Nederlandse Sicherheits Dienst SD

Inhoud

- Sicherheits Dienst SD

- Namenlijst Nederlandse SD'ers

-

De Nederlandse SS was een door de Duitsers opgerichte organisatie van Nederlandse vrijwilligers die meewerkte aan de Duitse oorlogvoering.
Duitse Sicherheitsdienst (SD) in Nederland

  • Een gevreesde organisatie die actief was in Nederland tijdens de bezetting.

  • Het bestrijden van het verzet, het vervolgen van Joden en het onderdrukken van de bevolking.

  • Ze gebruikten extreem geweld, marteling en deportatie naar concentratiekampen.

  • Hoofdkwartieren: Ze hadden hoofdkwartieren in steden als Utrecht en Den Haag.

    Nederlandse SS

  • Opgericht in 1940 onder leiding van Henk Feldmeijer.

  • Nederlandse vrijwilligers die zich aansloten bij deze organisatie.

  • Ze dienden vaak de Duitse oorlogsvoering, met name aan het oostfront, en waren ook betrokken bij het onderdrukken van het verzet in Nederland.

  • Werd later omgedoopt tot "Germaansche SS in Nederland".

Sicherheits Dienst SD

De Sicherheitsdienst (SD) evolueerde tussen 1931 en 1945 van een bescheiden Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)-inlichtingendienst tot de staatsinlichtingendienst van nazi-Duitsland met 51 hoofdafdelingen en 519 regionale afdelingen, enkele duizenden agenten en enkele tienduizenden informanten.


De Sicherheitsdienst werd in maart 1931 door Heinrich Himmler onder de naam Ic-Dienst opgericht. De voorloper van de SD was werkzaam vanuit een appartement en rapporteerde rechtstreeks aan Heinrich Himmler. Voordat de Duits nationaalsocialisten aan de macht kwamen was het doel van de Ic-Dienst om politieke tegenstanders in de gaten te houden, de veiligheid van de nazipartijleiders te garanderen en interne partij-opstanden te voorkomen.

Met de machtsovername van de nazi’s in Duitsland in 1933 was de dienst bekend als de SD-Amt en ontstond er een zekere competitie met de Sturmabteilung (SA). Op 9 juni 1934 werd één enkele partij-informatiedienst opgericht, de zogenaamde Sicherheitsdienst (SD), waarbij de SD-Amt de basis was en onder het bevel van Reinhard Heydrich stond.

De SD groeide uit tot een invloedrijke partij-organisatie waar de Schutzstaffel (SS) en de nationaalsocialistische regering gretig gebruik van maakte. De SD werkte nauw samen met de Sicherheitspolizei (de Gestapo en de Kriminalpolizei).

Tussen de Sicherheitsdienst en de Gestapo waren veel overeenkomsten. Beide geheime diensten stonden onder leiding van dezelfde personen (Reinhard Heydrich was de bevelhebber van de SD en de Gestapo en rapporteerde aan Heinrich Himmler, die chef van de Duitse Politie was; de zogenaamde Chef der Deutschen Polizei im Reichsministerium des Innern) en ook hielden beide organisaties zich bezig met dezelfde taken. Toch kan worden gesteld dat de Sicherheitsdienst veelal de informatie verzamelde terwijl de Gestapo en tot op een zekere hoogte de Kriminalpolizei, de uitvoerende diensten waren.

In 1938 groeide de SD van een partij-informatiedienst tot de inlichtingendienst van de Duitse staat die tevens ondersteuning gaf aan de Gestapo en samenwerkte met de Duitse Administratie van Binnenlandse Zaken. Zo werd de SD belast met het observeren van politieke tegenstanders van het Derde Rijk, het voorzien van politiek nieuws uit het binnen- en buitenland, het verzamelen van de indrukken van de burgers op politieke beslissingen, het voorbereiden van sabotage-acties en opstanden in het buitenland. Om deze taak te volbrengen werd een netwerk van medewerkers opgericht in het Derde Rijk en de gebieden die nazi-Duitsland annexeerde of bezette. Om de eigen Duitse bevolking te controleren werden de NSDAP-Blockleiter (laagste niveau van de NSDAP hiërarchie) ingezet.

De SD-organisatie zelf bestond uit enkele duizenden agenten. De verzamelde informatie werd twee- tot driemaal per week gerapporteerd in alle SD-afdelingen en overhandigd aan de belangrijkste staatslieden en partijfunctionarissen. De SD hield zich ook bezig met het beoordelen van hogere officieren en partijleiders op hun politieke betrouwbaarheid.

Vanaf 27 september 1939 werd de Sicherheitsdienst centraal gecoördineerd vanuit het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) en onderverdeeld in twee kantoren; het Inland-SD kantoor (bekend als Amt III) voor binnenlandse aangelegenheden en het Ausland-SD kantoor (bekend als Amt VI) voor buitenlandse aangelegenheden. Reinhard Heydrich nam het bevel op zich tot hij werd vermoord in 1942. Op 30 januari 1943 nam Ernst Kaltenbrunner de leiding over en rapporteerde, zoals Heydrich, rechtstreeks aan Heinrich Himmler. Kaltenbrunner bleef op post tot het einde van de Tweede Wereldoorlog.

 

Organisatie
1931: oprichting van de SD, onder de naam Ic-Dienst,
1933: de naam verandert in SD-Amt,
1934: oprichting van de officiële partij-informatiedienst, de Sicherheitsdienst des Reichsführers-SS,
1938: de SD van een partij-informatiedienst groeit uit tot de inlichtingendienst van de Duitse staat die tevens ondersteuning gaf aan de Gestapo en samenwerkte met de Duitse Administratie van Binnenlandse Zaken,
1939: de Sicherheitsdienst wordt opgenomen in en centraal gecoördineerd vanuit het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) en onderverdeeld in twee kantoren: het Inland-SD-kantoor (bekend als Amt III) voor binnenlandse aangelegenheden en het Ausland-SD-kantoor (bekend als Amt VI) voor buitenlandse aangelegenheden.

 

In 1941 zag de structuur van de SD er als volgt uit:
Inland-SD
De Inland-SD (ook bekend onder Deutsche Lebensgebiete) en Amt III van het RSHA was verantwoordelijk voor het inwinnen van inlichtingen binnen de grenzen van het Derde Rijk. Het kantoor was onderverdeeld in volgende afdelingen:

Afdeling A Fragen der Rechtsordnung und des Reichsaufbaus (Rechten en Juridische structuren)
A1 Allgemeine Fragen der Lebensgebietsarbeit
A2 Rechtsleben
A3 Verfassung und Verwaltung
A4 Allgemeines Volksleben
Afdeling B Volkstum (Rassen en Etnische zaken)
B1 Volkstumsarbeit
B2 Minderheiten
B3 Rasse und Volksgesundheit
B4 Einwanderung und Umsiedlung
B5 Besetzt Gebiete
Afdeling C Kultur (Culturele en Religieuze zaken)
C1 Wissenschaft
C2 Erziehung und religiöses Leben
C3 Volkskultur und Kunst
C4 Presse, Schrifttum, Rundfunk
Afdeling D Wirtschaft (Industrie en Handel)
D1 Ernährungswirtschaft
D2 Handel, Handwerk und Verkehr
D3 Finanzwirtschaft, Währung, Banken und Börsen, Versicherungen
D4 Industrie und Energiewirtschaft
D5 Arbeits- und Sozialwesen
Afdeling E (Hogere Klasse)
Ausland-SD
De Ausland-SD was verantwoordelijk voor het inwinnen van civiele inlichtingen buiten de grenzen van het Derde Rijk. In 1944 nam de Ausland-SD ook alle taken over van de Abwehr (militaire inlichtingendienst). Het kantoor was onderverdeeld in volgende departementen:

Afdeling A Allgemeine auslandsnachrichtendienstliche Aufgaben (Organisatie en Administratie)
A1 Beauftragter für die Nachprüfung aller nachrichtendienstlichen Verbindungen
A2 Beauftragter für die Überprüfung und Sicherung der gestellten Auslandsaufgaben
A3 Beauftragter I für die SD-(Leit)Abschnitte West
A4 Beauftragter II für die SD-(Leit)Abschnitte Nord
A5 Beauftragter III für die SD-(Leit)Abschnitte Ost
A6 Beauftragter IV für die SD-(Leit)Abschnitte Süd
A7 Beauftragter V für die SD-(Leit)Abschnitte Mitte
Afdeling B Deutsch-italienisches Einflußgebiet in Europa, Afrika und dem Nahen Osten (Spionage in Europa, het Midden-Oosten en Afrika)
Afdeling C Osten, Russisch-japanisches Einflußgebiet (Spionage in de Sovjet-Unie en Japan)
Afdeling D Westen, Englisch-amerikanisches Einflußgebiet (Spionage in de Engelse-Amerikaanse omgeving)
D 1 Amerika
D 2 Großbritannien
D 3 Skandinavien
D 4 Südamerika
Afdeling E Erkundung weltanschaulicher Gegner im Ausland
Afdeling F Technische Hilfsmittel für den Nachrichtendienst im Ausland (Technische communicatiehulpmiddelen)

 


De SD was de veiligheidsdienst in de bezette gebieden en SD bataljons werden geplaatst onder het bevel van de SS en lokale politieleiders. Ze hadden ook een aanwezigheid op alle concentratiekampen en door personeel te leveren aan speciale eenheden zoals de SS-Einsatzgruppen. De SD was ook de organisatie die samen met de Ordnungspolizei de orde en veiligheid in de Joodse getto's in Polen moest verzekeren. Het typische beeld van SS-troepen die moordend door de getto's stormen op zoek naar onschuldige joden is toe te wijzen aan de SD troepen.


De SD had eveneens lokale kantoren in grotere steden van nazi-Duitsland. De kleinere regionale kantoren waren bekend als de SD-Unterabschnitte of Nebenstelle en de grotere hoofdkantoren onder SD-Abschnitte of Hauptstelle. Alle SD-kantoren rapporteerden aan de lokale leider bekend als de Inspektor des Sicherheitspolizei und SD die onder een dubbel gezag stond; van de RSHA-commandant en van de lokale SS- und Polizeiführer. Er waren in totaal 51 hoofdafdelingen en 519 regionale afdelingen.


Onder leiding van Reinhard Heydrich werd er binnen de SD een uitgebreid netwerk van (enkele tienduizenden) informanten opgericht waarbij medewerkers werden ingedeeld en aangeduid in de volgende manier:

V-männer: (Duits: Vertrauensleute). Informanten die te vertrouwen waren.
A-männer: (Duits: Agenten). Agenten van de SD.
Z-männer: (Duits: Zubringer). Speciale agenten die de SD van informatie verschaften.
H-männer: (Duits: Helfershelfer). Informanten die de SD gegevens doorspeelden vanwege egoïstische en andere motieven.
U-männer: (Duits: Unzuverlässige). Informanten die onbetrouwbaar en corrupt waren.
Commandanten

 

Commandanten van de Sicherheitsdienst

Aangetreden Einde termijn Duur termijn Opmerking


1 SS-Obergruppenführer
Reinhard Heydrich (1904-1942) 19 juli 1932 4 juni 1942 9 jaar, 10 maand en 15 dagen Bezweken aan zijn verwondingen opgelopen tijdens Operatie Anthropoid.


