Opgroeien door de geschiedenis heen

 

Opgroeien door de geschiedenis heen is de evolutie van kindertijd, van vroegere, gemeenschapsgebonden opvoeding met kinderarbeid en beperkte kinderbescherming naar de huidige, steeds meer gepersonaliseerde zorg en de erkenning van kinderrechten, die begon met de invoering van de leerplicht en wetten tegen kinderarbeid. 
 
Prehistorie 
  • In de prehistorie groeiden kinderen op in hechte gemeenschappen, waarbij niet alleen ouders, maar ook andere gemeenschapsleden voor de kinderen zorgden, wat een veilige omgeving creëerde.
  • Kinderen leerden door het observeren van de bezigheden van hun ouders en anderen en droegen bij aan de gemeenschap via karweitjes.

 

Neolithische periode en vroege beschavingen 
  • Na de domestificatie van dieren ontstonden er aardewerken babyflesjes, vaak in de vorm van dieren, om baby's dierlijke melk te geven.

 

Industriële Revolutie en de 19e eeuw 
  • Kinderen werkten op het land, in winkels en fabrieken, wat werd gezien als nuttig en noodzakelijk voor het gezinsinkomen.
  • Vanaf het begin van de 19e eeuw begonnen wetten kinderarbeid in te perken. In Nederland diende Samuel van Houten in 1874 een wet in om kinderarbeid in fabrieken te verbieden, hoewel deze aanvankelijk afgezwakt werd.
     
Begin 20e eeuw 
  • Met de invoering van de Leerplichtwet in 1900 werd het schoolbezoek verplicht, mede om kinderen te beschermen tegen kinderarbeid en om onderwijs te stimuleren.

 

Moderne tijd
  • Tegenwoordig zijn vaders intensiever betrokken bij de opvoeding, en beide ouders combineren vaak werk met de zorg voor hun kinderen. 
     
  • Kinderen groeien vaker op in samengestelde gezinnen, waarbij meer volwassenen betrokken zijn bij hun opvoeding. 
     
  • Er is een sterke focus op kinderrechten en de begeleiding van kinderen tot zelfstandige volwassenen die kunnen participeren in de samenleving

 

Opvoedstijlen door de jaren heen: van de jaren 50 tot nu  

 

De jaren 50: autoritair en traditioneel

In de jaren 50 was de opvoeding voornamelijk autoritair. Ouders hanteerden een strikte en hiërarchische aanpak waarbij gehoorzaamheid en respect centraal stonden. Deze opvoedstijl was sterk beïnvloed door de naoorlogse periode. Fysieke straf en strikte discipline waren normaal en kinderen hadden weinig ruimte voor eigen inbreng. De nadruk lag op het naleven van regels en plichten, en emoties werden vaak onderdrukt.

 

De jaren 60 en 70: de opkomst van permissiviteit

De jaren 60 en 70 brachten grote sociale en culturele veranderingen met zich mee, die ook invloed hadden op opvoedstijlen. De autoritaire aanpak maakte plaats voor een meer permissieve stijl. Ouders begonnen meer aandacht te besteden aan de emotionele behoeften van hun kinderen en er kwam meer ruimte voor zelfexpressie en creativiteit. Dit tijdperk werd gekenmerkt door vrijheid in de opvoeding, waarbij ouders minder strikte regels hanteerden en meer als vrienden dan als autoritaire figuren werden gezien.

 

De jaren 80: balans tussen autoriteit en vrijheid

In de jaren 80 zochten ouders naar een evenwicht tussen de striktheid van de jaren 50 en de permissiviteit van de jaren 60 en 70. Dit leidde tot de opkomst van de zogenaamde autoritatieve opvoedstijl, die discipline en structuur combineerde met warmte en responsiviteit. Ouders begonnen regels en grenzen te stellen, maar waren tegelijkertijd gevoelig voor de behoeften en gevoelens van hun kinderen.

 

 

De jaren 90: toename van bewust ouderschap

In de jaren 90 stond de opkomst van ‘bewust ouderschap’ centraal. Ouders begonnen zich meer te verdiepen in ontwikkelingspsychologie en opvoedkundige literatuur om hun kinderen op een ondersteunende en respectvolle manier groot te brengen. Er kwam meer aandacht voor individuele verschillen tussen kinderen en pasten hun opvoeding aan op het kind. 

 

De jaren 2000 en 2010: technologie en helikopterouders

Met de opkomst van digitale technologieën veranderden de opvoedstijlen opnieuw. Ouders van de jaren 2000 en 2010 stonden voor de uitdaging om kinderen op te voeden in een wereld vol digitale afleidingen en een grote hoeveelheid informatie. Dit leidde tot een toename van zogenaamde ‘helikopterouders’, die geneigd waren om overdreven beschermend en betrokken te zijn bij het leven van hun kinderen.

