Sint Nicolaas

 

HET PAARD VAN SINTERKLAAS: VAN SLEIPNIR NAAR AMERIGO

 

 

“Zachtjes gaan de paardenvoetjes. Trippel, trappel, trippel, trap. 't Is het paard van Sinterklaasje. Stippe, stappe, stippe, stap. 't Schimmeltje draagt met gemak. Sinterklaasje over ’t dak.” De schimmel Amerigo was jaren het paard van Sinterklaas op televisie en daarmee het 'echte' paard van de goedheiligman. Volgens de traditie is het paard van Sinterklaas altijd een schimmel. Maar klopt dat wel?

 

De schimmel was het uitverkorene dier voor mensen met een gegoede status. Waarschijnlijk is het gebruik van de witte schimmel terug te voeren op Wodan, of Odin, en zijn grote achtvoetige witte paard Sleipnir. Wodan wordt gezien als de oppergod in de Noorse mythologie. Sleipnir was het snelste paard van de godenwereld en Wodan reed op de heilige en spookachtige schimmel over de wolken. Hij leidde de Woeste Jacht, met als doel de boze machten te onderwerpen op zijn strijdros. Dit is waarschijnlijk het voorbeeld van het paard zoals dat in de 20e eeuw werd verbeeld. Tot die tijd moest de Sint het doen met een bruine variant.

Sinterklaas in de negentiende eeuw

Tot de negentiende eeuw was de enige afbeelding van de Sint te bezichtigen op de gevelsteen van het pand Sinter Claes op de hoek van de Dam en het Damrak in Amsterdam. Echter zonder paard. Maar halverwege de negentiende eeuw kwam er verandering in de beeltenis en de beleving van het sinterklaasfeest. In 1843 publiceerde de Amsterdamse arts en literator Jan Piet Heije een Sinterklaasvers, dat begon met de woorden: “Zie de maan schijnt door de bomen, makkers staakt uw wild geraas”. De eerste stapjes naar de moderne sinterklaasviering waren gezet, maar pas vanaf 1850 kwam de definitieve omslag in de Sinterklaastraditie met de eerste druk van het prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht.

Sint Nikolaas op een donker paard

De bedenker van het prentenboek was Jan Schenkman (1806-1863). Hij staat bekend als de bedenker van het moderne Sinterklaasfeest als een pedagogisch kinderfeest en gaf antwoord op de sluimerende vragen die rondom de mythische figuur Sint Nikolaas hingen. In zijn prentenboek voerde hij nieuwe elementen in als de stoomboot uit Spanje, Zwarte Piet met zak en roe, het rijden van Sint over de daken en het gooien van pakjes door de schoorstenen. In de eerste druk van het prentenboek draagt de bediende nog een wit pak met rode biezen en geen hoofddeksel. Deze simpele kleding wordt al snel aan de wilgen gehangen en in de volgende uitgave is de ‘zwarte knecht’ in een bont Moors pakje getekend. Op de eerste prenten zijn zowel Sint Nikolaas als zijn knecht op een donker paard afgebeeld. Op de latere illustraties raakte Piet zijn paard echter kwijt. De enorme invloed van Schenkmans boek zorgde ervoor dat de kleur van het paard lange tijd gehandhaafd bleef. Heel langzaam veranderde de kleur van het paard naar terug naar zijn voorbeeld Sleipnir. Bij Schenkman werd het paard overigens nooit bij naam genoemd.

Sinterklaas in de 20e eeuw

Mede door het boek van Schenkman werd de Sinterklaastraditie populairder in Nederland. De eerste decennia van de twintigste eeuw bestonden er nog grote regionale en sociale verschillen in de viering van het sinterklaasfeest. Pakjesavond was een stedelijk verschijnsel en kwam op het platteland nauwelijks voor. Scholen zorgden voor een uniformering van het feest in Nederland. Aan de intocht werd in de kranten steeds meer aandacht besteed. In die tijd kreeg ook het paard meer status en kreeg hij zo nu en dan zelfs een naam. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw werd de schimmel aangeduid met de Italiaanse naam Bianca, wat wit betekent en ook de naam Majestueuzo werd gebruikt. In Vlaanderen wordt de viervoeter van de goedheiligman Mooi weer vandaag genoemd. Maar over het algemeen werd het dier gewoon de schimmel of het paard van Sinterklaas genoemd.