2 Reichsführer-SS Heinrich Himmler (1900-1945) 8 juni 1942 29 januari 1943 7 maand en 23 dagen Plaatsvervangend commandant


3 SS-Obergruppenführer Ernst Kaltenbrunner (1903-1946) 30 januari 1943 8 mei 1945 2 jaar, 3 maand en 8 dagen



In Den Haag zat de SD onder meer in het voormalig Haags Tehuis voor Ongehuwden (HTO) aan de Rijswijkseweg en in villa 'Windekind' in het Westbroekpark. Hier vonden onder andere de beruchte verhoren plaats van in het 'Oranjehotel' gedetineerde politieke gevangenen.


De SD had in Amsterdam het hoofdkwartier (2 scholen) aan de Euterpestraat (sinds de bevrijding: Gerrit van der Veenstraat) en het hier tegenover gelegen Adama van Scheltemaplein. Op zondag 26 november 1944 zijn deze gebouwen gebombardeerd. 36 Hawker Typhoons van de Engelse RAF voerden een aanval in duikvlucht uit. Hierbij werden ook veertig woonhuizen getroffen. Er vielen 69 doden, onder wie vier SD'ers. De Zentralstelle werd half verwoest. Het SD-hoofdkwartier liep dermate schade op dat de SD naar hotel Apollofirst aan de Apollolaan moest verhuizen. Het Rotterdamse hoofdkwartier van de SD aan de Heemraadssingel werd op 29 november 1944 gebombardeerd.

In Groningen vorderde de SD het Scholtenhuis aan de Grote Markt.


Voor de SD-activiteiten in Gelderland en Overijssel werd in Arnhem het Kratongebouw aan de Utrechtsestraat 85 gevorderd. Daar bevond zich de telefooncentrale van de Provinciale Gelderse Elektriciteit Maatschappij onder beheer van ir. Hartman, die lid was van het Arnhemse verzet. Doordat de SD technisch niet goed op de hoogte bleek te zijn, kon de Duitsers op de mouw worden gespeld dat het voor de provinciale elektriciteitsvoorziening van het grootste belang was dat de in het gebouw aanwezige centrale ongestoord bleef functioneren. Zo mochten telefoontechnici in het Arnhemse SD-hoofdkwartier onderhoudswerkzaamheden blijven verrichten, waardoor het verzet tot aan het einde van de oorlog over zijn eigen telefoonverbindingen beschikte, die gebruikmaakten van elektriciteitskabels.


Doordat de SD en de Gestapo zeer nauw samenwerkten en hun activiteiten quasi gelijkaardig waren, werden beide organisaties tijdens het Proces van Neurenberg samen aangeklaagd. Zowel de SD als de Gestapo werden door het oorlogstribunaal bestempeld als criminele organisaties en hun leden werden berecht.

 

Namenlijst Nederlandse SD'ers

SD Aussenstelle Arnhem bevond zich tijdens de bezetting op de Utrechtsestraat 55 (nu 85) te Arnhem en was als regionaal SD kantoor voor Gelderland en Overijssel in gebruik. In de kelder van het meest gevreesde huis van Arnhem waren cellen aangelegd om gevangenen te kunnen verhoren. De Aussenstelle Arnheim gaf de jodenvervolging in Gelderland een nieuwe impuls door Nederlandse agenten een premie toe te kennen per gearresteerde jood.

 

Lijst van SD-ers, gestationeerd in Arnhem, die echter ook in Zutphen e.o. werkzaam waren

 

  • Ahlbrecht, August Louis Wilhelm Ahlbrecht trad zeer gewelddadig op tegen leden van het Verzet, met name tegen communisten. En hij had niet veel op met joden en joden-helpers. Zo schopte en sloeg hij op het Kantoor in augustus 1943 een gearresteerde joodse man en een gewonde joden-helper die met hun gezicht naar de muur stonden te wachten. Hij werd bekend als iemand die zich geheel voor zijn werk gaf en ‘voor de
    volle 100%’ uit de mensen haalde wat erin zat. Toen een stenotypiste bij Thomsen, de baas van Ahlbrecht, klaagde over de gebruikte methoden, antwoorde deze het is hier geen Rodekruis instelling. Een van Ahlbrechts meest humoristische medewerkers had de gewoonte zich, als de telefoon ging, met Schlächterei Kompagnie te melden. Ook
    Ahlbrecht werd aanvankelijk ter dood veroordeeld, maar dit vonnis werd herroepen. Hij werd in april 1949 uiteindelijk tot levenslang veroordeeld en kwam in december 1959 vrij.

 

  • Bartsch, Ernst Friedrich (7 februari 1913 - onbekend) was Hauptsturmführer Waffen SS. Hij was o.a. werkzaam in Kamp Vught als leider van de 4e compagnie. Die samen met de 5e compagnie verantwoordelijk was voor de bewaking van Kamp Vught en afkomstig was van het SS-Wachtbataillon Nord-West. Bauer, Hermann Sturmbahnführer, woonde in de
    buurt van de Stikke Hezelstraat in Nijmegen. Is later bij een arrestatie door het Verzet, 29 jaar oud, geliquideerd in Den Haag.

 

  • Berg, Hendrikus Christophorus van den (Amsterdam 22 april 1901 - onbekend) Hij was lid van de NSB en de WA en betrokken bij het Kantoor Arnhem en Velp als Rijksrechercheur.

 

  • Becker, Walter: Becker kon er bij de verhoren behoorlijk op los slaan. Hij was leider van het Sonderkommando waarvan Kuypers, Berendsen, Post en Grin deel uitmaakten. Hij was intens gemeen en achterdochtig en ad volgens zijn zeggen medelijden uit zijn woordenboek geschrapt. Van beroep was hij kelner en had uit dien hoofde voor den oorlog altijd in Nederland gewerkt. Zodoende was hij de taal vrij goed machtig. Hij vond
    het prachtig als een groep Nederlanders doodgeschoten werd. Dat, zei hij, moesten ze maar meer doen, dan leerden ze het wel af.

 

  • Berends, Antonie (Deventer 25 augustus 1907 - Randburg (SA) 27 september 1971) De voormalige SD-er A. Berends, 52 jaar oud, die aanvankelijk tot levenslange gevangenisstraf was veroordeeld, is half december voorwaardelijk in vrijheid gesteld, aldus meldt Het Parool. De minister van justitie heeft hem verboden zich op te houden in de provincies Gelderland en Overijssel, gebieden waarin Berends in de oorlogsjaren de
    ergste van zijn wandaden beging. De omzetting van zijn levenslange gevangenisstraf in een tijdelijke detentie is in het kader van het sinds 1955 gevoerde gratiebeleid nog onder minister Samkalden geschied. Berends heeft nu tweederde van zijn straf van 22 jaar uitgezeten. De voormalige SD-er begon in 1931 zijn loopbaan als agent bij de Amsterdamse politie. Nadat hij in 1940 lid van de NSB was geworden, bracht hij het bij dit korps alras tot inspecteur. Later werd hij waarnemend korpschef van politie in Enschede en leider van een Sonderkommando. Hij vervulde een werkzaam aandeel bij het opruimen van verzetsgroepen in Amsterdam, Almelo en Tiel. Ook trad hij op als agent-provocateur. Volgens de advocaat-fiscaal bij de Bijzondere Rechtspleging heeft hij wel honderd Nederlanders de dood ingejaagd. [..] Destijds werd de doodstraf tegen hem geëist, maar hij werd veroordeeld tot levenslang. In 1958 werd hem gratie verleend en werd hij op jaren gesteld. (Het huidige TBS). Uiteindelijk kwam hij in december
    1960 vrij. In het jaar 1967 emigreerde hij met zijn familie naar Zuid Afrika, alwaar net als zijn vader in Deventer, als fruithandelaar heeft gewerkt. Hij overleed op 27 september 1971 in Randburg (Zuid Afrika) aan een hartaanval. Hij was toen 64 jaar. 

 

  • Berendsen, Johan (Avereest, 2 september 1912 - Vught, 2 mei 1947) Hij was lid van het Sonderkommando. Een aantal politiecommissarissen, onderscheidde zich door een overmatige ijver bij het arresteren van joden. De Commissaris van Politie in Venlo, werkte nauw samen met de Sicherheitspolizei. Hetzelfde gold voor Johan Berendsen, opperwacht Berends meester bij de politie en leider van de Arbeits Kontroll Dienst [AKD] van Venlo. Berendsen werd meestal begeleid door zes politieagenten uit Ommen en was altijd bewapend. Hij werd berucht vanwege het opjagen en insluiten van onderduikers die de Arbeitseinsatz trachten te ontlopen en het op bevel doodschieten van drie mensen.
    Hij kreeg al gauw de bijnaam De schrik van Venlo. In oktober 1944 verdween Berendsen
    uit Venlo, om elders AKD-activiteiten te ontplooien. Hij werd in oktober 1945 in de gevangenis van Scheveningen opgespoord. Berendsen werd vervolgens door het Bijzonder Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter dood veroordeeld. Op 1 mei 1947 werd het gratieverzoek van Berendsen afgewezen door de koningin [..] en werd hij de volgende ochtend geëxecuteerd, 35 jaar oud.

 

  • Blühe, Willy werkte alleen in 1943 en 1944 bij het Kantoor.

 

  • Breit, Untersturmführer organiseerde verschillende transporten naar Westerbork en Vught. Hij maakte de indruk van een fret, klein en gemeen.Anekdote over Breit, toen werkzaam op het SD-buro in Harderwijk: Juist tien uur als ik bij Breit voor de schrijftafel plaats neem... Het gesprek is nauwelijks een minuut oud als de telefoon rinkelt. Breit grijpt de hoorn en luistert ambtshalve, maar plotseling springt hij van zijn stoel
    op en schreeuwt terug: Was? Invasion? Wo? Dünkirchen?”Dan, tot mij: Die Engländer sind da en met een klap smijt hij opgewonden de hoorn op de haak ... Daarop vliegt hij de gang op en schreeuwt: Invasion! Du, Hanns [= zijn baas Hanns Albin Rauter], die Invasion hat begonnen!' Eerst wanneer Hanns in de kamer is en met Breit een beetje uitgelaten gaat doen, kan ik eveneens aan mijn vreugde uiting geven, eens en voor
    altijd met de Engelsen te kunnen afrekenen…’

 

  • Brink, Wouter Hendrik van den (Barneveld 9 juni 1904 - onbekend) Van juni 1940 tot begin 1944 was hij verbonden aan de SD te Arnhem. De NSB’er werd op 14 februari 1944 benoemd tot burgemeester van Wageningen. Na september was hij nog burgemeester van Borculo. 

