haan zit opgesloten. Die haan is uit een kippenhok van een eilandbewoner gestolen, ongevraagd geleend is juister, en moet drie dagen lang in de mand blijven, voorzien van leeftocht uiteraard. Zodra de boom staat is het tijd voor een kallemooibitter en voor feesten en spelletjes. Op Pinksterdrie haalt men de boom neer en mag de verbaasde haan terug naar zijn hok. 

 

De oudste vermelding van een dergelijk gebruik schijnt uit 1646 te zijn, zij het van elders. In het op de wal tegenover Schiermonnikoog gelegen Zoutkamp zou in 1702 ook zo'n boom met haan zijn opgericht. In het Duitse buureiland Borkum geschiedt dat tot vandaag, net als in de Baltische Staten en Scandinavië. Vanuit Scandinavië zou ook de verspreiding kunnen zijn gekomen, want volgens de eilanders is 'kallen' Oud-Noors voor roepen en betekent 'mooi' in het Schiers mei, wat 'Roep de Mei' oplevert (Call the May, vertalen sommigen).

De erotische implicaties van de haan in de boom zijn onmiskenbaar. Voor de oorlog was het zo dat vrouwen absoluut niet aanwezig mochten zijn bij de plaatsing ervan en dat mannen zich seksueel dienden te onthouden zolang de haan in top was. Zijn gekraai benadrukte hun tijdelijke celibaat. En de volkskundige Catharina van de Graft wist nog in 1947 te melden dat de mannen na het neerhalen hun zwarte pak uittrokken en in wit ondergoed de meisjes van het eiland ten dans vroegen... Anno nu zijn het vooral dierenbeschermers die voor opwinding zorgdragen: zij voeren actie tegen het opsluiten van de haan, ook al houdt inmiddels een camera in de mand toezicht voor het geval hij onvoldoende eten heeft of er anderszins iets mis mocht gaan.