Nederlandse zeepfabrieken

 

A

  • De Adelaar (Wormerveer)

 

 

B

  • Het Bleekertje
  • Bousquet

 

 

D

  • De Lelie (Eindhoven)
  • Dobbelmann
  • De Duif (zeep)

 

 

F

  • De Fenix

 

 

H

  • Hilko

 

 

K

  • Het Klaverblad (zeepfabriek)
  • De Klok (zeepfabriek)
  • Koninklijke Sanders
  • Kortman & Schulte

 

 

L

  • Lever Brothers
  • Levers Zeepmaatschappij

 

 

M

  • Militex

 

 

V

  • De Vergulde Hand
  • Viruly (bedrijf)

 

 

Z

 

De Adelaar (Wormerveer)

Het achterliggende bedrijf van de zeepziederij was de firma Jan Dekker. De geschiedenis hiervan gaat terug tot 1772 toen Jan Dekker Gerbrantsz., tezamen met zijn zwager Lammert Trip, de firmna Trip & Dekker oprichtte. In 1778 ging hij echter alleen verder met een handel in potas en weedas en trasmolen De Rietvink in Wormer.

Zijn zoon Gebrand Jansz. kocht in 1796 het Karolingische complex de Valkhof in Nijmegen om de daarvan afkomstige tufsteen in zijn molen te vermalen. Slechts de 11e-eeuwse Sint-Nicolaaskapel bleef gespaard, evenals de zogenaamde Barbarossa ruïne, die iets oostelijker op het Valkhofterrein staat. Na Cornelis Dekker Jansz. in 1813 kwam in 1830 Jan Dekker Cornelisz. aan het bewind. Nu werd potas, weedas, stijfsel, soda en blauwsel geleverd aan zeepziederijen en blekerijen en bovendien ook tras aan de bouwnijverheid. Daarnaast was hij burgemeester van Wormerveer en schreef toneelstukken.

In 1867 kwam het bedrijf in handen van Jan Alexander Dekker. Deze begon in 1885 met de productie van zeep. In de Zaanstreek was lijnolie, raapolie en walvistraan als grondstof beschikbaar. Omstreeks die tijd kreeg de zeepfabricage een wetenschappelijke basis. Na een aantal mislukkingen werd er een een goede zeep ontwikkeld. Een kleine stenen zeepziederij werd gebouwd langs de Zaandijkerweg. Deze fabriek, die al De Adelaar heette, werd enkele malen uitgebreid. In 1896 werd begonnen met de bouw van een nieuwe, veel grotere, fabriek. Dit werd al bekroond door het beeld van een adelaar dat een spanwijdte van 4 meter had. In 1903 werd de firma Storm van Bentem & Kluyver overgenomen. Deze had vijf windmolens in gebruik: Het Gekroonde Zeepaard, De Boot, De Storm, De Sluiswachter en De Grauwe Hengst.

Op 5 augustus 1906 vond een felle brand plaats waarbij de fabriek geheel werd verwoest. Spoedig werd met de bouw van de nieuwe fabriek begonnen. J.P.F. van Rossem en W.J.Vuyk waren de architecten. De nieuwe fabriek kwam gereed in 1908 en bevatte de beeldbepalende watertoren die werd voorzien van een adelaar in cementijzer met een vleugelwijdte van 6 meter. Dit ondanks het feit dat de fa. F.W. Braat, Koninklijke Fabriek van Zinkwerken te Delft, adelaars in iedere verlangde afmeting kon leveren.

Enige tijd na de Tweede Wereldoorlog kwam het gebouw in het bezit van Loders Croklaan en verloor later weer de functie van zeepziederij. Het diende nog enige tijd als pakhuis en kwam in 1985 leeg te staan. Door verwaarlozing dreigde het gebouw zelfs in te storten. Ook de reuzenvogel verloor heel wat brokken beton. Ondertussen werd het gebouw geklasseerd als provinciaal monument en in 2004 als Rijksmonument. Enkele jaren daarna begon de restauratie, waarbij ook de adelaar van een nieuwe kop werd voorzien.

 

Het Bleekertje

De fabriek werd in 1921 opgericht door vader en zoon Johann Hubert Wigleven als firma J.H. Wigleven. Ze had ten doel: het fabriceren van zeep en zeeppoeder en het drijven van engroshandel in wasch- en poetsartikelen. Het bedrijf was gevestigd aan de Persoonshaven. Er waren meerdere zeepziederijen in Rotterdam actief, maar die werkten op ambachtelijke basis. 'Het Bleekertje' daarentegen groeide uit tot een groot bedrijf, vergelijkbaar met het in het nabije Delfshaven gevestigde Kortman & Schulte.