 

  • Bühe, Willy Franz Paul Johann (Mölln, 2 maart 1902 - onbekend) was een Duitse politiebeambte. Bühe was als Judensachbearbeiter bij de Sicherheitsdienst in Arnhem verantwoordelijk voor de deportatie en opsporing van joden in Gelderland en Overijssel. In vergelijking met andere SD'ers was Bühe spaarzaam in het toepassen van fysiek geweld op arrestanten die voor hem verschenen, zoals joodse onderduikers en onderduikgevers. Bühe werd op 16 april 1945 gearresteerd en zat vast in de strafgevangenis in Arnhem. Hij stelde, tijdens zijn detentie, dat de joden die buiten Arnhem werden gearresteerd veelal direct op transport naar Westerbork werden gesteld. Hij zou hier geen bemoeienis mee hebben gehad, verklaarde hij. In november
    1948 werd hij vrijgelaten zonder berecht te zijn. De procureur-fiscaal Fikkert verwachtte dat de op te leggen straf de tijd, dat Bühe al vastzat, niet zou overschrijden. Over het verdere leven van Bühe is niets bekend.

 

  • Buijink, J.H. was opperwachtmeester in Nijmegen. Hij was bij het Kantoor betrokken als Rijksrechercheur. Hij was erbij met Kühnert en Ahlbrecht toen de verzetsman Theo Dobbe werd vermoord in kamp Avegoor bij Dieren.

 

  • Kaptein, Johannes Cornelis Kees (Klaten (Nederlands-Indië), 21 maart 1915 - Waalsdorpervlakte, 21 juli 1949) was een Haagse politieman. Hij was lid van de NSB en de daaraan gelieerde organisatie Rechtsfront en van de Germaanse SS. Hoewel niet bekend is hoeveel slachtoffers Kaptein precies heeft gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, staat vast dat het om een zeer groot aantal moet gaan: vele honderden,
    misschien zelfs meer dan duizend [..]. Hij was een zelfverklaard jodenhater en stond bekend om zijn zeer gewelddadige optreden. Veel ondergedoken joodse gezinnen werden door hem opgespoord en naar de concentratiekampen gestuurd. Bij zijn proces toonde hij geen berouw en na veel getuigenissen van slachtoffers en andere
    getuigen werd hij ter dood veroordeeld, waartegen hij tevergeefs in beroep ging. In zijn requisitoir sprak de rechter mr. P.S. de Gruyter van het ernstigste en afschuwelijkste geval van Jodenvervolging in Nederland [..]. Tijdens zijn bewind had hij ook nog door diefstal een groot vermogen aan bezittingen toegeëigend. Nadat een verzoek om gratie was afgewezen werd op 21 juli 1949 het doodsvonnis door middel van fusillering van het toen 34-jarige beestmens Kaptein voltrokken, op de Waalsdorpervlakte in de duinen
    bij Den Haag. 

 

  • Detmar, Jacob Adriaan (Brummen 1916 - Brummen 1945) was onderofficier bij de Marechaussee en werd eind 1942, begin 1943 overgeplaatst naar Arnhem. Kort daarna werd hij op eigen verzoek bij de SD in Arnhem gedetacheerd. Daar onderscheidde hij zich door zijn inzet voor de wederopbouw van Europa, waarmee het Europa onder Duits
    gezag werd bedoeld. In het begin was Detmar vooral op treinen en stations actief. Hij maakte daar jacht op joden, verzetsmensen en onderduikers. Zugstreifen (treinen doorzoeken) noemden SD-ers dat. Hij werkte vaak samen met zijn collega Antoon den Otter (1920 - 1945) uit Brummen. Getuigen zagen de twee geregeld op het station van Arnhem en dat ze mensen aanhielden en naar het SD-hoofdkwartier brachten. Later ging het duo ook elders op jacht, mogelijk omdat ze voor elke opgepakte jood aanbrengingsgeld kregen. Eerst was dat tien gulden per arrestant, later werd dat twintig gulden. Toen beiden (Detmar en den Otter) eind 1944 zagen aankomen dat Duitsland
    de oorlog zou verliezen, doken ze onder in Brummen, met medeneming van hun dienstpistool. Ze probeerden aansluiting te vinden bij het Verzet [..], maar daar
    vertrouwde ze deze mannen niet en hielden hen op afstand. Uiteindelijk werden Detmar en Den Otter door het SS-Kommando Pieters opgespoord en in de kelders van landgoed Groot Engelenburg te Brummen opgesloten. Na martelingen (nog wel door oud-collega’s..) bekenden ze te zijn gedeserteerd [Op desertie stond de doodstraf]. Met de Canadezen in aantocht verliet het Kommando op 13 april 1945 het kasteel, waarbij Detmar en Den Otter samen met zes andere gevangenen werden geëxecuteerd. 

 

  • Droog, Johannes Mattheus de (Johnny) (Haarlem, 15 augustus 1893 - Gorssel, 19 februari 1945). De Gorsselnaar was in de Tweede Wereldoorlog een van de beruchtste V-Männer en als zodanig verantwoordelijk voor de arrestatie van honderden gedeserteerde verzetslieden. Hij kwam waarschijnlijk om het leven door een ongeluk met zijn eigen pistool. De Droogs werkwijze was meestal als volgt: hij deed zich voor als verzetsman
    en sloot zich onder een valse naam aan bij een verzetsgroep. De arrestaties volgden wanneer hij genoeg wist. Bij het Verzet was op een gegeven moment de identiteit van De Droog bekend. Hij stond met zijn naam en foto en in de illegale pers. Door tal van knokploegen werd jacht op hem gemaakt. De verzetsman Theo Dobbe probeerde De Droog in september 1944 te liquideren. In plaats daarvan werd Dobbe zelf opgepakt en kort daarna gefusilleerd [..]. De omstandigheden rond de dood van de Droog zijn onduidelijk. SD medewerker Emil Rappard verklaarde na de oorlog dat hij voor het huis
    van De Droog stond te wachten. Kort daarop hoorde hij een schot. Het was aanvankelijk niet duidelijk of het ging om zelfdoding of om een liquidatie door het Verzet. Een vaak genoemde, maar onjuiste verklaring is dat De Droog door Rappard werd doodgeschoten, in opdracht van hoge SD-functionarissen. In werkelijkheid betrof het een dodelijk ongeluk met zijn pistool, dat nogal makkelijk afging. Het lichaam werd naar Amersfoort overgebracht, waar het in de buurt van Kamp Amersfoort werd begraven. Daar werd
    het na de oorlog opgegraven en geïdentificeerd als zijnde van De Droog.

 

  • Egenolf, Günther Emil Albert Was werkzaam voor de SD Arnhem. Hij gaf leiding aan twee executies waarbij zes mensen werden doodgeschoten. Hij werd veroordeeld tot 12 jaar gevangenis. Engelsmann: Thomsen was ziekelijk, had een maagkwaal en liet alles
    over aan zijn assistenten Heinemann en Engelsmann.

 

  • Enkelstroth, Friedrich Augustus (Twistringen 1906 - Hamburg 1955) Het onmens van Arnhem. Zijn rang was SS Untersturmführer. Hij werkte in de eerste oorlogsjaren bij het Referat IVA van de SD voor de vervolging van communisten en was betrokken bij veel arrestaties. Hij mishandelde veel arrestanten. Hij was de SD-er die het kopstuk van de
    Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), Heleen Kuipers Rietberg (tante Riek) uit Winterswijk in augustus 1944 gevangen nam. Ook vermoord hij met een nekschot, in november 1944, de broers Hans en Bert Kuik, lid van de Arnhemse verzetsgroep Rolls Royce, op het terrein van de Rosendaelsche Golf Club. Na de oorlog wordt Enkelstroth veroordeeld wegens de moord op minimaal vier burgers en de marteling van nog eens minstens twaalf burgers. Hij kreeg de doodstraf, wat in cassatie werd veranderd in twaalf jaar gevangenisstraf. Hij werd in 1951 het land uitgezet naar Duitsland. Hij ging terug naar Hamburg, waar hij op 27 oktober 1955 op 48 jarige
    leeftijd in vrijheid overleed. 

 

  • Feenstra, Jacob Eduard (Medan (Ned.- Indië), 18 november 1888 - Arnhem, 29
    augustus 1946). Feenstra volgde het grootste deel van zijn opleiding in Nederland waar hij in juni 1912 afstudeerde aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Hij stond bekend als een bekwaam officier. Feenstra werd na het afronden van zijn studie
    benoemd als 2e luitenant bij het Derde Regiment Huzaren in Den Haag. Tijdens
    de Eerste Wereldoorlog was hij bij de grens met België gelegerd. Tijdens de mobilisatie van het Nederlandse leger in augustus 1939 werd hij commandant van de 3e verkenningsafdeling bij de Huzaren en belast met de motorisering. Overste Feenstra was hoofd van de Marechaussee in het gewest Arnhem en als zodanig ook hoofd van de
    korpsen in Gelderland en Overijssel. Het korps werkte mee aan de razzia’s in november 1942 in Nijmegen en andere plaatsen en in december 1942 in Arnhem. Vanaf het begin van de oorlog toonde Feenstra zich zeer antisemitisch. Hij trad zeer hard op tegen medewerkers van de politie die onvoldoende meewerkten. In het artikel over Bühe zien we hoe hij in Eibergen en Neede samen met Bühe optrad. Na de oorlog was Feenstra een van de eerste personen die door  de Bijzondere Rechtspleging ter dood werd veroordeeld. Koningin Wilhelmina wees een gratieverzoek af… Het vonnis werd in 1946
    voltrokken. 

 

  • Gringhuis, Gezinus (Onstwedde 28 september 1895 - Winschoten 5 november 1975) Hij trad in 1918 in dienst van het Amsterdamse politiekorps. Hij maakte deel uit van Bureau Joodsche Zaken en vervolgens van de SD. Hij was één van de rechercheurs die op 4 augustus 1944 het pand Prinsengracht 263, het woonhuis van Anne Frank, binnenvielen. Hij behoorde eind ’44 tot de Bijzondere Afdeling (ook wel Gruppe V genoemd) van de Recherchecentrale in Den Haag. Na een aanvankelijk doodvonnis kreeg Gringhuis in cassatie een levenslange gevangenisstraf. Daarnaast werd hij ontzet uit verschillende rechten: het bekleden van ambten, het dienen bij de gewapende macht en het actieve en passieve kiesrecht. 

 

  • Groin de Planque, Johannes Meindert van (Den Haag 1897 - 1964) Veel gevaarlijker en verbetener dan Groin de Planque kan bijna niet… De overtuigd nationaalsocialist, die ook wel Planken of Plantinga werd genoemd, meldt zich tevens bij de Germaansche SS en het Rechtsfront. Begin 1942 komt hij bij de Documentatiedienst van de politie in Den Haag terecht. Daar krijgt hij gaandeweg de leiding over het opsporen van communisten. Hij arresteert meerdere joden en verzetsstrijders. Ze zullen hun gevangenschap niet overleven. Bij één inval steelt hij privégoederen. En hij zet zich in voor een Duitse spionagegroep. Per 9 oktober 1944 wordt hij gedetacheerd bij de SD Almelo. Hij ontpopt zich daar eens te meer tot een genadeloze nazi. Hij arresteert, martelt en moordt. Meerdere ondergrondse werkers laten door hem het leven. Hij wordt op 31 oktober 1947 veroordeeld tot de doodstraf. Een van zijn rechters schrijft een jaar later, in reactie op zijn gratieverzoek: Het gehele optreden van de veroordeelde is zo onmenselijk en wreed geweest dat er m.i. geen enkele reden kan worden aangevoerd hier gratie te
    verlenen. Toch komt het tot gratie. De in 1948 aangetreden koningin Juliana is minder gebrand op de doodstraf dan haar moeder [..]. Veel zware oorlogsmisdadigers ontlopen
    daardoor de kogel. Op 27 januari 1957 wordt Van Groin de Planques straf omgezet in 21 jaar en 5 maanden cel. Hij schijnt in 1964 te zijn overleden. Of hij voordien al zijn vrijheid terug heeft gekregen en zo ja, hoe het hem daarna vergaat, is onbekend.