Amerigo

Daar kwam verandering in toen in 1990 bij de intocht in Elburg een politiepaard zijn debuut maakte. Hij heette Amerigo, genoemd naar Amerigo Vespucci (1454-1512), de Florentijnse ontdekkingsreiziger. Amerigo maakte een onvergetelijke indruk en in de daaropvolgende jaren werd het dier half november telkens van stal gehaald om de filantroop te vervoeren. Op 9 november 2011 werd bekend gemaakt dat Amerigo, na tweeëntwintig jaar trouwe dienst op 30 jarige leeftijd, met pensioen is gegaan. Toen Bram van der Vlugt, die Sinterklaas speelde van 1986 tot en met 2011, een stapje terug deed, brak voor Amerigo na 22 jaar ook de tijd aan voor het pensioen. Het huidige paard van Sinterklaas is geen schimmel, maar een zwart paard genaamd Ozosnel. In een aflevering van het Sinterklaasjournaal in 2019 bleek dat Ozosnel wit wordt geverfd omdat hij anders niet goed te zien is 's nachts, aldus Paardenpiet. De traditie van het witte paard naar het voorbeeld van Sleipnir is dus toch niet zo traditioneel als gedacht werd.

Op 5 december is het in Nederland sinterklaasavond. Zo'n 65% van de bevolking viert dan de 'verjaardag' van Sinterklaas en men geeft elkaar uit naam van de goedheiligman cadeautjes. Ten onrechte denkt men vaak dat dit een eeuwenoude traditie is. Het feest van Sint-Nicolaas bestaat weliswaar al meer dan 700 jaar, maar veel elementen van de huidige sinterklaasviering hebben pas vanaf omstreeks 1850 vorm gekregen. Zo is de nu algemene sinterklaasavond of pakjesavond in huiselijke kring op 5 december van betrekkelijk recente datum. Volgens de heilige kalender van de katholieke kerk is 6 december de gedenkdag van de heilige Nicolaas en nog tot na de Tweede Wereldoorlog vonden kinderen op de morgen van 6 december de geschenken die Sinterklaas hen had gebracht. Zoals bij zoveel feesten, werd echter ook de vooravond van de eigenlijke feestdag bij de viering betrokken: sinterklaasavond. Dan hadden volwassenen een gezellig samenzijn. In gegoede kringen, en vooral in de steden, gaven volwassenen elkaar op die avond al in de negentiende eeuw geschenken. Dit gebruik verspreidde zich pas gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw over het hele land en naar andere sociale lagen van de bevolking. Kinderen werden steeeds meer betrokken bij deze pakjes- of surpriseavond. Thans geldt 5 december algemeen als de 'verjaardag' van Sinterklaas.

Geschiedenis

Over de geschiedenis van het feest van Sint-Nicolaas tot aan de negentiende eeuw zijn we maar matig geïnformeerd. Er is weinig historisch onderzoek gedaan naar hoe het feest zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Wel hebben onderzoekers zich vanaf de negentiende eeuw beziggehouden met de vraag waarom een rooms-katholiek heiligenfeest als een niet-kerkelijk feest is blijven voortbestaan. Sommigen zochten de verklaring in de mogelijke invloed van oud-Germaanse elementen in het feest zonder dat ze daar aanwijsbare bronnen voor hadden. Andere, meer serieuze auteurs hebben op grond van historisch, literair en kunsthistorisch bronnenmateriaal vooral gewezen op de rol van de verering van de heilige Nicolaas op kloosterscholen bij de verspreiding van het feest (K. Meisen, C. Méchin, W. Mezger, L. Janssen). Weer anderen hebben de ontwikkeling in de opvattingen over de opvoeding (J.L. de Jager) benadrukt.