De Wiglevens bedachten zelf tal van nieuwe producten, op een aantal daarvan werd patent verworven. De gevoerde merken waren onder meer: 'Ozil' huishoudzeep, 'Proper' huishoudzeep, 'Blanco' voor de koppelriemen van militairen, 'Bartex' scheercrème, 'White Rose' fijnwasmiddel, afwasmiddelen, 'Wirol' smeermiddel voor rollerbanen voor melkbussen in zuivelfabrieken, en 'Salto', een wasmiddel in een glazen fles, waarin zich in de hals een glazen bol bevond die als knikker kon worden gebruikt. Andere lokkertjes waren plaatjes, spelletjes als tangram, zegeltjes en dergelijke. Naast de merkartikelen produceerde men voor grootverbruikers.

In de hoogtijdagen telde het bedrijf ongeveer 100 medewerkers.

Het aanvankelijk succesvolle bedrijf was na de Tweede Wereldoorlog niet opgewassen tegen de concurrentie van met name Unilever en Henkel. Omstreeks 1960 waren er nog 30 medewerkers. Delen van het bedrijf werden opgeheven en merken zoals Bartex werden verkocht. In 1968 werd Het Bleekertje gesloten.

Gelieerd aan het bedrijf waren de Chemische fabriek "Git" en de Eerste Nederlandsche Oliehandel voor plantaardige en dierlijke oliën. In een vestiging te Zevenbergen aan de Huizersdijk werd stearine en oleïne geproduceerd. In de volksmond werd dit de vetfabriek of vetkaai genoemd. De fabriek verhuisde begin jaren 1970 van de 20e eeuw naar de Schansdijk en werd in 1988 gekocht door chemiebedrijf Caldic, dat er koelmiddelen en dergelijke ging vervaardigen.

Bousquet

NV J. Bousquet & co (BV Stoomzeepfabriek) was een zeepfabrikant in de stad Delft, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De fabriek van Bousquet bevond zich aan de Molenstraat, de Hoefijzersteeg en de Voorstraat.

De geschiedenis van de fabriek gaat terug tot 1693. Het betrof de zeepziederij Het vergulde Hoefijser met drie Kruijsen. In 1798 kwam ze het bedrijf bezit van Isaac Bousquet. De oudste panden van het complex, een aantal pakhuizen aan de Molenstraat, stammen uit de 16e eeuw. Het bedrijf maakte luxe zeepsoorten, en ook scheerzeep, ossengalzeep en teerzeep.

Zeepfabriek Bousquet staakte de productie in 2003.

 

De Lelie (Eindhoven)

De Lelie is de naam van een zeepfabriek te Eindhoven en die gevestigd was aan Tramstraat 21 en bestaan heeft van 1847-1969.

De fabriek werd opgericht als fa. C.J.E. Redelé door Charles Joseph Eduard Redelé (Diksmuide, 8 maart 1828 - Eindhoven, 30 december 1892) en zoon van een Eindhovense hypotheekbewaarder. Oorspronkelijk was het een zeepziederij aan de Kanaalstraat. Hij trouwde met de Maastrichtse Marie Nijpels, die dochter was van Jean Nijpels en Marianne Philips. Naar verluidt zou het Charles Redelé zijn geweest die de aandacht van de familie Philips te Zaltbommel vestigde op een leegstaand bedrijfspand in Eindhoven, alwaar in 1891 de gloeilampenfabriek startte die zou uitgroeien tot het Philips-concern. Diverse telgen uit het geslacht Redelé hebben een belangrijke rol gespeeld in het Eindhovens maatschappelijk leven.

In 1876 werkten er 12 arbeiders. men vervaardigde toiletzeep, andere harde zeep, en blauwsel. Nadat in 1892 het accijns op zeep werd afgeschaft, nam de omzet toe. In 1899 werd een nieuw pand aan de Kanaalstraat in gebruik genomen. Aanvankelijk bediende men zich van een gasmotor, later werd een stoommachine aangeschaft.

In 1910 werd de fabriek als een van de grotere zeepfabrieken in Nederland gekenschetst.

De merknaam "De Lelie" (waarschijnlijk afgeleid van de naam Redelé) werd gesymboliseerd door een Franse lelie. De tegel met het logo werd uiteindelijk ingemetseld naast de deur van de supermarkt die tegenwoordig op de plaats van de fabriek is gevestigd.

In 1969 sloot de fabriek haar deuren. Menig personeelslid moest dit uit de krant vernemen.

 

Dobbelmann

Dobbelman is een Nijmeegse familie die aan de wieg stond van de ontwikkeling van het wasmiddel Dobbelmann met dubbel ‘n’ aan het eind. De productie vond plaats aan de Lange Brouwerstraat in de Nijmeegse Benedenstad. Na een grote brand in 1895 werd de fabriek verplaatst naar de wijk Bottendaal in Nijmegen. De spelwijze 'Dobbelmann' is tot 1934 gebruikt, waarna de laatste ‘n’ is verdwenen.

De familie had indertijd een prominente plek in de Nijmeegse samenleving; leden van de familie waren gemeenteraadslid.