 

  • Fischer, Franz kwam vanuit Den Haag waar hij werkte onder Zoepf op de Nederlandse
    afdeling van het Judenreferat van Adolf Eichmann, belast met de deportatie van de
    joden uit het bezette Nederland. Zoepf was echter zelden op kantoor te vinden en liet de
    dagelijkse leiding over aan Franz Fischer, die ook direct betrokken was bij de deportatie van een de moord op 13.000 joden uit Den Haag. Ook was hij verantwoordelijk voor mishandelingen van joden, jodenbegunstigers en van personen die met jodinnen getrouwd waren. Hij liet ze niet alleen door anderen mishandelen, maar sloeg en schopte volgens meerdere getuigen ook zelf. Door zijn fanatieke jacht op joden kreeg hij al snel de bijnaam Judenfischer (Jodenvisser). Zijn specialiteit was het U-boot Spiel, waarbij de slachtoffers in een badkuip langdurig onder water werden gehouden om bekentenissen of inlichtingen af te dwingen. Benedictus Hijmans, een half-jood, pleegde op 11 januari 1943 in Den Haag een mislukte aanslag op Fischer. Omdat zijn vader gearresteerd was, tekende Hijmans persoonlijk protest aan bij Fischer. Na het vergeefse gesprek pakte Hijmans een pistool van de muur en probeerde op Fischer te schieten. Het wapen was echter niet geladen. Een week later vonniste het SS- en Polizeigericht de doodstraf tegen Hijmans en werd hij gefusilleerd. Fischer werd gelijktijdig met de Duitse oorlogsmisdadigers Joseph Kotälla en Ferdinand aus der Fünten vanuit de strafgevangenis van Norgerhaven in Veenhuizen per 7 november 1952 gedetineerd in de Bredase koepelgevangenis. Gezamenlijk gingen ze de geschiedenis in als de Vier
    van Breda. Na de vrijlating van Lages in 1966 gingen de overgeblevenen
    door als de Drie van Breda en na de dood van Kotälla als de Twee van Breda. Fischer had tijdens zijn gevangenschap last van nachtmerries; hij droomde dan dat hij achtervolgd werd door een grote groep joden, die hem in elkaar sloegen [...]. Hij riep dan in zijn slaap om hulp en werd vervolgens badend in het zweet wakker [..]. Fischer werd, samen met Aus der Fünten, op 27 januari 1989 vrijgelaten op instigatie van minister van justitie Frits Korthals Altes. Hij ging inwonen bij zijn echtgenote, met wie hij nog steeds getrouwd was en bij zijn vrijlating 88 jaar oud was. Fischer overleed nog datzelfde jaar op 19 september aan een longontsteking. Fischer liet bij zijn overlijden honderdduizenden D-mark na, geld dat hij gekregen had van sympathisanten […]

 

  • Heinemann, Ludwig (Wuppertal 2 januari 1911, - Arnhem 10 februari 1947) SD-Untersturmführer. was aanvankelijk in Krakau gestationeerd. Hij pleegde alleen of met anderen vele moorden in Heveadorp, Arnhem, Gorssel, Vorden, Hengelo (Gld.), Amersfoort en Brummen. Op de IJsselkade in Zutphen werden negen gedetineerden
    doodgeschoten, een tiende man hield zich voor dood in het water. Bij de actie was ook A. Wiebe uit Nijmegen betrokken. Over deze moordpartij legt de enige overlevende,
    marechaussee W. van Benthem op 28 april 1945 de volgende verklaring af: Op 31 maart 1945 ca 22 uur werden verschillende mensen uit het Huis van Bewaring [in Zutphen] gehaald door vier man van de SD, t.w. Heinemann (deze wees de mensen aan), Wiebe, Bakkenes en Rooters. In totaal werden 12 man in de benedengang geplaatst, twee aan twee aan elkaar gebonden aan de polsen. Van de mensen die daar stonden kende ik: Hendrik van Lier, David Zonnenberg, G. van Oostveen, A.C. Oskam, H.J. Boxtart, G. Hartoch, H.J. Lammers, Baron T.W.L. van Heemstra en A. Gerritsen. Van deze 12 werden er later 2 afgehaald en terug gebracht in de cel. Hiervan kende ik alleen B. Dijstra. De resterend 10 man onder wie ikzelf werden met 4 tegelijk weggevoerd en naar een luxe auto gebracht. Ik hoorde tot de tweede groep van vier, die ongeveer 20 minuten na de
    eerste groep werd opgehaald. We werden naar de IJsseloever gebracht, tegenover de Marschpoortstraat. We moesten uitstappen. Daarna zei Wiebe dat wij maar wat langs
    de IJssel moesten gaan lopen, hetgeen we deden. Van de eerste groep zagen we niemand. Terwijl we daar liepen werden we van achteren neergeschoten met een
    mitrailleur. Ik was geraakt, in de lenden en liet me vallen. We werden losgesneden en zoveel mogelijk beroofd, althans wat mezelf betreft. Ik durfde niet naar de anderen te kijken. Vervolgens werden we in het water gegooid. Met een zaklantaarn controleerden ze nog of we werkelijk verdwenen waren. Ik liet me zinken en zwom naar het midden van de rivier, keek of er nog anderen te redden waren maar zag niets meer. Ongeveer een uur later ben ik uit het water gekropen, en heb ik een onderkomen gezocht en gekregen bij de familie Th. Ellenbroek, Broederenkerkhof 1 Zutphen, die direct een dokter hebben gewaarschuwd. Deze arts heeft een kogel van een stengun uit mijn rug verwijderd. Toen
    ik in het water lag heb ik niet gezien of gehoord of de 2 nog resterende mannen daar ook zijn doodgeschoten.” Tijdens het proces werd Heinemann, die naar Duitsland was gevlucht maar werd opgepakt en uitgeleverd, verantwoordelijk gehouden voor 40
    moorden en ter dood veroordeeld. Het doodvonnis werd in 1947 voltrokken. 

 

  • Hoffmann, Karl Maakte deel uit van Sonderkommando van de SD uit Assen. Ondervroeg o.a. personen verdacht van het laten onderduiken van piloten in Diever. Toen hij van zijn baas opdracht kreeg een 3-tal personen te fusilleren bij Kamp Westerbork, gaf hij deze opdracht door aan drie SD-ondergeschikten. Karl Hoffmann kreeg een levenslange gevangenisstraf, die in 1951 omgezet werd in een gevangenisstraf van twintig jaar. Op 22 juli 1957 werd hij in vrijheid gesteld; hij vertrok naar West-Duitsland.

 

  • Huhn, Arno Bernhard (Potsdam, 26 augustus 1911 - Osnabrück, 3 januari 1991) was plaatsvervangend hoofd van de SD Arnhem. Na de oorlog kreeg hij aanvankelijk een levenslange gevangenisstraf opgelegd vanwege zijn betrokkenheid bij vier Silbertanne-moorden. Na hoger beroep werd de straf omgezet naar zeventien jaar, op 10 mei 1954 kwam hij vervroegd vrij. Hij groeide uit tot plaatsvervangend chef van het SD Arnhem en werd daarmee de rechterhand van Arthur Thomsen. Aktion Silbertanne was de codenaam voor een serie moordaanslagen en sluipmoorden die door Nederlandse SS-ers en Nederlandse oostfrontveteranen werden gepleegd. Prominente Nederlanders werden als represaille maatregel vermoord. In oktober 1943 kreeg Huhn van zijn baas Thomsen de opdracht om de moord op de Apeldoorn se politieman en jodenjager Jannes Doppenberg door het Verzet te vergelden. 

 

  • Huls, Harm Jan Hij kwam uit Kuinre, bij Lemmer in de buurt. Hij was lid van de NSB, was postcommandant bij de Landwacht, pakte onderduikers op en gaf hen aan bij de SD. Op 14 augustus 1944 werd hij in Echten, inmiddels 26 jaar oud en leider van het distributiekantoor van Kuinre, geliquideerd door het Verzet. 

 

  • Jansen, Marinus (Ries) (Doorn, 14 juli 1910 - Arnhem, 11 februari 1949) was als politieman in Rotterdam verantwoordelijk voor de arrestatie van minimaal zestig joden, communisten en illegale werkers. Op 11 februari 1944 werd er in Rotterdam op de Statenweg een aanslag op hem gepleegd en werd hij neergeschoten. Hij overleefde de aanslag. Uit angst voor een nieuwe aanslag werd hij januari 1944 overgeplaatst naar de SD te Arnhem. Na de Slag om Arnhem nam de SD de wijk naar Lunteren waar in villa De Wormshoef een nieuw hoofdkwartier werd gevestigd. Op 12 januari 1944 veroordeelde het Polizeistandgericht te Rotterdam 8 personen ter dood voor de moordaanslag op collaborateur Jansen. Hij was in deze periode verantwoordelijk voor de dood van een groot aantal verzetsmensen, die vaak eerst wrede martelingen moesten ondergaan. Zijn bijnaam was de nekschotspecialist. Jansen werd ter dood veroordeeld en het vonnis werd in 1949 voltrokken.

 

  • Koch, Fritz Ernst Wilhelm (Detmold 27 sep. 1909 - onbekend) Hij was een Duitse Kriminal-Sekretär van de SD. Samen met de Haagse politiemannen Johannes Krom
    en Antonie Bolland was Koch betrokken bij vele arrestaties van onderduikers en verzetsdeelnemers. Koch werd in 1949 door het Bijzonder Gerechtshof te ’s Gravenhage tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Men schreef over SS-Oberscharführer dat die was belast met het doorsturen van arrestanten via Kamp Amersfoort naar Duitsland: Jong
    of oud, ziek of gezond, dat kwam er bij hem niet op aan. Hij stuurde alles naar Amersfoort en dan werd het daar wel verder uitgezocht. Hij werkte met de leuze: Es gibt nur ein Weg… Amersfoort. Hij verhoorde altijd in het Huis van Bewaring op de Regentenkamer, maar heeft zo ver men weet niemand mishandeld

 

  • Nitsch, Richard Heinrich Georg (Todtgüslingen 1 november 1908 - 1990): Terwijl andere medewerkers van het Kantoor zo nu en dan ook arrestanten sloegen, ging geen van hen zover als Hauptscharführer Richard Nitsch [....]. Het merendeel van de zaken waarmee Nitsch hier in 1941 werd belast, bestond uit illegale bladen en personen die anti-Duitse
    uitlatingen hadden gedaan. Hij werd in 1948 in ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot 22 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. Hij kwam vrij op 5 april 1960. 

