Kartuizers

Inhoud

- De Orde der Kartuizers

- Voormalige kloosters Nederland

- Klooster Sonnenberg

- Priorij Sinte Sophie

- Kartuizerklooster Sint-Bartholomeus in Jeruzalem

- Nieuwlicht

- Kartuizerklooster Bethlehem

- Monnikhuizen

- Kartuizerklooster van Geertruidenberg

- Broeders van de penne

-

 

De Orde der Kartuizers

De Orde der Kartuizers is in 1084 gesticht door de heilige Bruno van Keulen in het onherbergzame Chartreuse ten noorden van Grenoble. Het is een contemplatieve orde van kluizenaars die samenleven tussen afzondering in een kluis en enkel op zondag in gemeenschap.

De orde heeft nooit een zogenaamde observantiebeweging gekend omdat ze altijd is blijven vasthouden aan haar regel en de idealen van haar stichter. In het Latijn heet dit beknopt: numquam reformata, quia numquam reformanda, nimmer hervormd, omdat er nooit hervorming nodig was; of nog numquam reformata, quia numquam deformata, nimmer hervormd omdat het nooit vervormd is geweest.


Kartuizers leven in een soort laura met aparte kluizenarijen in door muren omsloten tuintjes, onderling verbonden met lange gangen. Op een centrale binnenplaats staan doorgaans een kerk en een groot houten kruis. Voor ieder kartuizerklooster (kartuize) zijn/waren vaste grenzen aangewezen, waarbinnen de monniken zich mochten begeven voor enige ontspanning of een wandeling. Dit gebied moest ver genoeg van de bewoonde wereld af liggen.

De kartuizers volgen hun eigen statuten, die van de Regel van Benedictus verschilt, namelijk de Consuetudines geschreven door Guigo I (1083-1136) tussen 1121 and 1128. De kartuizers zouden de strengst levende monniken van het westerse kloosterwezen zijn, al valt die reputatie moeilijk te controleren omdat ze nooit een stap buiten hun kloosters zetten en zelfs hun familie maar sporadisch schrijven. Ze omschrijven hun leven als een totale contemplatie en toewijding aan God in de stilte van hun cel. In ieder geval besteden ze dagelijks veel tijd aan het getijdengebed (een uitgebreide Officie aangevuld met de dagelijkse Kleine Officie van Onze Lieve Vrouw), spreken alleen met elkaar op een wekelijkse wandeling en op feestdagen, en dan nog zeer kort, doen maar een klein gedeelte van het dagelijkse programma samen en blijven de rest van de tijd in hun kluis. Ze leven zeer afgezonderd van de vroeg 21e-eeuwse consumptiemaatschappij. Toch staat daar dan weer tegenover dat ze wél zeer betrokken zijn bij de zorgen buiten de kloostermuren. Ze vinden daar zelfs hun bestaansrecht in door met hun gebed het leven van hun medemensen te willen helpen dragen. Kartuizers voorzien in hun eigen levensonderhoud door ambachtelijke activiteiten die in hun cel kunnen uitgevoerd worden. Een belangrijke bron van inkomsten voor de ganse orde is de productie van de beroemde likeur Chartreuse die in hun hoofdklooster La Grande Chartreuse wordt gemaakt.

 

Eer men een volwaardig lid wordt, kent men een lange opleidingsperiode. Na een of meerdere onderscheidingsretraites kan men als postulant toetreden. Dit duurt de tijd die nodig is om correct te kunnen kiezen en duurt meestal zes maanden tot maximaal twee jaar. Niet iedereen gaat door deze fase, want sommigen die reeds een langere onderscheidingsretraite hadden beginnen meteen aan het noviciaat. De gemeenschap stemt met unanimiteit in dat een kandidaat aan het noviciaat kan beginnen. Bij deze gelegenheid wordt hij ingekleed en betrekt hij zijn cel. Met name dit laatste is voor kartuizers van groot belang. In principe is het immers ook de plaats waar zij de rest van hun leven zullen doorbrengen. Nadien legt men mits er sprake is van unanieme toestemming van de gemeenschap kleine geloften af en dit voor een periode van vijf jaar. Hierop volgend legt men plechtige geloften af voor het leven. Afhankelijk van de roeping wordt de monnik na een gedegen opleiding ook tot priester gewijd.