Aan het einde van de twintigste eeuw werd het merk Dobbelman verkocht aan Sara Lee en is de productie verplaatst naar Denemarken. Een deel van de bedrijfsgebouwen in de Nijmeegse wijk Bottendaal is behouden

De zeepziederij bestond in Nijmegen al vanaf 1733, toen Abraham en Jacob Mist een bedrijf vestigden aan de Lange Brouwerstraat. Dat bedrijf werd in 1854 verkocht aan de uit Suttrup afkomstige Johann Peter Dobbelmann van beroep groothandelaar in koloniale waren en tabak. Tot die tijd was de fabriek eigendom van Van der Heijden. Er werkten 7 mensen en er stond de eerste stoommachine van Nijmegen. In 1863 begon Franciscus daar de zeepziederij Stoomzeepfabriek "Het Anker" , welke naam in de gevel van het pand stond afgebeeld. Er werden enkele honderden tonnen zachte zeep per jaar geproduceerd met de merknamen Ankerwaszeep, Ankerzeeppoeder en Anker Vlokkenzeep.

In 1895 brandde de fabriek af en werd de productie voortgezet in een leegstaande margarinefabriek aan de Graafsestraat. Vanaf die tijd werd de productie uitgebreid en er werd zelfs naar het buitenland geëxporteerd. In die zelfde periode ontstonden er meer zeepfabrieken en nam de concurrentie toe. In 1906 werd er een kartel gevormd waarbij het merendeel van de Nederlandse zeepfabrieken zich aansloten. Er werkten toen ongeveer 1250 arbeiders bij het kartel, waarvan 235 in Gelderland.

Vanaf 1915 kregen de zeepfabrieken te maken met grondstoftekorten en toenemende concurrentie van grotere bedrijven, zoals Unilever, dat bekend werd door de Sunlightzeep. De daaropvolgende crisisjaren hadden een grote negatieve invloed. Maar als gevolg daarvan werd er wel meer aan marketing gedaan, zoals de introductie in 1934 van het zeepmerk Castella dat verwees naar de toevoeging van Spaanse olijfolie. De bedrijfsnaam "Dobbelmann" werd veranderd in "Dobbelman". Onder de naam Castella werd ook scheerzeep verkocht. Er konden “Castella" beeldmerken worden gespaard voor geschenken.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de fabriek met 250 medewerkers vrijwel ongedeerd. Het wasmiddel Lavandine, werd geïntroduceerd met toevoeging van klei en bestanddelen afkomstig uit aardolie met de naam Teepol dat van Shell werd betrokken. Na de oorlog nam de productie van zeep, shampoo, waspoeders en tandpasta met grote stappen toe, mede als gevolg van de introductie van nieuwe spaaracties. In het kader van financiële steun op basis van het Marshallplan werden nieuwe machines gekocht en in 1953 werd het predicaat: "Koninklijke" verkregen.

Dobbelman werd in 1968 verkocht aan Koninklijke Zout Organon als aanvulling op hun reeds bestaande merk Kortman & Schulte. Het merk Dobbelman bleef gehandhaafd. In 1969 werd het biologische waspoeder Biotex geïntroduceerd en tegelijk verdween het Castella-assortiment. Marketing en administratie verhuisden naar Loda in Breda. In 1970 kwamen Loda, Kortman & Schulte, en Dobbelman onder één directie en gingen verder onder de naam ACP dat in 1978 overging naar Douwe Egberts dat onderdeel was geworden van de Amerikaanse Sara Lee Corporation.

Na 1990 liep de werkgelegenheid verder terug van 170 naar 72 medewerkers. Voor de productie werden halffabricaten bij Henkel in Duitsland gekocht. In 1999 werd de productie naar Denemarken verplaatst en werden de Nederlandse activiteiten beëindigd.

Het Dobbelmanterrein in de wijk Bottendaal is daarna herontwikkeld. De schoorstenen van de fabriek zijn behouden gebleven als industrieel monument en ook het Biotexgebouw is behouden als wooncomplex. De toegepaste architectuur verwijst naar het industriële verleden.

 

De Duif

Koninklijke zeepfabriek de Duif te Den Dolder, met links de spooraansluiting naar de fabriek

De Duif is de handelsnaam van de Chr. Pleines Zeepfabrieken, later "Zeepfabrieken de Duif" geheten. Deze fabrieken leidden tot het ontstaan van de plaats Den Dolder.

In 1889 richtte de Duitser Christoph Pleines (1857 - 1936) in Amersfoort de Chr. Pleines Zeepfabrieken op.In 1902 brandde zijn fabriek af, en nog datzelfde jaar begon hij met de herbouw van de zeepfabriek aan de spoorlijn Utrecht-Amersfoort, op de hei in de gemeente Zeist. Rondom de fabriek vormde zich een nederzetting, die later door de gemeenteraad van Zeist de naam Den Dolder kreeg.