 

  • Pieters, Andries Jan (Leksula (Ned.-Indië) 2 augustus 1916 - Den Haag, 21 maart 1952). Nadat hij aan het oostfront gewond was geraakt, vertrok hij naar Nederland. Op 6 april 1945, nog geen maand voor de Duitse capitulatie, vestigde zijn groep zich in Kasteel Groot Engelenburg in Brummen. In samenwerking met SD-er Ludwig Heinemann nam
    zijn groep tientallen mensen gevangen, omdat zij ervan verdacht werden bij het Verzet te horen. De gevangenen werden op gruwelijke wijze gemarteld. Met de Canadezen in aantocht verliet het Kommando op 13 april 1945 het kasteel, waarbij acht gevangenen geëxecuteerd werden. Pieters verhuisde naar Loosdrecht en herhaalde daar de gang van zaken die hij ook in Brummen uitvoerde. Hoe bizar: op bevel van SD-hoofd Willy Lages [zelf een oorlogsmisdadiger en een van de Vier van Breda] werd Pieters op 3 mei 1945 door collega’s gearresteerd vanwege zijn gruweldaden. Deze arrestatie toonde aan dat de SD hun goede naam niet wilde laten besmeuren door dit soort criminele collega’s! Ook zij wisten dat de dag des oordeels naderde en dat ze zich dan moesten verantwoorden
    voor het Gerecht voor hun wreedheden. In november 1951 werd Pieters door de Bijzondere Raad van Cassatie de doodstraf opgelegd. Op 21 maart 1952, 7 jaar na de oorlog, werd ook dit beestmens’samen met Pieters Artur Albrecht door een vuurpeloton terechtgesteld. Dit was de laatste voltrekking van een doodvonnis in Nederland. 

 

  • Poos, Leonardus (Leo) Adrianus (Hatert, 16 april 1901 - Rijswijk, 19 januari 1990) was een Nederlandse politieman die in de Tweede Wereldoorlog in Den Haag nauw samenwerkte met de Duitse bezetter. Op 26- jarige leeftijd trad hij toe tot het Haagse politiekorps. Vanaf 1937 werkte Poos voor de inlichtingendienst en moest hij onder andere de prominente NSB'er Meinoud Rost van Tonningen in de gaten houden. Poos werkte bij de Inlichtingendienst nauw samen met Marten Slagter. Het duo was zeer effectief. Hun verdiensten waren zo groot dat zij gepresenteerd werden aan Heinrich Himmler en Reinhard Heydrich tijdens een bezoek aan Nederland [..] . Slagter en Poos werden na de oorlog beiden verantwoordelijk gehouden voor de arrestatie van zo'n honderd mensen, van wie velen de oorlog niet overleefden. Naarmate de oorlog vorderden kregen Slagter en Poos wroeging en klaagden ze bij Willem Harster dat zij Nederlanders arresteerden die vervolgens geëxecuteerd werden. Na de oorlog werd Poos aanvankelijk ter dood veroordeeld. De straf werd in 1951 omgezet naar levenslang.
    In 1962 kwam hij vrij. 

 

  • Potman, Gerrit Deze SS-er was eigenlijk landbouwer uit de Achterhoek, maar werkte bij het Kantoor vaak als portier. De portiers hadden de opdracht de gevangenen met
    een Festnahmeschein naar het Huis van Bewaring te brengen.

 

  • Rappard, Carl Emil (31 juli 1921 - 2018) was een Nederlandse collaborateur. Deze NSB-er uit Gorssel werkte vanaf oktober 1943 voor de SD Arnhem, als assistent van Ludwig Heinemann. Hij legde verklaringen af over de dependance van het Kantoor, waar arrestanten met buitensporig geweld werden ondervraagd. Rappard werd in 1947 veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Hij leed aan tuberculose, waardoor hij op
    een brancard de rechtszaal binnen werd getild. Tijdens de rechtszaak deed Rappard geen pogingen de beschuldigingen te ontkennen, met uitzondering van de bewering dat hij Johnny De Droog zou hebben vermoord. Rappards ziekte was voor de procureur-generaal reden om niet de doodstraf, maar slechts levenslang te eisen. Algemeen werd
    aangenomen dat Rappard nog maar kort te leven had, maar tegen de verwachtingen in herstelde hij. Na zijn vrijlating week Rappard uit naar Zuid-Frankrijk. Hij stierf 97 jaar oud. 

 

  • Rijck, Adolf de De SS-Unterscharführer , werkte voor de SD Arnhem, Almelo, Rotterdam en Heerenveen. Schmidt kwam naar Velp, toen het Judenreferat IVb 4 vanuit Den
    Haag daarheen werd verplaatst. Zijn plaatsing bij de SD werd opgeheven en hij werkte
    daarna bij de gewone Politiedienst. Blijft echter zeer gevaarlijk, is als opperluitenant naar Rotterdam verplaatst, afd. Recherche per 1 juli 1944, met onderluitenant en foute politieman Johannes Veefkind, ook NSB en zeer slecht.

 

  • Stap, Gerrit Frederik (Doetinchem, 19 juni 1911 - Doetinchem, 19 februari 2004) was een Nederlandse politieman. Hij werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog nauw met de Duitse bezetter samen en was zodoende verantwoordelijk voor de dood van zeker vijftig tot zestig mensen. Op 21-jarige leeftijd trad hij bij zijn broer, die architect was, in dienst. Stap volgde in de jaren dertig in de avonduren de politievakschool. In zijn vrije tijd liep hij mee met de plaatselijke veldwachter om ervaring op te doen. In mei 1938 moest zijn broer hem door gebrek aan werk ontslaan, waarop hij direct een baan vond als douanier bij de
    grenspost bij 's-Heerenberg onder Doetinchem. Door zijn aanstelling als ambtenaar moest Stap wel zijn lidmaatschap van de NSB opzeggen. Daar was hij sinds 1935 lid van. Als douanier had Stap vaak te maken met joden die Duitsland wilden ontvluchten. Vermogende joden stuurde hij door naar Kamp Westerbork, terwijl wie geen geld had teruggestuurd werd naar Duitsland. Kort na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 kreeg Stap een aanstelling als veldwachter bij de politie in Didam. Na de opheffing van
    het ambtenarenverbod begin 1941 werd Stap weer lid van de NSB. Hij werd een jaar later lid van Rechtsfront. In datzelfde jaar volgde hij een cursus aan de beruchte Politieschool in Schalkhaar. Het verzet in Didam pleegde in 1942 een aanslag op hem. Hij werd in het donker opgepakt en kreeg een flink pak slaag. Omdat Stap niet tegenstribbelde twijfelden de aanslagplegers of ze wel met de juiste persoon van doen hadden. Zodoende wist Stap te ontkomen. In Didam betrok Stap in 1943 de woning van een ondergedoken joods gezin aan de Beekseweg, tegenwoordig bekend als de Wilhelminastraat. Tegen het einde van 1944 besefte hij dat de Duitsers aan de verliezende hand waren en verkocht het huis aan de overburen. Na de oorlog voerde
    Slagter de oorspronkelijke joodse eigenaar een jarenlange juridische strijd voordat hij het huis weer terug had [..]. Stap verhuisde met zijn vrouw naar Putten. Hij stond er om bekend gewelddadig om te gaan met arrestanten. Stap werd daarom in augustus
    1943 geschorst. Het Duitse rechtscollege veroordeelde Stap tot een gevangenisstraf van twee weken [..]. De schorsing weerhield Stap er niet van om in november 1943 wederom een arrestant te mishandelen. Intussen beraamde het Verzet een nieuwe aanslag op Stap. Zij zouden Stap op 13 januari 1944 opwachten bij de bushalte in Putten en hem
    vervolgens doodschieten. De aanslag mislukte en een lid van het Verzet werd na ondervraging door Stap gedood. De knokploeg van Aalten beraamde in april 1944 een nieuwe aanslag op Stap. Deze kon worden voorkomen doordat Willy Markus, een medewerker van de beruchte V-mann Johnny de Droog, in de groep was geïnfiltreerd. Een dag voor de geplande aanslag op 21 april werd het grootste deel van de Knokploeg opgerold. In februari 1945 wilde het verzet in Ruurlo nogmaals proberen om Stap te liquideren. Uit angst voor represaillemaatregelen werd daar alsnog van afgezien. Op 1 mei 1944 arresteerde Stap in Ruurlo een man die een brochure bij zich droeg met een tegen de nazi's gerichte tekst. De man had zijn haar zwart geverfd, waardoor Stap dacht met een jood van doen te hebben. Hij wist niet dat hij tegenover de Gereformeerde predikant Frits Slomp stond, de leider van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Zijn schuilnaam Frits de Zwerver stond op de brochure, maar zelfs toen
    Stomp opbiechtte dat hij Frits de Zwerver was geloofde Stap hem niet. Stap bracht Slomp over naar de SD in Arnhem. Ook daar werd zijn identiteit niet vastgesteld. Op 11 mei
    1944 werd de dominee door de Landelijke knokploegen bevrijd uit de koepelgevangenis in Arnhem. Stap werd na de bevrijding in Enschede aangehouden. Op 18 mei 1945 bood
    de Binnenlandse Strijdkrachten, tegen alle voorschriften in, de bevolking van Ruurlo de mogelijkheid voor genoegdoening. Hij werd op een auto door het dorp gereden waarbij iedereen die de behoefte voelde hem een klap in het gezicht mocht geven [..]. Meer dood dan levend werd de politieman opgesloten in een hondenhok, waarna belangstellenden tegen betaling mochten komen kijken [..]. Na de oorlog werd Stap berecht door het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem. Omdat hij niemand rechtstreeks had gedood werd niet de doodstraf, maar levenslang tegen hem geëist. De rechtbank volgde in eerste instantie de eis van levenslang. In hoger beroep werd het vonnis bijgesteld naar 20 jaar.

 

  • Strehlau, Kurt Was werkzaam bij de SD Zutphen. Nam deel aan de aan de executie van de 9 gevangenen op de IJsselkade. Werd vrijgesproken. Strobel, Max (Oelsnitz 15 juli 1912) Begin 1942 werd hij benoemd tot hoofd van de SD Maastricht. Strobel koos voor
    een harde aanpak. Er vonden regelmatig executies plaats van verzetsleden en willekeurige personen. Men hield Strobel en zijn medewerkers verantwoordelijk voor minimaal 45 doden. Zo werden op 3 mei 1943 zeven stakers doodgeschoten die deelnamen aan de April-Mei-stakingen. De Geallieerden rukten in de tweede helft van
    1944 snel op richting Limburg. Strobel en zijn groep weken daarom uit naar Friesland, waar zij hun schrikbewind voortzetten. In mei 1945 gaf hij zich over aan de Canadezen. Hij gaf een valse naam op en werd overgebracht naar een krijgsgevangenkamp in Norden in Duitsland. Omdat niemand achter zijn ware identiteit kwam, werd hij al snel
    weer vrijgelaten. In het bevrijde Nederland was er juist een goed beeld ontstaan van de
    oorlogsactiviteiten van Strobel en al snel na de Bevrijding begon de jacht op hem. Echter tevergeefs. Op een aantal meldingen na (hij zou naar Argentinië zijn gevlucht, etc.) is hij nooit meer teruggevonden [..]. Uit onderzoek van de journalist Bart Ebisch, kleinkind van een van de slachtoffers van de verdwenen Duitser, bleek in 2016 dat de Nederlandse
    pogingen om Strobel op te sporen vooral bestonden uit het corresponderen tussen Nederlandse en Duitse instanties. Er is bijvoorbeeld niet onderzocht of de Duitser zich ergens onder een van zijn bekende aliassen had geregistreerd, noch zijn de vrouw van
    Strobel of zijn oud-collega's ondervraagd om meer te weten te komen over zijn verblijfplaats.