Nicolaas

Er is vrijwel niets bekend over het leven van Nicolaas. Hij was in de vierde eeuw bisschop van Myra in Klein-Azië (nu Zuidwest-Turkije). Al in de zesde eeuw werd hij als heilige vereerd in het Byzantijnse Rijk en in de tiende eeuw ook in het westen. Nadat zijn relieken in de elfde eeuw naar Bari (Italië) waren overgebracht, verbreidde zijn verering zich over heel West-Europa. De vele wonderverhalen die na zijn dood rond zijn leven ontstonden, maakten Nicolaas tot beschermheilige van alle mogelijke groepen in de samenleving (zeelieden, kooplieden, ongehuwde vrouwen, kinderen, enz.). Het verhaal bijvoorbeeld dat hij drie kinderen, die door een slager waren geslacht en in een pekelvat waren gestopt, weer tot leven wekte, maakte hem tot de beschermheilige van kinderen; de legende dat hij drie meisjes redde van de prostitutie door tot drie keer toe 's nachts heimelijk een zak met goud door het raam te werpen (als bruidsschat) bezorgde hem het patronaat van ongehuwde meisjes en hoeren. Het traditionele aan kinderen vertelde verhaal over de nachtelijke bezoeken van sinterklaas waarin hij geschenken komt brengen, gaat waarschijnlijk terug op deze legende. Patroon van zeevaarders werd Nicolaas door de vele wonderverhalen over zijn bijstand aan schippers in nood. Zo werd Sint-Nicolaas een populaire heilige aan wie talrijke kerken werden gewijd en die in veel plaatsen in Europa werd vereerd.

Middeleeuwen

Op middeleeuwse kloosterscholen werd de feestdag van Sint-Nicolaas gevierd door scholieren, zoals Meisen heeft aangetoond op grond van Noord-Franse bronnen. In de dertiende eeuw werd Nicolaas in Noord-Frankrijk als patroon van schoolkinderen en als opvoeder van de jeugd vereerd. Tijdens zijn feest 'verscheen' de heilige in een mirakelspel aan de kinderen, hij bracht geschenken aan ijverige leerlingen en vermaande luie leerlingen. Ook kwam het in deze tijd voor dat leerlingen zelf als verklede bisschoppen de straat opgingen en om geld bedelden, hetgeen met wanordelijkheden gepaard kon gaan. Via de kloosterscholen hebben deze scholierenfeesten zich verder verspreid.

Enkele laat-middeleeuwse Nederlandse bronnen (Dordrecht veertiende eeuw; Utrecht vijftiende en zestiende eeuw) vermelden tractaties aan schoolkinderen en koorknapen, naast die aan armen op de feestdag van Sint-Nicolaas. In andere bronnen wordt de viering op straat, buiten kerk en klooster, beschreven. Net als op vele andere belangrijke kerkelijke hoogtijdagen werden tijdens het Sint-Nicolaasfeest markten en kermissen gehouden. Daar schonken jongelui elkaar harten van suikergoed en vrijers en vrijsters van speculaas. In deze tijd werd ook al de schoen gezet en kon een geheimzinnige hand lekkernijen strooien in huiselijke kring. Verder organiseerden leden van Nicolaasbroederschappen (religieuze verenigingen die een belangrijke rol speelden in de organisatie van de Nicolaasverering) behalve processies en missen ook maaltijden. De rooms-katholieke kerk verzette zich tegen deze wereldse uitingen van het heiligenfeest.