Van 1997 tot 2012 was de Nederlander Dom Marcellin Theeuwes prior van het moederhuis van de kartuizerorde en was daarmee ook generaal-overste van de Kartuizerorde. De huidige prior-generaal is de Franse Dysmas de Lassus (geboren: Michel de Lassus Saint-Geniès).

 

Kloosters
Een kartuizerklooster wordt ook wel kartuis of kartuize genoemd. De orde telde anno 2006 ongeveer 370 monniken en 75 monialen. Het moederhuis van de kartuizerorde is de Grande Chartreuse in de omgeving van Grenoble. Verder heeft de orde 24 kloosters verspreid over drie continenten:

Europa

  • Duitsland
    Kartause Marienau
    (voormalige) Kartause St. Jacobi, Weddern bij Dülmen
  • Frankrijk
    La Grande Chartreuse, moederhuis en huidig hoofdhuis (Isère)
    Kartuizerij van Portes (Ain)
    Chartreuse de Montrieux (Var)
    Chartreuse de Nonenque (Aveyron) (zusters)
    Chartreuse de Notre dame (Alpes de Hautes Provence) (zusters)
    Chartreuse de Sélignac, departement Ain. Dit klooster is in 2001 door de Kartuizers verlaten, maar is wel bezit van de orde gebleven. Er is nu een religieuze gemeenschap gevestigd, die hier aan de buitenstaanders de mogelijkheid biedt kennis te maken met de spiritualiteit van de Kartuizers.
  • Groot-Brittannië
    Saint Hugh's Charterhouse (Parkminster)
  • Italië
    Certosa di Farneta
    Certosa di Padula in Padula, nabij Salerno
    Certosa di San Martino in Napels
    Certosa de Serra San Bruno (met het gebeente van de heilige Bruno van Keulen)
    Certosa della Trinità (zusters)
    Certosa de Vedana (zusters)
  • Portugal
    Cartuxa de Porta Caeli (Evora)
  • Slovenië
    Kartuzija Pleterje
  • Spanje
    Cartuja de Aula Dei (Zaragoza)
    Cartuja de Miraflores (Burgos)
    Cartoixa de Montalegre (Barcelona)
    Cartuja de Scala Dei (Tarragona)
    Cartuja de Porta Coeli (Serra)
    Cartuja Santa Maria de Benifaçà (zusters)
    Kartuizerklooster van Valldemossa (Majorca, nu een museum)
    Het klooster bij Jerez de la Frontera is in 2001 door de orde verlaten.
  • Zwitserland
    Chartreuse de la Valsainte

 


Amerika

  • Argentinië
    Cartuja de San José
  • Brazilië
    Mosteiro Nostra Señora Medianeira
  • Verenigde Staten van Amerika

      Charterhouse of the Transfiguration


Azië

 

  • Zuid-Korea
    Notre Dame de Corée
    Annonciation (zusters)

 

Voormalige kloosters Nederland

 

 

  • Kartuizerklooster van Geertruidenberg (1336-1573) gesticht door Willem van Duivenvoorde.
  • Kartuizerklooster Monnikhuizen bij Arnhem (1342-1585).
  • Kartuizerklooster Bethlehem te Roermond (1376-1783).
  • Kartuizerklooster Nieuwlicht, Bloemendaal of Nova Lux. Opgericht ten noordwesten van Utrecht (1391-1583).
  • Kartuizerklooster St. Andries-ter-Zaliger-Haven bij de Lindengracht in Amsterdam (1392-1578).
  • Kartuizerklooster Sion te Noordgouwe bij Zierikzee (1434-1572).
  • Kartuizerklooster Sint-Bartholomeus in Jeruzalem te Delft (1471-1572).
    Priorij Sinte Sophie te Vught bij 's-Hertogenbosch, gesticht in 1466 door Dionysius van Rijkel. In 1578 werd het klooster platgebrand. Tussen 1620 en 1640 vluchtten de overgebleven kartuizers naar Antwerpen, waar ze in een refugié van de kartuizers van Lier een nieuwe kartuize stichtten.
  • Kartuizerklooster Sonnenberg in Oosterholt bij Kampen (1485-1580).
  • Kartuizerklooster te Roermond, dat in 1783 werd gesloten.