 

  • Thomsen, Arthur (Eversten 25 december 1900 - Scheveningen, 9 juli 1945) was een Duitse SSHauptsturmführer. Hij was tot 10 maart 1945 leider van de Kantoor Arnhem. Op 10 maart 1945 werd hij hoofd van de Kantoor Groningen. Thomsen voerde de groep aan die geprobeerd heeft om na de capitulatie via Schiermonnikoog alsnog naar Duitsland
    te vluchten. Op 31 mei 1945 gaven deze mannen en vrouwen zich over. ‘Op dat moment [mei 1945] was alleen de uiterste uithoek van het Wad, de plek waar de geschiedenis als laatste arriveert, nog Duits gebied. Ongeveer honderdvijftig SS’ers en SD’ers uit het Scholtenshuis in Groningen hadden op 15 april de oversteek naar Schiermonnikoog gemaakt, op de vlucht voor de Geallieerden, met het plan om vandaar verder te reizen naar Borkum. Maar de aansluitende boot verscheen niet op het afgesproken moment voor het strand. Ze waren niet welkom in het dorp, de Inselcommandant verwees ze naar
    de oostelijkste boerderij van het eiland, de eendenkooiplaats van boer Talsma. En daar zaten ze, als gevangen eenden in de kooi, tot ze bezoek kregen van een Nederlandse BS’er gekleed als Canadese officier. Hij bewoog ze ertoe met hem mee te gaan omdat hun positie uitzichtloos zou zijn en werden gevangen genomen. Een maand later marcheerden de Duitse militairen naar de steiger, uitgezwaaid door een paar meisjes uit het dorp [..]. De meisjes vormden een clubje, noemden zich onderling hokkelingen: jongvee. Een enkele reisde haar vriend achterna om in Duitsland te trouwen [..], en meerdere militairen zouden later met hun kinderen als badgast terugkomen [..]. Een van hen, de Inselcommandant kapitein Arnold Rehm, opende een reisbureau in Bremen en verkocht reisjes naar Schiermonnikoog, dat hij met overtuiging kon aanbevelen, omdat hij het uit eigen ervaring kende.’ Thomsen werd, net als de anderen, overgebracht naar de strafgevangenis in Groningen. Daar werd er al voor gewaarschuwd dat hij mogelijk zelfmoord zou plegen. Vanuit de strafgevangenis in Groningen werd hij overgeplaatst
    naar Utrecht en vervolgens opgesloten in de cellenbarakken in Scheveningen. Op 8 of 9 juli 1945 pleegde hij hier zelfmoord, nog zonder uitgebreid verhoord te zijn, door zich bijna zittend op te hangen aan zijn broekriem die bevestigd was aan zijn krib….

 

  • Waals, Anton van der (Rotterdam 11 oktober 1912 - Scheveningen 26 januari 1950) Antonius van der Waals was tijdens de oorlog een spion voor de Duitse SD. Hij maakte zeker 83 slachtoffers en speelde een hoofdrol in het Englandspiel, dat vele Nederlandse geheime agenten uit Engeland het leven heeft gekost. Zijn taak was het binnendringen van Nederlandse verzetsgroepen en het inwinnen van informatie, wat moest leiden tot een snelle arrestatie van verzetsleden. Van der Waals huwde op 12 december 1934 Francien Goedhart. Op 6 mei 1936 scheidden zij weer, omdat hij het lidmaatschap van de NSB voor haar verzwegen zou hebben. Hij trouwde daarna nog twee maal. Bij iedere arrestatie waar Van der Waals lijfelijk aanwezig was, werd ook hij geboeid afgevoerd. Dit werd gedaan om hem te vrijwaren van verdenkingen door verzetslieden die als omstander de arrestaties gadesloegen. Soms deed hij zich voor als een agent uit Engeland die net was gedropt. Al vrij snel ontstond er bij het Verzet wantrouwen over van der Waals. Dit leidde tot een tweetal mislukte liquidatiepogingen. In juni 1943 werd het bericht verspreid dat Van der Waals vermoord was. In september vertrok Van der Waals vanuit Delfzijl naar Zweden. In Zweden moest hij uitzoeken of er illegale contacten en vluchtroutes tussen Zweden en Nederland bestonden. In 1945 verhuisde hij terug naar
    Zuid-Laren. Met heel veel lef meldde hij zich daar, na de Duitse capitulatie, bij de Canadese Field Security om zijn diensten aan te bieden. Zij droegen hem over aan de Britse Special Counterintelligence die hem weer overdroegen aan het Bureau Nationale Veiligheid. Door hen werd hij ingezet om in Duitsland te gaan infiltreren. Maar in 1947 werd hij uiteindelijk toch aan Nederland uitgeleverd In 1948 werd hij voorgeleid bij het Gerechtshof in Den Haag. Van der Waals wordt wel de grootste Nederlandse landverrader van de Tweede Wereldoorlog genoemd De uitkomst van zijn proces tussen april 1948 en januari 1950, was dan ook dat er voldoende bewijs was voor zijn schuld aan de arrestatie van 83 verzetsmensen in Duitse handen, van wie er minimaal 34 werden geëxecuteerd. Deskundigen zijn ervan overtuigd dat het aantal mensen dat Van der Waals door Van der Waals aan de SD is uitgeleverd, vele malen hoger ligt. Hij werd ter dood veroordeeld en op de Waalsdorpervlakte op 26 januari 1950 geëxecuteerd. 

 

  • Petrus Josephus Wamelink was bij de Kantoor Arnhem betrokken als Rijksrechercheur. Volgens ingewijden was hij van de Rijksrechercheurs de belangrijkste. Ahlbrecht werkte in Arnhem samen met zowel een paar Duitse als met een aantal Nederlandse rechercheurs, eén van hen was Rijksrechercheur P.J.W. Hier verhoorde hij diezelfde maand een man de ervan werd verdacht betrokken te zijn geweest bij een aanslag op een spoorweg. Het verhoor begon gemoedelijk, maar toen P.J.W. bij de man een schets van de bewuste spoorweg vond, sloeg hij deze een tand uit de mond. Vervolgens moest de verdachte zijn handen op het bureau leggen waarna P.J.W. hier met een stok op sloeg. Zijn baas Ahlbrecht was hierover bepaald niet te spreken en gaf P.J.W. een reprimande: Ahlbrecht [zei] tegen mij: Je doet het veel te kalm. Je bent lang niet hard genoeg. Het is geen diefstal, maar politiek en daar moet je rekening mee houden. [..] Een paar maanden later toonde P.J.W. inmiddels zijn draai gevonden te hebben toen hij deelnam aan het verhoor van een na verraad gepakte illegaalwerker. P.J.W. stompte de man waar hij hem maar kon raken als hij niet snel genoeg antwoord gaf, daarnaast werd de verzetsstrijder naakt over een bureau gelegd en door P.J.W. uit alle macht met een anderhalve meter lange gummiknuppel geslagen. Toen de man bewusteloos op de grond was gevallen, werd hij bijgebracht met geschop tegen zijn geslachtsdelen. Nadat deze procedure meerdere
    malen was herhaald, werd het slachtoffer overgebracht naar de strafgevangenis te Arnhem. Hier werd een hersenschudding geconstateerd. Vanwege deze hersenschudding en de opgelopen verwondingen aan zijn rug en zitvlak moest hij anderhalve maand het bed houden voordat hij via de cellenbarakken in Scheveningen en het concentratiekamp Vught naar Dachau kon worden gedeporteerd. Tijdens zijn rechtzaak zat hij met een zakdoek in de hand te snikken [..]. Desondanks eiste de procureur-fiscaal, mr. Rikkert de doodstraf en ontzetting uit de kiesrechten voor het leven. Hij komt echter niet voor op de lijst van ter dood veroordeelden. Verder zijn er geen gegevens over hem bekend.

 

  • Wiebe, Antonius Hendrikus (Balgoij 20 december 1897 - ?) was een politieagent. Hij werd gedetacheerd bij de SD Arnhem. Wiebe werd in de zomer van 1944 min of meer uit de Politieke Dienst verwijderd en kort daarna ging hij naar het Kantoor. In de winter ’44-’45 trok hij met o.a. Ludwig Heinemann verder naar Zutphen, waar hij betrokken was bij de
    fusillades op de IJsselkade. Volgens ingewijden misschien wel de meest weerzinwekkende figuur die tijdens de Duitse bezettingsperiode in Nijmegen en Arnhem
    rondliep [..]. In 1919 trad hij in dienst bij de Nijmeegse politie. Aanvankelijk is hij straatagent, die anderen graag hielp, ook financieel. Hierdoor kwam hij zelf regelmatig in de problemen, tot woede van zijn vrouw. Zijn grootouders zijn van Duitse afkomst. Wiebe en zijn vrouw geloofden in de beloften van de nazi's voor betere arbeids- en levensomstandigheden. In 1940 werd hij lid van de NSB, en een jaar later van het Rechtsfront. Wiebe was een gezagsgetrouwe man die zich bij de Nijmeegse politie
    voegde in de Politieke Dienst. Deze dienst hield zich uitsluitend bezig met het opsporen van joden en verzetsstrijders. Hij is betrokken bij honderden arrestaties, steelt spullen van gedeporteerde joden, houdt zich bezig met handel op de zwarte markt en drinkt zwaar.
    Tijdens zijn proces in november 1950 beschrijft de Officier van Justitie Wiebe als een boom van een kerel, met een klein hart, die volledig onder de invloed stond van zijn vrouw, die hem tot veel kwade dingen aanzette en zijn hele leven bepaalde. [..] De officier merkt op dat Wiebe na de oorlog volledig berouw had. De verdachte legt honderden verklaringen af, waarbij hij zichzelf niet spaarde. Ook werkte hij mee aan het opgraven van talloze lijken van zijn slachtoffers. Anton Wiebe wordt in 1950 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. In april 1951 veroordeelt het Bijzondere Hof van Cassatie Wiebe tot twintig jaar verminderd met de voorlopige hechtenis.