Zestiende- en zeventiende eeuw

Na de reformatie verbood de gereformeerde kerk de kerkelijke viering van dit rooms-katholieke heiligenfeest. De pogingen van predikanten en stadsbesturen om ook het feest op straat en thuis tegen te gaan (wegens wanordelijkheid en verkwisting) hadden weinig effect, zo blijkt uit diverse verbodsbepalingen. Als reden voor het voortbestaan van het feest is door onderzoekers wel aangevoerd dat de overheid niet al te streng optrad omdat ze om economische redenen belang had bij rust. Ook is de mogelijkheid genoemd dat het feest al te zeer een plaats had in het relatief vroeg ontwikkelde huiselijk leven van de stedelingen in de Republiek om het nog te kunnen bestrijden (De Jager).

Achttiende- en negentiende eeuw

In de periode 1750-1850 werden vanuit de hogere stedelijke burgerij pogingen ondernomen het sinterklaasfeest te 'beschaven'. De elite keerde zich in deze tijd van economische achteruitgang tegen leegloperij en verval en dus tegen de viering van het Sint-Nicolaasfeest op straat. Daarentegen stimuleerde zij de huiselijke viering. Het feest werd gebruikt om kinderen aan te sporen tot hard werken op school en tot gehoorzaamheid aan de ouders in ruil voor een beloning van sinterklaas. Luiheid werd gestraft. Sinterklaas werd een feest van beschavers en opvoeders.

In de tweede helft van de negentiende eeuw kregen veel elementen van de huidige viering in Nederland vorm, onder andere onder invloed van het prentenboekje van de onderwijzer Jan Schenkman. Hierin werden bestaande en nieuwe elementen, zoals de aankomst van Sinterklaas uit Spanje, zijn intocht in de stad, bezoek aan school, strooi- en pakjesavond, opvoedkundig met elkaar in samenhang gebracht in plaatjes en teksten. Later werden daar ook nog liedjes aan toegevoegd. De burgerlijke sinterklaasviering, zoals die door Schenkman werd afgebeeld, vond voorlopig alleen nog in de steden plaats.

Twintigste eeuw

De eerste decennia van de twintigste eeuw bestonden er nog grote regionale en sociale verschillen in de viering van het feest. Pakjesavond was een stedelijk verschijnsel dat op het platteland nauwelijks voorkwam. In dorpen werd wel een schoen of klomp gezet met iets voor het paard, maar alleen in burgerlijke kringen was het pakjesavond en verscheen de Sint ook zelf. Via scholen vond de invoering van deze nieuwe viering plaats. De scholen gebruikten Sinterklaas als steun bij de opvoeding en ontleenden er prestige aan. Daarnaast bood de nieuwe viering een alternatief tegen de wilde vormen van sinterklaasvieren die nog op het platteland bestonden: het klaasjagen of sunteklaaslopen. Lawaai makende jongelui trokken potsierlijk verkleed, met onherkenbaar gemaakte zwarte gezichten langs de huizen. Ze vroegen naar stoute kinderen, maakten kinderen bang, strooiden pepernoten en vroegen om geld of lekkers. Eind negentiende, begin twintigste eeuw groeide het verzet tegen dit wilde gedoe dat gezien wordt als een vorm van bedelarij. Daartegenover stelde men de nieuwe beschaafde Sinterklaas.

Dit proces van verburgerlijking heeft de uniformering van het feest in Nederland tot gevolg gehad. Een voorbeeld daarvan is ook de naam van Zwarte Piet die als enige naam voor de knecht gaat gelden, terwijl er tot dan toe allerlei regionale benamingen in gebruik waren (zoals Nicodemus, Assiepan, Hans Moef of eenvoudig Jan de Knecht).

In de loop van de twintigste eeuw begonnen ook volwassenen onderling cadeautjes met surprises en gedichten uit te wisselen en zij raakten meer bij het feest betrokken. Aan intochten en schoolfeesten werd in de kranten steeds meer aandacht besteed. Zo ontstond een nationaal gevoel rond het feest, dat nog versterkt werd door de uitzendingen van de intocht op de televisie met name vanaf de jaren zestig.