Het bedrijf begon als eerste met de productie van zeeppoeder. Als handelsmerk werd de naam "De Duif" gehanteerd. In 1909 ontving hij het predicaat "Koninklijke" en werd het bedrijf hernoemd tot 'Chr. Pleines, Koninklijke Zeepfabrieken'. In 1917 werd het een N.V. met de naam N.V. 'Koninklijke Zeepfabrieken de Duif'. Na de verkoop aan de 'Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek Gouda' werd het bedrijf hernoemd in 'Zeepfabrieken de Duif, voorheen Chr. Pleines'. In datzelfde jaar werd De Duif ondergebracht in een joint-venture met Anton Jurgens’ Vereenigde Fabrieken genaamd NV Maatschappij tot Exploitatie van Zeepfabrieken (ZEFA) samen met nog enkele andere zeepfabrieken.Na tegenvallende resultaten wordt ZEFA in 1924 volledig overgenomen door Jurgens (en in 1939 ontbonden). De Duif fabriek wordt tussen 1932 en 1936 verplaatst naar Vlaardingen.

Toen Unilever in 1956 in de Verenigde Staten zeep voor persoonlijke verzorging op de markt bracht, introduceerden zij daar het merk Dove (Engels voor duif).

 

De Fenix

De Fenix was een zeepfabriek, gevestigd aan de Lijnbaan te Zwolle. Het bedrijf vervaardigde vloeibare was- en reinigingsmiddelen, waaronder bleekwater.

Reeds in 1719 was sprake van een zeepziederij met als motto: E cynere vivo (vanuit de as leef ik). Deze zeepziederij stond aan de huidige Thorbeckegracht en produceerde zachte zeep. Begin 19e eeuw zetelde het bedrijf aan de Waterstraat. In 1890 verkocht de toenmalige eigenaar, de firma Ter Meulen & Co., de fabriek aan de firma Joh. Taconis. In 1919 werd het, inmiddels Stoomzeepfabriek De Fenix genaamde, bedrijf verkocht aan Peter Broek & Koetsier, reeds eigenaar van een zeepfabriek in Coevorden. De zoon van Peter Broek, chemicus, begon in 1935 een eigen fabriek onder de naam: dr. A. Broek Chemische Fabriek De Fenix. In 1937 werd deze samengevoegd met de oorspronkelijke zeepfabriek onder de naam: P. & dr. A. Broek Zeepfabriek De Fenix.

Begin jaren 50 werden verscheidene panden in onder meer de Klokkensteeg opgekocht door het bedrijf, maar uiteindelijk waren er in de oude binnenstad geen uitbreidingsmogelijkheden meer en liepen de vrachtwagens in de smalle straatjes regelmatig vast. In 1956 kocht de familie Broek de terreinen van de gesloopte biscuitfabriek Helder aan de Lijnbaan, buiten de gracht ten westen van het oude centrum, en vestigde daar het nieuwe bedrijf. In de jaren 60 werkten er ongeveer 300 mensen en was het bedrijf een concurrent van Unilever. Op agressieve wijze dwong dat concern de familie uiteindelijk tot overname, hetgeen in 1964 geschiedde.

30 jaar lang was het bedrijf zeer winstgevend. In 1992 werd sluiting van de fabriek voorkomen, doordat de directie het bedrijf overnam. Dit mocht echter de A-merken Glorix, Dubro, Robijn en Lux niet meer voeren.

In 1997 werd de fabriek, die toen 70 werknemers telde, niettemin gesloten. De activiteiten ervan werden overgenomen door Trimoteur Operations Europe (TOEB), dat in 1994 werd opgericht door de directie van het Bredase Grada (fabrikant van onder meer Lodaline) en de durfkapitaalverstrekker Gilde, met als doel om de Grada-fabriek over te nemen van Sara Lee. TOEB had ook een fabriek in 't Zand, die echter sloot in 1996.

De activiteiten zouden worden voortgezet in de -toen 130 werknemers tellende- Grada-fabriek in Breda en de werknemers zouden zo veel mogelijk daarheen worden overgeplaatst. In 2004 sloot echter ook de Grada-fabriek, waarbij 135 ontslagen vielen.

Het pand van De Nieuwe Fenix werd nog gebruikt als opslagruimte en dergelijke, maar in 2006 werd het gesloopt. Slechts de gebrandschilderde ruit, waarop een fenix is afgebeeld, bleef gespaard en werd in het hierop volgende nieuwbouwproject De Nieuwe Feniks geïntegreerd.

Bekende merken waren het bleekmiddel Azon en het afwasmiddel Abro (A. Broek). Later produceerde men Dubro (Dubbel Broek, vanwege de dubbele concentratie). In elke doorzichtige glazen fles zaten aanvankelijk drie glazen knikkers, later vierkante pastelkleurige zachtplastic kralen, die aan elkaar geklikt konden worden tot armbanden en dergelijke. Dit stimuleerde de verkoop aanzienlijk. Ook waren er Helder Mientje, Nibro (textielversteviger) en Fambro (shampoo). Ook spiritus en ammoniak werden verkocht.