 

Bij de Sichterheitsdienst (SD) in Leeuwarden werkte vier Nederlanders die als het beruchte viertal van Friesland de geschiedenisboeken zouden ingaan. In Leeuwarden was vanaf het begin tot 28 oktober 1942 een afzonderlijke Aussendienststelle van de SD en Sicherheitspolizei (Sipo) gevestigd. Vanaf 28 oktober 1942 werd Leeuwarden een Polizeiposten die ressorteerde onder Groningen. In september 1944 kwamen door de snelle geallieerde opmars veel Duitsers en Duitsgezinde Belgen in Nederland terecht. Leeuwarden werd toen opnieuw een Aussendienststelle. De SD was belast met het opsporen van alle soorten van (mogelijke) tegenstanders van het nationaalsocialistische regime in Duitsland en later in de bezette gebieden. De competenties tussen SS, SD en Gestapo waren echter onduidelijk geregeld. In Leeuwarden werd het Burmaniahuis, een monumentaal herenhuis in de binnenstad uit de 15e eeuw, het symbool van de Duitse onderdrukking, vergelijkbaar met de reputatie van het Scholtenhuis in Groningen. De SD betrok in de oorlog het oude gedeelte van het Burmaniahuis; in het nieuwe gedeelte werkte de verzekeringsmaatschappij Algemeene Friesche heel de oorlog gewoon doorwerken.  Kopstukken bij de SD in Leeuwarden waren onder meer Wilhelm Albrecht, Theodor Vogel, Friedrich Grundmann en Jozef Keijl.

 

  • Hauptsturmführer Wilhelm Artur Albrecht (Penzig, 15 december 1903 – Waalsdorpervlakte, 21 maart 1952) was voor de oorlog politiecommandant. Vanaf 1935 was hij in dienst bij de Gestapo en tijdens de oorlog had hij de rang Hauptsturmführer binnen de SS. In september 1944 werd hij vanuit Gent overgeplaatst naar Leeuwarden, waar hij het Aussenkommando van de Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei leidde. Hij was in die functie verantwoordelijk voor de handhaving van de orde in de provincie Friesland. In die functie was hij actief en passief betrokken bij marteling en executies van verdachten. Albrecht is verantwoordelijk voor de executie van tientallen gevangenen, met name als represaille voor acties van het verzet. Op 5 mei 1945 werd Albrecht gearresteerd en later door het Bijzonder Gerechtshof van Leeuwarden ter dood veroordeeld. Op 21 maart 1952 werd Albrecht samen met Andries Pieters gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Albrecht was daarmee de Duitse oorlogsmisdadiger die in Nederland daadwerkelijk de doodstraf kreeg.

 

  • De SS’er Andries Jan Pieters (Leksula, Buru, Nederlands-Indië, 1916 – Den Haag, 21 maart 1952) was de laatste Nederlander die in Nederland daadwerkelijk de doodstraf kreeg. Pieters werd in Nederlands-Indië geboren en verhuisde in 1924 naar Nederland. In het begin van de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het SS-Freiwilligen Legion Niederlande, een onderdeel van de Duitse SS. Hij werd in dit verband uitgezonden naar het oostfront. Nadat hij daar gewond geraakt was, kreeg hij de leiding over een groep mensen van het Jagdverband Nord/West. In april 1945 vertrok de groep, genaamd Kommando Zeppelin of Kommando Steinbach, naar Nederland. Op 6 april 1945, nog geen maand voor de Duitse capitulatie, vestigde de groep zich in Kasteel Groot Engelenburg in Brummen. In samenwerking met SD-er Ludwig Heinemann nam de groep tientallen mensen gevangen die ervan verdacht werden bij het verzet te horen. De gevangenen werden op gruwelijke wijze gemarteld. Met de Canadezen in aantocht verliet het Kommando op 13 april 1945 het kasteel, waarbij acht gevangenen geëxecuteerd werden. Het Kommando verhuisde naar Loosdrecht en daar herhaalde Pieters de gang van zaken die hij ook in Brummen uitvoerde. Op 3 mei 1945 werden Pieters en anderen uit zijn Kommando vanwege deze gruweldaden gearresteerd op bevel van SD-hoofd Willy Lages, die zelfs ook als oorlogsmisdadiger zou worden veroordeeld en bekend zou worden als een van de Vier van Breda. Deze arrestatie toont dat de Duitsers, die zelf ook niet echt als zachtzinnig bekend stonden, zelf ook vonden dat Pieters en zijn mensen structureel over de schreef waren gegaan en vooral veel te lang waren doorgegaan met hun martelingen, plunderingen, moord en verkrachting. Enige opportunisme zal daarbij wel een rol hebben gespeeld. In juni 1949 kreeg Pieters door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam de doodstraf opgelegd in de rechtszaak tegen hem. De Bijzondere Raad van Cassatie vernietigde in hoger beroep het vonnis. Bij het volgende proces in Haarlem kreeg Pieters levenslang vanwege zware mishandeling met voorbedachten rade, plunderingen en wederrechtelijke vrijheidsberovingen te Loosdrecht. Nu ging echter de openbaar aanklager in beroep bij de Bijzondere Raad van Cassatie, die Pieters in november 1951 alsnog de doodstraf opgelegd kreeg. Op 21 maart 1952 werd Pieters samen met Artur Albrecht op de Waalsdorpervlakte door een vuurpeloton terechtgesteld.

 

  • Oberscharführer’ Friedrich Eduard Grundmann heeft vele arrestanten zwaar mishandeld en was vooral berucht vanwege zijn betrokkenheid bij de stelselmatige razzia’s op Joden en onderduikers. Het schijnt dat drankzucht daarbij een stevige rol speelde. Er doet het verhaal de ronde (de klok horen luidde…) dat Grundmann in Dokkum een Nederlandse vriendin had, waar hij ’s avonds wel eens naartoe ging. Zijn route was bekend bij het verzet. Op een avond probeerde men hem te vermoorden bij De Valom, maar de liquidatie mislukte. Grundmann overleefde de aanslag en wilde scherpe represaille. Aan zijn superieuren in Groningen vroeg hij toestemming om Leeuwarden te bombarderen, maar die meerderen waren gelukkig zo verstandig dat te weigeren. Wel mocht hij vijftien gevangenen uit het Huis van Bewaring fusilleren. Het fusilleren vond plaats vlakbij Dokkum, de lijken werden naar het Bolwerk van de stad gebracht waar ze 24 uur moesten blijven liggen zodat iedereen kon zien dat er met Grundmann niet te spotten viel. Het werkelijke verhaal achter de aanslag is echter anders. Op 19 januari 1945 was het verzet erin geslaagd bij een aanslag in De Valom een Dokkumer apotheker, die veel wist van het verzet in Noordoost-Friesland, uit handen van de Duitse bezetter te bevrijden. Hierbij kwam een Duits lid van de Sipo und SD, Jakob Maus, om en later bezweek ook nog een Belgische Rexist, Raouel de Keuckelaere. Wilhelm Artur Albracht, het hoofd van de Sicherheitspolizei und Sicherheitsdienst in Leeuwarden, overwoog als wraak serieus de plaats Dokkum te vernietigen, maar werd van zijn voornemen afgebracht door zijn meerderen van de Dienststelle in Groningen. Wel kreeg hij toestemming van Dr. Haase, SS-Sturmbahnführer en leider van de Dienststelle-Groningen, twintig vooraanstaande Friezen of andere Nederlanders te laten neerschieten. Bij Dokkum, op een terrein aan de Woudweg, werden de twintig personen op de grond gelegd en werd de burgemeester opgetrommeld als ooggetuige. De gevangenen werden in ploegen van vijf terechtgesteld. Daarna kreeg de burgemeester de opdracht om ter afschrikking de lijken 24 uur te laten liggen.De slachtoffers waren:

– Heinrich F.W. Krohne, Groningen, bouwvakker, wonende in Groningen, 41 jaar
– Hendrik Lommert, Leeuwarden, tekenaar, wonende in Groningen, 21 jaar
– Jan.W. Bukers, Leeuwarden, vertegenwoordiger, wonende in Groningen, 41 jaar
– Harm E. Blaauw, Amsterdam, opzichter, wonende in Groningen, 27 jaar
– Aris Heijdenrijk, Rotterdam, kelner, wonende in Leeuwarden, 36 jaar
– Freerk Walters, Oude-Pekela, politieagent in Oude Pekela, 19 jaar
– Herman I. van Gelder, Groningen, slager, 33 jaar
– Abraham E Sachs, Winschoten, koopman, wonende in Amsterdam, 55 jaar
– Hendrik Boersma, Antwerpen, gemeenteambtenaar, wonende in Stedum, 41 jaar
– Hendrik Woldring, Zuidwolde, belastingambtenaar, wonende in Groningen, 60 jaar
– Jarl Ruinen, Indië (Kota Radja), huisarts, wonende in Ee, 38 jaar
– Jan van Dijken, Appingedam, directeur postkantoor, wonende in Dokkum, 41 jaar
– Geale Postma, Driesum, boerenarbeider, 23 jaar
– Louwrens Hulshoff, Dokkum, bankbediende, 24 jaar
– Wilhelmus Moorman, Beek, kantoorbediende in Didam, 19 jaar
– David Adler, Hongarije, koopman, wonende in Amsterdam, 59 jaar
– Ernst Meinsma, Nes (Dongeradeel), landbouwer, 55 jaar
– Hinne Krolis, Nijland, gemeenteambtenaar, wonende in Leeuwarden, 51 jaar
– Arnold Frensdorf, Frankfurt am Main, koopman in Amsterdam, 63 jaar
– Jan Duursma, Marum, wonende in Groningen, brandweerman, 41 jaar

Een ander verhaal met Albracht en Grundmann in de hoofdrol betreft de onderduiker Jan Bakker, die vlak nadat hij naar een nieuw adres was verhuisd, samen met een paar andere onderduikers werd gearresteerd en in het SD-kantoor in Leeuwarden zwaar werd mishandeld. Na de oorlog hebben een paar Vlamingen van het Aussenkommando Leeuwarden verklaard dat zijn nieren en lever waarschijnlijk met gummiknuppels zijn stukgeslagen en dat hij met de zware schoenen die de daders aan hadden bewusteloos is geschopt. Hierna was hij rochelend in een cel gesmeten. Omdat na een paar dagen een ondraaglijke stank ontstond, gaf de Leeuwarder SD-commandant Albrecht opdracht aan Grundmann en SS-Unterscharführer Marcel Opdebeeck (Moerbeke, 15 augustus 1912; hij zou op 29 mei 1948 in Gent worden geëxecuteerd) om Bakker uit de weg te ruimen. De bedoeling was om hem spoorloos te laten verdwijnen, maar dat pakte verkeerd uit. Voorbijgangers ontdekten langs een zandweggetje het doodgeschoten slachtoffer onder een deken. Albrecht gaf Grundmann en Opdebeeck een standje, omdat ze ‘zulk opzienbarend werk hadden geleverd’. Op 19 april 1949 werd Friedrich Grundmann door het Bijzonder Gerechtshof in Leeuwarden veroordeeld tot 12 jaar Rijkswerkinrichting voor zijn wandaden.