Sinds de jaren dertig wordt Sinterklaas door de commercie ingezet als reclamemiddel. Deze speelde in op en versterkte een al opkomende 'verlieving' van het feest als gevolg van veranderingen in de opvattingen over de opvoeding. De houding tegenover kinderen werd minder hiërarchisch. In de toenemende gelijke gezinsverhoudingen gingen nu ook kinderen ouders cadeautjes geven. Tegelijk veranderde de Sint van een strenge opvoeder tot een 'lieve' Sint die ook stoute kinderen beloont.

In de jaren tachtig zijn actiecomités opgericht die zich verzetten tegen een vroege komst van de kerstman, tegen de discussies over de modernisering of afschaffing van de figuur van Zwarte Piet en tegen de commercialisering van Sinterklaas. Hun doel is Sinterklaas te beschermen tegen concurrentie en 'vreemde' invloeden. In een artikel in NRC-Handelsblad op 4 december 2001 is zelfs een voorstel gedaan om Sinterklaas als voorbeeld van Nederlands immaterieel erfgoed op de lijst van de Unesco te laten plaatsen. Een feest als Sinterklaas dat door zovelen wordt gevierd laat zich echter moeilijk beschermen, want het is een cultureel proces dat voortdurend in beweging is. Sinterklaas zal blijven veranderen, onder andere door deelname van nieuwe groepen mensen aan het ritueel, zoals dat in de loop van de geschiedenis van het feest steeds weer het geval is geweest.

 

Zwarte Piet

Het Sinterklaasfeest is omgeven met tradities. De stoomboot, de liedjes, cadeaus en de Pieten. Jarenlang is Piet helemaal zwart. Dit uiterlijk leidde regelmatig tot felle discussies. Waarom zag Piet er zo uit? En is dat uiterlijk een verwijzing naar ons slavernijverleden?

 

Wanneer is Zwarte Piet voor het eerst te zien?

De eerste afbeeldingen van de zwarte knecht komen uit 1850. In het prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht (van onderwijzer Jan Schenkman) is een nieuw soort Sinterklaas te zien, met een nieuw element in het verhaal: een hulpje. Een donkere man met kleurige kleding.

 

Eerder werd Sinterklaas vooral afgebeeld als een nare, morsige boeman-achtige figuur. 

Maar dat is in Schenkmans boek verleden tijd: Sinterklaas is deftig geworden, een heer. En naast hem een donkere figuur die hem helpt. Die heeft in het boek geen naam. Opmerkelijk is ook een andere verandering in de traditie: de Sint komt in het nieuwe liedje ‘Zie ginds komt de stoomboot’ ineens per stoomboot uit Spanje (en op 6 december vertrekt hij weer per luchtballon, een verhaal dat later is verdwenen).

In de derde editie van het boek draagt de donkere dienaar van de Sint ineens een pakje dat vergelijkbaar is met de kleding van zestiende-eeuwse Moorse pages, met pofbroek en baret. Moorse pages zijn Noord-Afrikaanse bedienden van de Spaanse adel. Ook in ons land woonden en werkten zulke pages. Of de donkere man in het prentenboekje hier echt vandaan komt, is onzeker.

Mogelijk is de aankoop van prinses Marianne van Oranje-Nassau een inspiratiebron geweest voor Schenkman. De prinses kocht in het jaar 1850 voor 150 gulden een Nubische jongen op een slavenmarkt in Egypte. Daarover werd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant uit 1850 bericht. De prinses en de jongen kwamen naar Nederland met een stoomboot.

Een derde optie is dat de tekeningen in het boek zijn geïnspireerd door schilderijen uit de zestiende eeuw. Op veel portretten uit die tijd wordt een ‘Moortje’ afgebeeld als bediende. Dat was een statussymbool in die tijd. Rijke kooplieden en adellijke personen lieten zich schilderen met een ‘Moortje’. De hulp in het boek kan dus bedoeld zijn om Sint Nicolaas extra belangrijk af te beelden.