De overname van de Apeldoornse firma Emka bracht ook de merknaam Glorinne, later Glorix genaamd, in het pakket, alsmede Robijn.

 

Hilko

Hilko is de naam van een zeepfabriek te Zaandam die heeft bestaan van 1922 - 2003.

Het bedrijf werd in 1922 opgericht door de zwagers W.A. Hillebrants en G.J. Kok. De bedrijfsnaam is van de namen van de stichters afgeleid. Beide heren kochten de inventaris van een Duitse fabriek, alsmede enkele originele recepten. Ze gingen aan de slag aan de Wilhelminastraat te Zaandijk maar lieten in 1926 een nieuwe fabriek bouwen aan de Oostzijde 388 te Zaandam.

In 1928 werd de ondernemingsvorm omgezet in een N.V. en in 1972 in een B.V. De naam werd: Zeep- en Parfumeriënfabriek Hilko BV. Uiteindelijk kwam het bedrijf, dat toiletzeep en shampoo vervaardigde, in Britse handen. Het heette toen: Hilko Soapworks. er werden 300 verschillende producten vervaardigd.

Op 1 juli 2003 werd het faillissement uitgesproken. Er was een malaise in de zeepindustrie. De zeepvoorraad werd verkocht en de inventaris werd, na enige moeite, verkocht aan Butler & Engeland, een Britse zeepfabrikant.

Het gebouwencomplex, inclusief de schoorsteen, werd verkocht aan een projectontwikkelaar. In 2008 werd het gesloopt om plaats te maken voor appartementen.

 

Het Klaverblad 

Het Klaverblad was de naam van een zeepfabriek te Haarlem.

Het bedrijf was gelegen aan het Spaarne, en wel aan de Spaarnwouderstraat, waar veel Haarlemse industrie was gevestigd. Later werd het bedrijf ook genoemd als N.V. Haarlemsche Stoomzeepfabriek "Het Klaverblad" en Stoomzeep-, eau de cologne- en parfumeriënfabriek "Het Klaverblad".

Het bedrijf is vooral bekend van de introductie, in 1879, van het karnemelkzeepmerk 't Melkmeisje. Als reclame-instrument bracht het bedrijf gezelschapsspellen als domino  en ganzenbord uit, alsmede het album Vogelleven, waarin men vogelplaatjes kon plakken. 

Het bedrijf heeft bestaan tot ver na de Tweede Wereldoorlog. In 1963 werd het bedrijf echter overgenomen door Koninklijke Sanders te Vlijmen, welke de merknaam in 2006 veranderde in Melkmeisje.

 

De Klok (zeepfabriek)

De Klok is de naam van een Nederlandse zeeppoederfabriek, gevestigd te Heerde.

Het bedrijf is opgericht in 1902, toen Johannes Lodewijk van Apeldoorn, eigenaar van een exportslagerij, in Duitsland een zeeppoedermolen kocht inclusief een hond als krachtbron en het recept voor zeeppoeder. Hij begon het bedrijf aan de Nieuwstraat te Hattem, samen met zijn broer Gerrit Jan van Apeldoorn, 5 arbeiders en - uiteraard - de hond.

Het product werd aanvankelijk verkocht onder de naam vetloogmeel. De latere bedrijfsnaam De Klok zou zijn voortgekomen uit een uitspraak van Johannes Lodewijk: Hier wordt zeep gemaakt die klinkt als een klok.

Het bedrijf breidde uit en in 1904 werd verhuisd naar Heerde. In 1907 werd het zeeppoeder onder de naam Poederzeep Sneeuwwit op de markt gebracht. Het bedrijf stond nu bekend als de fa. J.L. van Apeldoorn Hzn.. In 1913 kwam er een nieuwe fabriek met een stoommachine. In 1917 heeft een Duitse zeepzieder, die in een interneringskamp te Wapenveld zat, het maken van harde zeep aan het bedrijf geleerd. In 1921 werd het bedrijf omgezet in een naamloze vennootschap: N.V. Zeepfabriek "De Klok", v/h fa. J.L. van Apeldoorn Hzn.

Vervolgens kwamen er allerlei reclame-acties met geschenken, gedichtjes over Modderstad en meer zulks, en naast Sneeuwwit en Klokzeep verschenen er nog merken als Boen Blank, Vrouwenvreugde, Zilverblank en Klokoline. In 1941 waren er 200 medewerkers. Tijdens oorlogshandelingen in 1944 werd echter een groot deel van het fabriekscomplex door brand verwoest.