 

De jaren 2020: positieve opvoeding 

In de jaren 2020 worden opvoedstijlen steeds diverser en flexibeler. Ouders zijn zich meer bewust van de impact van hun opvoedmethoden en streven naar een evenwicht tussen het bieden van structuur en het aanmoedigen van autonomie. De nadruk ligt nu vaak op positieve discipline, waarbij ouders proberen gedrag te sturen door middel van positieve communicatie, in plaats van straf. Bovendien spelen thema’s zoals mentale gezondheid, inclusiviteit en bewustzijn van sociale rechtvaardigheid een steeds belangrijkere rol in de opvoeding.

 

Geschiedenis van het kind

Vroeger werden kinderen niet als kinderen gezien, maar als kleine volwassenen. Ze werden gezien als extra handen die konden bijdragen aan de arbeid die nodig was om het gezin in leven te houden. Tegenwoordig krijgen kinderen volop ruimte om zich te ontwikkelen. Een belangrijk aspect hierbij is bijvoorbeeld het spelen met speelgoed.

 

In pre-industriële economieën was kinderarbeid een onmisbaar onderdeel van de samenleving. Het ‘kind’ zoals we het tegenwoordig kennen, bestond nog niet.  Kinderen begonnen actief mee te doen in activiteiten zoals jagen, landbouw en opvoeding zodra ze competent genoeg waren. In veel huidige, niet-Westerse, samenlevingen ben je met 13 jaar volwassen en ‘competent’. Het werk van kinderen was in pre-industriële samenlevingen belangrijk, omdat hun arbeid nodig was voor eigen overleven en dat van hun groep.

 

In de late 18e eeuw kwam de Industriële Revolutie op gang in Groot-Brittannië. Dit leidde tot een grote toename van industriële uitbuiting van arbeid, inclusief kinderarbeid. Industriële steden zoals Birmingham, Manchester en Liverpool groeiden van kleine dorpen naar grote steden met toenemende kindersterfte. De omstandigheden waarin kinderen moesten werken waren erbarmelijk. Kinderen moesten als vierjarigen al mee werken in productiefabrieken en mijnen. Daar maakten ze lange dagen in gevaarlijke en vaak fatale werkomstandigheden. Sommige kinderen moesten aan de slag in de bouw of als huispersoneel. De werkdagenwaren lang: bouwvakkers werkten in de zomer maar liefst 64 uur in de week, terwijl huisbedienden de 80 uur aantikten.

 

Doordat technologie verbeterde en verspreidde was er minder fysieke arbeid nodig. Wel ontstond er een grotere vraag naar opgeleide werknemers. Scholing werd steeds belangrijker en in Nederland zelfs verplicht gesteld in 1901 met de kinderwetten. Deze verplichtte kinderen van 6 tot 12 jaar onderwijs te volgen, waardoor er een eind kwam aan kinderarbeid in ons land. Kinderarbeid werd nu ook overtollig in veel geïndustrialiseerde landen, het was niet meer nodig. Langzamerhand veranderde de mentaliteit: het werd belangrijk dat kinderen tijd hadden om te spelen.

 

De eerste buitenspeelplaatsen ontstonden in Duitsland, waar ze verbonden waren aan scholen. In 1906 werd er in de VS zelfs een buitenspeelplaatsvereniging opgericht. President Theodore Roosevelt zag de noodzaak van speelplaatsen en zei in 1907 dat er meer veilige speelplaatsen moesten komen, want spelen was volgens hem voor kinderen een fundamentele behoefte. In 1902 werd al de eerste Nederlandse speeltuinvereniging in Amsterdam opgericht. De vereniging wilde algemene opvoeding geven, lichamelijke en geestelijke vorming en allerlei mogelijkheden tot ontspanning.

 

Speeltuinen en buitenspeelplaatsen zijn er nog steeds vandaag de dag. Bij mooi weer gaan de meeste kinderen massaal naar buiten om met hun vriendjes en vriendinnetjes buiten te spelen. Dankzij de massaproductie en de welvaart in vele landen, is er de afgelopen decennia steeds meer buitenspeelgoed geproduceerd en beschikbaar. Speelgoed dat buiten gebruikt wordt bestaat al heel lang. Volgens opgravingen van archeologen bestond er zelfs al speelgoed in het stenen tijdperk. Bij de Romeinen kregen jongens bijvoorbeeld echt jongensspeelgoed zoals helmen, harnassen en zwaarden; de meisjes kregen vooral poppen, kleedjes en pannen. Tegenwoordig is er een zeer divers en groot aanbod aan buitenspeelgoed.  

 

Inmiddels wordt er in veel landen anders tegen kinderen aangekeken dan tweehonderd jaar geleden. Kind zijn betekent niet alleen maar onvolwassen, maar ook onbevreesd. Om de kinderen te eren wordt er in veel dagen kinderdag gevierd. Turkije was het eerste land die hiervan een nationale feestdag maakte in 1920 onder Atatürk. In veel (voormalig) socialistische landen wordt kinderdag gevierd op 1 juni, de datum die ook gebruikt wordt in Nederland en België. Internationale kinderdag is door de VN echter vastgesteld op 20 november.