Namenlijst Joodse begraafplaats Hoogersmilde
De Joodse begraafplaats in Hoogersmilde werd in 1848 aangelegd
In het grijze verleden heeft het grondgebied van Smilde behoort aan de Benedictijner klooster “Dickninge”, bij De Wijk en het Cistercienser vrouwenklooster “Maria Campis” te Assen. Nadat deze kloosters werden opgeheven is het grondgebied, die toen de naam “Kloosterveen” droeg, tot landschapsdomein verklaard. Het grondgebied was in die tijd nog woest en onproductief, al was er toen al wel sprake van turfafgraving.turf afgraving
In maart 1771 vond de eerste verkoping van de “veenplaatsen” van het Kloosterveen plaats en men neemt deze datum dan ook tot de stichtingsdatum van Smilde. Ook werd rond 1771 de “Drentse Hoofdvaart” voltooid waarmee de exploitatie van dit gebied een enorme stimulans kreeg. Er kwamen steeds meer arbeiders van buiten dit gebied om zich hier vestigen. De leefsituatie was echter in die tijd nog erbarmelijk. Veel bewoners en arbeiders woonden nog in plaggenhutten of zelfs in tenten. In 1805 kwam op nationaal niveau een regeling tot stand die voorzag in de inrichting van gemeentebesturen. Om te komen tot een geregeld gemeentebestuur voor Hijkersmilde, Kloosterveen en Hoogersmilde ontwierp het Landschapsbestuur van het inmiddels zelfstandige Drenthe, een plan voor een reglement en belastingen. Dit plan werd goedgekeurd door het departementaal bestuur. En zo kwam in 1807 de burgerlijke gemeente Hijkersmilde en Kloosterveen tot stand uit gedeelten van Diever, Dwingeloo, Beilen en Halen en werd daarmee één van de eerste vijf gemeenten in Drenthe. In 1811 werd de naam van de gemeente officieel gewijzigd in Smilde. Omstreeks die tijd bedroeg het aantal inwoners van de gemeente nauwelijks tweeduizend.
Smilde ontwikkelde zich in de eerste helft van de negentiende eeuw zeer voorspoedig. Door natuurlijke aanwas en door vestiging van elders steeg het aantal inwoners in een rap tempo: van rond de 1000 in het jaar 1800 tot zo’n 4500 rond 1850. Als gevolg van de sterke bevolkingsgroei breidde ook ambacht en nijverheid zich sterk uit. Daarnaast speelden ook de goede aan- en afvoermogelijkheden via de Drentsche Hoofdvaart een rol bij de vestiging van bedrijven, evenals de weg die er langs liep. Beiden waren belangrijke verkeersaders tussen Holland en Groningen en het aangrenzende Duitsland. In feite was er sprake van hoogconjunctuur door de turf. Mede onder invloed van het groeiend aantal Joden, nam het gemeentebestuur van Smilde het besluit tot het houden van een weekmarkt. Elke woensdag werd er vooral door de Joodse inwoners een aantal kramen opgezet tussen de beide Veenhopen. De oude veenhoop SmildeVoor de veehandel was aan de andere zijde van de vaart een terrein aangewezen tussen de Oude Veenhoop en het Kyllot. Door de aanleg van de spoorlijn Groningen-Zwolle via Beilen en Hoogeveen, kwam er een plotselinge stilstand in de groei van de bevolking. Het aantal inwoners steeg tegen het eind van 19e eeuw niet meer noemenswaardig en dat van de Joden daalde gestaag. Als gevolg van de teruggang van het aantal Joden besloot het gemeentebestuur om de weekmarkten op te heffen. Aan het eind van de eerste wereldoorlog woonden in Smilde nog ongeveer 40 Joden. Zij vormden een eigen, hechte gemeenschap.
Onder de vele nieuwe bewoners bevonden zich dus ook de eerste Joden, al waren deze niet erg welkom in die tijd. In 1782 werd door het bestuur van het landschap besloten dat er niet meer dan twee Joodse gezinnen in het gebied mochten wonen en werd er een resolutie aangenomen “ter wering van de vermenigvuldiging der Joden”. Bovendien moesten de Joden die in het gebied woonden het beroep van slager, koopman of vilder uitoefenen. Vilders moesten in verband met de stankoverlast hun beroep aan het rand van het dorp uitoefenen. Na de Franse revolutie ontstond er meer vrijheid en ook voor de Joden braken er betere tijden aan. Toch duurde het nog tot 1806 voordat de Joden zich voortaan overal vrij mochten vestigen. In 1840 woonden er al 88 Joden in Smilde, dertig jaar later is het aantal gestegen tot 150.