Nadat in 1952 door Unilever het eerste synthetisch wasmiddel (Omo) op de markt was gebracht, moest De Klok volgen. Het bedrijf introduceerde het eerste fosfaatvrije wasmiddel midden jaren 60 van de 20e eeuw. Dit was Klok Hagelwit. Klok werd - ook door buitenstaanders - aangeprezen als het milieuvriendelijke wasmiddel. In 1969 kwam Klok C5 op de markt, op basis van citraat. Men begon ook steeds meer huismerken voor supermarktketens te vervaardigen. In hetzelfde jaar verliet de familie Van Apeldoorn het bedrijf. In 1992 werd De Klok een zelfstandige dochteronderneming van het Duitse Dalli Werk Wäsche- und Körperpflege GmbH te Stolberg. Sinds 2014 is Senzora B.V. te Deventer eigenaar van het merk Klok.

 

 

Koninklijke Sanders

Koninklijke Sanders is een cosmeticabedrijf dat haar hoofdvestiging heeft in Vlijmen, in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het bedrijf werd in 1851 opgericht te Leiden als zeepziederij door N.J. Sanders als 'Sanders & Co. NV'. Een latere benaming was: 'Koninklijke Zeep-, Eau de Cologne en Parfumeriënfabriek v/h Sanders & Co. NV'. Merknamen die door het bedrijf worden gevoerd zijn: Fresh-up, Melkmeisje, Odorex, Proset, Sanicur en Van Gils Parfums. Ook produceert men voor derden, zoals de drogisterijketen Kruidvat.

Oprichter Sanders was apotheker van beroep, hij had een apotheek in de Breestraat, hoek Steenschuur te Leiden. De zeepziederij was oorspronkelijk gevestigd aan het Levendaal maar verhuisde in 1875 deels naar de Zoeterwoudseweg in Leiden. Men vervaardigde er onder meer scheerzeep en in 1878 was Sanders met 225 ton de grootste producent in Nederland van toiletzeep.

In 1963 werd de Haarlemse zeepfabriek Het Klaverblad overgenomen en verhuisde het bedrijf voor een korte periode naar Haarlem. In 1984 werd de directie echter weer gevestigd in het directiegebouw aan de Zoeterwoudseweg. De productie verhuisde toen naar Vlijmen en het gebouw aan het Levendaal werd gesloopt. In 2003 verhuisde ook de directie naar Vlijmen.

'Koninklijke Sanders' werd in 1993 verkocht aan 'IWP International'. In 2007 werd het toen 225 werknemers tellende bedrijf overgenomen door de Ierse groep 'G&I Alliance'. In januari 2015 kwam Sanders in handen van investeringsmaatschappij Egeria. Sinds april 2018 is investeerder 3i de eigenaar.

 

Kortman & Schulte

Kortman & Schulte was een bedrijf dat huishoudelijke wasmiddelen vervaardigde. De firma werd in 1965 overgenomen door Koninklijke Zwanenberg Organon.

Kortman & Schulte ontstond in 1886 uit een samenwerking tussen de Duitse chemicus Herman Schulte en de Rotterdamse koopman Constant Kortman. Zij richtten in Rotterdam een fabriekje op voor chemicaliën en soda. Deze soda (Na2CO3) werd uit geïmporteerde ammoniaksoda vervaardigd door dit op te lossen en te laten kristalliseren. Ook werd uit zwaveligzuur (H2SO3) een vleesconserveringsmiddel vervaardigd. De fabriek verhuisde in 1888 naar een historisch pand te Delfshaven. Dit was het pand Groot Holland uit 1672, waar voorheen de Vereenigde Oostindische Compagnie haar schepen uitrustte.

Tegen het einde van de 19e eeuw begon het bedrijf ballastwater te verwerken van schepen die chilisalpeter aanvoerden. Hieruit kon salpeterzuur (HNO3) en jodium worden gewonnen. De introductie van het stoomschip maakte het transport echter sneller, waardoor geen jodium meer in het ballastwater condenseerde, en juist aan het jodium werd veel geld verdiend.

Het bedrijf ging vervolgens zeeppoeder produceren onder de namen Kroon voor de was en Driehoek. Vervolgens werd, in 1898, ook zachte zeep op de markt gebracht. De grondstoffen: lijnolie, hars, talg, en gebleekte palmolie werden ingekocht, maar plantaardige oliën werden in eigen beheer gesplitst in vetzuren en glycerine. De zachte zeep was in vaatjes verpakt, en sinds 1930 ook in kartonnen potten. Direct na de Tweede Wereldoorlog nam de omzet toe, omdat er geen alternatieven voorhanden waren.

Toen men de glycerine ook kon ontkleuren, werd het ook geleverd aan de tabaks-, de cellofaan- en de textielindustrie.

De introductie van de wasmachine omstreeks 1950, ging gepaard met het uitbrengen van een nieuwe zeep, 'Drietex' geheten.

Toen de eerste synthetische waspoeders in de jaren zestig opkwamen, bracht Kortman & Schulte in 1963 het op enzymen berustende wasmiddel Biotex op de markt, dankzij de licentie van een Zwitsers bedrijf. Dit bleek een succes te zijn, en er werd te Overschie een speciale Biotex-fabriek bijgebouwd. Dit succes maakte Kortman & Schulte ook tot een ideale overnamekandidaat: Het bedrijf werd in 1965 overgenomen door Koninklijke Zwanenberg Organon.