 

Klooster Sonnenberg

Het klooster Sonnenberg, Sint-Maartensklooster of Sint-Martijnshuis in Oosterholt was een van de zes kartuizerkloosters van Nederland. Kloosters van deze orde waren in dit land dus zeldzaam. Het klooster had de Latijnse naam: Domus Sancti Martini in Monte Solis prope Campis ofwel Sint-Martijnshuis op de Sonnenberg bij Kampen. Het klooster lag op een rivierduin in de buurtschap Oosterholt, aan de rand van de polder Mastenbroek bij Kampen. Binnen Nederland was dit het noordelijkst gelegen klooster van de orde.In 1484 werd het klooster formeel gesticht, nadat de stad Kampen en de Kartuizerorde daar toestemming voor hadden gegeven. In 1485 kreeg het van de pastoor van de Sint-Lambertuskerk (Wilsum) het recht een eigen kerk/kapel en kerkhof te stichten nabij het klooster. Het klooster had meerdere landerijen en bezittingen in het Land van Vollenhove en Salland in Overijssel, op de Noord-Veluwe in Gelderland en in de provincies Groningen en Utrecht. Een van de kloosterhoeves was Erve Scholpenoirt in de Onderdijkse Waard. Door de wat meer geïsoleerde ligging van het klooster werd het tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1572 door Willem van den Bergh geplunderd en de monniken sloegen op de vlucht, maar keerden terug. De kloosterbibliotheek kwam hierdoor in Kampen terecht. In 1578 moesten ze het definitief verlaten, na de verovering van Kampen door de graaf van Rennenberg. De inkomsten van het klooster uit de landerijen en pacht werden in 1580 door landvoogd Keizer Matthias aan Kampen geschonken voor het herstel van de fortificaties na de belegering van Rennenberg. Het klooster werd in 1581 gesloopt en de stenen werden hergebruikt in de Kalverhekkenpoort. Het archief van het klooster bevindt zich in het Stadsarchief Kampen.

 

Priorij Sinte Sophie

Priorij Sinte Sophie (Domus Sanctae Sophiae Constantinopolitaneae) was een kartuizerklooster in Vught De priorij is gesticht in 1466 door Dionysius van Rijkel, afkomstig van het Kartuizerklooster Bethlehem te Roermond, die ook de eerste prior van dit klooster werd. In 's-Hertogenbosch werd in 1550 een refugiehuis aangekocht, en nabijgelegen panden werden gekocht in 1572, en van 1573-1606 en 1626.

 

In 1566 woedde de Beeldenstorm in het klooster, dat vrijwel geheel vernield werd, terwijl het klooster in 1572 werd geplunderd door de troepen van Willem van Oranje en in 1578 zelfs werd platgebrand door het garnizoen van 's-Hertogenbosch om de verdediging van de stad te vergemakkelijken.

Door de verslechterende veiligheidssituatie ten gevolge van de Tachtigjarige Oorlog verhuisde de gehele priorij in 1591 naar het Bossche Refugiehuis, wat de achterliggende reden was om het aantal panden uit te breiden.

Dit mocht echter niet baten, want na de Val van 's-Hertogenbosch in 1629 werden alle kloosters opgeheven. In Antwerpen werd door enkele monniken een nieuw klooster gesticht.

Het refugiehuis is later verbouwd en is nu een 19e-eeuws pand, namelijk het Huize Sint Jan Baptist aan de Sint-Jorisstraat 25 te 's-Hertogenbosch, waarin nog resten van het oorspronkelijke klooster aanwezig zijn, zoals een 15e-eeuwse zijgevel, balklagen en een kelder.In Vught herinnert de naam van Villa Sophiasburg nog aan de plaats waar eens het klooster heeft gestaan.

 

Kartuizerklooster Sint-Bartholomeus in Jeruzalem

Het Kartuizerklooster Sint-Bartholomeus in Jeruzalem is een voormalig klooster ten zuidwesten van Delft, buiten de Waterslootpoort. Het klooster was in 1470 het op een na laatste kartuizerklooster dat in de Nederlanden werd gesticht en het werd reeds in 1572 afgebroken in de aanloop van het Beleg van Leiden.


De stichting van het Delftse klooster werd voorbereid door Frank van Borssele, de laatste echtgenoot van Jacoba van Beieren. Zijn financiële bijdrage wordt geraamd op 8000 Goudguldens, waarvan een deel belegd werd in grond (Tholen).

In 1469 verleende de pastoor van de Sint Hippolytuskerk toestemming om een kloosterleven binnen zijn parochie te leiden. In 1470 kwam een viertal monniken naar Delft om een en ander op te starten onder leiding van Simon van der Schueren, die ook de eerste rector werd. De Delftse Kartuis was op 20 monniken berekend.