 

  • Theodor Vogt (Duisburg, 1918) was een Untersturmführer die berucht was om zijn wrede martelingen en het feit dat hij vele executies leidde. Vogt werd veroordeeld tot tien jaar met uitzetting uit Nederland. Jozef Keijl (Antwerpen, 1918) was een Belgische ‘wachtman’ van de SD en Sipo die vanaf september ’44 in Leeuwarden gestationeerd was. Keijl was één van de leden van het vuurpeloton. Hij werd na de oorlog in België ter dood veroordeeld en in mei 1948 in Gent gefusilleerd. Beiden komen voor in dit verhaal uit Joods Monument over de standrechtelijke executie op zondag 19 november 1944 omstreeks 14.00 uur van Hans Goudsmit (23), Dirk de Vries (19) en Jan Zorn (27) bij de kruising Ryksstritwei-Mieddyk naar Menaldum. In de nacht van 16-17 november 1944 strooien leden van het Friese verzet kopspijkers op de Rijksstraatweg tussen Harlingen en Leeuwarden. De Duitsers nemen onmiddellijk wraak. Op zaterdag de 18e fusilleren zij drie mannen bij wijze van represaille naast de weg tussen Midlum en Herbaijum. De christelijk-gereformeerde predikant Holtrigter uit Harlingen fietst hier in de regen als hij door soldaten uit twee auto’s tot stoppen wordt gedwongen. Holtrigter krijgt bevel te blijven staan om van de executie getuige te zijn. Hij weet op dat moment niet dat de drie slachtoffers uit de gevangenis Leeuwarden zijn gehaald en moeten boeten voor een verzetsdaad van anderen. Hij kent hun namen niet: Bote Lieuwe Dijk (45), Rijkje van Meekeren (49) en Julius Gast (51). Hij weet niet dat twee van hen NS-medewerkers zijn en de derde, Julius Gast, jood. Hij weet dan nog niet dat de bevelvoerende SS-er Theodor Vogt heet. En hij weet vanzelfsprekend helemaal niet dat hetzelfde schouwspel zich vierentwintig uur later nabij Menaldum zal herhalen. De getuigenis van Lambertus Holtrigter is te gruwelijk om hier te herhalen. Wie wil kan haar lezen op internet. Samen met de verklaringen van de betrokkenen in Menaldum geeft zij een duidelijk beeld van wat er gebeurde. Daarbij is in geval van strijdigheden aan de beschrijving van Holtrigter een grotere betrouwbaarheid te hechten dan aan die van de anderen. Dit verslag van het gebeuren bij Menaldum op 19 november is gebaseerd op de processen-verbaal van de verhoren van de beulen en van de tijdelijk gemeentesecretaris van Menaldumadeel, afgenomen tussen 15 juli 1945 en 13 januari 1948. De PVs bevinden zich in het Tresoar te Leeuwarden. Deze personen werden verhoord: Pieter Smallegange (Ellewoutsdijk, 1900), ten tijde van de executie tijdelijk secretaris van de gemeente Menaldumadeel. Smallegange was burgemeester van de gemeente Axel in Zeeuws-Vlaanderen en in september 1944 naar het noorden gevlucht. We moeten aannemen dat hij NSB-er was. De burgemeester van Leeuwarden had hem een baantje bezorgd in Menaldum waar, naar zijn verklaring, de burgemeester en vrijwel al het gemeentepersoneel waren ondergedoken. Een NSB-wethouder was tot waarnemend burgemeester benoemd

 

  • Wilhelm Artur Albrecht (Penzig Dld., 1903), SS Hauptsturmführer en ‘Criminal Commissar’, ook sinds september in Leeuwarden. Albrecht verordonneerde de executie maar was er zelf niet bij aanwezig. Het Bijzonder Gerechtshof in Leeuwarden veroordeelde Albrecht na de oorlog tot de dood; in maart 1952 stond hij zelf voor een vuurpeloton. Dit was het laatste doodvonnis dat in Nederland werd voltrokken;
    Theodor Vogt (Duisburg Dld., 1918), Untersturmführer im Nachrichtendienst bij de SD in Leeuwarden. Vogt leidde de executie. Hij werd veroordeeld tot tien jaar met uitzetting uit Nederland; Jozef Keijl (Keyl; Antwerpen B., 1918), wachtman van de SD en SiPo, vanaf september ’44 in Leeuwarden gestationeerd. Keijl was één van de leden van het vuurpeloton in Menaldum. Hij werd in België ter dood veroordeeld en in mei 1948 in Gent gefusilleerd; en Bernard Georg Haase (Altleis Dld., 1910), SS Sturmbannführer en Aussenstelleleiter in Groningen. Haase werd in juni 1949 ter dood veroordeeld. Zijn straf werd in 1952 omgezet in levenslang. In 1959 werd hij vrijgelaten. We kennen de beelden van de Duitse akties in Midden Europa, het vermoorden van hele joodse dorpen in een paar uur, boven of naast een kuil; we weten van de gaskamers. Hier gaat het om een vuurpeloton. Ongewild verplaatst de beschrijver zich in de positie van iemand die wordt gedood. Ik ontkom er niet aan gedachten, denkbeeldige gedachten, op te roepen van de ongelukkigen in de laatste minuten en seconden voor hun dood. Vogt koos voor de meest gruwelijke versie van executie door een vuurpeloton. Zowel in Herbaijum als in Menaldum: hij had de drie mannen kunnen bevelen zich naast elkaar op te stellen maar hij liet ze één voor één doodschieten. Nadat het slachtoffer was gevallen en het ‘genadeschot’ was gegeven werd de volgende naar het lijk geleid, opgesteld en neergeschoten. Op beide plaatsen stonden de mannen in modder en regen met hun rug naar een berg aardappelen, een meter of vijf voor het vuurpeloton. Over dat genadeschot valt nog wel iets te zeggen. De beulen legden conflicterende verklaringen af over wie het had gegeven. Vogt, die drie keer het vuurbevel gaf, ontkende dat hij dat was geweest en zei dat hij één van de leden van het peloton ermee had belast. Keijl, zelf een van de leden van het peloton, verklaarde Vogt de genadeschoten gaf met zijn pistool. Weerzinwekkend woord, ‘genadeschot’. Welke genade zit er in zo’n pistoolschot? Je kunt het je voorstellen in het geval van twee kameraden in de frontlinie, waarvan er één dodelijk wordt gewond, grote pijn lijdt en zijn makker smeekt er een einde aan te maken. Het schot levert hem schuldgevoel en een levenslang trauma op. Maar een beul die een genadeschot geeft? Ook over het blinddoeken en voorlezen van een terdoodveroordeling zijn de verklaringen strijdig. Keijl, die van Vogt het bevel kreeg op de borst te richten (zijn collega Emil de Gendt op het hoofd) heeft Vogt geen veroordeling horen uitspreken en zegt dat de gevangenen niet geblinddoekt waren. Vogt zelf verklaarde dat hij de noodlottigen had meegedeeld ‘dat zij in opdracht van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei als represaillemaatregel werden gefusilleerd’. Op deze twee details komt de verklaring van Keijl overeen met de beschrijving van dominee Holtrigter die een etmaal eerder de executie bij Herbaijum onder leiding van Vogt had meegemaakt: geen blinddoek en geen terdoodveroordeling.De verhoren geven geen uitsluitsel over de vraag wie de slachtoffers van de represailles heeft geselecteerd. De beulen schoven de verantwoordelijkheid af naar elkaar. Duidelijk is wel dat de bevelslijn liep van Zwolle, waar de Befehlshaber der Sicherheitspolizei was gevestigd, via Groningen (Haase) naar Albrecht in Leeuwarden. Helemaal willekeurig lijkt de selectie niet te zijn geweest; er waren té veel overeenkomsten tussen ‘Herbaijum’ en ‘Menaldum’. Daarover meer hieronder.De slachtoffers van de represaille op 19 november waren om 14.00 uur uit de gevangenis Leeuwarden gehaald. Het registratieboek van de gevangenis meldt dat zij ter beschikking werden gesteld van het Einsatzkommando van de Sicherheitspolizei te Leeuwarden. Waarschijnlijk onder het voorwendsel van overplaatsing werden zij onder commando van Vogt in een auto geplaatst. Deze reed met een andere auto naar het Burmaniahuis aan de Nieuwestad waar de Dienststelle van de Sicherheitspolizei was gevestigd. Een van de voertuigen werd bestuurd door Emil de Gendt, het andere waarschijnlijk door de Belg De Keukelaer. In het Burmaniahuis gelastte Vogt Jozef Keijl en enkele anderen hun geweer en stalen helm te pakken en mee te komen. Keijl zag dat er drie gevangenen werden meegevoerd maar ‘wist niet wat er gebeuren ging’. Dat begreep hij wel toen Vogt na zes kilometer richting Franeker te zijn gereden, ter hoogte van Menaldum stopte en twintig tot dertig meter van de straatweg bij een aardappelhoop in het veld bleef staan. Keijl was één van de leden van het vuurpeloton. Later verklaarde hij dat Vogt na afloop van de executie ‘de lijken recht naast elkaar heeft gelegd’. Nog vóór drie uur op deze zondagmiddag melden zich op het gemeentehuis van Menaldum drie SD-ers, één met platte pet. Deze sprak Duits, de andere twee Duits én goed Nederlands. Die leider was waarschijnlijk Vogt. Hij vertelde waarnemend gemeentesecretaris Smallegange dat drie personen standrechtelijk waren doodgeschoten en dicteerde in het Duits een rapport dat Smallegange moest ondertekenen. De slachtoffers waren ‘in verband met het strooien van nageltjes op den rijbaan doodgeschoten als afschrik en de burgemeester van Menaldumadeel moest zorg dragen dat de lijken een bepaalde tijd te kijk bleven liggen’ en vervolgens werden begraven. De namen van de slachtoffers werden mondeling verstrekt, de SD-ers identificeerden zichzelf niet. Na een half uur vertrokken zij in de gesloten bestelwagen zoals bij de Posterijen in gebruik, doch gekleurd in het Duitsche veldgrijs. Opmerkelijke overeenkomsten tussen de executies bij Herbaijum en Menaldum. Ze suggereren dat er bij de selectie van willekeurige slachtoffers toch sprake is geweest van de een of andere regel. In beide gevallen ging het om een drietal dat uit de Leeuwarder gevangenis was gehaald en dus overduidelijk onschuldig aan de verzetsdaad van de nacht van 16/17 november. In beide gevallen ging het om twee spoorwegstakers en één ondergedoken maar opgepakte jood. In beide gevallen werd tijdens en meteen na de executie de jood niet bij zijn werkelijke naam genoemd. Julius Gast heette Elibertus Bastiaan Leenheer; Henry Goudsmit heette Hans Grudemil. Zonder twijfel stonden deze namen op hun valse persoonsbewijzen. In beide gevallen ook ligt alleen de jood begraven op de begraafplaats van de plaatselijke protestantse kerk. Maar hoe is te verklaren dat Hans Goudsmit in het registratieboek van de gevangenis Leeuwarden (in: 3.09.1944, 11:30; uit: 19.11.1944, 14:00) onder zijn eigen naam staat vermeld en zelfs met zijn handtekening? Heeft hij zijn valse persoonsbewijs onopgemerkt bij zich kunnen houden? Is hij bij binnenkomst niet gefouilleerd? Opmerkelijk is dat Hans in het registratieboek niet onder zijn officiële naam Henry is opgenomen. De mannen van Herbaijum en Menaldum zijn alle zes opgenomen in de Erelijst van Gevallenen 1940-1945. Hier gaat de suggestie van uit dat ieder van hen betrokken was bij het verzet tegen de Duitse bezetter.