Het bedrijf kwam, via de fusies die uiteindelijk tot AKZO zouden leiden, terecht bij Koninklijke Zout Organon, dat in 1968 ook Dobbelman, een wasmiddelenfabrikant in Nijmegen, opkocht. Een jaar later fuseerde KZO met AKU tot AKZO. De activiteiten van Kortman & Schulte, Dobbelman, en verder ook Loda uit Breda en het Deense bedrijf Blumøller werden samengevoegd. Het bedrijf van Kortman & Schulte werd opgesplitst. De Groep Huishoudelijke Producten nam onder meer de productie van Biotex over. Dit werd voortaan in de Dobbelmanfabrieken te Nijmegen geproduceerd. Dit bedrijf werd nu 'Kortman Nederland B.V.' genoemd. Diverse reorganisaties deden de werkgelegenheid hier sterk teruglopen. Het bedrijf werd uiteindelijk door AKZO verkocht aan Sara Lee-Douwe Egberts, dat uiteindelijk de productie vanuit Nijmegen naar Denemarken overhevelde.

De fabriek in Delfshaven kwam terecht bij de Groep Chemie, en fungeerde enkel nog als glycerinefabriek op basis van vetten en palmolie. Toen de verwerking van palmolie naar Maleisië werd overgeplaatst, werd ook de Delfshavense fabriek omstreeks 1995 gesloten.

 

Lever Brothers

Lever Brothers was een Britse zeepproducent opgericht in 1886 door William Hesketh Lever samen met zijn broer James. In 1930 fuseerde het bedrijf met de Nederlandse Margarine Unie (van Samuel van den Bergh en Anton Jurgens) tot Unilever.

Het bedrijf was in 1884 een van de eerste die zeep (onder de naam Sunlight) produceerde uit plantaardige olie.In 1946, drie jaar nadat Lever Brothers het Amerikaanse bedrijf Pepsodent overnam, werd Charles Luckman (1909-1999), van huis uit architect maar tijdens de Grote Depressie in zaken gegaan, president van het bedrijf. In 1950 verliet Luckman het bedrijf en keerde hij terug in de architectuur, door zijn eigen firma Luckman Partnership op te richten.

 

Levers Zeepmaatschappij

Levers Zeepmaatschappij (LZM) is een zeepfabriek te Vlaardingen die bestaan heeft van 1909 tot 2008.

Nadat Lever Brothers in 1907 te Schiedam een verkoopkantoor had geopend, teneinde Sunlight zeep op de Nederlandse markt te brengen, wilde het bedrijf ook een fabriek in Nederland vestigen. Daartoe werd in 1909 een stuk grond te Vlaardingen gekocht. Pas in 1913 werd de eerste paal geslagen en in 1917 vond de eerste productie plaats. Eerste en voorlopig enige product was Sunlight zeep, waar intensief reclame voor werd gemaakt. In 1921 bracht LZM ook het schuurpoeder Vim op de markt, in 1922 gevolgd door het zeeppoeder Rinso, dat gebruikt werd als wasmiddel en een eind maakte aan de zware arbeid. In 1929 werd ook het toiletzeepmerk Lux geïntroduceerd.

In 1930 ging Lever Brothers met Margarine Unie samen en vormde Unilever. Een aantal afdelingen verhuisde van Vlaardingen naar het Unilevergebouw te Rotterdam.

De Tweede Wereldoorlog bracht grondstoffengebrek met zich mee. Veel producten konden niet meer worden vervaardigd. Op 14 februari 1945 werd het fabrieksterrein gevorderd om te worden ingericht als lanceerbasis voor V1-raketten. Dit leidde tot een bombardement door de Engelsen op 23 maart 1945. Na de bevrijding kon de productie op 7 september 1945 weer worden hervat. Op 3 april 1952 werd het synthetisch wasmiddel Omo op de markt gebracht. In 1954 volgde Sunil, in 1958 Lux Vloeibaar en in 1960 het schoonmaakmiddel Andy.

Naast de productielocatie was ondertussen het laboratorium van Unilever Research verrezen.

In 1971 kwam het wasmiddel Bontkracht op de markt, alsmede het vloeibaar schuurmiddel Jif. Dit alles en meer werd in Vlaardingen geproduceerd. Levers Zeepmaatschappij veranderde enkele malen van naam. In 1976 werd de naam Lever Sunlight, in 1986 Lever B.V. en in 1998 Lever Fabergé Sourcing Unit Vlaardingen. Het bedrijf ging zich specialiseren in vloeibare huishoudelijke reinigingsmiddelen, waaronder de internationale merken Cif en Domestos. De productie nam toe tot 150 miljoen flacons per jaar. Niettemin werd de fabriek, samen met twee andere Unilever-fabrieken, in 2008 gesloten.

 

Militex

Militex is de naam van een fabrikant van reinigingsmiddelen die is gevestigd aan de Ampèrestraat te IJmuiden.