Rond 1813 hadden de Joden uit Smilde en omgeving een eigen synagoge, een zogenaamde huissynagoge. Deze was gevestigd in een kamer van het huis “Assenrode” van de familie Rebenscheidt en werd gehuurd door Joseph Levi en later door Filippus Benjamin. Officieel viel deze tot 1825, het jaar waarin zij als Bijkerk binnen het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap erkend werd, onder de Joodse gemeente Dwingeloo. Voor een huissynagoge was dit een ideale woning omdat de kamer aan een aantal voorwaarden moest voldoen. Allereerst moest hij alle gelovigen kunnen herbergen, rond die tijd waarschijnlijk zo rond de 40 personen. Ook moest er plaats zijn voor de “Heilige Ark”. Dit is een kast waarin de Thora- of de Wetsrollen werden bewaard. Bovendien moest men naar het oosten kunnen bidden. In 1848 werd er een synagoge gebouwd, een zeer bescheiden Historische afbeelding van Smildegebouw dat schuin tegenover de Hervormde Kerk aan de andere zijde van de vaart stond. In het portaal werd een steen aangebracht met de opschrift: Ps C vs IV: A-5608 (Gaat in tot Zijn poorten met lof) Kerkmeesters S Magnus/ SJ Cohen. Twee jaar na de bouw van de synagoge wordt er een eigen begraafplaats aangelegd. Rond 1850 werd er met behulp van een subsidie uit de “Kas ad Pios Usus” een bijzondere Joodse lagere school gebouwd.
Tijdens de bezetting van de Tweede Wereldoorlog zijn vrijwel alle Joodse inwoners van Smilde gedeporteerd en vermoord. In 1943 werd de Joodse school verbouwd tot woonhuis. De synagoge is in de herfst van 1944 afgebroken door toedoen van de Duitse bezetter. Deze legde toen Jat een verdedigingslinie (“Assener Stellungen”) in het noorden van Nederland aan. Om het schietveld breed genoeg te krijgen, moest de synagoge wijken. Wat er met het meubilair en de rituele voorwerpen van de synagoge gebeurd is, is niet bekend. In 1950 is de Joodse gemeente bij die van Assen gevoegd.
De sterke groei van de Joodse gemeenten in Drenthe zou in 1852 leiden tot een eigen synagogaal ressort, met als geestelijk leider een opperrabbijn. De Meppeler rabbijn Jeremias Hillesum was de kandidaat en het was voor Smilde Rabijn Jeremias Hillesum, Smildeprettig dat ze hem al leerden kennen toen hij aanwezig was bij de feestelijke ingebruikname van de nieuwe school. In de Drentse krant werden namelijk heftige discussies gevoerd of de man wel gekwalificeerd was. Maar in Smilde was meteen het ijs gebroken en sprak men alleen nog in lyrische bewoordingen over de man. Hij had een doorwrochte leerrede gehouden met een schat aan theologische kundigheden. Men sprak van: “het rijk begaafde genie van de waardige geestelijke die ze in volle luister hadden leren kennen”. Ieder bracht hulde en sprak de wens uit dat hij hun opperrabbijn zou worden. Een verzoekschrift met dertig handtekeningen aan de koning onderstreepte deze wens.
Op 30 juli 1852 was het een feestdag voor de kleine Joodse gemeenschap in Smilde. Rabbijn Hillesum was nu aanwezig bij de inwijding van een op perkament geschreven wetsrol die van de Talmud Thora Vereniging als geschenk was ontvangen. De kerkbestuurders A.J. Polak en A. van Dam hadden er alles aan gedaan om deze dag te doen slagen. Er was een sierlijke ereboog voor de ingang van de sjoel opgericht. Zestien in het wit geklede meisjes die de weg met bloemen bestrooiden gingen aan de kerkbestuurders die de wetsrol droegen vooraf.
De vrouwenvereniging had er een smaakvol versierd en kostbaar omhulsel voor gemaakt. Onder een hemelsblauw baldakijn werd de wetsrol meegevoerd. Een grote toevloed van nieuwsgierigen was getuige. En bij de zevenvoudige gang rond de bima was iedereen verrukt over de gevoelvolle zang. Maar helemaal zonder strubbelingen verliep de dag niet. Vanuit Assen reden enkele Joden naar Smilde om de plechtigheid bij te wonen maar vooral om naar rabbijn Hillesum te luisteren. Zij wilden de kandidaat opperrabbijn wel eens horen spreken. Bij de ingang van de sjoel ontstond grote wrevel toen bleek dat als entree van iedereen ƒ 0,25 werd gevraagd.
De Assenaren werden door de veldwachter, die volgens hen als een engel met het vlammende zwaard voor het paradijs stond, tegengehouden. Ze weigerden te betalen, omdat ze vonden dat een godsdienstige ruimte voor iedereen vrij toegankelijk diende te zijn. Er ontstond een woordenwisseling tussen de op twee boerenwagens gearriveerde Assenaren en de organisatoren na afloop van de plechtigheid. Eén van hen voegde Hillesum toe dat hij gehoord had dat deze had gezegd dat een kwartje niet genoeg was. Ze waren gekomen om hem te horen en om eer te bewijzen, maar nu zouden ze tegen hem stemmen! De goede contacten met Assen waren plotseling verstoord
Alfabetisch
Naam - geboortedatum - datum overlijden - leeftijd - partner
C
Machiel Cohen 06-07-1843 15-11-1928 85 Benninga
D
Zoetje van Dam 03-02-1851 06-12-1935 84
K
Maria Bertha Kats 18-12-1896 17-10-1917 20