In 1530 en 1532 overstroomden de landerijen van het klooster en ook de grote stadsbrand van Delft bracht het klooster schade toe.

In 1571 moesten de monniken hun klooster verlaten, waarna het vrijwel onmiddellijk werd afgebroken, samen met andere gebouwen die buiten de stadswallen lagen. Dit kaderde in een veiligheidsmaatregel om te voorkomen dat de vijand er bij de nakende aanval op de stad gebruik van zou kunnen maken. De gevluchte Kartuizers vonden een nieuw onderkomen in het Sint-Christoffel gasthuis, binnen de stadsmuren. De laatste prior is in ballingschap gestorven. De monnik Joost van Schoonhoven trachtte te vluchten voor de dreiging, maar viel in handen van de geuzen en werd in Brielle ter dood gebracht.

Tachtig jaar na het slopen van het klooster was er in het terrein niets meer te zien dat duidde op de vroegere aanwezigheid van het klooster. Wel was er in de zuidoosthoek een boerderij gebouwd, die ten dele opgetrokken was op funderingsresten van het klooster.

 

Nieuwlicht

Nieuwlicht is een voormalig klooster der kartuizers dat zich destijds bij Utrecht bevond.

Nieuwlicht is gesticht door Zweder van Abcoude. In februari 1392 werd bij de rivier de Vecht ten noorden van Utrecht in het gerecht Roode Brug binnen de stadsvrijheid het goed Bloemendaal van het Kapittel van Sint Jan in leen ontvangen. Het klooster werd door Zweder gesticht voor de dodengedachtenis, een middeleeuwse praktijk rond schenken ten behoeve van zieleheil. (Door het noemen van de naam van een overledene in gebed en mis kon men als het ware de tijd dat in het vagevuur moest verblijven verkorten.) Vanaf de oprichting tot aan de opheffing van het klooster in 1580 – werden de stichter en zijn familie er herdacht door de kartuizer monniken. 

Het werd een belangrijk en voornaam klooster waar onder meer manuscripten werden vervaardigd. 145 handschriften en 68 gedrukte boeken uit het klooster zijn overgeleverd aan de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Hieronder zijn Hs. 41, de Confessiones van Augustinus, een handschrift met de Postilla in Prophetas van Nicolaus de Lyra (Hs. 252), een handschrift met de Historia ecclesiastica tripartita het Tractatus (Hs. 733), de monte contemplationes van Johannes Gerson (Hs.205) en een getijdenboek van de Meesters van Zweder van Culemborg, Hs. 16 B 8.

Na de Reformatie is het klooster eind 16e eeuw grotendeels afgebroken, het poortgebouw en een boerderij bleven gespaard. Een belangrijk devotiestuk bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum: een drieluik met het laatste avondmaal, met begunstigers, met heiligen en op de buitenzijden van de luiken de heilige Nicolaas en de heilige Catharina.

Praalgraven alsmede een devotiestuk geschilderd door Jan van Eyk zijn verloren gegaan.

Een aantal monniken verhuisde nog naar binnen de stadsmuren aan de Mariaplaats, maar het convent kwam wegens een verbod op nieuwe aanwas gaandeweg tot een eind.

Het grondgebied van het klooster is gebruikt voor de stichting van de (inmiddels verdwenen) hofstede Chartroise. 

 

Kartuizerklooster Bethlehem

Het kartuizerklooster Bethlehem (voluit: Onze Lieve Vrouwe van Bethlehem) is een kartuizerklooster te Roermond dat bestond van 1376 tot 1783. De gebouwen zijn gelegen op de hoek van de huidige Swalmerstraat en de Bethlehemstraat.


Het klooster werd gesticht in 1376 door monniken uit Keulen, die in Roermond een plaats kregen aangeboden door Werner van Swalmen. Deze had in 1368 een pelgrimage naar het Heilige Land gemaakt en daarna in 1370 een kapel opgericht die herinnerde aan de Geboortekerk te Bethlehem. Deze kapel werd de Bethlehemkapel genoemd. Volgens een legende zou de plaats waar deze kapel werd gebouwd door Onze-Lieve-Vrouw zijn aangewezen. Het was een wat ongure plaats die als In de Steghe werd aangeduid. Door hertog Eduard van Gelre werden de tienden van Posterholt aan de kapel geschonken.

