Politie

Inhoud

- Voorwoord

-

Voorwoord

De Nederlandse politie is door de eeuwen heen sterk geëvolueerd, van de schouten en veldwachters in de 19e eeuw tot de centrale Rijkspolitie en gemeentepolitie voor de politiehervorming in 1993, en de hedendaagse landelijke organisatie. Vroege politiemedewerkers droegen vaak een sabel, fluitje en knevelketting, later uitgebreid met revolver, gummistok en boeiketting. De structuur en uitrusting waren in het begin minder georganiseerd en meer lokaal bepaald, met verschillen in rangen en 
 

Middeleeuwen en Republiek:

De functie van schout bestond al in de middeleeuwen en later ontstond er een eenvoudige politieorganisatie in de Republiek, zonder duidelijke taken en bevoegdheden. 
 
Franse Tijd (1810-1813):
Napoleon richtte een begin van een politiemacht op, met schouten in steden en veldwachters voor gemeenten. 
 
Begin 19e eeuw:
Er ontstond behoefte aan een centraal aangestuurd, militair gestructureerd, bereden politiekorps. Dit leidde tot de oprichting van het Corps de Maréchaussée. 

Begin 20e eeuw:

Straatagenten droegen een sabel, signaalfluitje en knevelketting.
 
Vanaf ca. 1938:
De uitrusting werd uitgebreid met een revolver, gummistok, boeiketting en carrijn, hoewel het gebruik van de sabel als voorkeur voor ordehandhaving werd vervangen door de gummistok.
 

Na WO II:

De overheid nam het beheer van politiescholen over die tijdens de oorlog waren opgericht door de Duitsers.
 
1945-1993:
Naast de gemeentepolitie in grote gemeenten bestond het Korps Rijkspolitie in kleinere gemeenten zonder eigen gemeentepolitie
 
1993: Hervorming:
In 1993 gingen de gemeentepolitie en de Rijkspolitie samen, wat leidde tot de vorming van de hedendaagse landelijke politieorganisatie. 

 

Vroeger was de schout het lokale hoofd van de politie en tegelijkertijd een bestuurlijke en gerechtelijke functionaris die de openbare orde handhaafde en strafbare feiten opspoorde en vervolgde. De schout was de vertegenwoordiger van de landsheer en fungeerde als een soort burgemeester en politiechef, met taken die nu door verschillende instanties worden uitgevoerd. 

Functie en taken van de schout:

Politiechef:

De schout was het hoofd van de lokale politie en stuurde de ordediensten aan, zoals de agenten of 'rakkers'. 

Gerechtelijke functie:

Hij zat de rechtbank voor en was ook verantwoordelijk voor het opsporen en vervolgen van misdadigers. 

Bestuurlijke rol:

In sommige gebieden, met name op het platteland, was de schout ook een soort burgemeester en bestuurde hij samen met de schepenen de gemeenschap. 

Verantwoordelijk voor de openbare orde:

De schout moest ervoor zorgen dat de regels en verordeningen werden nageleefd en dat de openbare orde werd gehandhaafd. 

Ontwikkeling van de functie:

Middeleeuwen: De schout ontstond in de Middeleeuwen als vertegenwoordiger van de landsheer op het platteland en als gerechtsofficier in steden. 

18e en 19e eeuw: Onder Napoleon werd de functie van schout in 1810 veranderd in 'maire', en na de onafhankelijkheid in 1813 werd dit in 1825 opnieuw de burgemeester. 

Moderne politie: De moderne politiemacht ontstond centraal aangestuurd in de 19e eeuw.