Het bedrijf werd opgericht in 1948 door een aantal ex-militairen, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog en Nederlands-Indië. Deze ex-militairen hadden de kennis in huis om een zeepfabriek te starten. Men ging allerlei producten ontwikkelen die aan verbruikers als scholen, restaurants en schoonmaakbedrijven werden verkocht. Aldus combineerde men de functie van groothandel en fabrikant.

Vanaf omstreeks 1986 concentreerde men zich op de toelevering aan de groothandel en het schoonmaakbedrijf. Hiertoe werden ook producten ontwikkeld die aan voorgeschreven specificaties moeten voldoen.

Militex produceert tegenwoordig vooral industriële reinigingsmiddelen, desinfectiemiddelen, vloer-, sanitair- en glasreinigers en dergelijke.

 

De Vergulde Hand

De Vergulde Hand was een zeepziederij te Amsterdam. De naam is overgegaan op een merk voor scheerzeep en aanverwante benodigdheden voor de huidverzorging.

De zeepziederij werd opgericht in 1554. Het is daarmee de oudste nog bestaande zeepfabriek ter wereld. Ze ging verschillende malen van eigenaar over. In 1609 kocht Wijnand Pauw het bedrijf van Frederick de Vrij. In 1695 kocht Jan Woltman (Johannes Waltman), een emigrant uit Lüdinghausen, Noordrijn-Westfalen, de ziederij. Daarna bleef de ziederij lange tijd in de familie.

Gedurende de 18e eeuw nam het aantal zeepziederijen in Amsterdam snel af, en na 1812 was De vergulde Hand nog het laatst overgebleven bedrijf van deze soort. Het heette toen: firma Woltman Elpers. In 1920 veranderde de naam in: C.A. Woltman Elpers Zeepfabriek De Vergulde Hand.

Toen in 1954 het bedrijf zijn 400-jarig jubileum vierde, werd een schilderij van David Col gekozen, waarop het interieur van een traditionele Vlaamse kapperszaak was afgebeeld, en waar vrouwen het scheermes hanteerden. De bijbehorende tekst luidde:

De zachte vrouwenhand
Trekt hier de klanten aan
en de Vergulde Hand voorkomt dat ze weer gaan.

De betreffende reclameplaat was in menige kapperszaak te vinden.

 

Viruly 

Zeep- en Waspoederfirma T.P. Viruly & Co was een zeepfabriek met vestigingen in Gouda en Maarssen.

De fabriek werd opgericht te Gouda door Theodorus Pieter Viruly. Diens vader kocht namelijk, ten behoeve van zoon Theodorus, de zeepziederij "De Hamer" (opgericht in 1556) en later ook "De Hond". Viruly's bedrijf startte in 1841 onder de naam: T.P. Viruly & Co's Stoomzeepziederij De Hamer. De fabriek was gevestigd aan de Oosthaven. Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw was het een bloeiende onderneming, maar deze kon in de Goudse binnenstad niet uitbreiden.

In 1901 verkocht Viruly het bedrijf daarom aan de Goudse Stearine Kaarsenfabriek, en de bedrijfsactiviteiten werden daarop verplaatst naar het betreffende fabrieksterrein. Zeep- en stearinefabricage delen immers een aantal grondstoffen en bijproducten.

Ook ontstond een vestiging van Viruly in Maarssen, bekend als Zachte Zeepfabriek Maarssen NV en NV Wascholiefabriek T.P. Viruly & Co..

De fabrieken van Viruly kwamen in 1918 handen van de Maatschappij tot Exploitatie van Zeepfabrieken. Deze werd in 1929 opgenomen in het Unilever-concern.

In 1976 ging het bedrijf deel uitmaken van Lever Industrial, dat in 1989 fuseerde met Otarès tot LeverOtarès. Dit fuseerde in 1996 op zijn beurt met Diversey en AVO TAKSI tot Lever Diversey. Dit bedrijf werd in 2002 verkocht aan het Amerikaanse Johnson Wax, in Nederland gevestigd te Mijdrecht. Sindsdien spreekt men van JohnsonDiversey Nederland. In maart 2010 werd de naam vereenvoudigd tot Diversey.

De productievestigingen in Maarssen en Mijdrecht bestaan niet meer.

In Amersfoort bestond een zeepfabriek aan de Kleine Koppel, later ingenomen door kleefstoffenfabrikant Rohm & Haas. De zeepfabriek kwam voort uit textielblekerij Eemzicht, die in 1885 werd opgericht. In 1918 begon de firma Dalton hier een zeepfabriek. In 1923 werd deze fabriek overgenomen door Tjarko de Vries, die ze als wascholinefabriek voortzette. De fabriek kwam eveneens in handen van Unilever en werd in 1947 gevoegd bij de Viruly-fabrieken in Gouda en Maarssen. Hierheen werd uiteindelijk ook de productie verplaatst.