De kartuizers bouwden hun klooster naast de Bethlehemkapel. De monniken beloofden dagelijks in deze kapel te bidden. In 1391 kwam er een priester die in de Bethlehemkapel ook missen opdroeg voor de gelovigen van buiten het klooster.

De monniken hielden zich bezig met tal van ambachten, zoals het overschrijven van boeken en het vervaardigen van rozenkransen uit beenderen. Daarnaast werkten er ook diverse toonaangevende theologen zoals Dionysius van Rijkel.

Tweemaal is het klooster getroffen door een grote brand, namelijk op 16 juli 1554 en op 31 mei 1665.

Op 22 juli 1572 veroverde Willem van Oranje de stad Roermond op de Spanjaarden. Er werden toen twaalf kartuizers vermoord, de Martelaren van Roermond. Dit wekte een golf van verontwaardiging in geheel Europa. De gebeurtenis werd in tal van kunstwerken vastgelegd.

Roermond kwam uiteindelijk aan de Zuidelijke Nederlanden als Spaans Opper Gelre, en het klooster kon blijven voortbestaan. Na de Oostenrijkse Successieoorlog kwam het bij Oostenrijk. In 1783 werd het klooster opgeheven, in het kader van de politiek van keizer Jozef II, die contemplatieve orden verbood. Drie jaar later was de laatste monnik vertrokken. Enkelen zijn franciscaan geworden of trachtten een individueel monnikenbestaan te leiden.

Van 1786–1797 woonden hier de norbertinessen uit het adellijk stift St. Gerlach in Houthem-Sint Gerlach. Zij waren gedwongen te verhuizen door een overeengekomen ruil van territoria tussen Oostenrijk en de Hollandse Republiek.

Vanaf 1841 hebben de gebouwen dienstgedaan als grootseminarie van het bisdom Roermond. In 1968 verhuisde het seminarie naar Heerlen. Daarna werden de gebouwen verhuurd aan de Rijksgebouwendienst. De Caroluskapel werd eind jaren zestig en jaren zeventig gebruikt voor de diensten van de Jonge Kerk, een progressieve katholieke geloofsgemeenschap. De voormalige kloosterkerk, in 1841 gewijd aan de heilige Carolus Borromeüs, werd gerestaureerd en in 1986 weer in gebruik genomen als kerk. In de kloostergebouwen zijn tegenwoordig de kantoren van het bisdom Roermond gehuisvest.


De cellen, eigenlijk vrij grote huisjes, waarin de kartuizers woonden, zijn gesloopt. Ook de Bethlehemkapel bestaat niet meer. 

De oorspronkelijk uit de 15e eeuw stammende kloosterkerk staat tegenwoordig bekend als de Caroluskapel. Deze heeft een 18e-eeuws rococoplafond, wat uniek is voor Nederland. Voorts is er een laatgotische koperen lezenaar uit het begin van de 16e eeuw. In deze kerk worden ook de relieken van de Martelaren van Roermond bewaard. De kapel bezit een Robustelly-orgel uit 1760/1763.

Er is een kloostergang uit de 18e eeuw. Voorts zijn de kapittelzaal en de refter nog gebleven. 

De voormalige kloostertuin is tegenwoordig ingericht als Stadspark De Kartuis. Dit park van slechts 8000 m2 is in 1986 aangelegd. Het ligt binnen de oude kloostermuren en bevat in de bodem tal van archeologische overblijfselen van het klooster. Meer recent zijn de devotiekapelletjes die in de 19e eeuw zijn gebouwd. Er staan ook enkele eigentijdse beelden.

 

Monnikhuizen

Monnikhuizen is een voormalig kartuizerklooster in Arnhem. Monnikhuizen was het oudste klooster van Arnhem en dateert uit 1342. In 1635 werd het restant samengevoegd met Monnikhuizerbeek waardoor het landgoed Claerenbeek ontstond. Thans resteert nog het huidige park Klarenbeek.


In de veertiende eeuw groeide de behoefte aan soberheid en zuiverheid in de religieuze praktijk. Daardoor nam de populariteit van de strenge kartuizerorde toe. Het eerste kartuizerklooster in Gelre was Monnikhuizen, in 1342 gesticht door Reinoud II van Gelre.

