Broeders Penitenten

Inhoud

- Broeders Penitenten

Broeders Penitenten

De stichter van de Broeders Penitenten, Daniël de Brouwer (1674-1745) treedt als jonge man eind 17e eeuw toe tot de derde orde van de Franciscanen. Dat betekent niet dat hij in een klooster gaat wonen en zich van de wereld afzondert, maar zich in navolging van Franciscus van Assisi engageert met de wereld om hem heen: In dat wat is, het goede zichtbaar maken, dat is wat hij tot zijn levensdoel maakt. De Broeders vertalen dat later in hun motto: ‘Ad omne opus bonum paratus’. Dat de broeders ook echt tot elk goed werk bereid waren, blijkt uit de verschillende werken waar zij zich in hun bestaansgeschiedenis mee hebben verbonden.


Op het moment dat zich bij Daniël de Brouwer de eerste medebroeders aansluiten, starten zij als seculier broederschap in het Staats Brabant van de 18e eeuw met het geven van onderwijs. Omdat in die tijd alleen protestanten onderwijs mogen geven, richten de broeders een kostschool op in het vrije Handel en later Boekel. Deze plaatsen zijn dan onderdeel van enclaves in de provincie die buiten het gezag van de Republiek vallen en waar ruimte is om het ‘onmogelijke mogelijk te maken’. Als in de negentiende eeuw de noodzaak om onderwijs te geven vervalt, door de opkomst van openbaar onderwijs, maakt het broederschap een crisis door die hen zelfs met uitsterven bedreigt. Net op het moment dat er van de drie overgebleven broeders eentje uittreedt om te trouwen, wordt de broeders gevraagd of zij de zorg voor een krankzinnige op zich willen nemen. De broeders gaan deze vraag aan en kiezen voor een humane benadering tegenover de dan algemeen geldende opvatting in de samenleving die krankzinnigen als beesten beschouwde. Langzaam maar zeker krijgt het broederschap nieuwe leden en onder het langdurige bestuur van Broeder Lucas bouwen de broeders in de tweede helft van de 19e eeuw - mede dankzij veranderende wetgeving en wetenschappelijke inzichten - hun nieuwe werk uit van bewaarplaats tot officieel krankzinnigengesticht onder naam Huize Padua (Boekel).

 

Huize Assisië
Op het snijvlak van de 19e en 20e eeuw wordt onder invloed van wetenschappelijke inzichten binnen de krankzinnigenzorg steeds vaker het onderscheid gemaakt tussen de geneeslijke en de ongeneeslijke patiënten. Met die laatste groep bedoelt men mensen met een beperkt cognitief vermogen. Tegelijkertijd vallen er rond de eeuwwisseling steeds vaker mensen buiten de boot door de maatschappelijke veranderingen (van een agrarische naar een industriële samenleving). In 1903 starten de broeders daarom in Udenhout het eerste ‘Katholieke Gesticht voor Idioten’ zoals op dat moment mensen met een beperking worden genoemd. Het krijgt de naam Huize Assisië. Ook in deze vorm van zorg bouwen de broeders al snel een naam op: in heel Nederland spreekt men van ‘Het Udenhouts model’. Naast het noodzakelijk bed, bad en brood zijn de broeders vooral gericht op het welzijn van hun pupillen en maken arbeidstherapie, onderwijs, sport, muziek en toneel onderdeel uit van de manier waarop de zorg vorm en inhoud krijgt. Uiteindelijk stichten de broeders in de eerste helft van de twintigste eeuw diverse instellingen voor de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking verspreid, over heel Nederland.


Als in 1968 de AWBZ wordt ingevoerd en de staat de zorg voor mensen met een beperking overneemt, trekken de Broeders zich terug uit de zorg. Dit valt samen met de ontkerkelijking in Nederland. Op het hoogtepunt van hun bestaan rond 1950 telt het Broederschap 179 leden. Daarna melden zich nog nauwelijks nieuwe leden en is het aantal uittredingen groot. In september 2019 zijn er nog zeven broeders in leven. Inmiddels hebben zij zich ook geheel teruggetrokken uit de goede werken in Chili en Duitsland en kleinere initiatieven op het gebied van vrijwilligerswerk, die zij na het stopzetten van hun betrokkenheid in de zorg in Nederland zijn aangegaan. Toen de broeders in 1968 afstand deden van hun bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de instellingen bleven er nog tot de millenniumwisseling broeders in de zorg werkzaam. Uit hun verhalen blijkt dat zij het meeste moeite hadden met het gegeven dat zij voortaan als werknemers op vastgestelde tijden kwamen werken en niet langer met de bewoners samenleefden zoals ze altijd hadden gedaan. Die ervaring laat misschien wel het beste zien wat de betekenis is van het toegewijde werk van de broeders. Natuurlijk hebben zij de fundamenten gelegd voor de geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor mensen met een beperking in Nederland. Natuurlijk heeft het samenleven van broeders met de aan hen toevertrouwde bewoners ook hun ernstige schaduwkanten gekend, maar bij het denken over de inrichting van de hedendaagse participatiesamenleving biedt het denken van de broeders over zorg in termen van samenleven een rijke inspiratiebron.


De broeders deden aanvankelijk en vele jaren hun werk zonder opleiding, hooguit een cursus verpleging. Broeder Wendelinus vertelt: Alle broeders hebben veel pionierswerk gedaan in de zwakzinnigenzorg, iets wat we met veel pijn en moeite hebben opgebouwd. Door wetenschappers is daarvan een groot deel aan de kant geschoven.