 

Verwijst Zwarte Piet naar de slavernij?

De knecht van Sinterklaas heeft volgens kenners inderdaad een link met de slavernij, doordat hij werd afgebeeld als page. Jongens die vanaf de zestiende eeuw werkzaam waren als page, deden dat niet vrijwillig. Ze waren gekocht door de rijke eigenaren. En hoewel ze huishoudelijk werk deden en niet op plantages hoefden te werken, waren ze wel degelijk tot slaaf gemaakt.

Het personage is in anderhalve eeuw tijd sterk veranderd. De zwarte knecht houdt zich op de prenten in Sint Nikolaas en zijn knecht nog op de achtergrond, terwijl Sint Nicolaas stoute kinderen bestraft en in de zak stopt. Na 1890 gaat Zwarte Piet deze taak vervullen: hij rammelt met kettingen en dreigt (en slaat soms) met de roe. In die zin krijgt hij dezelfde rol als de duivelse partners van Sint Nicolaas in andere delen van Europa. Sint Nicolaas kan zodoende een good cop worden, omdat Zwarte Piet als angstaanjagende bad cop fungeert.
Later verandert dat. Bij de intocht in 1924 is nog maar één Piet te zien. Na 1950 zijn er steeds meer Pieten bij de intochten, die ondertussen een jaarlijks nationaal festijn zijn geworden. Lastige kinderen blijven vragen stellen: is het niet een beetje veel werk voor één knecht? Daarom komt er na 1970 een fijnmazige organisatiestructuur, met een Hoofdpiet, een Wegwijspiet, Luisterpiet, Dichtpiet, enzovoorts. Bovendien transformeert Piet na 1970 in een kindvriendelijk personage dat geen schrik meer aanjaagt. Deze verandering loopt gelijk met een verandering van denken in de maatschappij over autoriteit en opvoeding.
 
In de loop der jaren komt regelmatig kritiek op de manier waarop Zwarte Piet wordt uitgebeeld. De rare capriolen van Zwarte Piet – in dienst van een witte man – worden gezien als stereotyperend en worden geassocieerd met de omstreden vroegere blackface-traditie in de Verenigde Staten: witte artiesten die met zwarte schmink optreden om de spot te drijven met Afro-Amerikanen. Feit is dat Zwarte Piet, bedoeld of onbedoeld, lijkt op een raciale karikatuur.

Critici geven aan dat het steekt dat een stereotype uit de tijd van de slavernij zo’n belangrijk onderdeel is van de Sinterklaastraditie. Soms laait het debat stevig op, zoals in de jaren ’80 van de vorige eeuw en de jaren ’10 van deze eeuw. De roep om verandering wordt harder. De groep Kick out Zwarte Piet zet zich in voor een Sinterklaasfeest zonder zwart geschminkte Pieten. Voor- en tegenstanders van die verandering demonstreren bij Sinterklaasintochten.

Veel lokale organisaties, winkelketens en ook programmamakers kiezen er sindsdien voor om stap voor stap het uiterlijk van de Pieten aan te passen, bijvoorbeeld door ze roetvegen te geven – van het glijden door de schoorsteen. Net als eerder in de geschiedenis veranderen zo tradities uit het Sinterklaasfeest.

In het kort:

In 1850 wordt Zwarte Piet voor het eerst afgebeeld in een prentenboek van Jan Schenkman. 
De inspiratie haalt Schenkman waarschijnlijk uit de Moorse pages die bedienden waren van de adel in die tijd. Zij vormen een indirecte link tussen Zwarte Piet en het slavernijverleden van Nederland.
Zwarte Piet staat al sinds de jaren zestig ter discussie. De laatste jaren worden de Pieten getransformeerd in Roetveegpieten zodat ze niet meer als aanstootgevend worden gezien.