Het was de bedoeling dat het klooster als laatste rustplaats van hertog Reinoud en zijn echtgenote Eleonora zou dienen, maar door de onrust binnen het hertogdom na het overlijden van Reinald is dat niet gelukt. Pas in 1400 werd het eerste lid van de hertogelijke familie in het klooster begraven: Catharina van Beieren, echtgenote van hertog Willem. Twee jaar later volgde de hertog zelf. Ook de hertogen Reinald IV en Arnold van Egmont vonden in het klooster hun laatste rustplaats. Van hertog Karel van Gelre zijn in 1538 alleen de ingewanden in Monnikhuizen bijgezet.


Het klooster speelde een rol in de ontginningen ten noordoosten van Apeldoorn. Mogelijk was Schoonbroek een uithof of spieker dat vanuit het klooster was gesticht.

Geert Grote verbleef eind 14e eeuw enkele jaren in Monnikhuizen.

Hertog Arnold verbleef met regelmaat in het klooster en zou er ook een eigen cel hebben gehad. Na zijn dood in 1473 liet hij een groot bedrag en kostbare boeken na aan het klooster.

Na de Reformatie bleef er weinig over van de kloostergebouwen. De graven, boeken en het archief zijn vrijwel alle verdwenen. In 1635 kwam het klooster in bezit van Willem Huygens, burgemeester van Arnhem, die sinds 1615 al in het bezit was van het landgoed Monnikhuizerbeek. Hij bracht ze samen tot onder de naam Claerenbeek.

 

Kartuizerklooster van Geertruidenberg

Het Kartuizerklooster van Geertruidenberg of Hollandse Huis (Domus Hollandiae) was een kartuizerklooster te Geertruidenberg dat van 1336-1573 heeft bestaan.

Het klooster werd gesticht in 1336 en was het eerste kartuizerklooster in het graafschap Holland waar Geertruidenberg toen toe behoorde. Om deze reden werd het klooster dan ook het Hollandse Huis genoemd. De stichter was Willem van Duivenvoorde, een invloedrijk persoon die vele bezittingen had en een vertrouweling was van de graaf. Hij was heer van Breda, heer van Oosterhout en burggraaf van Geertruidenberg. De kartuizers leefden min of meer als kluizenaars op een afgesloten domein en moesten hun bezittingen dus indirect beheren. Het aantal monniken bedroeg steeds ongeveer een twintigtal.

Een van de taken van de monniken was het schrijven of overschrijven van boeken, hetgeen geschiedde in het scriptorium. Bekende auteurs waren:

 

  • Adrianus Cartusiensis (of: Hollandinus)), welke het werk De remediis utriusque fortunae heeft geschreven.
  • Hendrik van Coesfeld, welke onder meer het werk: De tribus votis monasticis (over de kloostergeloften) schreef. Voorts Epistola de instructione iuvenum et novitiorum, een instructie voor novicen. Voorts Contra proprietates religiosorum, waarin hij het persoonlijk bezit door monniken hekelde. Hiernaast schreef hij tal van andere religieuze werken. Hij stond onder invloed van de Moderne Devotie.
  • Gerrit van Schiedam, die van 1415-1420 prior was. Hij schreef religieuze werken en publiceerde ook preken.
  • Willem Bibau, prior tussen 1509 en 1521 publiceerde preken en puntdichten.
  • Jan van Haarlem, vicaris van 1527-1531 schreef een Passio dominica.
  • Cornelis Jansonius van Schoonhoven kwam uit de kartuize te Geertruidenberg en publiceerde twee preken, namelijk in 1593 en 1594, toen de monniken al verdreven waren en hij rector van de kartuizerinnen te Brugge was.

 

In de 16e eeuw verslapte de kloostertucht en verzwakte het klooster door interne spanningen. In 1566 vond ook in Holland op een aantal plaatsen de beeldenstorm plaats. Hoewel deze niet in het Hollandse Huis doordrong werd het in de jaren daarna in toenemende mate onveilig door rondtrekkende groepen Geuzen. Op 31 augustus 1573 werd Geertruidenberg ingenomen door de troepen van Willem van Oranje. De monniken vluchtten na gewaarschuwd te zijn door de Spaanse commandant, waarop het klooster werd geplunderd en in brand gestoken. Ende die Cathuysers sijn met groter haest wech gelopen ende hebbender al gelaten. Hetwelck die Goesen al hebben genomen, groot goet van allen dingen ende bovenal veel schoender vetten ossen en hebben tcloester seer iammerlijcke vernielt.

 

De in het klooster voorhanden zijnde materialen werden in de stad gebruikt. Van de stenen van het klooster heeft men het Groot Prinsenhof gebouwd, een verblijf voor de Prins van Oranje. Dit werd gesticht op de grond van het zusterklooster Catharinadal, dat eveneens onteigend was.

Op de plaats van het Kartuizerklooster werd een fort opgericht. 

 

De monniken trokken weg en ondervonden gastvrijheid in Breda, dat echter in 1577 eveneens in handen van Willem van Oranje viel. Hier heerste echter aanvankelijk, ten gevolge van de Pacificatie van Gent, godsdienstvrijheid. Geleidelijk aan ontstonden onder de bevolking anti-katholieke gevoelens terwijl ook onder de monniken verdeeldheid groeide. Dit culmineerde toen Breda in 1583 weer in Spaanse handen viel.

 

In 1589 echter werd Geertruidenberg weer op de Republiek veroverd door Parma. De monniken trokken ook weer terug en hun oog viel op het Groot Prinsenhof. Uiteindelijk kwamen ze in een paar in beslag genomen huizen terecht. Op 24 juni 1593 werd Geertruidenberg alsnog door de troepen van Prins Maurits. De kartuizers kregen een vrije aftocht. De terugweg naar Breda was echter afgesloten daar deze stad in 1590 eveneens in Staatse handen was gekomen. Vermoedelijk zijn de monniken naar Antwerpen getrokken en ze raakten vervolgens verspreid al zijn enkelen in het kartuizerklooster te Lier beland. In 1595 werd de laatste prior van het Hollandse Huis, Klaas Huard, van zijn functie ontheven en nam de prior van Lier de verantwoordelijkheid hiervoor over.

 

Broeders van de penne


Monnikenhuizen Arnhem De wijk Monikkenhuizen in Arnhem verwijst naar het voormalige klooster Monnikenhuizen van de Kartuizers. Deze cellulaire monniken hebben zich meer dan wie ook aan boeken gewijd. Deze kluizenaarsorde werd omstreeks 1100 gesticht en de orde breidde zich snel uit. De monniken verbleven in afzonderlijke cellen. De Kartuizers vestigen zich in Nederland voor het eerst in Geertruidenberg in 1336 en in 1342 bij Arnhem. Uiteindelijk kregen de Kartuizers in Nederland negen vestigingen.


De Kartuizers hadden veel aandacht voor schrijfwerk en dat is terug te zien in de opgestelde orde-regels. Alle monniken moesten geschoold zijn in kalligrafie. In elke cel moest schrijfgerei aanwezig zijn. Lezen en studeren was ook belangrijk en soberheid stond altijd voorop.


De kartuizer Geert Grote zorgde ervoor dat de schriftcultuur in Zuid-Nederland en Duitsland weer opleefde. Hij groeide op in een rijke familie uit Deventer maar werd wees toen hij achttien was. Hij bezocht een kapittel-school en deed in Parijs een universitaire studie. Hij was een zeer groot boekenliefhebber en daardoor kwam hij regelmatig in geldnood.

Door zijn vele connecties lukte het hem om enorm veel boeken te verzamelen. Vooral de zwarte kunst en waarzeggerij had zijn interesse. In Utrecht meldde hij zich aan bij een geestelijke orde, maar in 1372 werd hij erg ziek. Hij besloot al zijn boeken over magie te laten verbranden. Alleen toen kon hij echt Kartuizer worden. Geert trok zich terug in het kartuis Monnikkenhuizen bij Arnhem. Hij deed afstand van een deel van zijn bezit en probeerde de oorspronkelijke christelijke levenswijze na te leven. Ook ging hij zich bemoeien met het boekenbeleid van de kerk. Die liefde voor het boek hebben de Broeders van het Gemene leven van hun meester geërfd. De Moderne Devoten waren aanvankelijk een gemeenschap die van boeken leefde. Zij gaven onderwijs, kopieerden en verkochten boeken. Hiervan moesten zij leven. Het scriptorium kwam dus weer tot leven in hun orde, maar nu commercieel. Broeders van de penne ging men hen noemen.

Er ontstond een bibliotheek verdeeld in een collectie voor de orde zelf en een gedeelte voor de uitleen. Omdat zij zoveel van de boeken afwisten, konden ze bezoekers van de bibliotheek goed helpen te vinden wat zij zochten.